Archive for augustus, 2011

Wanneer een ondernemer in 2010 buitenlandse btw in een ander EU-land heeft betaald, heeft hij nog tot en met 30 september aanstaande de tijd om deze btw terug te vragen. Dat meldt de Gibo Groep. Aangezien het aanvragen van de benodigde inlogcode tot vier weken kan duren, is snelle actie gewenst.

 

Sinds 1 januari 2010 kunnen ondernemers alleen via een elektronisch portaal met speciale inloggegevens deze buitenlandse btw terugvragen. Let op: Het gaat hier om andere inloggegevens dan die voor het beveiligde gedeelte van de website van de Belastingdienst.

De speciale inloggegevens kunnen ondernemers aanvragen op de site van de Belastingdienst. Volgens de Belastingdienst ontvangt de aanvrager de inloggegevens binnen vier weken na toezending van de aanvraag.

(Bron: KluwerFinancieelManagement 15-08-2011)

Als u uw eigen woning verkoopt en een andere woning koopt, kan dat gevolgen hebben voor uw renteaftrek. Bij verkoop is de opbrengst meestal hoger dan de (eigenwoning)schuld. Uw woning heeft dan overwaarde. Deze overwaarde moet u gebruiken bij de aankoop van uw nieuwe eigen woning. Dit noemen wij de bijleenregeling.

Gebruikt u de overwaarde niet, maar leent u dit bedrag (voor een deel) bij om de nieuwe woning te kopen? Dan is de rente over het bijgeleende bedrag niet aftrekbaar. De lening waarover u de rente mag aftrekken, mag dus niet hoger zijn dan de aankoopprijs van uw nieuwe woning min de overwaarde van uw oude woning.

Voorbeeld

Uw nieuwe woning kost € 200.000 en de overwaarde van uw oude woning is € 40.000. Dan is uw maximale eigenwoningschuld € 160.000 (€ 200.000 – € 40.000). U kunt dan een (hypothecaire) lening van € 160.000 afsluiten waarover de rente aftrekbaar is in box 1. Leent u meer dan € 160.000? Over het bedrag boven die € 160.000 mag u geen rente aftrekken.

Let op!

U kunt in verschillende situaties te maken krijgen met de bijleenregeling. Raadpleeg hiervoor uw adviseur.

 

(Bron: belastingdienst 31-8-2011)

De afkoopsom die werknemers moeten betalen als zij zelf voortijdig het leasecontract voor een duurdere auto van de zaak beëindigen, kan loon zijn waarover u belasting moet inhouden. Zelfs als u de afkoopsom kwijtscheldt of afziet van verhaal, kan er sprake zijn van belastbaar loon uit (vroegere) dienstbetrekking. Dit bleek onlangs uit een rechtszaak waarbij een werkgever bezwaar had gemaakt tegen een naheffingsaanslag over de afkoopsom.

Als uw werknemers een auto van de zaak rijden, is dit vaak een zogenoemde normauto. Uw werknemer mag een duurdere auto rijden, maar dan betaalt hij maandelijks bovenop de bijtelling een bovennormbijdrage. Als een werknemer zelf het leasecontract eerder beëindigt, vormen de maandelijkse bijdragen voor de resterende looptijd een afkoopsom. Neemt de werknemer vervolgens ontslag, dan kunt u afspreken dat hij de afkoopsom niet hoeft te betalen; dat u het bedrag kwijtscheldt; of dat u afziet van verhaal. Fiscaal gezien zijn de gevolgen voor de laatste twee gevallen gelijk en is er sprake van loon. Dit is niet het geval als u de afkoopsom als crediteur kwijtscheldt. U hoeft dan dus geen loonbelasting over de afkoopsom te betalen.

Kwijtschelding voor of na dienstbetrekking

De rechter oordeelt als het nodig is hoe u fiscaal met de afkoopsom moet omgaan. Rechtbank Haarlem deed dit onlangs toen een werkgever bezwaar maakte tegen een naheffingsaanslag over de afkoopsom, die als loon werd aangeduid. De werkgever zag het namelijk niet als loon, omdat de kwijtschelding onderdeel was van een wijziging van de arbeidsovereenkomst, voordat deze beëindigd werd. Volgens de rechter was dat echter niet schriftelijk onderbouwd en was de kwijtschelding een gevolg van de arbeidsbeëindiging. De werkgever stelde ook dat de afkoopsom geen loon zou vormen, omdat er anders een negatief loon zou ontstaan als de werknemer alles zou moeten terugbetalen. Ook die vlieger ging niet op. Hetzelfde gold voor kwijtschelding als crediteur.

Bepaal wat u met een afkoopsom doet

De rechtbank oordeelde dat de afkoopsom binnen de dienstbetrekking was kwijtgescholden. Daarom was de afkoopsom aan te duiden als belastbaar loon uit dienstbetrekking en moest de werkgever de naheffingsaanslag betalen. Wilt u dit voorkomen, stel dan van tevoren vast hoe u omgaat met een afkoopsom als een leasecontract voortijdig wordt beëindigd.
(Bron BV Rendement: 28 juli 2011)

Alle opbrengsten (zowel positieve als negatieve) worden in de belastingheffing betrokken als deze opkomen uit een zogeheten bron van inkomen. In fiscale zin is sprake van een bron van inkomen als is voldaan aan drie criteria: men neemt deel aan het economische verkeer, met het oogmerk om daarmee een voordeel te behalen dat redelijkerwijs is te verwachten. Als de betreffende activiteiten een bron van inkomen vormen, zijn in beginsel de opbrengsten belast en de kosten aftrekbaar. De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat feiten en omstandigheden van latere jaren van belang kunnen zijn voor vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en dus van een inkomensbron.
Alle opbrengsten (zowel positieve als negatieve) worden in de belastingheffing betrokken als deze opkomen uit een zogeheten bron van inkomen. In fiscale zin is sprake van een bron van inkomen als is voldaan aan drie criteria:

  • men neemt deel aan het economische verkeer,
  • met het oogmerk om daarmee een voordeel te behalen,
  • dat redelijkerwijs is te verwachten.

Als de betreffende activiteiten een bron van inkomen vormen, zijn in beginsel de opbrengsten belast en de kosten aftrekbaar.

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of feiten en omstandigheden van latere jaren van belang kunnen zijn voor de beoordeling of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en dus van een bron van inkomen.

In de onderhavige procedure had een man in 2005 drie muzikale optredens verzorgd. Al vóór 2005 was hij begonnen met het op peil brengen van zijn muzikale vaardigheden en het inspelen van een digitaal orkest dat zorgde voor de begeleiding bij zijn optredens. De man had zich ingeschreven in het handelsregister en voerde een boekhouding. In 2005 waren de kosten van zijn optredens hoger dan de kosten. De man wilde een verlies uit onderneming in aanmerking nemen en claimde de zelfstandigenaftrek. De inspecteur stemde daarmee echter niet in. Rechtbank Arnhem was het daarmee eens. Voor Hof Arnhem was in geschil of de muzikale activiteiten van de man in het jaar 2005 een bron van inkomen vormden, in het bijzonder of sprake was van een (objectieve) voordeelsverwachting.

Het hof was van oordeel dat de man in 2005 redelijkerwijs niet kon verwachten dat hij met zijn muzikale activiteiten in de toekomst positieve opbrengsten zou behalen en dat die activiteiten daarom niet kwalificeerden als een bron van inkomen. Het hof baseerde zijn oordeel op de omstandigheid dat in de jaren 2005 tot en met 2008 de kosten van de optredens steeds de opbrengsten overtroffen en dat hij in 2009 geen optredens meer had verzorgd. Ook had hij het hof aangegeven dat het niet erg waarschijnlijk was dat zijn muzikale activiteiten al op korte termijn tot positieve resultaten zouden leiden.

De man stelde daarop beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. Hij was van mening dat voor de beoordeling van de aanwezigheid van een bron van inkomen (winst uit onderneming) niet mag worden gelet op gegevens van latere jaren (wijsheid achteraf) en dat het hof een te korte termijn in aanmerking had genomen voor de beoordeling van de bronvraag.
De Hoge Raad was echter van oordeel dat het hof juist had geoordeeld. Voor de vraag of in een bepaald jaar sprake is van een onderneming en in het bijzonder of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, zijn in beginsel de feiten en omstandigheden van dat jaar beslissend. Maar dit is nog niet het complete verhaal. Feiten en omstandigheden van latere jaren kunnen licht werpen op de vraag of in het onderhavige jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting -en dus van een inkomensbron- en mogen daarom in aanmerking worden genomen.

Wanneer u van plan bent om de aandelen van uw bedrijf te verkopen, is het onder meer van belang of in het bedrijf een herinvesteringsreserve zit. Is dat het geval, en bent u van plan te herinvesteren? Dan is de timing van groot belang. Dit blijkt onder meer uit een recente uitspraak van de Rechtbank Haarlem.

In de te verkopen bv zit een herinvesteringsreserve die wordt gebruikt om onroerende zaken te kopen. De koopovereenkomst voor deze panden wordt gesloten om 16.40 uur, de aandelen van de bv worden overgedragen om 17.07 uur en de onroerende zaken worden geleverd om 17.13 uur. De Rechtbank maakt hieruit op dat de koopovereenkomst weliswaar is gesloten voor de aandelenverkoop, maar dat de aanschaf van de panden pas compleet was op het moment van levering, dus ná de aandelenverkoop. Concreet betekent dat er vennootschapsbelasting betaald moet worden over de herinvesteringsreserve. Een andere timing had dit kunnen voorkomen, maar bracht voor belastingplichtige in dit geval weer andere risico’s met zich mee.

Kortom, een goede fiscale begeleiding van een herinvestering en een aandelenverkoop is van essentieel belang.

 

(Bron Elbertfiscaal 4 augustus 2011)

Fiscale eenheid pakt duur uit

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Fiscale eenheid pakt duur uit

Soms leidt het aangaan van een van een fiscale eenheid tot onvermoede, ongewenste en soms dure gevolgen. Bijvoorbeeld een winstvaststelling die op formeel fiscale grondslagen vele malen hoger en onvermijdelijk uitpakt dan de bedoeling was en die die zelfs ook volgens de rechter onbillijk is. De wet is echter onverbiddelijk oordeelt de rechter.

De rechtbank te Den Haag deed op 13 juli 2011 een uitspraak over het aangaan van een fiscale eenheid met een dochtervennootschap die een grote onvolwaardige schuld heeft aan de aanstaande moedervennootschap. Dat had  vervelende consequenties  voor beide bedrijven.

De wet bevat een waarderingsregeling voor onderlinge vorderingen en schulden van maatschappijen die met elkaar een fiscale eenheid aangaan. In dit geval had de nieuwe dochtermaatschappij een grote nominale schuld aan de voormalige aandeelhouder, die op het moment van de verwerving van de dochtermaatschappij al vrijwel geheel waardeloos was. Daarom had de moedermaatschappij de schuldvordering ook voor een veel lager bedrag verworven en op vrijwel nihil gewaardeerd.
Volgens de waarderingsregel moet de debiteur (de dochtermaatschappij) op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het aangaan van een fiscale eenheid de vordering op dezelfde waarde stellen als de crediteur die ook tot de fiscale eenheid behoort (de moedermaatschappij). Dit leidde in de onderhavige procedure tot een vrijvalwinst van bijna 15 miljoen euro bij de dochtermaatschappij. De rechtbank erkende dat dit onbillijk was, maar oordeelde wel datl het een onontkoombaar gevolg van de wet is.

(Bron: Pleinplus 4 augustus 2011)

Rechtbank Leeuwarden heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting vernietigd, omdat deze niet aan de bv maar aan de fiscale eenheid opgelegd had moeten worden.

De op 13 januari 2005 opgerichte bv houdt zich bezig met diensten op het gebied van automatisering en telecommunicatie alsmede met handel in en im- en export van bouwmaterialen. Vanaf 1 februari 2005 vormt de bv met een andere vennootschap een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.

 

Na een boekenonderzoek bij de bv weigert de inspecteur aftrek van voorbelasting en legt hij een naheffingsaanslag omzetbelasting op over het tijdvak van 1 april tot en met 31 december 2005.

 

Rechtbank Leeuwarden vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting omdat deze niet aan de bv maar aan de fiscale eenheid opgelegd had moeten worden. De uitzondering waar vernietiging achterwege kan blijven (HR 19 december 1990, nr. 26 825, BNB 1991/79) doet zich niet voor omdat in het geval van de bv door de afgegeven beschikking fiscale eenheid geen onzekerheid bestond over de vraag of er van een fiscale eenheid sprake was. Conclusie is dat het beroep gegrond is en dat de naheffingsaanslag en de boete moeten komen te vervallen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding omdat de bv pas kort voor de tweede mondelinge behandeling haar grief dat de tenaamstelling onjuist was, naar voren heeft gebracht.

(Bron: Rechtbank Leeuwarden 28-7-2011)

Als uw partner overleden is, heeft u recht op een nabestaandenuitkering. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. Zo moet uw partner verzekerd zijn geweest voor de Algemene nabestaandenwet (Anw) uitkering en moet u jonger zijn dan 65 jaar. Op de website van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kunt u nagaan of u in aanmerking komt voor een Anw-uitkering.

  • Partner verzekerd voor Anw-uitkering
  • Gezamenlijk huishouden en Anw
  • Gescheiden en Anw
  • Nabestaandenuitkering aanvragen

Partner verzekerd voor Anw-uitkering

Als uw partner in Nederland woonde of werkte bent u sowieso verzekerd voor een Anw-uitkering. U kunt ook in aanmerking komen voor een Anw-uitkering als uw partner verzekerd was voor een nabestaandenuitkering in een land van de Europese Unie (EU) of de Europese Economische Ruimte (EER) of een land waarmee Nederland een verdrag over sociale zekerheid heeft gesloten.

Gezamenlijk huishouden en Anw

U hoeft niet getrouwd te zijn om in aanmerking te komen voor een nabestaandenuitkering. Elke nabestaande die met een vaste partner een gezamenlijk huishouden voerde op het moment van het overlijden, heeft recht op een uitkering. Dat geldt daarmee ook voor ongehuwd samenwonenden (ongeacht hun geslacht) en voor broers en zussen.

Gescheiden en Anw

Ook als uw ex-huwelijkspartner overlijdt, kunt u recht hebben op een Anw-uitkering. Voorwaarde is wel dat u alimentatie kreeg. De uitkering is nooit hoger dan het bedrag aan alimentatie dat de overledene verschuldigd was aan u. Om in aanmerking te komen voor een uitkering gelden dezelfde voorwaarden als voor andere nabestaanden.

Nabestaandenuitkering aanvragen

Binnen 2 weken na het overlijden van uw partner krijgt u een brief van de SVB over de nabestaandenuitkering. Bij deze brief zit een formulier waarmee u de nabestaandenuitkering kunt aanvragen. U kunt dit formulier ook verkrijgen bij de gemeente of bij de uitvaartondernemer. U kunt de aanvraag ook via de website van de SVB doen.

(Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26-7-2011)

De meeste pensioenregelingen zorgen voor een nabestaandenpensioen voor uw partner. De hoogte van dit nabestaandenpensioen is meestal gekoppeld aan het ouderdomspensioen. De hoogte is afhankelijk van uw salaris en het aantal maximaal te bereiken dienstjaren.

Hoogte nabestaandenpensioen

Overlijdt u voordat u de pensioenleeftijd bereikt, dan tellen de jaren tussen het moment van overlijden en de oorspronkelijke pensioenleeftijd mee voor de berekening van het nabestaandenpensioen. Niet bij alle pensioenregelingen is de hoogte van het nabestaandenpensioen gekoppeld aan het ouderdomspensioen. Voor informatie over uw persoonlijke situatie kunt u daarom het beste contact opnemen met uw pensioenfonds.

Nabestaandenpensioen voor ex-partner

Bij een echtscheiding wordt meestal een deel van het opgebouwde nabestaandenpensioen toegekend aan de ex-partner. Het gaat dan om het deel dat voor de scheiding is opgebouwd. Dit wordt het bijzonder nabestaandenpensioen genoemd. Een eventuele nieuwe partner ontvangt het deel dat is opgebouwd na de scheiding.

Nabestaandenpensioen op risicobasis

Het bijzonder nabestaandenpensioen is een veel voorkomende regeling, maar het kan in uw situatie ook anders zijn geregeld. Bij een nabestaandenpensioen op risicobasis bijvoorbeeld is er geen recht op een pensioen voor uw ex-partner. U kunt uw situatie navragen bij uw werkgever of pensioenfonds.

(Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26-7-2011)