Zelfstandigenaftrek terecht geweigerd door inspecteur

X houdt zich bezig met de bemiddeling bij de (ver)huur van woningen. Hij ontvangt hiervoor een vergoeding. Daarnaast ontvangt X vergoedingen voor het gebruik van zijn woon- en bedrijfsadres als inschrijfadres voor diverse bedrijven. Voorts verricht X diverse werkzaamheden, zoals het verwerken van de ontvangen post van op zijn adres ingeschreven bedrijven, het laten inschrijven als medebestuurslid voor een op te richten besloten vennootschap en het inschrijven van daklozen op zijn adres.
Tevens heeft X schoonmaakwerkzaamheden verricht.

De bemiddeling bij de (ver)huur van woningen is in 2003 zeven maal succesvol geweest.

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of X recht heeft op de zelfstandigenaftrek.

Ingevolge artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB) geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.
Artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB bepaalt – voor zover hier van belang – dat onder urencriterium wordt verstaan het gedurende het kalenderjaar besteden van te minste 1225 uren aan de werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.

Nu de inspecteur dit betwist ligt de last aannemelijk te maken dat in het kalenderjaar 2003 ten minste 1225 uren zijn besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming in redelijkheid op X.

X heeft geen urenadministratie, agenda, afsprakenoverzicht of vergelijkbare stukken overgelegd waaruit volgt hoeveel uren hij in 2003 aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed. Met hetgeen hij wel heeft aangevoerd en overgelegd is hij mede gelet op het zeer beperkte aantal succesvolle bemiddelingstransacties (7), niet in de op hem rustende bewijslast geslaagd. Zijn verklaring dat zijn ‘winkel’ 38 uur per week geopend is en dat hij bij minimaal 40 werkweken per jaar [dus] in ieder geval 40 * 38 = 1520 uren heeft besteed aan werkzaamheden betreffende zijn onderneming en de door hem overgelegde verklaringen van buren  met betrekking tot X’s aanwezigheid, zijn – ook in onderling verband en samenhang beschouwd en mede in aanmerking nemende dat X in de door hem gehuurde ruimte ook woont – te algemeen van aard om het verlangde bewijs te leveren.

De inspecteur heeft toepassing van de zelfstandigenaftrek terecht geweigerd.

(Bron: Estateplanning nieuws 5-11-2011)