Archive for februari, 2012

Ondernemers en ZZP’ers regelen de betaling veelal door het sturen van facturen naar klanten en opdrachtgevers. Maar wat als het bedrag op de afgesproken datum nog niet is overgemaakt? Onderstaande tips kunnen langdurig gesteggel en een gang naar de rechter voorkomen: 7 tips voor het omgaan met wanbetalers.

1. Beter voorkomen dan…

Het is raadzaam om bij het aannemen van grote opdrachten ter controle altijd eerst het klantenrisico te inventariseren. U kunt dit doen door u bijvoorbeeld als ondernemer aan te sluiten bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel, waar voornamelijk wordt gekeken naar betalingsachterstanden bij leningen, abonnementen en andere langlopende betalingen. Daarnaast zijn er meerdere particuliere initiatieven in het leven geroepen, veelal gekoppeld aan incassobureaus. Indien u voor zaken in overleg bent met een nieuw incassobureau, kan het geen kwaad eens te informeren of zij ook beschikken over een zogenaamde ‘zwarte lijst’.

2. Vermeld betalingstermijn op factuur

Een factuur moet aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoen. Het toevoegen van een factuurdatum en de betalingstermijn is er daar één van. Wanneer u duidelijk vermeldt op welke dag de factuur is opgesteld en wanneer de betaling uiterlijk dient te geschieden, kan daarover geen onduidelijkheid over bestaan. De gemiddelde betalingstermijn ligt tussen de veertien en dertig dagen, tenzij een afwijkende termijn is opgenomen in de algemene voorwaarden of u zelf andere afspraken met de opdrachtgever heeft gemaakt. Lees hier aan welke andere voorwaarden uw facturen nog meer moeten voldoen.

3. Stuur een eerste herinnering

Indien u na deze termijn nog steeds geen betaling heeft mogen ontvangen, kunt u de klant of opdrachtgever een eerste herinnering sturen. Het is slechts een ‘friendly reminder’; de toon van het bericht is zakelijk, maar vriendelijk en niet al te dwingend. U weet namelijk nog niet waarom er een betalingsachterstand is opgetreden. Wellicht was de betreffende collega van de financiële administratie met vakantie of kwam de enveloppe per ongeluk ergens onderop een stapel terecht. Noem in uw betalingsherinnering dan ook geen nieuwe betalingstermijn. Vaak weet de geadresseerde al wel dat hij in gebreke is gebleven en dat hij nu zo spoedig mogelijk alsnog moet betalen.

4. Klim in de telefoon

Als u een week na het versturen van de eerste herinnering geen reactie heeft gekregen (en het bedrag ook niet is bijgeschreven op uw rekening), is het tijd voor de volgende stap. U gaat de klant er nogmaals aan herinneren dat er nog een rekening uitstaat. Het beste is dan in principe om even te bellen. Een dergelijke persoonlijke benadering staat vriendelijker dan een vervolgbrief en dat vergroot de kans op snelle betaling.

5. Stuur een tweede herinnering

Kunt u de klant met geen mogelijkheid telefonisch te pakken krijgen of wordt de mondelinge belofte om de betaling alsnog zo snel mogelijk te voldoen niet nagekomen? Dan mag u een tweede betalingsherinnering sturen. Hoe begrijpelijk ook: weersta de verleiding om uw frustratie te uiten op papier en blijf in uw brief zakelijk en beleefd, maar wees wel heel duidelijk naar de ontvanger toe: als de situatie nu niet snel wordt opgelost, voelt u zich genoodzaakt tot het nemen van verdere stappen.

6. Schakel een incassobureau in

Nog steeds geen reactie? Dan kunt u niet anders dan een incassobureau inschakelen. In dit geval stelt u uw debiteur in gebreke. Wanneer u de klant of opdrachtgever laat weten dat u nu met dwangmiddelen de vordering gaat innen, vergeet dan niet te vermelden dat ook alle bijkomende kosten voor rekening van hem of haar zullen komen. Als startende ondernemer kan het voordeliger zijn om te kiezen voor een incassobureau dat werkt op een basis van ‘no cure no pay’. In het geval dat er niets wordt geïncasseerd, worden er bij u namelijk ook geen kosten in rekening gebracht. Houd er wel rekening mee dat bij een eventueel faillissement de kosten van een deurwaarder en de daarop volgende gerechtelijke procedure niet hieronder vallen. .

7. Stap naar de rechter

In het uiterste geval stuurt u een dagvaarding, waarmee u de klant voor de rechter daagt. Een dagvaarding vermeldt gedetailleerd wat iemand eist, de onderbouwing van de eis, de bewijzen waarover men beschikt en waarom de gedaagde partij wordt aangesproken. U kunt hiervoor uiteraard een juridisch adviseur inschakelen. Gelukkig zal het in de meeste gevallen lang niet zover komen en wordt de betaling, al dan niet met enige vertraging, alsnog voldaan.

Bron: Ik ga starten

Aftrekpost 1: De eigen woning
Ook dit jaar levert de eigen ­woning de meeste aftrek op. Ten eerste is natuurlijk de hypotheekrente aftrekbaar gedurende maximaal 30 jaar. Daarbij is het volgende belangrijk om te weten:

  • Een aantal kosten zijn alleen aftrekbaar in het jaar dat u de woning koopt.
  • Sommige kosten zijn niet ‘direct’ aftrekbaar, maar als u er geld voor hebt geleend, valt deze schuld in box 1. De rente die u daarover betaalt, is wél aftrekbaar.

Aftrekpost 2: Geen (of kleine) eigenwoningschuld
Wie z’n hypotheekschuld voortvarend wegwerkt, wordt beloond met een extra aftrekpost. Deze regeling komt erop neer dat woningbezitters die hun huis (bijna) hebben afbetaald, geen eigen­woningforfait meer bij hun ­inkomen hoeven op te tellen.

Voorbeeld
Joke heeft een eigen woning met een WOZ-waarde van €200.000. Zij heeft de hypotheek helemaal afgelost. In haar aangifte moet ze het forfait aangeven van 0,55% van €200.000 = €1100. Omdat ze geen hypotheekrente meer aftrekt, krijgt ze een aftrekpost van €1100. Per saldo geeft ze dus niets aan.

Aftrekpost 3: Rijksmonument
Bent u eigenaar van een Rijks­monument? Voor de Belastingdienst is het van belang of het gaat om een eigen woning (belast in box 1) of een andere onroerende zaak (box 3). Is het monument een eigen woning, dan zijn de onderhoudskosten, lasten (met uitzondering van financierings­lasten) en afschrijvingen aftrekbaar, verminderd met 0,8 procent van de eigenwoningwaarde.

Is het monument geen eigen woning, dan zijn alleen de onderhoudskosten aftrekbaar, verminderd met 4 procent van de waarde in het economische verkeer. De kosten, lasten en afschrijvingen op het monumentenpand mogen in hun totale omvang hetgeen ­gebruikelijk is niet overtreffen. Goed om te weten: ook de kosten van monumentale tuinen en parken kunnen vallen onder monumentenuitgaven.

Aftrekpost 4: Lijfrentepremies
Sinds 2011 zijn lijfrentepremies alleen aftrekbaar in het kalenderjaar waarin ze zijn betaald. Dit geldt niet voor ondernemers; zij kunnen wél bij de aangifte van 2011 lijfrentepremies aftrekken die ze in de eerste zes maanden van 2012 hebben betaald of verrekend.Het gaat onder meer om:

  • Premies voor lijfrenten of bankspaarproducten voor het opvangen van een pensioentekort. Denk aan de oudedagslijfrente, nabestaandenlijfrente en tijdelijke oudedagslijfrente (waarvan de jaarlijkse opbrengst maximaal €20.602 bedraagt).
  • Premies voor lijfrenten voor een meerderjarig invalide ­(klein)kind (die stoppen bij zijn of haar overlijden).
  • Een bijdrage voor een ANW-­uitkering wegens een onver­zekerbaar overlijdensrisico.

Goed om te weten: de aftrekbaarheid van lijfrentepremies is afhankelijk van uw jaar- en ­reserveringsruimte. Deze kunt u berekenen op www.belastingdienst.nl

Aftrekpost 5: Reiskostenaftrek
U komt in aanmerking voor reiskostenaftrek als er sprake is van ‘regelmatig woonwerkverkeer’ met het openbaar vervoer. U moet ten minste eenmaal per week heen en weer reizen, en op jaarbasis 40 dagen of meer. Afhankelijk van de afstand naar het werk (enkele reis) loopt de aftrek op van €428 per jaar tot €2001 (bij 90 km en meer). Kreeg u van uw werkgever een reiskostenvergoeding? Dan moet u deze van het vaste bedrag aftrekken.

Aftrekpost 6: Auto van de zaak
Rijdt u als werknemer in een auto van de zaak? Als u zelf kosten betaalt (bijvoorbeeld de benzine op vakanties), dan kunt u dit bedrag in mindering brengen op de bijtelling privégebruik. Deze bijtelling zal de werkgever in zijn loonadministratie opnemen en verwerken in de jaaropgaaf.

Aftrekpost 7: Alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen
Gescheiden? Dit kunt u bij uw ­belastingaangifte aftrekken:

  • Betaalde partneralimentatie.
  • Betaalde afkoopsommen voor alimentatie aan de ex-partner (dus niet: kinderalimentatie).
  • Op u verhaalde bijstand of ­WIJ-uitkering (Wet Investerenin Jongeren).
  • Dat wat u bij de scheiding betaald hebt om pensioenrechten, lijfrenten en andere inkomensvoorzieningen te verrekenen.

Aftrekpost 8: Levensonderhoud kinderen
Uitgaven aan kinderen tot 30 jaar met onvoldoende inkomen of vermogen om in het eigen onderhoud te voorzien, mag u aftrekken als de kosten per kwartaal minstens €408 bedragen. Er mag geen recht bestaan op kinderbijslag of een overeenkomstige buitenlandse regeling. Het kind mag ook geen recht hebben op een (voorwaardelijke) gift, of prestatiebeurs volgens de Wet op de studie­financiering.
In het overzicht hieronder staat wat u kunt aftrekken:

Aftrekpost 9: Ziekte of invaliditeit
Bij de aftrekpost voor zorgkosten door ziekte of invaliditeit moet u aan verschillende voorwaarden voldoen. Ten eerste: alleen uitgaven van en voor de ­volgende personen zijn aftrekbaar: de belastingplichtige, de partner, de kinderen jonger dan 27 jaar, thuiswonende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar of ouder, en de bij belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers en zusters. Daarnaast geldt:

  • Het zijn kosten waarvoor geen vergoeding wordt gekregen, en waarvoor u geen recht op een vergoeding hebt van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering, uw werkgever of de bijzondere bijstand.
  • Kosten die onder een verplicht of vrijwillig eigen risico vallen, zijn niet aftrekbaar.
  • Het zijn kosten waardoor de drempel wordt overschreden. Deze drempel bestaat uit verschillende percentages en is ­afhankelijk van het inkomen.

Verder geldt: u mag het bedrag van de uitgaven voor specifieke zorgkosten verhogen als u aan ­bepaalde voorwaarden voldoet.

U kunt de kosten verhogen met 113 procent als u aan het begin van het jaar 65 jaar of ouder bent én als uw drempel­inkomen over 2011 niet hoger is dan €33.485. Het drempelinkomen is het totaal van uw inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, maar zonder uw persoonsgebonden aftrek.

Bent u jonger dan 65 jaar? Dan is de verhoging 40 procent.

Let op: de verhoging geldt niet voor geneeskundige en heelkundige hulp en voor reiskosten in verband met ziekenbezoek. Kosten die u niet vergoed krijgt omdat u geen basiszorgverzekering hebt afgesloten, zijn niet aftrekbaar.

Goed om te weten: krijgt u een tegemoetkoming via het CAK (Centraal Administratiekantoor) voor kosten die u maakt als chronisch zieke of gehandicapte? Dit is geen ‘vergoeding’ en daarom hoeft u uw aftrek niet te verlagen met deze tegemoetkoming. Dit geldt ook als u een tegemoet­koming krijgt van het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) als u arbeids­ongeschikt bent.

De volgende specifieke ­zorgkosten mag u opvoeren als aftrekpost:

  • Geneeskundige en heelkundige hulp. Daaronder vallen kosten voor de huisarts, tandarts, fysiotherapeut of specialist. Let op: uitgezonderd zijn ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen.
  • Verpleging in een ziekenhuis of een andere verpleeginstelling.
  • Paramedische behandelingen door (of op voorschrift en onder begeleiding van) een arts, zoals acupunctuur, revalidatie, logo­pedie of homeopathie.
  • Vervoer op doktersvoorschrift.
  • Verstrekte farmaceutische hulpmiddelen.
  • Andere hulpmiddelen. Uitgezonderd zijn brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen voor het gezichts­vermogen.
  • Extra gezinshulp voor zover meer dan een drempel.
  • Extra kosten voor dieet die zijn voorgeschreven in een dieetverklaring die is afgegeven door arts of diëtist (forfaitaire bedragen).
  • Extra kleding en beddengoed en daarmee samenhangende extra uitgaven (forfaitaire bedragen).
  • Bepaalde verbouwingen aan de woning.
  • Reizen wegens regelmatig ziekenbezoek. Met de auto €0,19 per km. Met ander vervoer ­(bijvoorbeeld openbaar vervoer) de werkelijke kosten.

Aftrekpost 10: Weekenduitgaven voor gehandicapten
Extra uitgaven voor de verzorging van een persoon die ernstig gehandicapt is, 27 jaar of ouder is, en doorgaans in een inrichting verblijft, kunt u aftrekken. De aftrek geldt voor gehandicapte kinderen, een gehandicapte broer of zus, of een onder mentorschap gesteld gehandicapt persoon. De volgende bedragen mag u aftrekken:

  • €10 per dag voor verzorging van de gehandicapte door de belastingplichtige.
  • €0,19 per km voor het vervoer van de gehandicapte per auto door de belastingplichtige, over de reisafstand tussen de plaats waar de gehandicapte en de belastingplichtige doorgaans verblijft.

Aftrekpost 11: Giften
De Belastingdienst maakt onderscheid tussen periodieke en andere giften. Bij periodieke giften gaat het om vaste en gelijkmatige periodieke betalingen die uiterlijk bij overlijden eindigen. De giften moeten worden gegeven aan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instellingen of verenigingen, die door de Belastingdienst als zodanig zijn bestempeld.

Periodieke giften zijn altijd aftrekbaar wanneer het gaat om een jaarlijkse verplichting voor ten minste vijf jaar, die bij de notaris met een akte is vastgelegd. Bij andere giften geldt ook dat ze gedaan moeten zijn aan de hierboven genoemde instellingen. Ze zijn pas aftrekbaar als de giften samen meer bedragen dan €60 én meer dan 1 procent zijn van het verzamelinkomen voor aftrek van de persoonsgebonden aftrek. U mag tot maximaal 10 procent van dit verzamelinkomen aftrekken als gift.

Het is goed om per situatie na te gaan wat fiscaal handig kan zijn. Neem gerust via info@ambitions.nu contact met ons op.

Bron: Geld & Recht bewerkt

Bepaalde belastingplichtigen kunnen van de belastingdienst een bericht krijgen dat ze voor 2011 geen aangifte hoeven te doen. De belasting kan echter niet geheel op de hoogte zijn van mogelijke aftrekposten van andere omstandigheden die kunnen gelden in uw situatie. Indien dan niet even goed uw situatie te controleren kunt u belastingteruggave mislopen..

Dit kan bijvoorbeeld als uw situatie ten opzichte van vorig jaar is veranderd waarbij u nu wel een beroep kunt doen op bepaalde aftrekposten. Ook kan het zijn dat u recht heeft op bepaalde heffingskortingen. Om voor de heffingskortingen in aanmerking te komen, moet u de aangifte Inkomstenbelasting invullen. Het is daarom altijd raadzaam om aangifte Inkomstenbelasting te doen. Soms kan het ook zijn dat de belastingdienst ervan uitgaat dat u resultaat uit overige werkzaamheden heeft, terwijl u in werkelijkheid ondernemer bent en voldoet aan het uren criterium en dan recht heeft op de ondernemersaftrekken zoals bijvoorbeeld zelfstandigenaftrek.

Twijfelt u over uw situatie neem gerust contact via info@ambitions.nu.

Beleggingsverzekeringen zijn veel in het nieuws geweest. De woekerpolisaffaire is nog steeds niet helemaal opgelost. Op dit moment bieden veel verzekeraars hun klanten aan om bestaande beleggingsverzekeringen (kapitaalverzekeringen en lijfrenten) om te zetten in een nieuwe productvorm met een andere productstructuur. Misschien bent u inmiddels ook benaderd. Omzetten kan zonder fiscale gevolgen, maar dan moeten wel de spelregels worden nageleefd.

 

Waarom bieden verzekeraars omzetting aan?

In de praktijk zijn beleggingsverzekeringen vaak gemengde verzekeringen: een combinatie van een waardeopbouw door middel van beleggingen en een overlijdensrisicoverzekering. Als de beleggingsresultaten tegenvallen, neemt de waarde van de verzekering af, terwijl de risicodekking stijgt en de risicopremie hoger wordt. Zo kan het dus gebeuren dat de kosten en risicopremie van uw verzekering samen hoger zijn dan de waarde op dit moment.  Dit is ook de reden dat verzekeraars niet alleen de kosten en tarieven verlagen, maar ook aanbieden om de beleggingsverzekering om te zetten.

Fiscale gevolgen

Heeft u een verzekering en wilt u deze omzetten in een ander verzekeringsproduct, dan hoeft dit fiscaal geen probleem te zijn. U hoeft dus niet af te rekenen met de fiscus. Voorwaarde is wel dat de verzekering fiscaal dezelfde kwalificatie houdt en er bij de omzetting geen geld ter beschikking komt. Dit geldt ook als uw beleggingsverzekering wordt omgezet in een verzekering die is gesplitst in een leven- en een overlijdensdeel.

Verzekeraars kunnen ook aanbieden om de dekking van de beleggingsverzekering bij overlijden, en dus ook de overlijdenspremie, te verlagen. Ook dit kan zonder fiscale problemen, mits de totaalpremie van de verzekering door de omzetting niet wordt verhoogd. Bovendien geldt een aantal aanvullende voorwaarden:

1.   De premiebetalende periode mag niet worden verlengd.

2.   De looptijd van de verzekering mag niet worden verlengd.

3.   Het ‘verzekerd lijf’ mag niet worden gewijzigd.

4.   De overlijdensrisicoverzekering mag niet komen te vervallen. De verzekerde uitkering bij overlijden moet qua hoogte normaal en gebruikelijk zijn.

 

Let op bij oudere verzekeringen

Het is niet altijd verstandig om uw verzekering aan te passen of om te zetten. Een extra waarschuwing is op zijn plaats als u een kapitaalverzekering heeft afgesloten vóór 1992 of vóór 15 september 1999. Ga nooit zomaar akkoord met een omzetting, maar laat u altijd goed informeren.

BTW-supletieformulier vanaf 1 april verplicht

Hebt u over de afgelopen 5 jaar te veel of te weinig btw aangegeven? Dan bent u verplicht dit te melden aan de Belastingdienst. Deze verplichting bestaat sinds 1 januari. Vanaf 1 april moet u deze btw-correcties aangeven met een verplicht gesteld suppletieformulier. U kunt dit formulier vinden in het beveiligde gedeelte van belastingdienst.nl, of hier downloaden. U kunt de formulieren nu ook al gebruiken.

Kleine correcties

Om uw administratieve lasten te beperken, mag u kleine btw-correcties – dat wil zeggen tot per saldo 1000 euro (te betalen of terug te ontvangen) – ook verwerken in uw eerstvolgende aangifte omzetbelasting. Let op: verwerk hierbij wel de correcties in de juiste rubrieken van de aangifte. Bij correctie in de reguliere aangifte ontvangt u geen naheffingsaanslag of afzonderlijke teruggaafbeschikking voor de correctie.

Bron: belastingdienst

Om de algemene tegemoetkoming over 2011 uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in te ontvangen moet u aan een aantal voorwaarden voldoen. De voorwaarden hebben betrekking op uw zorggebruik en uw indicaties voor zorg. De tegemoetkoming over 2011 wordt in december 2012 uitgekeerd.

 

* Voorwaarden voor de tegemoetkoming Wtcg over 2011

* Automatisch bericht over tegemoetkoming Wtcg

* Recht op tegemoetkoming Wtcg bij overlijden verzekerde

* Wtcg tegemoetkoming over vorige jaren aanvragen

* Wtcg bij behandeling in het buitenland

* Wtcg-test

 

Voorwaarden voor de tegemoetkoming Wtcg over 2011

 

Om de tegemoetkoming Wtcg in 2012 te kunnen ontvangen, moet u in 2011, hebben voldaan aan 1 of meer van de onderstaande voorwaarden:

 

1. U gebruikte in 2011 geneesmiddelen voor een bepaalde chronische aandoening in een minimale dagelijkse doses. Het medicijn moet wel voorkomen op de Wtcg-lijst met geneesmiddelencodes (ATC’s).

2. U bent in 2010 behandeld in het ziekenhuis voor een bepaalde chronische aandoening. De aandoening moet wel voorkomen op de Wtcg-lijst met behandelcodes (DBC’s). Het maakt niet uit of het ging om een poliklinische behandeling, dagbehandeling of opname.

3. U kreeg in 2010 of 2011 een vergoeding voor een hulpmiddel dat voorkomt op de Wtcg-lijst van hulpmiddelen. Het gebruik van hulpmiddelen telt voor een aantal middelen 1 jaar meet voor een tegemoetkoming. Een groot aantal telt 3 achtereenvolgende jaren mee voor een tegemoetkoming. Dit wordt gerekend vanaf het jaar waarin uw zorgverzekeraar er een vergoeding voor heeft gegeven.

Niet alle hulpmiddelen tellen mee; pruiken, anticonceptiemiddelen, verbandmiddelen en diabeteshulpmiddelen vallen er buiten. Let op: als u aan deze voorwaarde voldoet moet u daarnaast ook voldoen aan voorwaarde 1 of 2.

4. U was in 2011 18 jaar of ouder en kreeg in 2011 fysiotherapie of oefentherapie die de zorgverzekeraar heeft vergoed vanuit de basisverzekering. Alleen behandelingen voor chronische aandoeningen die op de lijst met aandoeningen staan, tellen mee.

Of u was in 2011 jonger dan 18 jaar en kreeg in 2010 én in 2011 minstens 9 behandelingen oefentherapie die de zorgverzekeraar heeft vergoed vanuit de basisverzekering.

5. U bent in 2010 behandeld in of door een erkend revalidatiecentrum dat voorkomt op de lijst met erkende revalidatiecentra. Revalidatie in algemene ziekenhuizen telt niet mee voor de algemene tegemoetkoming Wtcg.

6. U of uw kind had in 2011 een geldige indicatie van het CIZ of Bureau Jeugdzorg. De indicatie is voor:

* langdurige zorg, verpleging of begeleiding thuis vanuit de AWBZ, of voor

* langdurig verblijf in een AWBZ-instelling.

Bij zorg thuis moet het gaan om minimaal 26 weken zorg per kalenderjaar, minimaal 1 uur of 1 dagdeel per week. De AWBZ-indicaties worden sinds 2010 bij elkaar opgeteld. Bijvoorbeeld: u heeft een indicatie voor 6 uur verpleging en een indicatie voor 3 dagdelen dagopvang per week; 1 dagdeel staat gelijk aan 2,5 uur, dus 3 dagdelen dagopvang is gelijk aan 3 x 2,5 uur = 7,5 uur. Bij elkaar opgeteld heeft u indicaties voor 6 + 7,5 = 13,5 uur AWBZ-zorg per week.

7. U had in 2011 een geldige indicatie van de gemeente voor hulp bij het huishouden vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) voor minimaal 26 weken per kalenderjaar, minimaal 1 uur per week. Het maakt niet uit of u de zorg in natura kreeg of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

8. U had op 31 december 2011 een geldige Wmo-indicatie van de gemeente voor gebruik van een rolstoel in 2011. Het maakt niet uit of u de rolstoel van de gemeente heeft gekregen of deze zelf heeft aangeschaft met een persoonsgebonden budget (pgb).

 

Automatisch bericht over tegemoetkoming Wtcg

 

U hoeft zelf niets te doen om een Wtcg-tegemoetkoming te krijgen. Als u aan de voorwaarden voldoet, ontvangt u in oktober of november automatisch een brief van het CAK. In december wordt de tegemoetkoming uitgekeerd.

Recht op tegemoetkoming Wtcg bij overlijden verzekerde

 

Sinds 1 januari 2010 geldt de jaarvoorwaarde. Dit betekent dat het recht op een Wtcg-tegemoetkoming vervalt als de verzekerde in het tegemoetkomingsjaar (=2011) overlijdt.

 

Komt iemand te overlijden in het jaar dat de tegemoetkoming wordt uitgekeerd (=2012), dan blijft het recht op tegemoetkoming geldig. De tegemoetkoming gaat in dat geval naar de nabestaanden.

Wtcg tegemoetkoming over vorige jaren aanvragen

 

U kunt tot 5 jaar achteraf een Wtcg tegemoetkoming aanvragen bij het CAK als u meent ten onrechte geen tegemoetkoming te hebben ontvangen. U kunt de externe link: Wtcg-test doen om te zien of u voor een bepaald jaar in aanmerking kwam.

Wtcg bij behandeling in het buitenland

 

Hulp, behandelingen en geneesmiddelen die u in het buitenland heeft verkregen, tellen niet mee voor de vaststelling van het recht op een tegemoetkoming uit de Wtcg.

Wtcg-test

 

Medio 2012 kunt u de externe link: Wtcg-test weer doen. Als u wilt weten of u in 2012 recht heeft op de Wtcg-tegemoetkoming over 2011, kunt u dit op de computer berekenen. De uitkomst van de test is niet definitief. U kunt er dus geen rechten aan ontlenen.

(Bron: Overheid)

Per 1 januari 2012 veranderde de vakantiewetgeving. In dit artikel staat een aantal praktische tips voor omgang met de nieuwe regels in de praktijk.

Belangrijkste doel van vakantiedagen is sinds 1966 de recuperatiefunctie; werknemers moeten kunnen bijkomen van de inspanningen op de werkplek. Onder invloed van Europese regels moesten de Nederlandse regels worden aangepast. Kern van de wijzigingen is: meer opbouw bij ziekte, meer opnemen bij ziekte en bij alle werknemers sneller verval van vakantiedagensaldo.

Redelijkerwijs niet in staat

In de nieuwe regels is bepaald dat alleen in het geval een werknemer tijdens het opbouwjaar én de zes maanden daarna ‘redelijkerwijs niet in staat was om zijn vakantiedagen ze op te nemen ‘, de verjaringstermijn vijf jaar blijft. De verjaringsregels zijn hiermee wel onzekerder: wat is namelijk ‘redelijkerwijs’?
­
Volgens de wetgever gaat het er om dat de werknemer gedurende het gehele opbouwjaar en de daarop volgende zes maanden om medische of zeer bijzondere redenen niet in staat is geweest om zijn minimum vakantierecht te benutten.
­
Van medische redenen is slechts in uitzonderlijke situaties sprake, bijvoorbeeld bij langdurige opname in een zieken- of verpleegtehuis. Als iemand kan re-integreren is dit al niet meer aan de orde. Zeer bijzondere redenen spelen als het door toedoen van de werkgever niet mogelijk is geweest om (voldoende) vakantie op te nemen. Ook dat komt bijna niet voor.

Tegoeden

De nieuwe wet heeft geen terugwerkende kracht dus oude tegoeden blijven bestaan.

Omdat in de nieuwe regels altijd de dag wordt opgenomen die als eerste komt te vervallen, ongeacht wanneer hij is opgebouwd, moet de vakantiedagenadministratie inzicht geven wanneer de verschillende dagen van het vakantiedagensaldo vervallen.

Praktische tips

1. Bevestig in de arbeidsovereenkomst of arbeidsvoorwaardenregeling dat een vakantieaanvraag tijdens ziekte wordt afgeboekt van het vakantietegoed.
­
2. Zorg voor een duidelijke ‘vier staps vakantiedagenadministratie’ rond oude en nieuwe tegoeden:

  1. bepaal het vakantietegoed per 31 december 2011;
  2. maak een onderscheid in oude wettelijke en oude bovenwettelijke dagen. Dit onderscheid is niet zo relevant voor verjaring, maar wel voor uitbetaling tijdens dienstverband: dat mag alleen voor bovenwettelijke dagen;
  3. voeg daar de nieuwe wettelijke vakantiedagen aan toe;
  4. voeg vervolgens de nieuwe bovenwettelijke vakantiedagen toe.

Noteer achter elk tegoed de verval/verjaringsdatum.
­
3. Bij opnemen van vakantiedagen in 2012 worden die afgeboekt van:

  1. de nieuwe wettelijke dagen, want die zouden het eerst vervallen namelijk per 1 juli 2013;
  2. de oude wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen, want die verjaren daarna het snelst;
  3. de nieuwe bovenwettelijke vakantiedagen.

4. Omschrijf in bijvoorbeeld een verzuim- of ziekteprotocol wanneer de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest zijn vakantiedagen op te nemen, met in het achterhoofd dat hiervan zelden sprake kan zijn.

[ Bron: Gds Online ]

Valkuilen bij overnames (een bedrijf begin door er een te kopen)

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, kopen of verkopen van een bedrijf
Reacties uitgeschakeld voor Valkuilen bij overnames (een bedrijf begin door er een te kopen)

Als de tijden slechter worden, groeit het aanbod van bedrijven. Maar let op: soms lijkt dat bedrijf mooier dan het in werkelijkheid is. Wees bij overnames beducht voor onderstaande valkuilen.

Valkuil 1: Het is de kans van je leven

Wees beducht voor clichés als ‘dit is de kans van je leven’, ‘als wij niet kopen, gaat de concurrent ermee aan de haal’ of ‘het is eten of gegeten worden’. Haast is een slechte raadgever bij een overname.

Valkuil 2: Mogelijke synergievoordelen

Mogelijke synergievoordelen worden vaak tenietgedaan door extra kosten. Wees realistisch over eventuele nadelen. Voorbeelden: productiviteitsverlies door botsing van bedrijfsculturen, technische of personele kosten om de bedrijven op elkaar te laten aansluiten of procedurele kosten van de overname zelf.

Valkuil 3: Te optimistische adviseurs

Wees kritisch op te rooskleurige inschattingen van in bedrijfsverkoop gespecialiseerde adviseurs. Zij leven van overnametrajecten en willen voorkomen dat onderhandelingen vroegtijdig worden afgebroken. Bedenk goed dat ook de werknemers die je overneemt een groot deel van het succes bepalen. Het valt bijvoorbeeld moeilijk te voorspellen of zij gedemotiveerd raken (en dus minder productief worden) door alle nieuwe ontwikkelingen.

Valkuil 4: Blinde liefde

Het gezegde liefde maakt blind geldt ook bij overnames. Wees altijd voorbereid op een scheiding als synergie ontbreekt of een strop dreigt. Maak afspraken over een mogelijke exit.

Valkuil 5: Alleen kijken naar de financiën

Neem een bedrijf pas over als je écht in de keuken hebt mogen kijken. Staar je niet blind op financiële gegevens. Je moet ook genoeg weten over de bedrijfscultuur, de deugdelijkheid van bedrijfsmiddelen, (informele) afspraken met het personeel en de relaties met klanten en leveranciers.

Valkuil 6: Overnamepropaganda

Wees kritisch op medewerkers of adviseurs die overnames propageren. Wees ervan doordrongen dat zij eigen belangen hebben, bijvoorbeeld carrièreperspectieven, zondebokstrategieën (managementblunders kunnen worden toegeschreven aan ‘de overname’), hogere beloning of meer status.

(Bron: Sprout)

Het maken van een offerte gebeurt vrijwel altijd op verzoek van een (potentiële) klant of opdrachtgever. In deze prijsopgave beschrijft u specifiek welke diensten u gaat uitvoeren en welke voorwaarden hieraan verbonden zijn. Welke zaken mogen hierin niet ontbreken? Dat leest u in onderstaand artikel: 5 tips voor het maken van een offerte.

1. Uit welke elementen bestaat een offerte?

Een offerte is niet zomaar een informeel document waarin u alleen even de klus nader omschrijft; vanaf het moment dat de klant de offerte ondertekent, wordt deze beschouwd als een juridische overeenkomst. Het is dus zaak om hier zorgvuldig mee om te gaan. Zorg ervoor dat de offerte er aantrekkelijk en overzichtelijk uitziet. Maak hiervoor gebruik van uw huisstijl, verwijs indien relevant naar een eerder gesprek tussen u en de klant en vermijd vaktaal. Daarnaast is een offerte niet compleet zonder de volgende elementen:

  • Uw bedrijfsgegevens
  • De gegevens van de klant
  • Datum
  • Offertenummer
  • Korte samenvatting van de gevraagde werkzaamheden
  • Uw uurtarief of totale prijs
  • Geldigheidsduur van de offerte

2. Moet ik verwijzen naar de algemene voorwaarden?

Verplicht is het niet, maar indien u algemene voorwaarden heeft opgesteld voor uw bedrijf geniet het de voorkeur deze ook mee te nemen in offertes. Zo weet de klant meteen waar hij aan toe is en kunnen eventuele toekomstige conflicten over bijvoorbeeld uitgestelde leveringen of aansprakelijkheid worden voorkomen.

3. Geeft de offerte een specifiek of globaal beeld van de kosten?

Wees in uw offertes altijd zo specifiek mogelijk over eventuele bijkomende kosten. Is het bedrag op de offerte inclusief of exclusief BTW? Moeten er bij aanvang van de opdracht bepaalde materialen aanwezig zijn op de locatie? En hoe zit het met de reiskosten? Hoe concreter uw offertes, des te kleiner de kans dat u later met incomplete of achterstallige betalingen te maken krijgt.

4. Moet ik een planning in de offerte opnemen?

Dat hangt af van de omvang van de klus. Is het opdracht waaraan u naar verwachting slechts een dag(deel) kwijt zult zijn? Dan is het niet nodig om een planning te maken. Wanneer de opdracht zich uitstrijkt over een langere periode, kan het echter slim zijn om ook direct een voorlopig schema aan de offerte toe te voegen. Zo krijgt de klant een concreter beeld van de totale duur en omvang van de werkzaamheden.

De planning moet overzichtelijk zijn en aangeven wie, wat en wanneer gaat opleveren. Indien het voor het uitvoeren van de opdracht noodzakelijk is dat de opdrachtgever achtergrondinformatie, extra materialen of documentatie aanlevert, moet u dat ook in de planning vermelden.

5. Hoe snel moet ik de offerte versturen?

Liefst zo snel mogelijk. Met name bij kleinere bedrijven kan het in uw voordeel werken als u de offerte sneller verstuurt dan uw concurrenten. Bij nieuwe klanten of opdrachtgevers bent u meestal niet de enige die in de running is voor de opdracht; als uw prijsopgave voldoende duidelijkheid biedt over de geboden diensten en totale kosten, zullen opdrachtgevers u sneller het voordeel van de twijfel geven. Haastige spoed is zelden goed, maar in dit geval dus wel, mits u zorgt dat er geen onzorgvuldigheden in de offerte staan. Een spel- of typfoutje in de bedrijfsnaam – of nog erger: de persoon aan u wie de offerte richt – is dodelijk en kan uw offerte linea recta in de prullenbak doen verdwijnen.

(Bron: Ik ga starten)

In 2011 is er veel discussie geweest over zogeheten vrijwilligersverklaringen die algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) in toenemende mate bleken af te geven. In de verklaring wordt veelal aangegeven dat de vrijwilliger recht heeft op een kostenvergoeding tot € 1.500 per jaar maar daarvan vrijwillig afziet. Aldus zou die verklaring tot dat bedrag een giftenaftrek moeten opleveren. Hoewel de vrijwilligersverklaring geen officieel stuk is en de aftrek eigenlijk onmogelijk kan zijn gebaseerd op basis van alleen een dergelijke verklaring is onder grote politieke druk over de afgelopen jaren een zeer soepel beleid ontstaan. Mogelijk kunt u daar nog gebruik van maken en hoe zit dat bij uw aangifte over 2011?

Vrijwilligersvergoedingen

Vrijwilligers krijgen in het algemeen geen echte beloning voor hun werk. Maar zij maken soms wel degelijk kosten en de instelling of vereniging kan zulke kosten natuurlijk wel belastingvrij vergoeden. Meestal gaat het maar om heel kleine bedragen. Om nu te voorkomen dat instellingen en verenigingen allerlei bonnetjes moeten gaan bewaren om te kunnen aantonen dat de betalingen aan de vrijwilligers echte kostenvergoedingen zijn, is geregeld dat vergoedingen tot € 1.500 per jaar belastingvrij mogen worden uitbetaald. Tot dat bedrag controleert de Belastingdienst ook niet of er wel echte kosten tegenover staan.
­
In feite kan de vergoeding daardoor in de praktijk dan tevens enige beloning betekenen voor het verrichte vrijwilligerswerk. Vergoedingen boven € 1.500 per jaar moeten overigens wel voor het volle bedrag aangetoond kunnen worden.

Aftrek bij ontbreken vergoeding

Veel verenigingen of instellingen hebben helemaal geen geld om kostenvergoedingen te betalen. Daar doen de vrijwilligers meestal ook niet moeilijk over. Dan betalen ze die kosten gewoon zelf. In feite schenken zij dan het bedrag van hun gemaakte kosten aan de instelling. Die schenking kan vervolgens een aftrekbare gift opleveren, indien de instelling waarvoor zij werken een erkende goeddoelinstelling is, bijvoorbeeld een kerk of een welzijnsorganisatie. De instelling moet dan een zogenoemde ANBI-beschikking van de Belastingdienst hebben. Op de internetsite van de Belastingdienst kunt u zien of een instelling als ANBI wordt aangemerkt.
­
Maar welke kosten zijn nu als gift aftrekbaar? De Hoge Raad heeft bepaald dat kosten in ieder geval als gift aftrekbaar zijn als de vrijwilliger recht heeft op een vergoeding voor de kosten die hij maakt, maar van dat recht vrijwillig afziet. De rechter stond echter ook giftenaftrek toe als de vrijwilliger geen vergoeding kan krijgen omdat de instelling slecht bij kas zit, maar wel kosten heeft gemaakt die ‘naar algemeen aanvaarde maatschappelijke maatstaven’ vergoed zouden moeten worden. Kortom: het moet dan min of meer normaal zijn dat dergelijke instellingen bedoelde kosten wel vergoeden.
­
De instellingen speelden daar op een bijzondere wijze op in. Zij gaven geen vergoedingen aan hun vrijwilligers, maar reikten een verklaring  uit waarin staat dat zij recht zouden hebben op € 1.500 aan kostenvergoeding, maar dat zij daarvan vrijwillig hebben afgezien. De vrijwilliger claimt vervolgens voor dat bedrag aftrek van giften.
­
Zo simpel kan het echter niet zijn. Giften moeten volgens de wet “met schriftelijke bescheiden gestaafd kunnen worden”. Een formulering die wat zwaar aandoet maar waaruit in ieder geval wel blijkt dat er bewijsstukken van de kosten moeten zijn. Op die manier kan de inspecteur ook beoordelen of het hier wel gaat om kosten die normaal gesproken vergoed zouden moeten worden.

Onder politieke druk toch heel soepel beleid

Bij politici spelen de kiezersgunsten een grote rol en zij blijken niet te schromen om daarvoor een correcte wetstoepassing te laten sneuvelen. Hoewel aftrek niet te verdedigen is op basis van louter de vrijwilligersverklaring van de instelling is er in de loop van 2011 onder grote politieke druk (een kamerbreed gesteunde motie) een zeer soepel beleid  tot stand gekomen. De achtergrondgedachte daarbij was dat de vrijwilligers te goeder trouw meenden dat de verklaring hun bepaalde rechten gaf.

Als de vrijwilliger aftrek heeft gevraagd en gehad zal de Belastingdienst daar over de jaren 2008 tot en met 2010 in ieder geval niet meer op terugkomen (dus geen navorderingsaanslagen), tenzij sprake is van een zwaar vermoeden van misbruik. Het doet er niet toe of de aftrekpost terecht is verleend of niet, en dus is zelfs ook niet van belang of er überhaupt wel kosten zijn gemaakt.
­
Als er nog aanslagen over die jaren worden opgelegd zal evenmin een correctie worden toegepast maar voor die situatie moet het wel aannemelijk zijn dat de vrijwilliger kosten heeft gemaakt. De gemaakte kosten worden dan overigens wel met coulance beoordeeld als de vrijwilliger geen bonnetjes heeft bewaard en daarom de kosten niet echt kan onderbouwen. Reeds aangebrachte correcties worden op verzoek weer teruggenomen.
­
Als u beschikt over een vrijwilligersverklaring van een ANBI en u aannemelijk kunt maken dat u kosten voor de instelling hebt gemaakt kunt u voor die kosten over de genoemde jaren 2008 t/m 2010 alsnog om toepassing van het soepele beleid vragen. Dat kunt u ook nog doen voor aanslagen over jaren waarvoor de bezwaartermijn al lang en breed is verstreken. Het is wel van belang dat het gaat om een vergoeding voor daadwerkelijke kosten en niet om andersoortige vergoedingen (zoals een beloning voor verrichte vrijwilligerswerkzaamheden). Daarop ga ik aan het slot nog in.

Hoe zit het met de vrijwilligerskosten in uw aangifte over 2011?

Voor het jaar 2011 lijkt me het genoemde beleid goeddeels ook nog van toepassing, mede omdat de beleidswijziging pas in de loop van 2011 heeft plaatsgevonden en eerst vanaf 2012 daadwerkelijk een nieuwe regeling in de wet is neergelegd. Hoewel de fiscus hier toch wat moeilijker over zou kunnen doen door echte bewijsstukken te vragen  ga ik er vooralsnog vanuit dat u ook voor 2011 met de vrijwilligersverklaring uw kosten nog als giften kunt aftrekken als u aannemelijk kunt maken dat u daadwerkelijk kosten voor de instelling hebt gemaakt.

Hoe zit het met de vergoeding voor verrichte vrijwilligerswerkzaamheden?

Ook als u voor uw werkzaamheden voor de ANBI-instelling daadwerkelijk een vergoeding kunt krijgen maar daarvan vrijwillig afziet, kan het bedrag van deze vergoeding onder de giftenaftrek vallen. Dan gelden er echter wel wat zwaardere voorwaarden, zoals:

  • De financiële situatie van de ANBI is zo dat zij de vergoeding ook kan uitbetalen.
  • De ANBI heeft de bedoeling om de vergoeding daadwerkelijk uit te betalen.
  • U moet zelf kunnen bepalen dat u de vergoeding niet wilt ontvangen en aan de ANBI      schenkt.

(Bron: Kluwer Belastinggids)