Archive for maart, 2012

Kunstenaars die in beroep zijn gegaan tegen de snelle btw-verhoging per 1 januari 2011 kunnen beter het verschil in de gefactureerde btw en de verschuldigde btw terugvragen aan hun afnemers. Rechtbank Den Haag heeft er namelijk op gewezen dat het niet de taak van de rechter is de grondwettigheid van wetten te toetsen.

Vanaf 1 januari 2011 is het btw-tarief op leveringen van beeldende kunst verhoogd van 6% naar 19%. Voor sommige kunstenaars is deze verhoging nogal onverwachts gekomen. In de zaak voor Rechtbank Den Haag had een kunstenaar bijvoorbeeld in december 2010 een kunstwerk verkocht. De (belaste) levering vond plaats op 3 januari 2011. De kunstenaar moest dus 19% btw opgeven en afdragen terwijl hij maar 6% had gefactureerd. Het verschil tussen de 19% en de 6% kwam dus voor zijn rekening. De man stapte naar de rechtbank en stelde dat de snelle btw-verhoging in strijd was met diverse beginselen van behoorlijk bestuur in de Grondwet en met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Bovendien betekende de btw-verhoging voor hem een buitensporige last. De rechtbank wees de kunstenaar eerst op het feit dat de rechter niet bevoegd is de grondwettigheid van wetten te toetsen. Het beroep op het EVRM faalde ook. De rechter gaf aan dat de kunstenaar evenmin hoefde te lijden onder een buitensporige last, omdat hij het btw-verschil van 13% kon vorderen van zijn afnemer op grond een artikel in de Wet op de omzetbelasting 1968.
(Bron: Taxence)

Bij de toets of een grote verbouwing van een pand leidt tot het ontstaan van een nieuwe onroerende zaak voor de btw moet de belanghebbende naar het totale pand kijken. Volgens Hof Amsterdam mag men dus niet alleen kijken naar een deel van het pand dat ondanks een aparte functie een integrerend deel van het pand is.

Deze toets kan ook van belang zijn voor de overdrachtsbelasting. In de zaak voor Hof Amsterdam had een beheermaatschappij een appartementsrecht van een winkel verkregen. Volgens de Belastingdienst was deze verkrijging belast met 6% overdrachtsbelasting. Maar de bv wees erop dat kort vóór haar verkrijging de winkelruimte een grote verbouwing had ondergaan. Daardoor zou een nieuwe onroerende zaak tot stand zijn gekomen. De verkrijging van een nieuwe onroerende zaak is belast met btw. In dat geval geldt onder voorwaarden een vrijstelling van overdrachtsbelasting om cumulatie van btw en overdrachtsbelasting te voorkomen. Het hof oordeelde dat het niet ging om het verschil tussen de winkelruimte vóór en na de verbouwing, maar om de toestand van het gebouw in zijn geheel. De winkelruimte was namelijk een integrerend onderdeel van het gebouw. Het hof constateerde dat de verbouwing voor het pand in zijn geheel onvoldoende veranderingen had veroorzaakt om te stellen dat sprake was van een nieuwe onroerende zaak. De beheermaatschappij moest dus gewoon overdrachtsbelasting betalen.
(Bron: Taxence)

Bent u ontevreden over een bank, een verzekeraar of een andere financiële onderneming? Dan kunt u een klacht indienen Hieronder beschrijven wij hoe u dat het beste doet. 

Stap 1 Schrijf in een brief duidelijk wat uw klacht is en wat u verwacht van de financiële onderneming. Zorg daarbij voor een goede onderbouwing van uw klacht!

 Stap 2 Bent u ontevreden met de klachtafhandeling van de financiële onderneming of krijgt u geen reactie? Meld dan uw klacht binnen drie maanden bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening, www.kifid.nl

 Stap 3 Als het Kifid uw klacht niet kan behandelen, kunt u naar de rechter stappen. 

Stap 4 Ga bij elke stap na wat de procedures en voorwaarden zijn. Waarmee moet u rekening houden? 

Stap 5 Stuur altijd een kopie van uw klacht naar het Meldpunt Financiële Markten. Want zo kan de AFM eventueel maatregelen nemen en daarmee meer soortgelijke problemen voorkomen.

(Bron: AFM)

6 vragen en antwoorden over de besloten vennootschap (bv)

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor 6 vragen en antwoorden over de besloten vennootschap (bv)

Een belangrijke beslissing die een startende ondernemer moet maken, is het kiezen van de juiste rechtsvorm. De verschillen tussen de bestaande rechtsvormen hebben gevolgen voor uw aansprakelijkheid en belastingverplichtingen. Er wordt vaak gekozen voor de besloten vennootschap (bv), maar wat zijn hiervan de belangrijkste kenmerken? 6 vragen en antwoorden over de besloten vennootschap.

1. Wat houdt een besloten vennootschap in?

De besloten vennootschap is een veelgebruikte rechtspersoon, waarbij het kapitaal in aandelen is verdeeld en de risico’s van hoofdelijke aansprakelijkheid worden beperkt. Belangrijk om te weten is dat deze aandelen in het bezit zijn van aandeelhouders, maar niet vrij kunnen worden verhandeld: ze staan ‘op naam’. Als directeur bent u in dienst van en handelt u in naam van de bv. Voor de btw wordt de bv als ondernemer beschouwd. Wanneer er door de bv personeel wordt aangenomen, moet het bedrijf ook rekening houden met loonheffingen.

U kunt een bv alleen of samen met anderen oprichten. Bij de oprichting moeten u en uw eventuele compagnons wel aan een aantal eisen voldoen. Zo moet er onder meer een minimumkapitaal van ten minste achttienduizend euro in de vennootschap zijn geïnvesteerd. Dit kan geschieden in de vorm van geld, maar ook investeringen in natura (waaronder onroerend goed) kunnen van toepassing zijn. Voordat de bv daadwerkelijk kan worden opgericht moet u een akte laten opmaken door een notaris. De voorheen verplichte ‘Verklaring van geen bezwaar’ van het Ministerie van Justitie is per 1 juli 2011 komen te vervallen. Tot slot moet u de bv inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2. Wanneer is een ‘bv in oprichting’ van toepassing?

Wanneer u met uw bedrijfsactiviteiten al een poosje geleden van start bent gegaan, heeft u in feite al een eigen onderneming vóór de daadwerkelijke oprichting van een bv. Dit kan van toepassing zijn als u een eenmanszaak gestart bent die u later wilt omzetten naar een bv. Houd er wel rekening mee dat u tijdens deze periode wel hoofdelijk aansprakelijk bent voor de rechtshandelingen van uw bedrijf.

Daarnaast is het van belang dat u bij het sluiten van contracten uw (potentiële) zakenpartners hierover goed informeert; laat er geen onduidelijkheid over bestaan dat u contracten sluit namens de bv in oprichting (vaak afgekort tot ‘bv i.o.’). De contracten uit deze periode zijn in principe namens de eenmanszaak gesloten. Als de latere bv zo’n contract wil overnemen, is dat alleen mogelijk wanneer de andere partij hiermee akkoord is gegaan. Is de bv in oprichting al zakelijk actief? Dan is een inschrijving in het Handelsregister ook verplicht. Hierbij moet u een verklaring van de betrokken notaris kunnen overleggen.

3. Wat zijn de voordelen?

Een van de bekendste voordelen van een besloten vennootschap is dat in de meeste gevallen niet u, maar de BV aansprakelijk wordt gesteld voor eventuele opgelopen schulden. Er zijn uitzonderingen: bijvoorbeeld als het gaat om een bv in oprichting, of wanneer de schulden zijn ontstaan door wanbeleid. In die gevallen kunt u hierop wél persoonlijk worden aangesproken. Maar in principe is een aandeelhouder niet verder aansprakelijk voor gemaakte schulden van de bv dan het bedrag van zijn inleg, ook wel aandelenkapitaal genoemd.

Een ander groot voordeel is de makkelijke overdraagbaarheid van uw bv aan andere partijen. U kunt indien gewenst de onderneming (of een gedeelte daarvan) op een relatief eenvoudige manier overdragen door de aandelen van de vennootschap te verkopen. De kopende partij van de aandelen wordt in dat geval via de bv automatisch de nieuwe eigenaar van de onderneming. Ook fijn is dat u namens uw rechtspersoon zaken kunt doen op eigen naam. Zo kan de bv onder andere een bankrekening openen, een postbus aanvragen en facturen versturen.

4. Zijn er ook nadelen?

Zoals iedere rechtsvorm heeft het oprichten van een bv voor- en nadelen. Een groot nadeel voor startende ondernemers kan zijn dat het oprichten van een bv ten opzichte van andere rechtsvormen een relatief dure gelegenheid is. U heeft minimaal achttienduizend euro aan startkapitaal nodig. Daarnaast moet u voor de oprichting en later de eventuele verkoop van aandelen altijd langs de notaris.

Bovendien is het geld van de bv niet direct ook uw eigendom. Om hiertoe beschikking te krijgen, moet u dit bedrag eerst aan uzelf uitkeren als dividend of salaris, waarover u vervolgens als privé-persoon nog inkomstenbelasting verschuldigd bent. Tot slot neemt het jaarlijks opstellen van de jaarstukken die u vervolgens moet indienen bij de KvK veel tijd in beslag. De specifieke gegevens die u in de jaarrekening moet opnemen, hangen af van de omvang van uw onderneming. Op de KvK-website vindt u hiervoor een handig overzicht.

5. Wat is het verschil tussen een besloten en naamloze vennootschap?

Naast de nodige overeenkomsten (een naamloze vennootschap is bijvoorbeeld ook een rechtspersoon) zijn er ook wezenlijke verschillen tussen beide rechtsvormen. Zo is het vereiste minimumkapitaal voor een nv een aanzienlijk hoger bedrag; om een nv op te richten heeft u 45.000 euro nodig, voor een bv ‘slechts’ achttienduizend euro. Een ander groot verschil zit hem in het verhandelen van de aandelen. Zoals eerder gezegd staan de aandelen bij een bv op naam en zijn deze, mede dankzij een blokkeringsregeling niet vrij verhandelbaar (hiervoor is een bezoek aan de notaris noodzakelijk). Een nv kan daarentegen aandeelbewijzen uitgeven; bij deze rechtsvorm is het maatschappelijk kapitaal verdeeld in aandelen die (in beginsel) vrij overdraagbaar zijn. Van een verplichte blokkeringsregeling is geen sprake.

6. Met welke belastingen krijgt een bv te maken?

Als u directeur bent en ten minste vijf procent van de aandelen in uw bezit zijn, heeft u een ‘aanmerkelijk belang’ in de onderneming. Dat houdt in dat u directeur-grootaandeelhouder bent, vaak afgekort tot DGA. In dat geval betaalt u inkomstenbelasting over uw loon en eventueel dividendbelasting. Daarnaast krijgt u te maken met vennootschapsbelasting, de btw-aangifte en, indien u salaris uitkeert aan personeel (hieronder valt ook de DGA), loonbelasting.

De winst gemaakt door de bv wordt in eerste instantie belast met vennootschapsbelasting. Indien u de winst aan uzelf uitkeert komt daar een stukje inkomstenbelasting/dividendbelasting bovenop. Als er financieel gezien voldoende ruimte is, kan de keuze voor een bv als rechtsvorm dus extra voordelig uitpakken wanneer u niet alle winst aan uzelf uitbetaalt, maar deze direct weer investeert in uw onderneming.

(Bron: Ikgastarten)

Per 1 juli 2012 gelden scherpere CO2-grenzen voor de bijtelling wegens het privégebruik van de auto van de zaak. Dat betekent dat auto’s zuiniger moeten zijn om nog onder de bijtelling van 14% of 20% te vallen. Wie vóór 1 juli een auto van de zaak aanschaft, kan nog wel profiteren van de oude grenzen.

De overheid verlaagt de CO2-grenzen voor de bijtelling stapsgewijs. De eerste verlaging vindt plaats op 1 juli aanstaande. Vanaf die datum geldt voor een benzineauto de 14%-bijtelling pas bij een uitstoot van minder dan 103 gram per kilometer. Nu ligt het maximum nog op 111 gram per kilometer. Voor een dieselauto moet de uitstoot vanaf 1 juli minder dan 92 gram per kilometer zijn om onder het 14%-tarief te vallen. Nu is dat nog 96 gram per kilometer.

Verlaging voor dieselauto’s minder ingrijpend

Voor het bijtellingstarief van 20% gelden vanaf 1 juli de volgende grenzen: benzineauto’s mogen een uitstoot van maximaal 132 gram per kilometer hebben. Dieselauto’s vallen onder het 20%-tarief bij een uitstoot van maximaal 114 gram per kilometer. Op dit moment ligt voor benzineauto’s de 20%-grens op 140 gram per kilometer en voor dieselauto’s op 116 gram per kilometer. Is de uitstoot hoger dan de genoemde maxima, dan geldt het normale bijtellingstarief van 25%. De verlaging van de uitstootgrenzen is voor dieselauto’s minder ingrijpend, omdat in 2015 voor diesel- en benzineauto’s dezelfde uitstootgrenzen moeten gelden. Aangezien voor dieselauto’s al lagere uitstootgrenzen van toepassing waren, blijft de daling beperkt.

Leaseauto aanschaffen vóór 1 juli 2012

Het is voor werknemers die binnenkort aan een nieuwe auto van de zaak toe zijn, verstandig om op te letten wanneer de auto geleverd wordt. Als een nieuwe leaseauto vóór 1 juli 2012 geleverd wordt, blijven namelijk gedurende het hele leasecontract de oude CO2-grenzen gelden. De betreffende werknemer betaalt sneller een lage bijtelling. Levert de dealer pas na 1 juli 2012, dan gelden de nieuwe grenzen. Athlon Car Lease laat zelfs de oude bijtellingsgrenzen gelden voor leaseauto’s die vóór 15 april worden besteld en vóór 1 juli op kenteken worden gezet. Ook leaserijders van wie het leasecontract pas in het najaar afloopt, kunnen hiervan gebruikmaken. Zij moeten de auto dan uiterlijk 15 november in gebruik nemen.

(Bron: SalarisRendement)

Als ondernemer moet u rekening houden met de aanslagen voor verschillende belastingen. Welke belastingaangiftes zijn voor u van belang en hoe gaat dit precies in zijn werk? U leest er alles over in onderstaand artikel: 5 vragen en antwoorden over de belastingaangifte.

1. Waarover moet ik als ondernemer aangifte doen?

Het is de bedoeling dat u voor uw aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting jaarlijks de gemaakte winst aangeeft. Heeft u personeel in dienst? Dan bent u ook werkgever en moet daarnaast dus regelmatig aangifte doen voor de loonheffingen (loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet).

2. Wat is het verschil tussen aanslag- en aangiftebelastingen?

Bij de aanslagbelasting gaat het met name om het doen van de aangifte. Deze  aangifte is voor iedere ondernemer verplicht. De hoogte van de belasting wordt naar aanleiding van uw gegevens berekend door de Belastingdienst, waarna u de belastingaanslag per post ontvangt. Bij aangiftebelastingen draait het juist prominent om de betaling. In dit geval informeert de ondernemer de fiscus in de vorm van een verplichte aangifte, maar hij of zij berekent en betaalt de belasting op eigen initiatief. Het gevolg is dat u over aangiftebelastingen zoals loonheffingen en de omzetbelasting geen belastingaanslag meer zult ontvangen.

3. Om welke belastingaangiftes gaat het?

Er bestaan verschillende soorten aangiften, ieder met hun eigen bijzonderheden. Zo krijgt u vaak te maken met de aangifte voor inkomsten- en vennootschapsbelasting, omzetbelasting en/of loonheffingen. Hieronder vindt u per belastingsoort de belangrijkste bijzonderheden:

Inkomsten- en vennootschapsbelasting

  • De balans, winst-en-verliesrekening en fiscalewinstberekening zijn een vast en verplicht onderdeel in de digitale aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting.
  • Vergeet niet om bij de aangifte voor de inkomstenbelasting ook uw andere inkomen uit box 1 (inkomen uit werk en woning), box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) en box 3 (inkomen uit sparen en beleggen) te vermelden.
  • Hoewel het niet mogelijk is een digitale aangifte door meerdere fiscale partners te laten ondertekenen, is dit in sommige gevallen wel wettelijk verplicht. De Belastingdienst gaat er in dat geval vanuit dat u voor uzelf en alle fiscale partners een handtekening heeft gezet. Neemt u een financieel adviseur in de arm om dit soort zaken voor u te regelen? Dan moet u met hem bespreken of hij door u gemachtigd is om de aangifte te ondertekenen met een digitaal certificaat. Meer informatie hierover vindt u bij de Belastingdienst.

Omzetbelasting

  • Na uw aanmelding als ondernemer hoort u vanzelf van de Belastingdienst op welke termijn u aangifte moet gaan doen over de omzetbelasting. De meeste ondernemers moeten dit ieder kwartaal doen, maar de daadwerkelijke aangifteperiode zal afhangen van het bedrag dat u doorgaans kwijt bent aan BTW.
  • Als startende ondernemer ontvangt u na uw officiële inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK) op een gegeven moment uw eerste aangifte omzetbelasting. De bedoeling is dat u dit formulier invult en terugstuurt naar de Belastingdienst, zelfs als u op dat moment nog geen omzet heeft gedraaid. Indien de eerste aangifte betrekking heeft op een langer verstreken periode, zal er nog niet meteen een acceptgiro  bij het aangiftebiljet zitten. Moet u over die periode echter toch btw betalen, krijgt u een naheffingsaanslag voor het bedrag dat u op uw aangifte hebt aangegeven. Let op: deze betaling moet zijn voldaan vóór de datum die op de aanslag staat aangegeven. Overige bijzonderheden leest u hier op de website van de Belastingdienst.

Loonheffingen

  • Na uw officiële registratie als werkgever kunt u ieder jaar een aangiftebrief tegemoet zien, waarin informatie staat over welke aangiftetijdvakken van een belastingjaar u later aangifte loonheffingen moet gaan doen. De gemiddelde duur per aangiftevak is een maand of vier weken.
  • De aangifte wordt ingevuld aan de hand van de loonstaten van uw werknemers. Vergeet ook niet te berekenen hoeveel loonheffingen u moet afdragen. Binnen hetzelfde kalenderjaar is het mogelijk om correctieopgaven bij te voegen over eerdere aangiftevakken. Eventuele positieve of negatieve correctiesaldo’s verrekent u in dat geval met de afdracht over het aangiftetijdvak waarvoor u de correcties hebt bijgevoegd.
  • Het is van groot belang dat u op tijd aangifte doet en niet te laat betaalt. Aangiftes en betalingen die te laat binnen komen bij de ficus kunnen aanzienlijke boetes tot gevolg hebben. Meer details hierover leest u op de website van de Belastingdienst.

4. Kan ik digitaal aangifte doen?

Ja, dat is in veel gevallen mogelijk en soms zelfs verplicht. Als ondernemer moet u onder meer aangiften en opgaven voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting, loonheffingen en eerstedagsmelding digitaal doen. Klik hier voor een overzicht van alle belastingen die ondernemers digitaal moeten aangeven. Digitaal aangifte doen kan op verschillende manieren. Zo kunt u gebruik maken van speciale aangifte- of administratiesoftware of de aangifte op de website van de Belastingdienst doen. Uiteraard kunt u er ook voor kiezen om de aangiftes (gedeeltelijk) door uw fiscaal adviseur te laten verzorgen.

5. Wat als ik mijn belastingaanslag niet op tijd heb betaald?

In dat geval loopt u het risico hiervoor een (fikse) boete te krijgen. Houd er rekening mee dat u altijd kunt proberen om uitstel van betaling aan te vragen. Wanneer u ziet aankomen dat u de betaling van een (voorlopige) aanslag nog niet kunt voldoen, kunt u dus het beste zo snel mogelijk actie ondernemen en een betalingsregeling treffen.

Indien de betalingstermijn voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting wordt overschreden, stuurt de fiscus in eerste instantie een betalingsherinnering. Als de betaling dan nog niet binnen de gestelde periode is voldaan, ontvangt u vrij snel daarna een aanmaning om de belasting alsnog binnen tien dagen te betalen. Daarna volgt een dwangbevel om alsnog binnen twee dagen te betalen. Lukt dat niet? Dan kan de Belastingdienst beslag laten leggen op zaken van uw onderneming of zelfs op privézaken. Het is niet uitgesloten dat deze bezittingen vervolgens worden verkocht om het verschuldigde bedrag alsnog op te halen.

(Bron: Ikgastarten)

Als een ondernemer in een jaar heeft gekozen om de faciliteit van willekeurige afschrijving toe te passen, kan hij de afschrijving niet in een later jaar terugnemen.

De faciliteit van de willekeurige afschrijving maakt het mogelijk om ofwel vervroegd, ofwel vertraagd af te schrijven op bepaalde bedrijfsmiddelen. Vervroegd of vertraagd afschrijven betekent dat de mogelijkheid bestaat om in een bepaald jaar een hogere of lagere afschrijving in aanmerking te nemen dan mogelijk is op grond van de regels van goed koopmansgebruik en overige bepalingen over ‘normale’ afschrijving. Het woord ‘willekeurig’ in artikel 3.34 Wet IB 2001 kon volgens de rechter niet algebraïsch worden uitgelegd in die zin dat een eenmaal in aanmerking genomen afschrijving later ongedaan kan worden gemaakt. De ondernemer in deze zaak wilde op het bedrijfsmiddel in een later jaar negatief afschrijven en dus opwaarderen. Deze mening van de ondernemer werd niet ondersteund in de wettekst of de wetsgeschiedenis.

(Bron: Taxence)

In het nieuwe box 3-besluit wordt onder andere ingegaan op de situatie waarbij in het ene jaar de oude woning wordt verkocht en pas in het volgende jaar een nieuwe eigen woning wordt gekocht. Mogelijk komt de vermogensrendementsheffing om de hoek kijken.
Op 29 februari 2012 is het besluit inkomen uit sparen en beleggen gepubliceerd. In het nieuwe besluit is onder meer de overgang van de oude eigen woning via box 3 naar de nieuwe eigen woning behandeld. ­ Een belastingplichtige die zijn eigen woning verkoopt, daarbij een overwaarde realiseert, en vervolgens pas na de jaarwisseling een nieuwe eigen woning koopt, is over de gerealiseerde overwaarde vermogensrendementsheffing verschuldigd. Op 1 januari – de peildatum – verhoogt de gerealiseerde overwaarde immers het box 3-vermogen. Dat bij aankoop van de nieuwe woning deze overwaarde als eigenwoningreserve in mindering komt op de box 1-schuld, doet hieraan niets af.

Voorbeeld

X verkoopt zijn woning in mei 2011 en draagt direct de eigendom over aan de koper. Met de verkoop realiseert X een overwaarde van € 50.000. X boekt dit bedrag naar zijn spaarrekening. Vervolgens gaat X vanaf mei 2011 huren.

In februari 2012 besluit X een nieuwe eigen woning te kopen. De in 2011 gerealiseerde overwaarde haalt hij van zijn spaarrekening af voor de financiering van de nieuwe woning.

Op grond van de wet telt de waarde van de spaarrekening per 1 januari 2012 gewoon mee als bezitting voor de grondslag van box 3. X is dan ook vermogensrendementsheffing verschuldigd over de waarde van de spaarrekening. De rendementsgrondslag wordt aan de hand van één peildatum (1 januari) vastgesteld. Het maakt dan ook niet uit of slechts een gedeelte van het jaar een box 3-vermogensbestanddeel aanwezig is.

Versoepeling vervalt

In dit besluit wordt weer eens het robuuste karakter van de box 3-heffing duidelijk gemaakt. Door uit te gaan van één peildatum en van een vast rendement van 4% wordt niet het werkelijke rendement van box 3-vermogen in de heffing betrokken, maar een wettelijk vastgesteld, fictief rendement. Dit is ook van belang voor die situaties waarbij een eigen woning leeg staat en in de verkoop staat of tijdelijk wordt verhuurd. In het eerste geval mag gebruik worden gemaakt van de zogeheten verhuisregeling. De verhuisregeling houdt in dat een woning die leeg in de verkoop staat gedurende het lopende jaar plus twee kalenderjaren nog als eigen woning mag worden aangemerkt. Deze verhuisperiode is voor de jaren 2011 en 2012 tijdelijk verruimd met een jaar. Voor woningen die in 2009 zijn verlaten en in de verkoop zijn gezet, betekent dit dat de verhuisregeling op 31 december 2012 ophoudt. Op 1 januari 2013 zit de nog steeds in de verkoop staande woning dus in box 3 en verhoogt daar direct de rendementsgrondslag. Ook de bijleenregeling is op dat moment van toepassing. ­ Wordt een in de verkoop staande woning tijdelijk verhuurd, dan kan in 2012 nog gebruik worden gemaakt van een versoepeling in de wet. Op het moment van verhuur verhuist de woning tezamen met de daarop rustende eigenwoningschuld van box 1 naar box 3. Wordt op 1 januari van enig jaar de woning nog steeds verhuurd, dan verhoogt de waarde van de verhuurde woning verminderd met de daarop rustende schuld de rendementsgrondslag. De bijleenregeling hoeft op grond van de versoepeling op dat moment echter nog niet te worden toegepast. De bijleenregeling is pas aan de orde als de woning wordt verkocht of als sinds het moment van verlaten van de woning de hiervoor uiteengezette verhuisperiode is verstreken. ­ Deze versoepeling vervalt met ingang van 1 januari 2013. Een verhuurde woning behoort dan definitief tot het box 3-vermogen. Daarnaast wordt op dat moment de bijleenregeling toegepast. De eigenwoningreserve, zijnde het verschil tussen de op de woning rustende eigenwoningschuld en de waarde in het economische verkeer van de woning, komt in mindering op een eventuele nieuwe eigenwoningschuld. Ontstaat hierdoor een gedeeltelijke box 3-lening – de eigenwoningreserve wordt immers wel fiscaal gerealiseerd, maar niet in werkelijkheid – dan behoort ook deze box 3-lening op 1 januari 2013 tot de rendementsgrondslag.
(Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden)

De zogenoemde fondsenvrijstellingen is een van de weinig overgebleven échte vrijstellingen in de loonbelasting. Er moet wel voldaan zijn aan strikte voorwaarden. Het storten van €1 inde personeelsvoorziening bleek onvoldoende in een zaak die Hof Amsterdam behandelde.

De fondsenvrijstelling is bestemd voor sociale ondersteuningsfondsen die de werkgever in het leven heeft geroepen om in bepaalde situaties zijn werknemers te ondersteunen. Bijvoorbeeld voor de ondersteuning van een werknemer met financiële moeilijkheden, maar ook voor een werknemer met studerende kinderen. Uitkeringen en verstrekkingen uit een personeelsfonds blijven alleen onder voorwaarden belastingvrij.

 

Voorwaarden fondsvrijstelling

De vereisten om de uitkeringen en verstrekkingen uit het fonds niet tot het loon te hoeven rekenen zijn als volgt.

  • het betreft geen uitkeringen en verstrekkingen die verband houden met ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie of overlijden; en
  • de bij het personeelsfonds betrokken werknemers hebben de afgelopen vijf kalenderjaren ten minste evenveel als de werkgever aan de middelen van het personeelsfonds bijgedragen; en
  • de uitkeringen en verstrekkingen berusten niet op een vrijgestelde aanspraak.

Overigens gelden de regels voor uitkeringen uit fondsen ook als de werkgever gebruikmaakt van de werkkostenregeling.

Bijdrage werkgever/werknemer

Heeft de werkgever tijdens de laatste vijf kalenderjaren meer bijgedragen dan de werknemers, dan geldt de vrijstelling niet. De Hoge Raad besliste eerder ook al eens (HR 14 juli 2000, LJN: AA6522) dat de vrijstelling ook niet geldt als zowel werknemers als werkgevers de afgelopen vijf jaren niets hebben bijgedragen.

Hofuitspraak

Hof Amsterdam behandelde een zaak waarin twee werkgevers een lange tijd samen geld stortten in een stichting. De stortingen waren bedoeld om aan (nabestaanden van) (voormalige) werknemers uitkeringen te kunnen doen als deze in financiële moeilijkheden zouden komen. In 1996 zat er ongeveer € 1 miljoen in het personeelsfonds en stopten de werkgevers met de bijdragen. In 2008 besloten de bestuurders het fonds helemaal op te heffen en de gerechtigde allemaal € 675 netto uit te keren. Om het geheel belastingvrij te kunnen laten verlopen, zou iedere (ex-)werknemer in dat jaar €1 inhet fonds moeten storten. De inspecteur was het echter niet eens met deze gang van zaken en legde een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen op van ruim € 300.000.

€ 1 is gelijk aan nihil

Het hof liet deze naheffingsaanslag in stand. Volgens de rechter was het storten van € 1 per persoon zo’n kleine bijdrage, dat het geen enkele wezenlijke betekenis vormde voor de fondsvorming en ook voor de (ex-)werknemer geen betekenis kon hebben gehad. De situatie was daarmee dezelfde als dat er in de afgelopen vijf jaren niets zou zijn bijgedragen. En dat betekende dat de fondsenvrijstelling niet van toepassing was.

(Bron: Taxence)

Omdat het oprichten van een bedrijf in de meeste gevallen een kwestie is van vooral zaaien en (nog) niet oogsten, moet een startende ondernemer zijn of haar uitgavenpatroon goed in de gaten houden. Want wie nog weinig of helemaal geen winst maakt, moet slim zijn. Hieronder vindt u een paar simpele manieren om meer over te houden: 4 tips voor startups om extra geld te besparen.

1. Uitbesteden: zo weinig mogelijk

Het is verleidelijk om alle zaken die u niet zo liggen of waar u nog weinig verstand van heeft uit te besteden, maar wanneer u geld wilt besparen is het verstandig om hier eerst nog eens goed naar te kijken. U kunt het doen van uw administratie bijvoorbeeld in eerste instantie ingewikkeld en daardoor een vervelende klus vinden, maar het kan wel degelijk lonen om u hier een periode intensief in te verdiepen. Als u de meeste fiscale zaken voortaan zelfstandig kunt regelen, scheelt dat later uiteindelijk aanzienlijk in de kosten die komen kijken bij het inhuren van een financieel adviseur.

Er zijn uiteraard situaties waarin u niet om het inschakelen van een externe professional heen kunt. In dat geval kunt u deze het beste inhuren op uurbasis, zodat u specifiek betaalt voor het geleverde werk. U kunt ook ervoor kiezen om eerst zelf de nodige research te plegen –  vragen stellen op gratis online fora op het gebied van marketing, sales of juridische zaken levert al snel meerdere reacties op – en deze informatie vervolgens voor te leggen aan een expert. Omdat u zelf al het nodige voorwerk heeft verricht, kunt u sneller tot de kern overgaan en bent u uiteindelijk minder geld kwijt.

2. Kantoor aan huis

Een idyllisch grachtenpand in hartje Amsterdam of een modern kantoor op een goed bereikbare locatie is misschien op den duur wenselijk, maar hier hangt wel een prijskaartje aan. Indien u momenteel nog maar weinig klanten en andere zakenrelaties persoonlijk hoeft te ontvangen, is het wellicht verstandig om het kopen of huren van dat prachtige bedrijfspand nog maar even achterwege te laten en vanaf huis te werken. Als de branche waarin u werkzaam dit toelaat natuurlijk.

Als u wel vanaf het begin een bedrijfslocatie nodig heeft, laat dan de kosten dan de belangrijkste factor zijn bij het maken van uw beslissing. Dat houdt waarschijnlijk in dat u in eerste instantie een minder fotogeniek kantoor betrekt op een wat minder prominente locatie, maar zolang uw bedrijf goed bereikbaar is, hoeft dat helemaal geen probleem te zijn. Als uw startup eenmaal echt winst begint te maken, kunt u altijd alsnog besluiten om uw onderneming in een monumentaal pand in het oude stadscentrum te vestigen.

3. Tweedehands interieur

Heeft u eenmaal een geschikte bedrijfslocatie gevonden? Dan moet u het pand nog mooi inrichten. Weinig startende ondernemers zullen hiervoor naar een dure designwinkel stappen en hun heil eerder zoeken bij ketens zoals IKEA, maar vergeet ook niet om eens naar een kringloopwinkel te gaan of Martkplaats te checken. Als u hier bijvoorbeeld goedkope opbergkasten of een bureau koopt, houdt u weer meer geld over om te investeren in andere belangrijke zaken, zoals computers, printers en software.

4. Kijk en vergelijk

Een startende ondernemer kan in deze periode eigenlijk niet spaarzaam genoeg zijn. Voordat u over gaat tot de daadwerkelijke aanschaf van een product of dienst, of dat nou om machines, bouwmaterialen of het inhuren van een tekstschrijver voor uw website gaat, is het verstandig om de prijs-kwaliteit verhouding van de verschillende aanbieders met elkaar te vergelijken. Dit wil niet per definitie zeggen dat de goedkoopste optie altijd de beste is, maar wanneer u goed op de hoogte bent van wat de rest van de markt doet, kunt u allicht bij de aanbieder van uw keuze een aantrekkelijke korting regelen. Iedere euro die u zo bespaart, kunt u vervolgens weer in uw eigen bedrijf investeren. Dit zal ertoe leiden dat uw onderneming sneller groeit, meer omzet geneert en er sneller in andere zaken kan worden geïnvesteerd.