Investeren in opleiding levert belastingvoordeel op

De werkgever kan voor bepaalde werknemers de afdrachtvermindering onderwijs toepassen. Hij betaalt dan voor die werknemer minder loonheffing dan dat hij heeft aangegeven.

De afdrachtvermindering onderwijs telt in totaal acht categorieën en die hebben allemaal een eigen set aan voorwaarden. Of de werkgever daadwerkelijk in aanmerking komt voor deze afdrachtvermindering hangt af van de categorie waarin de werknemer valt.

Vanaf 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Bij de afdrachtvermindering onderwijs leidde dit tot een uitbreiding. Werkgevers mogen sinds die datum de afdrachtvermindering onderwijs ook toepassen voor werknemers die in een ander EU- of EER-land een opleiding volgen. In dit artikel leest u onder meer welke voorwaarden dan gelden.

Categorieën

De afdrachtvermindering onderwijs heeft acht categorieën afdrachtverminderingen die te maken hebben met onderwijs. Elke categorie heeft in beginsel eigen voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op het soort overeenkomst, de administratieve verplichtingen, de hoogte en duur van de afdrachtvermindering en het toetsloon. De volgende categorieën vallen binnen de afdrachtvermindering onderwijs:

  1. beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg tot maximaal € 2753;
  2. assistent in opleiding of onderzoeker bij een universiteit tot maximaal € 2781;
  3. promotieonderzoek bij TNO of een ander privaatrechtelijk rechtspersoon tot maximaal € 2781;
  4. initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs tot maximaal € 2753;
  5. scholing tot startkwalificatieniveau tot maximaal € 3337;
  6. leer-werktraject van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs tot maximaal € 2738;
  7. stage in het kader van de beroepsopleidende leerweg in het derde of vierde jaar van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs tot maximaal € 1322;
  8. procedure Erkenning verworven competentie (EVC) tot maximaal € 334.

Overeenkomst

Het werk of de stage moet plaatsvinden op grond van een overeenkomst waarbij minimaal drie partijen zijn betrokken. Vaak zijn dat de werkgever, degene die het werk gaat verrichten of stage gaat lopen en de onderwijsinstelling of een ander rechtspersoon. De overeenkomst bevat in elk geval de gegevens van de werknemer, stagiaire of leerling, maar ook het soort opleiding, de aard en omvang van de begeleiding, de leerdoelen en de wijze van beoordeling. Wordt de werknemer aangesteld als assistent of (promotie)onderzoeker, dan gaan de bepalingen met name over openbaarheid van de gegevens en de financiering van de loonkosten.

Administratieve verplichtingen

De werkgever is verplicht een kopie van de overeenkomst in zijn loonadministratie te bewaren. Beschikt de werkgever nog niet over een afschrift van de leer-werkovereenkomst maar wel over een verklaring van het Regionaal Opleidingscentrum, dan is de afdrachtvermindering toch van toepassing. Uit deze verklaring moet blijken dat de werknemer de beroepsbegeleidende leerweg volgt. Voor werknemers die een initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs volgen bewaart de werkgever ook een overzicht dat hij aan het einde van het kalenderjaar van de hogeschool krijgt. Hieruit is af te leiden of er weer recht bestaat op afdrachtvermindering.

Maximale toepassing

De werkgever kan de afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers uit categorieën 1 en 5 en leerlingen uit categorie 6 blijven toepassen zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Voor werknemers uit categorieën 2 en 3 duurt dit een maximaal 48 maanden per werknemer en voor werknemers uit categorie 4 maximaal 24 maanden.

Toetsloon

Het loon van de werknemer in sommige gevallen niet hoger mag zijn dan een grensbedrag, het zogenoemde toetsloon (ongeveer 130% van het minimumloon). Het toetsloon is van belang voor werknemers uit de categorieën 1 en 4 die op het inhoudingstijdstip jonger zijn dan 25 jaar. De werkgever moet het loon ook toetsen voor werknemers uit categorie 5 van wie het loon in een loontijdvak lager is dan het toetsloon dat in dat tijdvak voor hen geldt.

EVC-procedure

De werknemer kan met een EVC-procedure laten vaststellen welke competenties hij door werkervaring al beheerst en welke aanvullende opleidingen hij nog nodig heeft. Wordt een EVC-procedure succesvol gevolgd, dan krijgt de werknemer een ervaringscertificaat van een EVC-aanbieder. Een EVC-aanbieder moet als zodanig zijn erkend door de Stichting Examenkamer. Vergoedt de werkgever de kosten van deze procedure, dan kan hij onder voorwaarden de afdrachtvermindering toepassen. In plaats van een overeenkomst bewaart de werkgever deze verklaring van de erkenning bij zijn loonadministratie.

Let op!

Zowel de werknemer als de werkgever kan een ervaringscertificaat aanvragen bij een van de honderd erkende EVC-aanbieders in Nederland. Raadpleeg voor meer informatie hierover het stappenplan op www.kenniscentrumevc.nl.

Opleiding in EU- en EER-landen

Vanaf 1 januari 2012 mag de werkgever de afdrachtvermindering onderwijs ook toepassen voor werknemers of stagiairs die een opleiding volgen in andere EU- of EER-landen. Het gaat echter alleen om de opleidingen die worden genoemd bij de categorieën 1, 4 en 5. Van belang is dat de buitenlandse opleiding wat betreft niveau en kwaliteit vergelijkbaar is met de eerdergenoemde Nederlandse opleidingen. Om dit te kunnen bewijzen heeft de werkgever een verklaring van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) nodig. Na ontvangst van de verklaring heeft de werkgever recht op de afdrachtvermindering vanaf de datum waarop de DUO de aanvraag in behandeling heeft genomen.

Advies

Door de uitbreiding van de afdrachtvermindering onderwijs per 1 januari 2012 gelden voor bepaalde categorieën werknemers, leerlingen of stagiairs nu aanvullende voorwaarden. Bijvoorbeeld het aanvragen van een verklaring bij de DUO voor het volgen van een opleiding in een andere EU- of EER-land. Voor deze aanvraag heeft de werkgever verschillende documenten nodig. Het is echter nog niet bekend welke dat zijn. In de tussentijd is het verstandig de site van de Belastingdienst in de gaten te houden.

(Bron: Salarisnet)