Archive for maart, 2012

Voor mijn klanten gebruik ik altijd een speciaal aangiftepakket van een commerciële leverancier en dat werkt perfect. Daar kan ik zogezegd mee lezen en schrijven.
De vooraf ingevulde aangifte is nog niet altijd volledig correct ingevuld. Voor wat betreft een reguliere aangifte heb ik geen noemenswaardige problemen ondervonden met de vooraf ingevulde gegevens. Het gaat hier om een oudere man en vrouw, fiscaal partner van elkaar want samenwonend met notarieel samenlevingscontract. Beiden zijn de leeftijd van 70 jaar inmiddels gepasseerd. De pensioenuitkeringen van verschillende instanties evenals de AOW vanuit de Sociale verzekeringsbank, stonden netjes ingevuld in de aangifte. Datzelfde geldt voor de WOZ-gegevens van het huis en de voorlopige aanslag over 2011. De hypotheekgegevens en box 3 moest ik zelf nog invullen. ­ Toch constateer ik twee belangrijke onvolkomendheden in het aangiftepakket . Zo is het niet mogelijk om het loon voor de Zvw in te vullen. Zijn er in een jaar verschillende uitkeringsinstanties of werkgevers dan kan het gebeuren dat er teveel bijdrage Zvw is ingehouden en dat een teruggaaf nog volgt. Om een of andere reden is dit loon echter niet aan te geven en komt het verder ook nergens meer terug in het aangiftepakket van de Belastingdienst.
Aan de verdeling van aftrekposten is nog wat te verbeteren. Fiscale partners kunnen hier bepaalde inkomsten en aftrekposten naar gelieve verdelen, om zo te voorkomen dat teveel belasting wordt betaald. Maar dan moet je toch behoorlijk op de hoogte zijn van allerlei fiscale spelregels en dat zijn de meeste belastingplichtigen niet. ­ Zo hebben ouderen mogelijk recht op een ouderentoeslag in box 3. Dit is afhankelijk van het inkomen uit werk en woning in box 1 en daar zitten nu juist aftrekposten (zoals de hypotheekrente) die verdeeld kunnen worden. Als belastingplichtigen niet helemaal gunstig verdelen, dan lopen ouderen hier mogelijk deze ouderentoeslag mis. In het meest ongunstige geval betekent dit een netto bedrag van € 330. Het zou beter zijn als het pakket zelf uitrekent wat de meest gunstige verdeling is en geef mensen vervolgens de keuze of zij met deze verdeling akkoord gaan of dat zij liever zelf een verdeling maken.
(Bron: Fiscaal voor u bewerkt)
Frauderende uitkeringsontvangers kunnen vanaf 1 januari 2013 een tien keer hogere boete krijgen dan nu het geval is. Bedrijven die de arbeidswetten overtreden, kunnen worden stilgelegd. Dit staat in het wetsvoorstel ‘Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ van minister Kamp en staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat vandaag aan de Tweede Kamer is gestuurd.
De maatregelen moeten de gestaag groeiende groep hardnekkige fraudeurs, die voor steeds grotere bedragen fraudeert, afschrikken. Met deze wet worden zowel de malafide bedrijven, de ‘grote vissen’, als frauderende uitkeringsgerechtigden, de ‘kleine vissen’, aangepakt.

Bedrijven

Een bedrijf dat fraudeert, betaalt de eerste keer een boete, de tweede keer een dubbele, en de derde keer een drievoudige boete. Bij een bedrijf dat herhaaldelijk fraudeert kunnen de werkzaamheden maximaal drie maanden worden stilgelegd. Daarnaast gaat het boetebedrag omhoog. Werkgevers betalen bijvoorbeeld 12.000 euro per illegale werknemer als zij voor de eerste keer de regels overtreden en 18.000 euro als er onveilig wordt gewerkt op een steiger. Nu is de boete voor het laten werken van illegale werknemers 8.000 euro per werknemer en voor onveilig werken op een steiger 9.000 euro.

Uitkeringsontvangers

Uitkeringsontvangers die frauderen moeten vanaf 1 januari 2013 altijd de ten onrechte verkregen uitkering terugbetalen en krijgen daarnaast datzelfde bedrag aan boete. Als iemand voor duizend euro fraudeert, krijgt diegene een boete van duizend euro. Bij een herhaling is de boete 150 procent van het bedrag dat ten onrechte is uitgekeerd, dus in dit voorbeeld 1.500 euro. Deze tweede boete wordt gekort op de uitkering of op een andere manier geïnd. Dit is een aanscherping van de huidige situatie waarbij uitkeringsontvangers de eerste keer tien procent van de onterecht verkregen uitkering aan boete krijgen en de tweede keer vijftien procent, in dit voorbeeld dus 150 euro. Gemeenten worden verplicht de sancties uit te voeren.

2010

In 2010 is voor 119 miljoen euro gefraudeerd. Er werden ongeveer 4.000 boetes opgelegd aan bedrijven voor in totaal ruim 40 miljoen euro.

[ Bron:        Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ]

De ondernemer kan met de herinvesteringsreserve (hir) onder voorwaarden boekwinsten reserveren die zijn behaald bij de verkoop van bedrijfsmiddelen en deze vervolgens afboeken op de kostprijs van een herinvestering. Hierdoor wordt de winstneming dus uitgesteld. Op het moment dat de ondernemer in een nieuw bedrijfsmiddel herinvesteert, moet hij de afschrijving hiervan bepalen. De berekeningsmethode moet echter wel in overeenstemming zijn met de wet.

HIR

Om te voorkomen dat de bedrijfsvoering door belastingheffing bij de vervreemding van bedrijfsmiddelen wordt gehinderd is het mogelijk gebruik te maken van de hir. De ondernemer komt alleen hiervoor in aanmerking als hij een vervangingsvoornemen heeft die binnen de driejaarstermijn in vervulling gaat en in een bedrijfsmiddel investeert die eenzelfde economische functie heeft. Voldoet hij niet aan de voorwaarden dan wordt de hir tot de winst gerekend.

Afschrijven

Als de ondernemer in een bedrijfsmiddel investeert mag hij de kosten niet ineens ten laste van de winst brengen. Hij moet de aanschaffings- of voortbrengingskosten eerst activeren. Deze geactiveerde kostprijs wordt door middel van afschrijvingen  op de bedrijfsmiddel ten laste van het resultaat gebracht. De kosten worden op deze manier verdeeld over de jaren waarop zij betrekking hebben. De gedachte hierachter is dat elk gebruiksjaar zijn eigen kosten draagt. De hoogte van de jaarlijkse afschrijving is afhankelijk van de kostprijs, de restwaarde en de gebruiks- of levensduur van het bedrijfsmiddel. Het verschil tussen de kostprijs en de restwaarde levert het totaal af te schrijven bedrag. Dit bedrag wordt vervolgens verdeeld over het aantal jaren dat het bedrijfsmiddel vermoedelijk in de onderneming wordt gebruikt (gebruiksduur).

 

Wijziging afschrijvingsregime

Het afschrijvingsregime is in 2007 fors ingeperkt. Ondernemers moeten sinds die datum uitgaan van een maximaal afschrijvingspercentage van 10 % per jaar voor goodwill en 20% per jaar voor overige bedrijfsmiddelen. Voor gebouwen geldt dat afschrijving alleen mogelijk is tot de  zogenoemde bodemwaarde. Voor een gebouw in eigen gebruik geldt als bodemwaarde 50% van de WOZ-waarde. Voor een gebouw ter belegging geldt als bodemwaarde 100% van de WOZ-waarde. Deze specifieke bepaling is niet van toepassing op alle onroerende zaken, maar alleen op gebouwen. Onder ‘gebouw’ wordt verstaan alle onderdelen van een gebouw met inbegrip van de daarbij behorende ondergrond en aanhorigheden. Hieronder valt niet alleen het bouwwerk, maar bijvoorbeeld ook de grond, de tuin, de erfverharding, de parkeerplaatsen en de verlichting.

(Bron: Taxence)

 

Restwaarde

De waarde die het bedrijfsmiddel heeft aan het eind van de gebruiksduur in de onderneming is de restwaarde van een bedrijfsmiddel. De ondernemer moet de restwaarde ‘naar goed koopmansgebruik’ schatten. Mocht sprake zijn van een aanmerkelijke verandering (50% of meer) van de restwaarde, die redelijkerwijs als blijvend is aan te merken, dan moet de ondernemer in beginsel de jaarlijkse afschrijving herzien.

 

Berekeningswijze

De afschrijvingen op een nieuw bedrijfsmiddel vinden plaats op basis van de boekwaarde na afboeking van de hir. De hir is van invloed op de afschrijvingsgrondslag en dus ook op de jaarlijkse afschrijving. Volgens de Hoge Raad moet de afschrijving op de volgende manier plaatsvinden. Voordat de afschrijving van een bedrijfsmiddel wordt bepaald moet de ondernemer eerst de aanschaffings- en voorbrengingskosten vaststellen. Hij moet om te beginnen de hir in mindering brengen op het bedrag van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel. Vervolgens moet de restwaarde van het bedrijfsmiddel worden geschat. Ook dat brengt hij in mindering op de aanschaffingskosten. Het bedrag dat dan overblijft is de afschrijvingsbasis. Hiermee bevestigd de Hoge Raad een eerdere uitspraak van het hof dat de afschrijvingsgrondslag niet kan worden verhoogd door een deel van de hir op een deel van de restwaarde af te boeken.

De start van een bedrijf vraagt om de nodige investeringen, bijvoorbeeld de aanschaf van machines en kantoorartikelen. De meeste startende ondernemers hebben dan ook financiering nodig, maar juist in deze tijd kan het voor startende ondernemers lastig zijn om een lening van de bank te krijgen. In dat geval kan een microkrediet uitkomst bieden: 5 vragen en antwoorden over microfinanciering.

1. Wat is microfinanciering?

Kort gezegd is de definitie van microfinanciering: de combinatie van op de (startende) ondernemer gerichte coaching en het verstrekken van een microkrediet tot maximaal vijftigduizend euro. Het microkrediet is een lening van maximaal vijftigduizend euro, waarmee u de start van uw startup kunt realiseren of uw bedrijf uitbreiden. Daarnaast heeft u de mogelijkheid om zowel tijdens als na de startfase van de onderneming door een coach te worden begeleid. Dit is zeker aan te bevelen, omdat een dergelijke deskundige uw kans op succes aanzienlijk vergroot.

2. Voor wie?

Microfinanciering is speciaal bedoeld voor kleine en startende ondernemers die problemen ondervinden bij het krijgen van een krediet bij een reguliere bank, bijvoorbeeld omdat zij hiervoor over onvoldoende middelen beschikken of op korte termijn te weinig zekerheid kunnen bieden. Het gaat hierbij in het bijzonder om ondernemers met minder dan vijf werknemers in dienst of Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP’ers).

3. Wat is het doel van microfinanciering?

Het voornaamste doel van microfinanciering is het stimuleren van de kredietverlening aan het kleinbedrijf. Sinds de economische crisis is het er voor kleine en startende ondernemers niet makkelijker op geworden om een krediet toegewezen te krijgen via reguliere financiële instellingen. De overheid wil deze groep ondernemers op dit gebied een handje helpen door 1,8 miljoen euro extra in microfinanciering te investeren.

De microkredieten worden uiteindelijk toegewezen door Qredits, een gespecialiseerde kredietverlener die zich richt op de financiering van kleine ondernemingen in Nederland. Qredits is geen bank, maar een landelijke kredietinstelling. De organisatie is een uniek samenwerkingsverband tussen ABN AMRO Bank, ING Nederland en Rabobank Nederland in samenwerking met de Ministeries van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

4. Hoe gaat de Qredits-procedure in zijn werk?

Zoals bij vrijwel iedere overheidsregeling voor (startende) ondernemers, zijn er enkele voorwaarden. Zo moet u, wanneer u in aanmerking wilt komen voor microfinanciering, een haalbaar ondernemingsplan hebben geschreven. Daarnaast moet u beschikken over kenmerkende ondernemerskwaliteiten, zoals doorzettingsvermogen, commercieel inzicht en bevlogenheid. U kunt vervolgens op de Qredits-website een online kredietaanvraag doen. Startende ondernemers moeten van tevoren wel alle zaken op deze checklist hebben afgevinkt.

In principe verloopt de verdere procedure voor starters als volgt:

  1. Qredits controleert de volledigheid van uw aanvraag en onderzoekt of uw onderneming binnen de doelgroep past
  2. Indien nodig wordt u gevraagd om aanvullende gegevens toe te sturen
  3. Vervolgens wordt uw afgeronde aanvraag verzonden naar de Qredits-bedrijfsadviseur in uw regio
  4. Naar aanleiding van een persoonlijk gesprek met u stelt deze bedrijfsadviseur een adviesrapport op
  5. Indien het advies van de bedrijfsadviseur positief is, wordt de aanvraag beoordeeld door de afdeling risico management
  6. Zijn ook zij akkoord? worden de officiële overeenkomsten opgemaakt en via de post naar u verstuurd
  7. Zodra Qredits de ondertekende aktes in goede orde heeft ontvangen, zal het krediet binnen enkele dagen worden overgeboekt naar uw zakelijke bankrekening.

5. Wat heb ik aan een ondernemerscoach?

U hebt voor het ondernemerschap gekozen of gaat hiervoor kiezen, omdat u onder andere veel waarde hecht aan zelfstandigheid. U wilt de meeste zaken graag zelf regelen. Maar bij het starten van een bedrijf en het vinden van de juiste financiering komt veel kijken. Dan kan het fijn zijn als er af en toe iemand over uw schouder meekijkt en u adviseert over die zaken waar het u nog aan echte expertise ontbreekt. Om die reden gaat het bij microfinanciering vaak niet alleen om het verstrekken van het krediet; een traject van intensieve coaching en begeleiding is minstens zo belangrijk.

De website Eigenbaas.nl heeft een landelijk netwerk opgezet van Microfinanciering (MF)-ondernemerspunten. Hier kunt u terecht voor deskundig en onafhankelijk advies, zoals over het schrijven van een ondernemingsplan, de juiste verzekeringen en het opzetten van een overzichtelijke administratie. In de meeste gevallen zijn er kosten verbonden aan deze vorm van ondernemerscoaching, maar de hoogte hangt af van uw persoonlijke situatie. De MF-ondernemerspunten vindt u terug in heel Nederland. Door uw gegevens in te voeren in deze postcodezoeker, krijgt u in een oogopslag alle locaties bij u in de buurt te zien.

Komt u in aanmerking voor microkrediet?

Wanneer u wel een goed idee hebt maar voor de financiering niet voldoet aan de acceptatiecriteria van banken, kan Qredits uitkomst bieden. Met deze vorm van microfinanciering ligt een krediet tot vijftigduizend euro alsnog binnen handbereik.

(Bron: Ikgastarten)

Voor de aftrek van kosten van werkruimte gelden speciale regels. Als u een pand huurt voor bewoning, wilt u misschien een deel ervan voor uw onderneming gaan gebruiken. U richt een klein gedeelte, bijvoorbeeld een zolderkamer, in als atelierruimte. Of u gaat de garage gebruiken als werkplaats. Het deel van de woning dat u voor de onderneming gebruikt, is voor de inkomstenbelasting werkruimte. Er moet – net als bij een eigen woning – wel sprake zijn van een zelfstandige ruimte. Ook moet u voldoen aan de inkomenseis (zie onderstaande figuur).

Figuur: Aftrek kosten van een werkruimte in uw woning

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Als het in uw situatie mogelijk is de kosten van werkruimte af te trekken, stelt u eerst vast welk deel van de huur, verlichting, verwarming, inrichting en dergelijke voor uw woning is, en welk deel voor de werkruimte. Het deel voor de werkruimte kunt u als ondernemingskosten opvoeren en aftrekken van de opbrengsten van de onderneming. Als u over deze kosten ook btw hebt betaald, kunt u deze btw aftrekken als voorbelasting als u daar recht op hebt. Tot de aftrekbare kosten horen onder meer:

  • een evenredig deel van de huur (u kunt hiervoor meestal uitgaan van het vloeroppervlak van de werkruimte)
  • de energiekosten, verzekeringskosten, schoonmaakkosten en dergelijke die u maakt voor de werkruimte
  • de inrichtingskosten van de werkruimte, bijvoorbeeld voor vloerbedekking, behang, bureau(s) en kastruimte (over deze kosten moet u mogelijk afschrijven)

(Bron: belastingdienst)

Zijn uw overeenkomsten met de B.V. up to date?

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor Zijn uw overeenkomsten met de B.V. up to date?

In praktijk wil het nog wel eens voorkomen dat er geen overeenkomsten opgesteld zijn, terwijl dit wel noodzakelijk is. Vooral omdat dit ook allerlei ongewenste effecten kan voorkomen bij bijvoorbeeld een faillissement van een B.V.

Het is in de praktijk al eens voorgekomen dat een werkmaatschappij failliet ging en dat bijvoorbeeld wel betalingen plaats vonden vanuit deze B.V. naar de holding B.V. als managementfee. Dit lijkt op het eerste gezicht niet vreemd en dat is het ook niet, want vaak worden werkzaamheden van de Directeur Groot Aandeelhouder (DGA) ter beschikking gesteld aan de werkmaatschappij, of er worden andere zaken ter beschikking gesteld aan de werkmaatschappij.

Wat kan nu het geval zijn bij een faillissement: De curator stelt dat er geen rechtsgeldige overeenkomst is tussen de holding B.V. en de failliete werkmaatschappij. Vervolgens gaat de curator over tot terugvordering van alle (formeel) onjuiste betaalde managementfee.

Dit voorbeeld hoeft niet alleen aan de orde te komen bij managementfee. Het kan ook aan de orde komen bij bijvoorbeeld dividenduitkeringen, rekening-courantovereenkomsten en mogelijk andere overeenkomsten. Wat bovendien ook van belang is om na te gaan of bepaalde overeenkomsten een bekrachtiging nodig hebben door middel van een besluit van de Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA). Het kan anders soms nog zo zijn dat overeenkomsten niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. Heeft u vragen hierover? Mail deze gerust naar info@ambitions.nu

De werkgever kan voor bepaalde werknemers de afdrachtvermindering onderwijs toepassen. Hij betaalt dan voor die werknemer minder loonheffing dan dat hij heeft aangegeven.

De afdrachtvermindering onderwijs telt in totaal acht categorieën en die hebben allemaal een eigen set aan voorwaarden. Of de werkgever daadwerkelijk in aanmerking komt voor deze afdrachtvermindering hangt af van de categorie waarin de werknemer valt.

Vanaf 1 januari 2012 is het een en ander gewijzigd in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Bij de afdrachtvermindering onderwijs leidde dit tot een uitbreiding. Werkgevers mogen sinds die datum de afdrachtvermindering onderwijs ook toepassen voor werknemers die in een ander EU- of EER-land een opleiding volgen. In dit artikel leest u onder meer welke voorwaarden dan gelden.

Categorieën

De afdrachtvermindering onderwijs heeft acht categorieën afdrachtverminderingen die te maken hebben met onderwijs. Elke categorie heeft in beginsel eigen voorwaarden. Deze voorwaarden hebben betrekking op het soort overeenkomst, de administratieve verplichtingen, de hoogte en duur van de afdrachtvermindering en het toetsloon. De volgende categorieën vallen binnen de afdrachtvermindering onderwijs:

  1. beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg tot maximaal € 2753;
  2. assistent in opleiding of onderzoeker bij een universiteit tot maximaal € 2781;
  3. promotieonderzoek bij TNO of een ander privaatrechtelijk rechtspersoon tot maximaal € 2781;
  4. initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs tot maximaal € 2753;
  5. scholing tot startkwalificatieniveau tot maximaal € 3337;
  6. leer-werktraject van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs tot maximaal € 2738;
  7. stage in het kader van de beroepsopleidende leerweg in het derde of vierde jaar van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs tot maximaal € 1322;
  8. procedure Erkenning verworven competentie (EVC) tot maximaal € 334.

Overeenkomst

Het werk of de stage moet plaatsvinden op grond van een overeenkomst waarbij minimaal drie partijen zijn betrokken. Vaak zijn dat de werkgever, degene die het werk gaat verrichten of stage gaat lopen en de onderwijsinstelling of een ander rechtspersoon. De overeenkomst bevat in elk geval de gegevens van de werknemer, stagiaire of leerling, maar ook het soort opleiding, de aard en omvang van de begeleiding, de leerdoelen en de wijze van beoordeling. Wordt de werknemer aangesteld als assistent of (promotie)onderzoeker, dan gaan de bepalingen met name over openbaarheid van de gegevens en de financiering van de loonkosten.

Administratieve verplichtingen

De werkgever is verplicht een kopie van de overeenkomst in zijn loonadministratie te bewaren. Beschikt de werkgever nog niet over een afschrift van de leer-werkovereenkomst maar wel over een verklaring van het Regionaal Opleidingscentrum, dan is de afdrachtvermindering toch van toepassing. Uit deze verklaring moet blijken dat de werknemer de beroepsbegeleidende leerweg volgt. Voor werknemers die een initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs volgen bewaart de werkgever ook een overzicht dat hij aan het einde van het kalenderjaar van de hogeschool krijgt. Hieruit is af te leiden of er weer recht bestaat op afdrachtvermindering.

Maximale toepassing

De werkgever kan de afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers uit categorieën 1 en 5 en leerlingen uit categorie 6 blijven toepassen zolang aan de voorwaarden wordt voldaan. Voor werknemers uit categorieën 2 en 3 duurt dit een maximaal 48 maanden per werknemer en voor werknemers uit categorie 4 maximaal 24 maanden.

Toetsloon

Het loon van de werknemer in sommige gevallen niet hoger mag zijn dan een grensbedrag, het zogenoemde toetsloon (ongeveer 130% van het minimumloon). Het toetsloon is van belang voor werknemers uit de categorieën 1 en 4 die op het inhoudingstijdstip jonger zijn dan 25 jaar. De werkgever moet het loon ook toetsen voor werknemers uit categorie 5 van wie het loon in een loontijdvak lager is dan het toetsloon dat in dat tijdvak voor hen geldt.

EVC-procedure

De werknemer kan met een EVC-procedure laten vaststellen welke competenties hij door werkervaring al beheerst en welke aanvullende opleidingen hij nog nodig heeft. Wordt een EVC-procedure succesvol gevolgd, dan krijgt de werknemer een ervaringscertificaat van een EVC-aanbieder. Een EVC-aanbieder moet als zodanig zijn erkend door de Stichting Examenkamer. Vergoedt de werkgever de kosten van deze procedure, dan kan hij onder voorwaarden de afdrachtvermindering toepassen. In plaats van een overeenkomst bewaart de werkgever deze verklaring van de erkenning bij zijn loonadministratie.

Let op!

Zowel de werknemer als de werkgever kan een ervaringscertificaat aanvragen bij een van de honderd erkende EVC-aanbieders in Nederland. Raadpleeg voor meer informatie hierover het stappenplan op www.kenniscentrumevc.nl.

Opleiding in EU- en EER-landen

Vanaf 1 januari 2012 mag de werkgever de afdrachtvermindering onderwijs ook toepassen voor werknemers of stagiairs die een opleiding volgen in andere EU- of EER-landen. Het gaat echter alleen om de opleidingen die worden genoemd bij de categorieën 1, 4 en 5. Van belang is dat de buitenlandse opleiding wat betreft niveau en kwaliteit vergelijkbaar is met de eerdergenoemde Nederlandse opleidingen. Om dit te kunnen bewijzen heeft de werkgever een verklaring van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) nodig. Na ontvangst van de verklaring heeft de werkgever recht op de afdrachtvermindering vanaf de datum waarop de DUO de aanvraag in behandeling heeft genomen.

Advies

Door de uitbreiding van de afdrachtvermindering onderwijs per 1 januari 2012 gelden voor bepaalde categorieën werknemers, leerlingen of stagiairs nu aanvullende voorwaarden. Bijvoorbeeld het aanvragen van een verklaring bij de DUO voor het volgen van een opleiding in een andere EU- of EER-land. Voor deze aanvraag heeft de werkgever verschillende documenten nodig. Het is echter nog niet bekend welke dat zijn. In de tussentijd is het verstandig de site van de Belastingdienst in de gaten te houden.

(Bron: Salarisnet)

Wanneer u goederen verzendt is het gebruikelijk een bedrag aan verzendkosten op de factuur te vermelden. Regelmatig onstaan er misverstanden over het feit of er nu omzetbelasting (btw) over die verzendkosten gerekend moet worden. 

 

BTW en postzegels Wanneer u postzegels of pakketzegels koopt, betaalt u geen btw op deze producten. U kunt hier dus ook geen omzetbelasting voor aftrekken op uw aangifte omzetbelasting. De reden hiervoor is dat in de wet postverkeer en in de wet omzetbelasting de organisatie TPG voor wat betreft post- en pakketzegels is vrijgesteld van btw-verplichtingen. Wellicht denkt u nu dat u als ondernemer uw verzendkosten dan ook zonder btw mag factureren aan uw klanten. Dit is echter niet het geval.
Omzetbelasting(btw) en verzendkosten De wet op de omzetbelasting stelt dat: “Portokosten die bij de levering van goederen in rekening worden gebracht, behoren tot de vergoeding waarover belasting is verschuldigd. Hierbij is hetzelfde BTW-tarief van toepassing als dat van die goederen.” U dient dus omzetbelasting te berekenen over het totaalbedrag van uw goederen inclusief verzendkosten.

Wat nu als u dat niet doet? Wanneer u geen btw afdraagt over de verzendkosten die u aan klanten factureert, komt u in de problemen bij een belastingcontrole. Wanneer sprake is van veel verzendingen, kan dit aardig in de papieren lopen. Bovendien loopt u het risico op een boete, daar u als ondernemer verplicht bent kennis te nemen van de wet- en regelgeving die op u van toepassing is.  

Uitzondering voor boekhandels Een bijzondere positie is weggelegd voor de boekhandels. Deze berekenen ook geen btw wanneer zij post-en pakketzegels verkopen. Dit is het gevolg van een speciale constructie; de boekhandel is een agentschap van TPG post. De postzegels worden op papier nooit ingekocht door de boekhandel en daardoor rechtstreeks uit naam van TPG Post. ngt hierbij af van onder welk omzetbelastingtarief uw goederen vallen. Vaak zal dit 19% zijn.

 

 

Een bedrijf starten is een ding, maar ervoor zorgen dat het een goedlopende onderneming wordt (en blijft) kan voor startende ondernemers een grote uitdaging zijn. Uit onderzoek blijkt dat veel jonge bedrijven de eerste drie jaar niet halen. Waardoor komt dit en hoe omzeilt u met uw startup deze statistieken wel? De checklist 4 valkuilen voor startende ondernemers.

 

Valkuil 1: Geen reële inschatting maken van de inkomsten

Het is voor veel starters moeilijk om van tevoren een juiste inschatting te maken van de verdiensten. Het begint bij het rekenwerk vooraf. Hoeveel wil of moet je verdienen? Hoeveel verdien je aan één opdracht of aan één klant? Hoeveel aankopen van hoeveel klanten heb je dan nodig en wat is je plan om die klanten te krijgen?

Rekensommetjes die lang niet door iedere ondernemer op tijd worden gemaakt. “En worden ze toch gemaakt, dan worden de ‘onbekenden’ vaak veel te rooskleurig ingecalculeerd. Vaak komen aannames tot stand door veronderstelling op veronderstelling te stapelen.”

Valkuil 2: Het ontbreken van een helder verdienmodel

Een goed businessplan is niet compleet zonder een helder verdienmodel. Daarin moet staan hoe dat allemaal gaat werken, wat er dan moet gebeuren en dat dat misschien wel heel uitdagend, maar toch ook realistisch haalbaar is.

Startende ondernemers moeten zich in dit plan vooral richten op het beantwoorden van essentiële basisvragen. Denk aan: hoeveel klanten heb je nodig, van welk type en met welke omzet? Hoeveel verdien je aan die klanten? Is het allemaal wel te doen met de personele bezetting die is voorgecalculeerd? Past het wel in de tijd? Levert het voldoende snel cash flow en resultaat op in relatie met de financieringsmogelijkheden?

Valkuil 3: Het onzekere voor het zekere nemen

Een andere faalfactor is wanneer een ondernemer hoofdzaken (voldoende klanten) niet goed van bijzaken (grootte assortiment, bedrijfskleding etc.) weet te scheiden. Er zijn veel ondernemers die ‘alles’ in stelling hebben gebracht – administratie geregeld, voorraad in orde, showroom, autootje voor de verkoper, bedrijfskleding voor het personeel, bedenk het maar – maar die ‘kopende klant’ zijn ze nog even vergeten: ‘Dat komt wel: eerst alles netjes voor elkaar!’ Het lijkt soms een vlucht voorwaarts.

Een advies zou kunnen zijn: zoek een partij die misschien ook wel een klant zou kunnen worden, maar beschouw hem voorlopig alleen als vraagbaak: vraag vooral waarom hij jouw product niet zou willen kopen. Bouw vervolgens aan jouw argumentatie, zorg dat je in de communicatie met jouw doelgroep de tegenwerpingen als het ware vóórblijft door vooraf al de argumenten te noemen waarom de potentiële klant jouw product nu juist wel zou moeten willen hebben.”

Valkuil 4: Te weinig tijd en energie vrijmaken

Het ligt misschien voor de hand, maar als een ondernemer maar weinig tijd en energie kan vrijmaken voor zijn of haar nog jonge bedrijf, wordt de kans op succes aanzienlijk kleiner. Het is verstandig om je vooraf te realiseren dat een startup altijd een enorme energievreter is en dat succes alleen komt als die energie er in ruime mate is. Bij de ondernemer, maar ook bij medewerkers die bij de productintroductie bestrokken zijn.”

Wie zich goed voorbereidt op het feit dat ondernemen nu eenmaal veel tijd en energie in beslag neemt, kan hier bij een startup voldoende rekening mee houden en anticiperen op mogelijke problemen. Focus is het toverwoord. Als die er niet is, komt er van de startup zelden iets terecht.

(Bron: Ikgastarten bewerkt Ambitions.nu)

Subsidie Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB)

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), subsidies diversen, Uncategorized
Reacties uitgeschakeld voor Subsidie Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB)

Veel bedrijven worden jaarlijks slachtoffer van criminaliteit. Uit onderzoek blijkt dat ondernemers die zich onveilig voelen, minder investeren en soms zelfs hun bedrijf sluiten.

Bent u ondernemer en weet u niet zeker of uw bedrijf goed is beveiligd tegen criminaliteit en vandalisme? Dan is er voor u de onafhankelijke veiligheidsscan op maat.

Wat heeft u aan VKB?

VKB geeft u als ondernemer subsidie om te laten onderzoeken hoe uw bedrijf is beveiligd tegen criminaliteit zoals diefstal, inbraak en vandalisme. Met de VKB Veiligheidsscan krijgen kleine bedrijven (maximaal 5 vestigingen, met ieder maximaal 10 medewerkers of 10 fte) onafhankelijk beveiligingsadvies op maat. De overheid vergoedt €300 per scan, per vestiging. Bovendien kunt  u op basis van de VKB Veiligheidsscan de helft van de kosten voor het veiliger maken van uw  zaak vergoed krijgen, met een maximum van €700. In totaal kunt u dus maximaal €1.000 subsidie ontvangen per vestiging.

Budget voor 9.000 aanvragen

De overheid vindt het belangrijk dat ondernemers goed beveiligd zijn tegen criminaliteit en vandalisme. Daarom stelt het ministerie van Veiligheid en Justitie samen met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 9 miljoen euro beschikbaar voor de subsidieregeling VKB.

VKB-regeling 2012 gepubliceerd

Inmiddels is de nieuwe VKB-regeling voor 2012 gepubliceerd in de Staatscourant, deze is geopend op 1 maart 2012. Volgt u daarbij wel het stappenplan.

Ik heb in 2011 een scan aanvraag ingediend en hiervoor subsidie ontvangen

Het vervolg is dan het aanvragen van subsidie voor VKB Veiligheidsmaatregelen. De deadline voor het indienen van de VKB Veiligheidsmaatregelen 2011 is 1 juni 2012. Een tweede voorwaarde is dat u uw aanvraag voor de veiligheidsmaatreglen binnen 6 maanden na de aanvraag voor de scan door Agentschap NL moet zijn ontvangen. Indien u géén aanvraag voor uw veiligheidsmaatregelen hebt ingediend binnen bovengenoemde termijn kunt u op basis van uw scanaanvraag in 2011 géén nieuwe aanvraag indienen voor de regeling 2012.

Stappenplan

Om in aanmerking te komen voor subsidie is het belangrijk dat u de volgende stappen onderneemt. Hiervan kan niet worden afgeweken.

Stap 1: Regel de veiligheidsscan

Stap 2: dien een aanvraag in bij Agentschap NL

Stap 3: Tref de maatregelen (of een van de) die worden geadviseerd in het veiligheidsrapport

Stap 4: Dien een aanvraag in voor de veiligheidsmaatregelen bij Agentschap NL

(Bron: AgentschapNL)