Archive for maart, 2012

Als u gescheiden bent of in 2011 duurzaam gescheiden leefde, moet u misschien alimentatie betalen. Ook als u samenwoonde en daarna uit elkaar ging, kan het zijn dat u alimentatie moet betalen. Alimentatie is een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van uw ex-partner. Een ex-partner kan een ex-echtgenoot zijn of iemand met wie u hebt samengewoond, maar ook een echtgenoot waarvan u duurzaam gescheiden leefde.

Betaalde u in 2011 alimentatie aan uw ex-partner? Dan mag u die alimentatie aftrekken als ‘Betaalde alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen aan de ex-partner’. Het maakt niet uit of u de alimentatie via de rechter hebt geregeld of onderling met uw ex-partner. Ook andere onderhoudsverplichtingen mag u in bepaalde gevallen aftrekken.

Welke onderhoudsverplichtingen mag u aftrekken?

  • periodieke betalingen van alimentatie en losse aanvullingen daarop
  • een afkoopsom van alimentatie aan uw ex-echtgenoot Dit geldt niet in de volgende gevallen:
  • U betaalde de afkoopsom in de periode dat u duurzaam gescheiden leefde.
  • U woonde ongetrouwd samen met uw ex-partner.
  • betalingen voor de verrekening van pensioenrechten, lijfrenten en andere inkomensvoorzieningen waarvan u de betaalde premies eerder hebt afgetrokken
  • bijstand die de Sociale Dienst aan uw ex-partner heeft betaald en op u heeft verhaald
  • andere onderhoudsverplichtingen, zoalspensioenbetalingen aan vroeger huispersoneel
  • een deel van het eigenwoningforfait als uw ex-partner in de eigen woning bleef Zie ook Ex-partner bleef in de woning.

Niet aftrekbaar: alimentatie voor uw kinderen

Alimentatie die u voor uw kinderen hebt betaald, is niet aftrekbaar. U mag misschien wel uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar aftrekken.

Fiscale partner

Had u heel 2011 een fiscale partner? Tel dan de alimentatie en de andere onderhoudsverplichtingen van u en uw fiscale partner bij elkaar. Het aftrekbare bedrag mag u vervolgens verdelen tussen u en uw fiscale partner. Elke verdeling mag, als het totaal maar 100% is.

Geen fiscale partner

Had u in 2011 geen fiscale partner? Trek dan alleen uw eigen uitgaven af.

Een deel van het jaar fiscale partner

Had u een deel van 2011 een fiscale partner? En kiest u er niet samen voor om heel 2011 als fiscale partners te worden beschouwd? Trek dan alleen uw eigen uitgaven af.

Kiest u er samen voor om heel 2011 als fiscale partners te worden beschouwd? Lees dan bij Fiscaal partnerschap 2011 wat u kunt doen.

(Bron: Belastingdienst)

Curatele, bewind en mentorschap zijn verschillende beschermingsmaatregelen voor mensen die zelf geen goede beslissingen kunnen maken, bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, verslaving of dementie.

  • Bewind gaat over financiële beslissingen
  • Mentorschap gaat over persoonlijke belangen
  • Curatele gaat over financiële en persoonlijke beslissingen
  • Combinatie van curatele, bewind en mentorschap

Bewind gaat over financiële beslissingen

Een persoon van wie de goederen onder bewind staan, laat de financiële beslissingen en het beheer van de financiën over aan de bewindvoerder.

Wie onder bewind staat, blijft handelingsbekwaam. Hij mag dus nog wel zelfstandig rechtshandelingen verrichten, zoals het sluiten van een contract of huwelijk.

Mentorschap gaat over persoonlijke belangen

Bij mentorschap behartigt een persoon, de mentor, de persoonlijke belangen van iemand die dat zelf niet meer kan. Het gaat vooral om beslissingen over verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding.

Iemand die een mentor heeft, blijft handelingsbekwaam.

Curatele gaat over financiële en persoonlijke beslissingen

Ondercuratelestelling is een maatregel voor meerderjarigen die zowel hun financiële als persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen.

Wie onder curatele is gesteld, verliest zijn handelingsbekwaamheid. Dit betekent dat betrokkene niet meer zonder toestemming van de curator zelfstandig rechtshandelingen mag verrichten. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn een koop- of huurcontract sluiten, of een samenlevingscontract aangaan.

Een curator in faillissement wordt benoemd als een particulier of bedrijf failliet is gegaan.

Combinatie van curatele, bewind en mentorschap

Als iemand onder curatele is gesteld, is het niet mogelijk ook nog een bewind of een mentorschap aan te vragen. Bij curatele gaat het tenslotte om de behartiging van zowel de financiële als de persoonlijke belangen van de betrokkene. Bewind en mentorschap kunnen wel worden gecombineerd.

(Bron: Overheid)

Een ondernemingsplan is niet zomaar een bonte verzameling van feiten over de startup en uw persoonlijke motivatie. Een goed businessplan bestaat uit zes delen die elk diep ingaan op uw doelen en hoe u denkt deze te gaan bereiken. De volgende onderdelen mogen in uw bedrijfsplan in ieder geval niet ontbreken: 6 elementen van een ondernemingsplan.

 

1. Samenvatting en introductie

Het eerste onderdeel van het ondernemingsplan is waarschijnlijk het laatste hoofdstuk dat u schrijft. Dit deel bevat een persoonlijke noot waarin u kort iets zegt over uzelf en uw persoonlijke ambities. Wie bent u, wat is uw ervaring als ondernemer en waarom wilt u voor uzelf beginnen? Houd het kort, want dit is niet de plek om uw hele levensverhaal uit de doeken te doen. De introductie is meer bedoeld om een beeld te schetsen van u als ondernemer voor potentiële investeerders, de echte kennismaking volgt – als het goed is – later in een persoonlijk gesprek.

De samenvatting mag uiteraard iets langer zijn, maar probeer de informatie toch te beperken tot een enkele pagina. Uw businessplan wordt vaak gelezen door druk bezette mensen die bij het zien van een dik pak papier aan informatie weer snel afhaken. Door uw complete bedrijfsplan concreet samen te vatten op één pagina laat u bovendien zien dat u hoofdzaken van bijzaken kunt scheiden en een duidelijk doel voor ogen heeft: een eigenschap die investeerders en andere financiële instellingen graag in een startende ondernemer zien.

Zorg ervoor dat in ieder geval de twee volgende zaken in uw samenvatting aan bod komen:

•Bedrijfsconcept: beschrijf zowel de markt als de branche waarin u wilt opereren en de producten of diensten die u gaat leveren.

•Financiering: geef duidelijk aan hoeveel startkapitaal u in totaal nodig heeft om te starten of om door te groeien? Specificeer ook hoe u het geleende geld wilt besteden. Als u bijvoorbeeld een baanbrekend medisch instrument gaat ontwikkelen en hierop patent wilt aanvragen, moet u dat ook aangeven.

2. Beschrijf uw bedrijf

In dit hoofdstuk kunt u dieper ingaan op de plannen voor uw startup en de sector waarin u straks opereert. Begin met het beschrijven van de laatste ontwikkelingen in de sector en de huidige pijnpunten en kansen voor uw onderneming. Veel actuele informatie over specifieke sectoren kunt u vinden op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en bij het onderdeel brancheinformatie van de Rabobank. Onderbouw uw woorden met betrouwbare bronnen en geef door middel van voetnoten aan waar u de informatie vandaan heeft gehaald.

Besteed ook aandacht aan het beschrijven van het type bedrijf. Stel dat u een onderneming wilt starten in de horeca, beantwoord dan de vraag: is het een café, een fastfoodrestaurant, een welnesscentrum of gaat u juist specifieke goederen importeren uit Zuid-Europa en deze leveren aan Nederlandse horecainstellingen? Daarnaast moet u aangeven om welke rechtsvorm het in uw geval gaat. Wordt het een eenmanszaak, VOF of misschien wel een commanditaire vennootschap?

Tot slot gaat u in dit onderdeel van het ondernemingsplan dieper in op het product of de dienst die u met uw nieuwe bedrijf gaat leveren. Aan wie gaat u dit product verkopen, hoe wordt het geproduceerd en hoe gaat de klant ermee kennis maken? Geef ook aan hoe de verkoop van dit product of deze dienst uw onderneming winstgevend maakt. Dit hoeft geen betoog van twintig pagina’s te zijn. Noem in plaats daarvan liever de kernfactoren die deze startup tot een succes zullen maken, zoals: het unieke gehalte van het product, de perfecte verkooplocatie, het feit dat de markt er helemaal klaar voor is en de aantrekkelijke prijs-kwaliteitsverhouding.

3. Definieer de markt

Het definiëren van de markt is niet alleen een belangrijke fase in het leven van een startende ondernemer, maar ook een belangrijk onderdeel van het ondernemingsplan. Dit hoofdstuk draait om het marktonderzoek en de marketingstrategie die aan de resultaten heeft gekoppeld. Investeerders willen nu eenmaal graag antwoord op die ene cruciale vraag: bestaat er een markt voor dit product of deze dienst?

In het marketinghoofdstuk komen onder meer de overlevingskansen van uw bedrijf aan bod. Beschrijf de historische ontwikkeling binnen de branche waartoe u gaat behoren en verklaar aan de hand van de recente trends waarom uw bedrijf of product juist nu een goede kans van slagen heeft. Bij dit slagingspercentage speelt het bepalen van de doelgroep een cruciale rol. Geef daarom een uitgebreide (en onderbouwde) omschrijving van uw doorsnee klant, inclusief bestedingspatroon. Hoeveel consumenten lopen er rond, oftewel hoe groot is uw doelgroep? En hoe gaat u deze mensen bereiken? Gaat u zich om die reden in de directe omgeving van uw doelgroep vestigen of zet u liever grootse marketingacties in? Hoeveel budget denkt u daarvoor nodig te hebben?

4. Hoe zit het met de concurrentie?

Het komt tegenwoordig maar weinig voor dat iemand een bedrijf start in een sector zónder concurrenten die hetzelfde trucje al langer doen. Daarom mag een uitgebreide beschrijving van de concurrentie – en nog belangrijker: hoe u deze concurrenten gaat aftroeven – niet ontbreken in het bedrijfsplan.

Als u een productlijn van oosterse beautyproducten in Nederland op de markt wilt brengen, zou u dit als volgt kunnen doen: Concurrent A levert lang niet alle producten uit het assortiment, bij concurrent B krijgt de klant geen enkele vorm van klantenservice terwijl u een ‘niet goed, geld terug’-garantie gaat bieden, concurrent C levert producten van aanzienlijk mindere kwaliteit etc. Kort gezegd zijn de huidige knelpunten van uw concurrenten de toekomstige groeikansen voor uw bedrijf.

5. Hoe zijn de taken onderling verdeeld?

Indien u in eerste instantie in uw eentje van start gaat, komen de meeste taken rond uw nieuwe bedrijf op uw dagelijkse to do-lijstje terecht. In dat geval zult u niet zo veel tijd kwijt zijn aan dit hoofdstuk. Als u echter samen met anderen een bedrijf gaat oprichten, is dit een ander verhaal. Voor potentiële investeerders is het van belang om te weten wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe de taken onderling zijn verdeeld. Ook de keuze van wel of geen personeel aannemen kan hierbij een rol spelen.

6. Hoe ziet u de financiering?

Hoewel het hoofdstuk over de financiering zich altijd aan het einde van het bedrijfsplan bevindt, speelt dit onderdeel een essentiële rol bij het wel of niet de aandacht trekken van potentiële investeerders. In dit onderdeel gaat u onder andere dieper in op uw businessmodel, de omzetverwachting en de liquiditeitsbegroting. Als het gaat om het businessmodel, willen investeerders vooral weten op welke termijn hun investering zal worden terugverdiend. Daarom moet u hier zeker niet vergeten antwoord te geven op vragen als: waar haalt u de opbrengst vandaan? Wat wordt de prijs van het product of de dienst? Hoe gaat u de klanten bereiken? Welke waarde en levensduur vertegenwoordigt een gemiddelde klant? En hoe gaat u de distributie regelen?

(Bron: Ikgastarten)

 

U kunt uiteraard niet in uw toekomst als ondernemer kijken, maar toch is het noodzakelijk om in het businessplan een winst- en omzetverwachting voor de eerstvolgende twee jaar te berekenen. Wat is uw verwachte verkoop en hoe hoe verhoudt zich dit tot de gemiddelde omzet in uw branche? Het is belangrijk dat u een eerlijk en realistisch beeld schept, ook als de winstverwachting wat lager uitvalt dan u had gehoopt. Dingen mooier maken dan ze zijn is niet de oplossing, daar prikt een beetje investeerder zo doorheen.

 

Ga vervolgens in op de liquiditeitsbegroting. Investeerders beoordelen aanvragen op rentabiliteit en solvabiliteit. Een goede manier is om een overzicht te maken van de verwachte maandelijkse inkomsten en uitgaven. Houd hierbij rekening met betalingstermijnen, vakanties, extra investeringen en andere onverwachte uitgaven. Beschrijf ook hoe u het gaat aanpakken in de aanloopperiode, wanneer u veel onkosten heeft en weinig of geen inkomsten.

 

Tot slot moet u een alinea of twee besteden aan alle directe en indirecte kosten. Hierbij moet u denken aan het eventueel huren van een bedrijfsruimte, de aanschaf van apparatuur, het inhuren van personeel en het sluiten van contracten met externe partijen. Kortom: alles wat u nodig heeft om met uw startup van start te gaan.

Procedures over een vergunning of uitkering kunnen zeer lang duren. Verzoek dan om immateriële schadevergoeding! Dit kan sinds kort ook bij onredelijk lange belastingprocedures. Wat kunt u doen?

Bij een geschil over een ingetrokken WAO uitkering is de redelijke termijn overschreden wanneer de procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) langer dan vier jaar heeft geduurd, aldus de Centrale Raad van Beroep. De bezwaar- en beroepsprocedure mag in totaal niet langer dan twee jaar duren.

Hoge Raad en te lange belastingprocedures

Belastingprocedures waarin een boete is opgelegd vallen onder art. 6 EVRM en moeten dus binnen de redelijke termijn als bedoeld in dit artikel worden beslecht door een rechter. Dit geldt via een omweg ook voor belastinggeschillen waarin de boete geen enkele rol speelt (bijvoorbeeld een geschil over bouwleges; de belastinggeschillen in niet-punitieve zaken). De hoogste belastingrechter heeft namelijk vorig jaar geoordeeld dat deze belastinggeschillen op grond van het rechtszekerheidsbeginsel – dus los van art. 6 EVRM – binnen een redelijke termijn moeten worden afgerond (Hoge Raad 10 juni 2011, LJN: BO5080, 09/05112). Als redelijke termijn voor bezwaar en beroep gezamenlijk geldt in beginsel een termijn van twee jaar.

Succesvol beroep op rechtszekerheidsbeginsel bij te belastingprocedures

Na het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011 is diverse malen in belastingprocedures in niet-punitieve zaken met succes verzocht om immateriële schadevergoeding. Zo veroordeelde het Hof -s’Gravenhage de heffingsambtenaar van de gemeente Goedereede tot het vergoeden van de door belanghebbende geleden immateriële schade ad € 1.000.

In dit geval was de redelijke termijn overschreden en werd de overschrijding niet aan de rechter maar aan de heffingsambtenaar van de gemeente Goedereede toegerekend. De heffingsambtenaar deed erg lang over het doen van een uitspraak op het bezwaarschrift van belanghebbende dat gericht was tegen twee WOZ-aanslagen (Gerechtshof ‘s-Gravenhage 26 oktober 2011, LJN: BU8383).

­

Procedren tegen een te lange procedure kan dus lonen. Dit blijkt des te meer uit de volgende zaak. Eiser had bezwaar en beroep ingesteld tegen de aan hem opgelegde bouwleges ad € 700. De redelijke termijn voor beroep en bezwaar werd overschreden en de heffingsambtenaar van de gemeente Venray en de Staat (als verantwoordelijke voor de overschrijding in de gerechtelijke fase) werden veroordeeld tot het betalen van € 3.750 respectievelijk € 750 aan eiser ter compensatie van de door hem geleden immateriële schade. Het verweer van de heffingsambtenaar dat de schadevergoeding nooit hoger zou moeten zijn dan het bedrag waarop het geschil ziet volgde de rechtbank niet (Rb. Roermond 15 november 2011, LJN: BU5822).

Een bestuursrechtelijke procedure over een vergunning of een uitkering (daaronder mede begrepen een bezwaarschriftprocedure) mag op grond van art. 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) niet onredelijk lang duren. Dit artikel schrijft immers voor dat een ieder recht heeft op finale en definitieve afronding van zijn juridisch geschil ‘binnen een redelijke termijn’.

Zodra de redelijke termijn is overschreden en betrokkene onredelijk lang heeft moeten wachten op een rechterlijke uitspraak wordt immateriële schade in de vorm van spanning en frustratie bij de rechtzoekende voorondersteld. Deze schade komt volgens de bestuursrechter voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding bedraagt € 500 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Is de redelijke termijn met slechts enkele weken overschreden, dan heeft u dus (naar boven afgerond) recht op € 500 aan immateriële schadevergoeding.

Wat is te lang?

Een bestuursrechtelijke procedure in drie instanties (bezwaar, beroep en hoger beroep) over een ruimtelijke ordening kwestie mag volgens de Afdeling bestuursrechtspraak niet meer dan vijf jaar in beslag nemen. Wordt geen hoger beroep ingesteld, dan geldt een termijn van drie jaar (bezwaar en beroep).

(Bron: Pleinplus)

 

De regeling voor aftrek van ziektekosten kan nog steeds volop mogelijkheden bieden voor belastingvoordeel. Dat is niet alleen afhankelijk van de omvang van de kosten maar vooral ook van uw inkomen. Voor de aftrek geldt namelijk een drempel die afhankelijk is van uw inkomen (en dat van uw eventuele partner). Het overschrijden van die drempel kan echter heel makkelijk gaan als de aftrekbare uitgaven (bij lagere inkomens) eerst opgehoogd worden met een verhogingsfactor. Soms is er voor de aftrek een medische verklaring nodig en daarover kan de fiscus wel moeilijk doen, zo bleek uit een onlangs gepubliceerde rechterlijke uitspraak.

 Welke kosten zijn aftrekbaar?

De ziektekosten vallen onder de regeling van de aftrekbare specifieke zorgkosten. Hoewel die naam misschien anders doet vermoeden, is die aftrekpost bepaald niet alleen voorbehouden voor heel bijzondere ziektekosten. Daarvoor hoeft u echt niet (ernstig) ziek te zijn. Aftrek is bijvoorbeeld mogelijk voor tandartskosten en voor kosten van hulpmiddelen zoals de voor eigen rekening komende kosten van een gehoorapparaat, een rollator of van steunzolen, orthopedisch schoeisel en dergelijke. Maar niet de kosten van brillen en contactlenzen. Ook is aftrek mogelijk voor de kosten van een dieet als dat is voorgeschreven door arts of diëtist; afhankelijk van het soort dieet gelden vaste tabelbedragen.

Drempel en verhogingsfactor

Op de aftrekbare uitgaven moet een drempelbedrag in mindering worden gebracht. Voor 2011 is dat bij een drempelinkomen (globaal uw jaarinkomen en dat van uw eventuele partner) tot € 38.955 1,65% van het inkomen. Als uw drempelinkomen hoger is dan € 38 955, dan is het drempelbedrag € 642 (1,65% van € 38 955) plus 5,75% van het bedrag boven de € 38.955.

Maar het overschrijden van het drempelbedrag gaat soms makkelijker dan u denkt, omdat het bedrag van de aftrekbare uitgaven bij lagere inkomens veelal eerst mag worden verhoogd met een factor van 40% (voor 65+ zelfs: 113%). Er mogen dan dus meer kosten in aanmerking worden genomen dan er zijn gemaakt. Die verhogingsfactor is van toepassing als uw drempelinkomen niet hoger is dan € 33.485. Daardoor is bij toepassing van de verhogingsfactor vrijwel altijd ook nog een daadwerkelijke aftrek mogelijk.

Voorbeeld

U hebt in 2011 in verband met voedselovergevoeligheid een tarwevrij dieet gevolgd. Daarvoor staat in de dieetkostentabel een normbedrag van € 950. Omdat uw drempelinkomen € 30 000 bedraagt komt door toepassing van de verhogingsfactor als specifieke zorgkosten in aanmerking € 950 plus 40% van € 950, ofwel € 1.330. Na aftrek van de drempel van € 495 (1,65% van € 30.000) resteert een aftrek van € 835.

Als u 65 jaar of ouder bent is de verhogingsfactor zelfs 113%, zodat de aftrek € 2.024 (€ 950 plus 113% van € 950) minus € 495, ofwel € 1.529 bedraagt. Zonder dat rekening wordt gehouden met eventuele andere ziektekosten resteert al een veel hogere aftrek dan het normbedrag van de dieetkostentabel.

De verhogingsfactor is niet van toepassing op de uitgaven voor geneeskundige en heelkundige hulp zelf, maar geldt bijvoorbeeld wel voor de reiskosten naar de arts en de kosten voor de hulpmiddelen, waaronder ook kunnen vallen de veelal forse kosten van woningaanpassingen als die verband houden met fysieke of psychische beperkingen; daarop kom ik aan het slot nog terug.

Verhogingsfactor bij tandartskosten

Ik stipte reeds aan dat de tandartskosten kwalificeren als specifieke zorgkosten. Dat geldt ook voor de kosten van de mondhygiënist. Het gaat natuurlijk steeds om kosten die u niet vergoed hebt gekregen. U kunt zonder meer aftrekken zowel de kosten van de periodieke controle/behandeling als de kosten van allerhande specifieke behandelingen, inclusief de daarbij gebruikte materialen (bijv. bruggen en kronen) en de reiskosten voor het bezoeken van de tandarts.

Voor de behandelkosten zelf geldt in het algemeen echter niet de hiervoor genoemde verhogingsfactor, maar voor de reiskosten wel. De verhogingsfactor kan ook worden toegepast voorzover onder de rekeningen kosten van hulpmiddelen zijn begrepen (bijvoorbeeld kunstgebitten). Uit de rechtspraak volgt dat er sprake is van een hulpmiddel als het middel een elementaire lichaamsfunctie overneemt, waartoe iemand anders niet in staat zou zijn. De Belastingdienst wil een brug wel als hulpmiddel aanmerken maar de kosten van een kroon niet, omdat daarmee niet de functie van kauwen wordt overgenomen maar veeleer sprake zou zijn van gewoon gebitsonderhoud.

De benaderingswijze van de fiscus is discutabel. Een kroon draagt toch net als een kunstgebit aanmerkelijk bij aan de kauwfunctie. Het kan zeker de moeite lonen om het fiscale standpunt inzake kronen te bestrijden, zonodig voor de belastingrechter. Maar, verhogingsfactor of niet, de niet-vergoede tandartskosten, inclusief de kosten van de kroon, zijn in ieder geval sowieso tot de specifieke zorgkosten te rekenen.

Aanvullende verzekering is fiscaal niet voordelig

Premies voor de zorgverzekering zijn niet aftrekbaar, ongeacht of het gaat om de basisverzekering of om een aanvullende verzekering. Ook is geen aftrek mogelijk voor hetgeen u moet betalen op basis van het verplichte eigen risico (voor 2011: € 170) of het vrijwillige eigen risico bij het basispakket (afhankelijk van uw eigen keuze).

Wel aftrekbaar zijn de kosten die voor uw eigen rekening komen omdat zij niet onder de basisverzekering vallen en de aanvullende verzekering onvoldoende dekking biedt. De kosten die dan voor uw eigen rekening blijven, zijn zonder meer tot de specifieke zorgkosten te rekenen.

Voor de belastingen is een hogere aanvullende verzekering (voor bijv. tandarts) dus bepaald niet voordelig, want de daarvoor verschuldigde hogere premie is namelijk niet aftrekbaar.

Soms medisch voorschrift nodig

Voor aftrek van de uitgaven is soms een medisch voorschrift nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eerder genoemde dieetkosten maar ook voor de soms kostbare woningaanpassingen die aftrekbaar zijn als zij zijn gedaan in verband met fysieke of psychische beperkingen. Zo’n medisch voorschrift moet eigenlijk vooraf zijn opgesteld. Er is echter een aantal rechterlijke uitspraken waarin een achteraf opgestelde verklaring van een arts voldeed voor aftrekbaarheid van de uitgaven.

De Staatssecretaris van Financiën heeft zich ook weleens uitdrukkelijk met een dergelijke uitspraak verenigd; in die situatie was er door de ernstige ziekte/invaliditeit overigens ook grote spoed bij de woningaanpassing.

Maar de Belastingdienst houdt in beginsel vast aan een vooraf opgestelde medische verklaring. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. Hoewel de Rechtbank te Arnhem nog coulant was geweest en de aftrek op basis van de achteraf opgestelde verklaring accepteerde, weigerde het hof de aftrek in een situatie waarin de functiebeperking van een gehandicapt kind feitelijk onomstreden was.

Het geeft voor de praktijk aan dat de fiscus in zo’n geval toch moeilijk kan doen en dat het dus verstandig is om de arts de verklaring vooraf te laten verstrekken. Maar als dat door omstandigheden niet gebeurd is, is het zeker de moeite van het proberen waard om de aftrek te krijgen met een verklaring achteraf.

(Bron: Kluwer)

Er zijn vier incassovarianten die zowel voor particulieren als bedrijven gelden: de doorlopende machtiging algemeen, de doorlopende machtiging kansspelen, de eenmalige machtiging en de Euro-incasso. Daarnaast zijn er drie incassovarianten die alleen voor bedrijven gelden: de doorlopende machtiging bedrijven, de veilingincasso en de Bedrijven Euro-incasso. Elke incassovariant heeft andere eigenschappen en een eigen terugboekingstermijn.

Doorlopende machtiging algemeen (MA)

––Toepassing: inning van huur, telefoon, nutsvoorzieningen.

––Landen: alleen in Nederland.

––Terugboekingstermijn: 56 kalenderdagen (8 weken).

––Machtigingswijze: schriftelijk en telefonisch.

Doorlopende machtiging kansspelen (MA)

––Toepassing: periodieke betaling deelname aan kansspelen.

––Landen: alleen in Nederland.

––Terugboekingstermijn: geen.

––Machtigingswijze: schriftelijk en telefonisch.

Eenmalige machtiging (MA)

––Toepassing: eenmalige betalingen.

––Landen: alleen in Nederland.

––Terugboekingstermijn: geen.

––Machtigingswijze: schriftelijk en telefonisch.

Euro-incasso (EI)

––Toepassing: inning van abonnement, huur, telefoon, nutsvoorzieningen.

––Landen: in alle SEPA-landen.

––Terugboekingstermijn: 56 kalenderdagen (8 weken).

––Machtigingswijze: schriftelijk.

Doorlopende machtiging bedrijven (MA)

––Toepassing: periodieke betaling van goederen en diensten, alleen tussen bedrijven.

––Landen: alleen in Nederland.

––Terugboekingstermijn: 5 werkdagen.

––Machtigingswijze: schriftelijk.

Veilingincasso (MA)

––Toepassing: bij aankopen van bederfelijke waar bij veilingen.

––Landen: alleen in Nederland.

––Terugboekingstermijn: geen.

––Machtigingswijze: schriftelijk.

Bedrijven Euro-incasso (EB)

––Toepassing: periodieke betaling van goederen en diensten, alleen tussen bedrijven.

––Landen: in alle SEPA-landen.

––Terugboekingstermijn: geen.

––Machtigingswijze: schriftelijk aan incassant en registratie van machtiging in Rabo Internetbankieren (Pro) of Rabo Cash Management

Bron: Rabobank

Binnenkort gaat u zich weer buigen over het invullen van uw belastingpapieren. Bij het aangiftebiljet inkomstenbelasting krijgt u ook te maken met het boxenstelsel. Maar waar staan die boxen eigenlijk voor?

U kunt drie verschillende soorten inkomen hebben, die ieder in hun eigen box met hun eigen tarief worden belast:

 Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

U kunt een verlies in de ene box niet verrekenen met een positief inkomen in een andere box.

Box 1

In box 1 wordt het inkomen uit werk en woning belast. Onder werk wordt verstaan: het inkomen uit loondienst, een onderneming, een uitkering of andere werkzaamheden. Bij deze inkomsten worden de inkomsten uit uw eigen woning (het eigenwoningforfait) opgeteld. Op het totaal van deze inkomsten mag u een aantal heffingskortingen en aftrekposten in mindering brengen. Bijvoorbeeld de door u betaalde hypotheekrente voor uw eigen woning en premies voor inkomensvoorzieningen, zoals lijfrentepremies en arbeidsongeschiktheidspremies.

Over uw inkomen in box 1 bent u inkomstenbelasting verschuldigd. Naarmate uw inkomen hoger is, betaalt u een hoger tarief. Het maximumtarief voor de inkomstenbelasting in box 1 is 52%.

 Box 2

In box 2 wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang belast. U heeft een aanmerkelijk belang als u ten minste 5% van het aandelenkapitaal bezit van een bv, nv of andere vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. Die 5% van het aandelenkapitaal kunt u ook samen met uw fiscale partner of een thuiswonend kind bezitten. Dit wordt indirect bezit genoemd.

Inkomsten in box 2 ontstaan bij de uitbetaling van het dividend van de aandelen of bij de verkoop van aandelen. Maakt u kosten voor de verkoop van de aandelen? Dan mag u deze op de opbrengst in mindering brengen. Het belastingtarief voor box 2 is 25%.

 Box 3

In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. U moet hiervoor jaarlijks een bedrag opgeven. Dit bedrag is de waarde van uw bezittingen verminderd met uw schulden. Ligt dit bedrag boven de geldende vrijstelling? Dan moet u belasting afdragen over het bedrag dat boven de vrijstelling uitkomt. Ieder jaar moet u bij uw aangifte opgeven wat het saldo op 1 januari van het betreffende jaar was.

Het tarief in box 3 is 1,2%. Waarom dit percentage? De Belastingdienst gaat ervan uit dat u minimaal 4% rendement zult maken op uw bezittingen. Van deze 4% vraagt de Belastingdienst 30% inkomstenbelasting. En 30% van 4% is 1,2%.

De gemeente mag geen algemene inkomensgrens stellen om te bepalen of u in aanmerking komt voor een hulpmiddel of voorziening uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechterlijke instantie in Nederland) heeft dit in een uitspraak bevestigd. Wel mogen gemeenten een inkomensafhankelijke eigen bijdrage vragen voor voorzieningen en hulpmiddelen die via de Wmo worden verstrekt.

  • Gemeente kijkt naar uw persoonlijke situatie bij aanvraag uit Wmo
  • Gemeente mag een aanvraag voor hulp uit de Wmo afwijzen
  • Toewijzing van voorziening plus eigen bijdrage Wmo
  • Aantal gemeenten hanteert ten onrechte inkomensgrens Wmo
  • Wat u kunt doen als gemeente inkomensgrens Wmo hanteert

Gemeente kijkt naar uw persoonlijke situatie bij aanvraag uit Wmo

De Wmo gaat uit van de begrippen compensatieprincipe en individuele toetsing. Dat betekent dat de gemeente naar uw persoonlijke situatie kijkt en naar uw mogelijkheden om zelf een voorziening te regelen en te bekostigen. Om uw persoonlijke situatie te kunnen beoordelen mag de gemeente naar uw financiële draagkracht kijken.

De gemeente gaat ook op deze manier te werk bij het bepalen van de eigen bijdrage volgens de bijdrageregeling Wmo. Deze regeling stelt voor alle gemeenten grenzen bij het opleggen van eigen bijdragen.

Gemeente mag een aanvraag voor hulp uit de Wmo afwijzen

De gemeente gaat na of de kosten van het gevraagde hulpmiddel (bijvoorbeeld op jaarbasis) lager liggen dan de maximale eigen bijdrage (ook op jaarbasis). Dit doet zij op grond van uw inkomen. Is dat het geval, dan mag de gemeente concluderen, dat u (in beginsel) in staat bent de voorziening of het hulpmiddel zelf te betalen. De gemeente mag dan de aanvraag afwijzen.

Toewijzing van voorziening plus eigen bijdrage Wmo

De gemeente moet daarnaast nagaan of er voor u bijzondere (financiële) omstandigheden zijn die tot een andere uitkomst kunnen leiden. Bijvoorbeeld als u al een eigen bijdrage betaalt voor een andere Wmo-voorziening of voor zorg uit de AWBZ in hetzelfde jaar.

Is dit het geval, dan geldt dat meerdere eigen bijdragen niet boven uw maximale eigen bijdrage mogen uit komen. De gemeente moet dan kiezen voor het verstrekken van het hulpmiddel met betaling van een eigen bijdrage. Het CAK controleert de stapeling van meerdere eigen bijdragen.

Aantal gemeenten hanteert ten onrechte inkomensgrens Wmo

Gemeenten voeren de Wmo uit en beoordelen of u in aanmerking komt voor een hulpmiddel of voorziening uit de Wmo. Een aantal gemeenten in Nederland hanteert misschien nog inkomensgrenzen en/of andere financiële voorwaarden. In die gemeenten moet iemand met meer inkomen dan 150% van de bijstandsnorm, zelf de kosten van een hulpmiddel betalen.

De staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) legt uit datgemeenten geen inkomensgrens mogen stellen of inkomenspolitiek bedrijven. Op 18 januari 2012 heeft  de Centrale Raad voor Beroep deze uitspraak van de staatssecretaris ondersteund door zich uit te spreken tegen een inkomensgrens binnen de Wmo.

Wat u kunt doen als gemeente inkomensgrens Wmo hanteert

U kunt binnen 6 weken bezwaar aantekenen tegen een afwijzing voor ondersteuning vanuit de Wmo. Als u bij een vorige afwijzing op grond van uw inkomen nog geen bezwaar heeft gemaakt, kunt u weereen aanvraag indienen. De gemeente zal uw aanvraag opnieuw moeten beoordelen naar de huidige stand van zaken.

(Bron: Overheid)

Het beveiligen van een computer is niet te doen met een simpele muisklik. Je zult een serie van maatregelen moeten nemen om je computer goed beveiligd te krijgen. In dit artikel zal ik beschrijven wat de belangrijkste maatregelen zijn.

1) Installeer antivirus en antispyware software Antivirus en antispyware software is software die spyware en virussen kunnen detecteren en verwijderen. Zorg dat de antivirus en antispyware software altijd up-to-date is en voer regelmatig een volledige scan uit.

2) Zorg dat het besturingssysteem altijd up-to-date is
4) Zorg dat alle software op je computeren up-to-date is.

5 ) Maak regelmatig een back-up van de belangrijke documenten op uw computer. Als de harde schijf van uw computer defect raakt dan bent u geen bestanden kwijt.

6) Zorg ervoor dat het gebruikersaccount waarmee u op de computer inlogt beveiligd is met een wachtwoord en stel een screensaver met wachtwoord beveiliging in. Als u langer dan een x aantal minuten niet met de computer bezig bent zal de computer gelockt worden. Niemand kan dan de computer gebruiken tot het wachtwoord weer ingevoerd is.
7) Zorg dat een firewall op de computer geïnstalleerd is en zet alleen de hoogst nodige firewall poorten open. Sinds Windows XP SP2 beschikt Windows standaard al over een firewall. Zorg dat deze firewall aan staat.

8) Wees ervan bewust dat op het internet veel virussen en spyware heeft. Ga bewust om met de gevaren door geen bijlage’s in e-mail berichten te openen die je niet vertrouw en download geen bezoek geen websites die je niet vertrouwt.
9) Verwijder regelmatig alle software waarvan je geen gebruik meer maakt. Ieder softwarepakket dat op de computer geïnstalleerd is kan beveiligingsrisico’s met zich meebrengen. Door alleen de software op de computer te zetten waarvan je daadwerkelijk gebruik maakt verklein je de risico’s.
10) Maak je gebruik van externe opslagmedia zoals usb sticks en usb harde schijven. Houd deze gegevensdragers goed in de gaten en beveilig deze media met versleutelingsoftware zoals truecrypt. Versleutelingsoftware zorgt ervoor dat de bestanden alleen maar beschikbaar is na het invoeren van een wachtwoord. Indien de opslagmedia kwijt raakt of gestolen wordt is het onmogelijk om de bestanden in te zien.

(Bron: ICT-Software)

De Belastingdienst heeft het normenkader vastgesteld voor geautomatiseerde rittenregistratiesystemen. Systemen die aan deze normen voldoen kunnen worden gebruikt voor die situaties waarin een rittenregistratie is vereist voor fiscale doeleinden.

Met de bekendmaking van dit normenkader wordt de markt in de gelegenheid gesteld in te spelen op deze door de Belastingdienst vastgestelde normen.

Op dit moment kunnen geautomatiseerde rittenregistratiesystemen die voldoen aan het normenkader gebruikt worden om aan te tonen dat niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden met ‘auto van de zaak’. Die rittenregistratie is nodig om bijtelling te voorkomen. Straks zullen deze kastjes ook een rol gaan spelen in de gestaffelde bijtelling waar momenteel onderzoek naar plaatsvindt. Als dit onderzoek positief blijkt, is het streven dat deze gestaffelde bijtelling in 2013 van start gaat voor de bestelauto van de zaak.

(Bron: Belastingdienst)

Partijen die van plan zijn een rittenregistratiesysteem te gaan ontwikkelen kunnen zich aanmelden voor een startbijeenkomst. Aanmelden kan telefonisch bij het Landelijk Coördinatiecentrum Auto 088 158 17 12.