Archive for juni, 2012

Volgens Hof Amsterdam hoeft de inspecteur niet meteen wantrouwig te zijn als een ondernemer over een jaar een hoger verlies opgeeft dan normaal. Daardoor mag hij de ondernemer een navorderingsaanslag opleggen als dit verlies toch te hoog blijkt te zijn.

In deze zaak ging het om een vennoot van een vof die in 2001 een verlies had opgegeven van bijna € 125.000. Ter vergelijking: in de jaren van 1998 tot en met 2000 en de jaren 2002 en 2003 varieerden de verliezen van nihil tot nog geen € 18.000. Ondanks het opvallend hoge verlies had de inspecteur de aangifte van vennoot geaccepteerd. Pas later ontdekt de fiscus dat de vennoot niet zo veel verlies had geleden in 2001. Rechtbank Haarlem vond dat de Belastingdienst de vennoot geen navorderingsaanslag mocht opleggen omdat een nieuw feit ontbrak. De inspecteur had zijn onderzoeksplicht verzaakt door bij het zien van het hoge verlies niet meteen onderzoek te doen. Het hof oordeelde echter dat de fiscus niet meteen een aangifte in twijfel hoeft te trekken als deze een verlies opgeeft dat een stuk hoger is dan in recente jaren en jaren in de nabije toekomst. De inspecteur beschikte dus wel over een nieuw feit. Het hof zag wel reden de navorderingsaanslag te verminderen, maar op zich was navordering toegestaan.

(Bron: Taxence)

Als een ondernemer kiest om zijn onderneming uit te oefenen in een B.V. kan hij kiezen om dat te doen met één B.V. of via een holdingstructuur. Als de keuze wordt gemaakt voor één B.V. hoor je wel eens gekscherend de opmerking ‘Eén B.V. is géén B.V.!’ Dus ondanks dat de onderneming in een B.V. wordt uitgeoefend, is het in veel gevallen schijnbaar toch nog niet optimaal. Waarom dan kiezen voor een holdingstructuur?

Eén B.V.

Als er sprake is van één B.V. met één of meerdere aandeelhouders natuurlijke personen (hierna: de ahnp) (aanname: aandelenbelang ≥ 5%) dan spreken we van een enkelvoudige B.V.-structuur. Juridisch maar ook fiscaal kan dit nadelen opleveren.

Juridisch

Bij gebruik van één B.V. wordt hierin: de onderneming uitgeoefend, in veel gevallen het pensioen opgebouwd, soms staat er een pand op de balans en de niet uitgekeerde winst gereserveerd. Kortom, alles vindt in dezelfde B.V. plaats! Op het moment dat het slechter gaat met de onderneming en de B.V. zou op enig moment worden aangesproken of failliet gaan, dan kan dat dus ook gevolgen hebben voor de pensioenvoorziening, het pand en de opgepotte winstreserves. Dit is uiteraard onwenselijk.

Fiscaal

De verkoop van de aandelen (met winst) van één B.V., bijvoorbeeld bij een bedrijfsopvolging of toetreding van een aandeelhouder, leidt tot directe belastingheffing van 25% over de winst (box 2 van de inkomstenbelasting). Ook een dividenduitkering leidt tot een heffing van 25%. Directe belastingheffing is dus niet aantrekkelijk. Om deze nadelen te voorkomen kan gebruik worden gemaakt van een holdingstructuur.

De holdingstructuur en haar voordelen

Hierbij houdt één B.V., de zogenoemde holdingvennootschap, de aandelen in één of meerdere dochtervennootschappen (werkmaatschappij). De aandelen in de holding worden dan gehouden door de ahnp.

Juridisch

Door gebruik te maken van de holdingstructuur kan het risico worden gespreid. De pensioenvoorziening en het pand kunnen uit de risicosfeer van de daadwerkelijke onderneming worden gehaald en worden ondergebracht in de holding. De werkmaatschappij richt zich dan enkel op de ondernemingsactiviteiten. Daarnaast kan de winst van de werkmaatschappij geheel of gedeeltelijk worden uitgekeerd aan de holding.

Fiscaal

Een holdingstructuur vergroot de flexibiliteit. Fiscaal kan dit voordelen bieden bij een bedrijfsopvolging, toetreding van een nieuwe aandeelhouder of bij een herstructurering. Als bijvoorbeeld de holding in dat kader de aandelen in de werkmaatschappij verkoopt, dan behoeft de holding over de verkoopwinst van deze aandelen geen belasting te betalen op basis van de zogenoemde (fiscale) deelnemingsvrijstelling. Pas op het moment dat de aandelen in de holding met winst worden verkocht zal bij de ahnp belastingheffing plaatsvinden. Door de holdingstructuur kan de belastingheffing worden uitgesteld. Er is geen sprake van afstel! Als niet de aandelen, maar de activa en passiva van de werkmaatschappij worden verkocht, dan dient wel directe belastingheffing over de aanwezige meerwaarden plaats te vinden. Ook een dividenduitkering van de werkmaatschappij aan de holding leidt niet tot directe belastingheffing als gevolg van de deelnemingsvrijstelling. Pas bij een dividenduitkering van de holding aan de ahnp vindt de heffing van 25% plaats bij de ahnp.

Nadelen holdingstructuur

Aan een holdingstructuur kleven ook nadelen, zoals: verhoging complexiteit; hogere kosten (oprichtingskosten, jaarlijkse kosten van aangifte en jaarrekening); eventuele beperkingen door de voorwaarden van een fiscale faciliteit waarop een beroep kan worden gedaan bij de overgang naar een holdingstructuur (zie hierna).

Opzet holdingstructuur

De holdingstructuur kent vele varianten. Daarnaast kan ook de positie van de ahnp verschillend worden ingekleed. Bij een nieuw op te richten structuur kunt u vanaf het begin de holdingstructuur juist inrichten. Is reeds sprake van eenbestaande enkelvoudige B.V.-structuur, dan kan onder voorwaarden toch nog worden overgaan naar een gewenste holdingstructuur. Hiervoor bestaan verschillende juridische en fiscale faciliteiten. Let op de juiste naleving hiervan! Laat u hierbij bijstaan door een deskundige!

Keuze

De keuze voor een holdingstructuur hangt o.a. af van de omvang van het ondernemingsrisico en de te verwachten toekomstige fiscale claims. In de praktijk blijkt de keuze voor een holdingstructuur in veel gevallen aantrekkelijker te zijn dan die van één B.V. Hierboven zijn in hoofdlijnen enkele aspecten aangegeven. Zet altijd duidelijk de juridische en fiscale ins en outs op een rij, zodat u een goede afweging kunt maken.

 

Bron: VormFiscaal

 

Een communicatiemiddel zoals een mobieltje mag worden vergoed bij een zakelijk gebruik van meer dan 10%. Bij een computer moet dat meer dan 90% zijn. De grens tussen computers en communicatiemiddelen vervaagt echter steeds meer. Dit is hoe de Belastingdienst het ziet.

Vrije vergoeding communicatiemiddel of computer

Werkgevers kunnen een vrije vergoeding of verstrekking geven voor telefoon, internet en dergelijke communicatiemiddelen (hierna: communicatiemiddelen), als deze voor meer dan 10% zakelijk worden gebruikt. Bij computers en dergelijke apparatuur en bijbehorende apparatuur (hierna: computers) kan dat pas bij nagenoeg geheel zakelijk gebruik, ofwel 90% of meer. De grens tussen communicatiemiddelen en computers vervaagt echter. Daarom gaat staatssecretaris Weekers van Financiën in het loonheffingenbesluit van 5 juli 2011 nader op de verschillen in. Daarbij gaat het om apparaten met de uiterlijke kenmerken van een mobiele telefoon die tevens bruikbaar zijn voor andere functies dan mondelinge communicatie.

Dit zijn communicatiemiddelen

Bij communicatiemiddelen gaat het ook om toestellen waarbij de communicatie (zoals telefonie, sms, en e-mail) een centrale rol speelt, zoals bij smartphones als een BlackBerry of een iPhone. De Belastingdienst beschouwt deze apparaten als communicatiemiddel als de diagonaal van het beeldscherm niet groter is dan 7 inch (17,78 cm). Het beeldscherm en de invoermogelijkheden zijn bij deze apparaten te beperkt voor langdurig gebruik als computer. Daarbij wordt aangetekend dat het werkgevers vrij staat om aannemelijk te maken dat een specifiek apparaat met een groter scherm toch een communicatiemiddel is.

En dit zijn geen communicatiemiddelen

Apparatuur die geschikt is voor algemeen gebruik, maar ook voor specifiek ander gebruik dan als communicatiemiddel, valt onder de regeling voor computers. Daarbij gaat het om:

– Pocket-PC’s;

– Mininotebooks;

– Netbooks;

– E-readers;

– Navigatieapparatuur.

Zakelijk gebruik

Dit alles staat los van de vraag of een telefoontoestel voldoende zakelijk wordt gebruikt voor een vrije vergoeding of verstrekking. Als een telefoontoestel extra functies heeft (bijvoorbeeld fotografie, muziek, video of GPS) kan het nog steeds een communicatiemiddel zijn, maar kan er wel eerder sprake zijn van niet-zakelijk gebruik. De Belastingdienst kan u vragen om het zakelijke gebruik aannemelijk te maken. Zeker als u het toestel aanbiedt via een zogenoemde cafetariaregeling, waarbij een werknemer zelf kan bepalen hoe hij zijn loon geniet.

Werkkostenregeling

Past u de werkkostenregeling toe? Dan geldt voor communicatiemiddelen een nihilwaarde als ze geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden gebruikt. Met als voorwaarde dat ze voor meer dan 10% zakelijk worden gebruikt. Bij computers die op de werkplek worden is nihilwaardering mogelijk als het zakelijk gebruik boven de 90% ligt.

(Bron: De Zaak)

Ik weet niet precies of ik wel of niet voldoe aan de voorwaarden van een zelfstandige. Waar toetst de Belastingdienst op bij de aanvraag van een VAR?”

De Belastingdienst wil uw fiscale positie vaststellen en gaat na of er sprake is van een arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Voor het verkrijgen van een VAR wuo, winst uit onderneming, moet u voldoen aan de criteria van het zelfstandig ondernemerschap: ondernemersrisico lopen, zelfstandig werkzaamheden uitvoeren, niet doorbetaald krijgen tijdens vakantie en 1225 uur per jaar in de onderneming investeren. Daarbij wordt gekeken naar het totaalplaatje, de samenhang van de antwoorden.   Ook het aantal opdrachtgevers is bijvoorbeeld belangrijk, waarbij een vuistregel een minimum van drie is. Winst maken is een belangrijk criterium, maar wanneer er aanloopverliezen zijn en verder alles wijst op fiscaal ondernemerschap kan er toch een VAR-wuo worden toegekend.   Kent de Belastingdienst u een VAR-row, resultaat uit overige werkzaamheden, toe en is er sprake van een dienstbetrekking, dan is de opdrachtgever verplicht om loonheffingen in te houden.

(Bron: De Zaak)

Een heel grote opsteker. Dat was een bericht dat Ed Engelen, notaris te Smilde, en zijn medewerkers kregen toen eindelijk een punt gezet kon worden achter een heel vervelende situatie.

Voordat het einde in deze procedure in zicht kwam, is er echter veel werk verzet en tot het laatste moment was de uitkomst onzeker. Daarom wil ik iedereen die samenwoont langs deze weg waarschuwen.

Het notariskantoor van Ed Engelen heeft lang en hard moeten vechten tegen een besluit van het Pensioenfonds van de Metalelektro (PME). Dit fonds had namelijk besloten dat de vrouw met wie één van hun pensioendeelnemers samenwoonde geen langstlevende pensioen zou krijgen.

Samenlevingscontract

Het stel was al ruim twintig jaar bij elkaar, toen de man in 2010 overleed. Een paar jaar nadat zij waren gaan samenwonen, namelijk in 1992, was het pensioenreglement gewijzigd. Daarin is toen vastgelegd dat na het overlijden van de pensioendeelnemer zijn of haar langstlevende partner alleen een pensioen zou krijgen als: de langstlevende met de deelnemer getrouwd was of als zij een samenlevingscontract bij een notaris hadden getekend. (Later is daar nog bijgekomen de mogelijkheid dat een koppel een geregistreerd partnerschap bij de gemeente was aangegaan).

Zoals aangegeven was die eis van een bij de notaris getekend samenlevingscontract nog niet opgenomen in het reglement toen de man en de vrouw in 1989 gingen samenwonen. Daarna hebben zij nog samen een huis gekocht, zijn zij samen de hypothecaire lening daarvoor aangegaan en hebben ze een zogeheten kruislingse overlijdensrisicoverzekering op elkaars leven afgesloten. Maar een samenlevingscontract hadden ze nooit opgesteld.

Het pensioenfonds oordeelde snel na het overlijden van de man in 2010 dat geen ‘weduwepensioen’ betaald zou worden aan de vrouw. Vanaf 1992 gold nou eenmaal de eis van het bij de notaris getekende samenlevingscontract. Ook in de bezwaarprocedure, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar notaris, veranderde het pensioenfonds niet van mening.

Pas nadat (nogmaals) bij de klachtencommissie van het fonds aan de bel werd getrokken, kwam het verlossende woord: alleen voor deze ene keer en zonder een precedent te willen scheppen, werd besloten dat de weduwe een uitkering zou ontvangen van het pensioenfonds.

Conclusie

Mijn conclusie is de volgende: Pas twee jaar na het overlijden van de man heeft de vrouw ‘weduwepensioen’ gekregen. Al die tijd miste ze dus zijn inkomen. Pas nu is die inkomstenval gedicht. Hadden zij en de man een samenlevingscontract op laten stellen door de notaris, dan was de vrouw beter uit geweest.

Maar ook blijkt dat een pensioenfonds de regels kan veranderen voor samenwoners. Doe elkaar dus een plezier en controleer één keer per jaar de site van het pensioenfonds. Kijk dan of je nog steeds voldoet aan de eisen zodat je partner wel pensioen ontvangt als jij overlijdt. Dat is toch het minste dat je voor elkaar kunt doen.

(Bron: Telegraaf)

Bent u ondernemer en geeft u in 2012 opdracht voor de (ver)bouw van uw bedrijfspand? Dan komt u wellicht in aanmerking voor de Energie-Investeringsaftrek (EIA), als u investeert in energiebesparingof duurzame energie. Dit levert u niet alleen een lagere energierekening op, maar ook een fiscaal voordeel.

Hoe werkt de EIA?

Investeert u in energiezuinige maatregelen of past u duurzame energie toe, dan betaalt de overheid daaraan mee. Het bedrijfsmiddel moet wel zijn opgenomen in de energielijst. Met de EIA kunt u profiteren van een fiscaal voordeel: u betaalt minder winst- of inkomstenbelasting. Ondernemers kunnen 41,5% van de investeringskosten extra aftrekken van de fiscale winst. Bij een belastingpercentage van 25% betekent dit een netto voordeel van 10%.

Energielijst

Meer dan 140 bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor EIA. De energielijst bevat meerdere technieken, die interessant kunnen zijn voor uw bedrijfsgebouw.

Isolatie en warmte

  • Warmtepomp(boiler)
  • HR-glas
  • Isolatie voor bestaande constructies
  • Afvalwarmte benutten
  • Afvalwaterwarmtewisselaar
  • Direct gasgestookt stralingspaneel of condenserende boiler
  • HR-luchtverwarmer
  • HR-pomp (voor centrale verwarming)
  • Isolatie van koel- of vriesruimten
  • Warmtekrachtinstallatie

Ventilatie, klimaat, koeling

  • Adiabatisch indirect werkende dauwpuntsluchtkoeler
  • Debietregeling ventilator
  • Bevochtigingsrotor
  • Energie terugwinnen uit ventilatielucht voor bestaande gebouwen
  • Luchtbehandelingskast met energieterugwinning voor nieuwbouw
  • Energiezuinig afzuigsysteem
  • Faseovergangsmateriaal
  • Luchtdicht luchtverdeelsysteem
  • Luchtontvochtiger met tussengeschakelde warmtewisselaar
  • Steunventilator, gelijkstroomventilator
  • Warmtewisselaar voor vrije koeling

Verlichting en liften

  • Daglichtsysteem met spiegelende kokers
  • Energie-efficiënte verlichting voor bestaande gebouwen
  • Klimaat- of verlichtingsbesparing
  • LED-verlichting
  • Vluchtwegsignalering
  • Energieprestatieverbetering van bestaande liften
  • HR-elektromotor

Duurzame energie

  • Aardwarmtewinning
  • Biomassaketel of biowarmtekracht
  • Warmte- en koudeopslag in de bodem
  • Fotovoltaïsche zonnepanelen
  • Grondwarmtewisselaar
  • Windturbine
  • Zonnecollectoren

‘Generieke’ bedrijfsmiddelen

  • Voor bestaande of nieuwe gebouwen
  • Voor duurzame energie

Staat uw bedrijfsmiddel niet ‘specifiek’ vermeld op de energielijst, maar kunt u wel aantonen dat u voldoet aan de besparingsnorm dan kunt u met een ‘generieke’ aanvraag mogelijk toch in aanmerking komen voor EIA. Raadpleegt u voor de meest recente eisen de Energielijst 2012. Deze kunt u downloaden van de website. Verbeteren energielabel (code 210000) U kunt EIA aanvragen voor het verbeteren van de energieprestatie van een bestaand bedrijfsgebouw. Normaal vraagt u per techniek apart EIA aan. Maar met code 210000 kunt u EIA aanvragen voor een pakket van maatregelen uit een maatwerkadvies. Door dit pakket van maatregelen moet uw gebouw energielabel B bereiken of het label moet met twee stappen verbeteren, van bijvoorbeeld label E naar C.

Zelf een bedrijfsmiddel voorstellen voor de Energielijst

Elk jaar past de overheid de Energielijst aan. Iedereen kan voorstellen indienen voor nieuwe energiebesparende technieken op de lijst. Download het formulier hiervoor op www.agentschapnl.nl/eia .

Meer informatie

Voor meer informatie kijk op www.agentschapnl.nl/eia .Daar staat ook hoe u digitaal kunt melden in het eLoket van Agentschap NL. Om in te kunnen loggen heeft u eHerkenning nodig. Kijk ook eens in de milieulijst, daarin staan 400 voorbeelden van milieuvriendelijke technieken. Interessant voor een gebouw zijn bijvoorbeeld vegetatiedaken, regenwaterbenutting en duurzame gebouwen met Groenverklaring of Dutch Green Building Councilcertificaat of die voldoen aan GPR-criteria; www.agentschapnl.nl/miavamil

(Bron: AgentschapNL)

 

 

.

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid om u als bestuurder aansprakelijk te stellen voor de betaling van de loonheffingen en de BTW. Naast het te betalen bedrag aan belasting kan de fiscus u ook aansprakelijk stellen voor de invorderingsrente en de invorderingskosten. De inspecteur zal dan moeten stellen en bewijzen dat deze verhoging aan u te wijten is.

Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad. In deze zaak ging het om een bv die zijn loonheffingen en BTW over 1999 niet op tijd had betaald. De Belastingdienst stelde de bestuurder op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur aansprakelijk voor het niet betalen van de BTW. De bestuurder ging naar de rechter, omdat hij het niet eens was met deze aansprakelijkheid. Het gerechtshof in Arnhem bepaalde uiteindelijk dat de fiscus de bestuurder terecht aansprakelijk had gesteld. Daarnaast was de bestuurder volgens het gerechtshof ook aansprakelijk voor de aan de bv in rekening gebrachte invorderingsrente en de invorderingskosten.

Te wijten aan bestuurder: De rechters gaven aan dat de bestuurder hiervoor aansprakelijk was, omdat hij niet aannemelijk kon maken dat de bv op het moment van het betalen van de aangifte niet over voldoende financiële middelen beschikte. De Hoge Raad ging echter niet mee met deze redenatie. De stelplicht en de bewijslast lag volgens de Hoge Raad niet bij de bestuurder, maar bij de Belastingdienst. De inspecteur moest bewijzen dat het ophogen van het bedrag met de invorderingsrente en de invorderingskosten te wijten was aan de bestuurder. Een ander gerechtshof zal deze zaak nu opnieuw moeten beoordelen.

(Bron: Fiscaal Rendement)

Het is een vervelende gedachte die u als enthousiaste startende ondernemer het liefst zou willen negeren: wat als ik in de toekomst arbeidsongeschikt raak? U moet echter wel degenlijk rekening houden met dit zwartste scenario, zeker gezien het feit dat u als arbeidsongeschikte ondernemer op weinig steun van de overheid kunt rekenen.

Wanneer ben ik arbeidsongeschikt?

Kort gezegd bent u arbeidsongeschikt wanneer u niet langer in staat wordt bevonden om arbeid te verrichten met een zogeheten economische meerwaarde. In Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen gedeeltelijke en volledige arbeidsongeschiktheid. In het eerste geval is een persoon nog wel in staat om enkele arbeid te verrichten, maar iemand die geheel arbeidsongeschikt wordt verklaard, kan helemaal niet meer werken. Het spreekt voor zich dat deze situatie rampzalig kan zijn voor iemand met een eigen bedrijf. In tegenstelling tot werknemers die in dienst zijn van een bedrijf, kunnen zelfstandigen in de meeste gevallen niet bij de overheid aankloppen voor financiële ondersteuning.

Ik heb een ongeval op het werk gehad en kan niet meer werken. Ben ik nu arbeidsongeschikt?

Als u verzekerd bent tegen arbeidsongeschiktheid, neemt u zo snel mogelijk contact op met uw verzekering. Vervolgens zal een keuringsarts van de verzekeringsmaatschappij de mate van arbeidsongeschiktheid (uitkeringsdrempel) vaststellen. Ook de hoogte van het inkomensverlies zal hierbij een rol spelen. Bij het afsluiten van de AOV-verzekering heeft u een bepaalde risicoperiode aangegeven waarin u zelf in uw onderhoud voorziet. Pas daarna krijgt u geld uitgekeerd van uw verzekering.

Het kan zijn dat u in aanmerking komt voor een reïntegratietraject. Stel dat u door het ongeval niet langer zwaar lichamelijk werk kunt doen, maar wel administratieve taken kunt uitvoeren. In dat geval zal de verzekeringsmaatschappij ook kijken naar de mogelijkheden tot omscholing, omdat het uiteindelijke doel is dat u – in min of meerdere mate – toch weer aan het werk kunt. Houd er in ieder geval rekening mee dat u regelmatig contact zult hebben met uw verzekeringsarts en ook geregeld op controle zal moeten komen. Indien de arts u op een bepaald moment weer arbeidsgeschikt verklaart, zal de uitkering worden stopgezet en moet u weer opnieuw premie gaan betalen voor de AOV.

Is een arbeidsongeschiktheidsverzekering essentieel?

Een arbeidsongeschiktheidsverzekering is niet verplicht en veel kleine zelfstandigen zijn vanwege de doorgaans hoge premies bereid dit risico te nemen, maar het is uiteraard verstandiger uzelf hiervoor toch goed te verzekeren. Als u arbeidsongeschikt raakt en niet verzekerd bent, kan het zijn dat u wel recht heeft een bijstandsuitkering. Hiervoor moet u zelf contact opnemen met de gemeente.

AOV-verzekeringen zijn er in alle soorten en maten. De kosten zijn onder meer sterk afhankelijk van uw beroep en de periode die u wilt verzekeren. Hoe verleidelijk ook, het is echt niet verstandig om u primair te concentreren op de premiekosten. Het gaat erom dat u de verzekering vindt die het best bij uw persoonlijke situatie aansluit. Als u zich maar voor de helft verzekert om de kosten te drukken, kunt u later met een eventueel financieel gat van een vijf of tien jaar alsnog veel duurder uitkomen.

Is een AOV-verzekering eigenlijk fiscaal aftrekbaar?

Ja. De AOV is volledig fiscaal aftrekbaar voor alle ondernemers, hoewel u er rekening mee moet houden dat dit ook geldt voor de uitkering. Maar zeker voor startende ondernemers kan het financieel aantrekkelijk zijn om een AOV af te sluiten. Sommige verzekeraars bieden starters aantrekkelijke kortingen bij een langdurige contractperiode, maar desalniettemin is het slimmer om zo flexibel mogelijk met deze duur om te springen. Plan liever niet al te ver vooruit, aangezien u niet in de toekomst kunt kijken en zowel uw persoonlijke als zakelijke situatie in vijf jaar tijd aanzienlijk kan veranderen.

(Bron: Ikgastarten)

Op 1 juli 2012 treedt de wettelijke regeling buitengerechtelijke incassokosten in werking. Deze regels hebben substantiële gevolgen voor het incassobeleid van ondernemers. Er worden namelijk nieuwe eisen gesteld aan de aanmaningsbrief.

Als deze niet aan de nieuwe eisen voldoet, mogen geen incassokosten worden berekend. “Een zeer ingrijpende sanctie.” , aldus Antonie Kerstholt, jurist en econoom van de website Overeenkomst.nl. Voortaan moeten particuliere debiteuren in aanmaningsbrieven gewaarschuwd worden welke incassokosten exact in rekening zullen worden gebracht als de schuld onbetaald blijft. Daarnaast dient een wettelijke betalingstermijn van 14 dagen na aanmaning in acht te worden genomen.

Ondernemers doen er verstandig aan de inhoud van hun standaard aanmaningsbrieven tijdig aan te passen, volgens Kerstholt. Volgens Overeenkomst.nl hebben ondernemers, particuliere debiteuren en de rechtspraktijk absoluut baat bij de nieuwe regelgeving. “Door de nieuwe wettelijke regels is de hoogte van de in rekening te brengen incassokosten eindelijk gemaximeerd. De kosten zijn nu makkelijker te berekenen en te toetsen aan duidelijke criteria.”

(Bron: overeenkomst.nl)

Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bij de beëindiging van een B.V. de schuldeisers het vermogen moeten verdelen. Maar als een B.V. geen baten heeft, dan hoeft die verdeling niet plaats te vinden. In dat geval spreken we ook wel over “turboliquidatie”.

Het voordeel van een turboliquidatie voor de B.V. is dat tijd en kosten worden bespaard omdat een vereffeningsprocedure niet nodig is.

De algemene vergadering van aandeelhouders neemt het besluit tot ontbinding van de B.V. Van het besluit tot ontbinding moet het bestuur van de B.V. direct opgave doen aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bij een dergelijke ontbinding  zal de Kamer van Koophandel met name vertrouwen op de mededeling van het bestuur van de betreffende B.V.. Zij stelt geen diepgaand onderzoek in naar de eventuele aanwezigheid van baten.

Perspectief voor de schuldeiser

In de praktijk leidt dit er vaak toe dat schuldeisers hun vordering op de ontbonden B.V. afboeken en zij hun verlies nemen. Schuldeisers blijken dus vaak onbekend te zijn met de mogelijkheid om alsnog (gedeeltelijke) betaling van hun vordering af te dwingen.

De afwezigheid van (een vooruitzicht op) baten is een vereiste voor het realiseren van een turboliquidatie. Mocht een schuldeiser summierlijk kunnen aantonen dat er nog een bate is dan kan de rechter alsnog bepalen dat de vereffeningsprocedure moet plaatsvinden. Een andere optie voor de schuldeiser is het aanvangen van een faillissementsprocedure. Ook hier moet de schuldeiser aannemelijk maken dat er een bate is waardoor de B.V. niet is opgehouden te bestaan.

De rechter die tot het oordeel komt dat summierlijk is gebleken dat er nog baten zijn, kan – voor zover aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan – de (ontbonden) B.V. in staat van faillissement verklaren. De B.V. wordt dan geacht met betrekking tot de afwikkeling van het faillissement te blijven bestaan.

Bewijzen dat er baten zijn

De schuldeiser kan dus bij de aanwezigheid van bate(n) de turboliquidatie ongedaan maken met als doel (gedeeltelijke) voldoening van zijn vordering te verkrijgen. In de praktijk is het de kunst uit te vinden of een B.V. over een bate beschikt. Een bate kan onder meer aanwezig zijn in de vorm van activa, een vordering van de B.V. op een derde, aandelenkapitaal of latente belastingteruggaven.

Daarnaast kan ook onbehoorlijk bestuur een bate opleveren. Zo bepaalde de Rechtbank Arnhem in een faillissementsprocedure dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur omdat het bestuur niet tijdig de jaarrekening had gedeponeerd. Daarbij is de rechtbank gebleken dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Op grond hiervan heeft de rechtbank geoordeeld dat de bestuurders van de B.V. ten opzichte van de schuldeisers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort. De claim op de bestuurders kan beschouwd worden als een bate. De rechtbank heeft vervolgens het faillissement van de B.V. uitgesproken.

Afhankelijk van hoogte en aantal schuldeisers

Het niet tijdig deponeren van de jaarstukken kan dus voldoende zijn om aannemelijk te maken dat er een bate is. Mocht navraag bij de Kamer van Koophandel uitwijzen dat de jaarstukken niet tijdig openbaar zijn gemaakt, dan heeft de schuldeiser met de uitspraak van de rechtbank Arnhem een middel in handen om de turboliquidatie ongedaan te maken en de kans te vergroten op (gedeeltelijke) voldoening van zijn vordering.

Of het vervolgens daadwerkelijk tot (gedeeltelijke) uitbetaling van uw vordering komt, is onder meer afhankelijk van de hoogte van de aanwezige bate(n), het aantal schuldeisers en het verhaal dat de bestuurders in privé kunnen bieden. In het geval er voldoende verhaalsmogelijkheden zijn, is het starten van een procedure het overwegen waard. Daarbij zult u ook in overweging moeten nemen dat aan procederen kosten zijn verbonden die wel in verhouding moeten staan met de hoogte van het door u te vorderen bedrag.

(Bron: Sprout)