Archive for juni, 2012

In een jong bedrijf moet u niet alleen veel tijd en energie steken; er moet ook het nodige geld in worden geïnvesteerd. Niet iedere startende ondernemer beschikt echter over de financiële middelen om deze investering zelfstandig te bekostigen. In dat geval kan het afsluiten van een lening uitkomst bieden: 7 belangrijke soorten financiering voor ondernemers.

1. Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

Voor startende ondernemers bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van de Borgstelling MKB Kredieten (BMKB). Deze regeling van de overheid maakt het mogelijk om bij de bank geld te lenen, ook wanneer uw onderpand in de ogen van de bank onvoldoende is. (Ambitions.nu: de regeling BMKB is sinds kort niet alleen meer beperkt tot banken.)

Dankzij de steun van de overheid zullen banken sneller bereid zijn een lening te verstrekken. Uw bedrijf moet hiervoor uiteraard wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo kunt u bijvoorbeeld niet meer dan 250 werknemers dienst hebben en mag de jaaromzet niet boven de vijftig miljoen euro uitkomen. Klik hier voor meer informatie over de BMKB-regeling.

2. Rekening-courantkrediet

Met een rekening-courantkrediet kunt u geld opnemen tot een bepaald afgesproken bedrag, de kredietlimiet. Zo kunt u schommelingen opvangen in uitgaven en inkomsten. Daarom kan een rekeningcourantkrediet vooral goed van pas komen als uw bedrijf seizoensgebonden opereert (denk aan een strandtent) of wanneer u behoefte heeft aan financiering van uw werkkapitaal. Het krediet maakt het mogelijk om flexibeler om te gaan met het beheer van uw liquiditeitsstromen. U hoeft alleen rente te betalen over het bedrag dat u debet staat.

3. Risicokapitaal

Kort gezegd wil risicokapitaal zeggen dat anderen geld investeren in uw onderneming. Risicokapitaal kan van toepassing zijn bij een innovatieve of technologische startup, omdat er in dat geval een aanzienlijk bedrag moet worden geïnvesteerd om een product te ontwikkelen, terwijl er op korte termijn sprake zal zijn van weinig tot geen omzet. Banken nemen een dergelijk risico over het algemeen minder snel dan investeerders, die hiermee een bepaald aandeel kopen in uw bedrijf. Blijkt de startup succesvol? Dan delen zij mee in de winst, maar zo niet, dan zijn zij hun investering kwijt.

4. Stimuleringskapitaal

Het stimuleringskapitaal is een financieringsvorm, onder andere bedoeld voor startups, doorgroeiers en innovatieve bedrijven. Op twee belangrijke punten verschilt het Stimuleringskapitaal van een gewone banklening: het is een achtergestelde lening die in de eerste vijf jaar aflossingsvrij kan worden gemaakt. Hierdoor heeft u in de startfase op financieel gebied wat meer ruimte. Mocht uw onderneming geen succes worden, dan kunt u eerst alle andere schuldeisers afbetalen. Pas daarna lost u uw stimuleringskapitaal af. Het kan dus zijn dat, mocht uw bedrijf in een faillissement geraken, u deze lening uiteindelijk helemaal niet kunt aflossen. In dat geval wordt het restant bedrag kwijtgescholden.

5. Leasing

Ook leasing is een vorm van financiering. Het gaat hierbij om financial of operational lease. Bij financial lease verstrekt de financier een lening tegen een vast onderpand (het zogenaamde objectfinanciering). Het juridische en het volledige economisch eigendom (gebruik en genot, de verzekering, het onderhoud) is hierbij voor rekening van de lessee. Bij operational lease koopt de kredietverstrekker (ook wel lessor genaamd) namens zijn opdrachtgever bedrijfsmiddelen of duurzame consumptiegoederen aan. Deze goederen stelt hij gedurende een vooraf overeengekomen termijn en tegen een vaste vergoeding ter beschikking aan de kredietnemer (de lessee). In dit geval blijft de leasemaatschappij of lessor juridisch gezien eigenaar van de geleaste goederen.

6. Qredits

Qredits is speciaal in het leven geroepen om startende ondernemers te helpen bij het rond krijgen van de financiering voor hun bedrijf. Starters die hierbij moeilijkheden ondervinden kunnen van de (krediet)bank een krediet van maximaal 50.000 euro krijgen, waarvoor het Rijk vervolgens garant staat. Daarnaast krijgen ondernemers bij deze kredietverstrekker ook coaching en hulp bij het goed opzetten van hun bankzaken. Qredits is de handelsnaam van Stichting Microkrediet Nederland en Rabobank is een van de initiatiefnemers.

7. Durfkapitaal

Durfkapitaal is een fiscale stimuleringsregeling voor particuliere geldverstrekkers aan ondernemers. Op deze manier kunnen die particuliere investeerders profiteren van fiscale voordelen. Hierdoor kan het voor startende ondernemers een stuk gemakkelijker worden om sneller het beginkapitaal voor uw onderneming bij elkaar te krijgen.

(Bron: Ik ga starten)

Per 19 mei 2012 zijn het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg) en het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp gewijzigd.

De wijzigingen van het Btcg betreffen:

  1. de aanscherping van het afbakeningscriterium fysiotherapie en oefentherapie voor het recht op de tegemoetkoming ingevolge de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten;
  2. de opname van het gebruik van alle hulpmiddelen die duiden op een levenslange beperking in de afbakeningscriteria als een zelfstandig criterium voor het recht op de tegemoetkoming;
  3. de verbetering van de aansluiting van de regelgeving op de indicatiestelling door het Centrum Indicatiestelling Zorg. Dit onderdeel heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2010;
  4. de aanpassing van de optelsystematiek voor de hoge tegemoetkoming;
  5. het met vier procent verlagen van de tegemoetkomingen om het amendement van de Tweede Kamerleden Van der Staaij en Dijkstra op het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten teneinde het recht op een tegemoetkoming afhankelijk te maken van de draagkracht (Kamerstukken 33 045) te kunnen financieren;
  6. het achterwege laten van de indexering van de tegemoetkomingsbedragen over de jaren 2012 tot en met 2014.

De wijziging van het Besluit gebruik sofi-nummer Wbp betreft het gebruik van het sociaal-fiscaalnummer door het Centraal Administratiekantoor ten behoeve van de vaststelling van de tegemoetkoming.

[ Bron: Redactie Plein+ ]

30 mei 2012 – Het minimumloon dat u uw werknemers moet betalen gaat per 1 juli 2012 met 0,66% omhoog. Voor werknemers tussen de 23 en 65 jaar bedraagt het vanaf die datum € 1.456,20 bruto per maand bij een fulltime werkweek. Op dit moment bedraagt het minimumloon € 1.446,60 bruto per maand.

De bruto minimumlonen worden tweemaal per jaar aangepast aan de ontwikkeling van de cao-lonen. Per 1 juli moet u rekening houden met hogere bedragen. Voor werknemers tussen de 15 en 23 jaar geldt een percentage van dit loon als minimum. Voor werknemers die jonger zijn dan 15 jaar of ouder zijn dan 65 jaar is er geen wettelijk minimumloon.

Minimumuurloon zelf berekenen

In de publicatie van de Staatscourant (pdf) staan de bedragen voor het minimumloon volgens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Het gaat om de bedragen per maand, per week en per dag. Er bestaat geen wettelijk minimumuurloon. Het uurloon dat u minstens moet uitbetalen, moet u zelf berekenen. Dit doet u door het weekloon uit de onderstaande tabel te delen door het aantal uren per week dat in uw bv als volledig dienstverband geldt. In de tabel vindt u het wettelijke minimumloon van vóór en na 1 juli 2012 met de bijbehorende minimum(jeugd)lonen. Vergeet niet deze nieuwe bedragen op tijd in uw loonadministratie te verwerken.

Bruto minimum(jeugd)loon 1 juli 2012

 

(Bron: BV Rendement)

Een bevallingsuitkering op basis van de Zelfstandig en Zwangerregeling moet op tijd worden aangevraagd, anders wordt het uit te keren bedrag verlaagd.

Zelfstandig en Zwangerregeling (ZEZ)
Een ZEZ-bevallingsuitkering moet uiterlijk twee weken vóór de ingangsdatum van de uitkering aangevraagd worden, zo is bepaald in de Wet arbeid en zorg (Wazo). De uitkering kan ingaan 6 tot 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsuitkering.

Sanctie
Tot voor kort kende het UWV ook een te laat aangevraagde uitkering toe zonder hierop een sanctie toe te passen, hoewel de mogelijkheid wettelijk wel bestond. Sinds medio maart 2012 legt het UWV dus wel een sanctie op. De hoogte van de sanctie is afhankelijk van de duur waarmee de aanvraagtermijn is overschreden en de verwijtbaarheid. Zo wordt bij een overschrijding tot 56 kalenderdagen een korting van 5% op de bruto-uitkering toegepast, bij een overschrijding tot 112 kalenderdagen, 10% en bij een overschrijding van meer dan 112 kalenderdagen een korting van 20%.

Matiging
De sanctie kan gematigd worden bij geen of verminderde verwijtbaarheid van de termijnoverschrijding. Het niet op de hoogte zijn van de mogelijkheid een uitkering aan te vragen levert geen grond op voor verminderde verwijtbaarheid.

(Bron: De Zaak)

Het kabinet wil vanaf volgend jaar belasting gaan heffen over de reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer. Hoe zit dat nu allemaal precies met deze maatregel?

1. Wordt mijn reiskostenvergoeding nu helemaal afgeschaft?

Nee, uw werkgever kan u nog steeds een vergoeding blijven geven voor het woon-werkverkeer. Tot nu toe hoeft u over een vergoeding tot maximaal 19 cent per kilometer geen belasting te betalen. Ook de werkelijke kosten van het openbaar vervoer mogen onbelast worden vergoed. Maar nu wil het kabinet de reiskostenvergoeding vanaf 1 januari 2013 volledig gaan belasten. Hoeveel belasting u precies gaat betalen hangt af van de hoogte van uw inkomen en in welke belastingschijf u valt. U kunt dit uitrekenen met de ANWB ReiskostenCheck.

2. Is die extra belasting het enige waar ik rekening mee moet houden?

Dat hangt af van uw individuele situatie. Omdat de reiskostenvergoeding voor het woon- werkverkeer bij uw inkomen wordt opgeteld zou dit ook nog gevolgen kunnen hebben voor eventuele toeslagen die u ontvangt. Bijvoorbeeld de zorgtoeslag of huurtoeslag. Die kunnen lager uitvallen.

3. Hoe dan ook een flinke extra kostenpost; kan ik daar nog op besparen?

Dat kan alleen door uw woon-werkverkeer zoveel mogelijk terug te brengen. Dat betekent dat u dichterbij uw werk zou moeten gaan wonen. Of een andere baan dichtbij huis zou moeten zoeken. In de praktijk zal dat op korte termijn meestal niet lukken, want de huizenmarkt zit op slot en nieuwe banen liggen ook niet voor het oprapen. De enige reële mogelijkheden om reiskosten te besparen die u wellicht heeft zijn: carpoolen en vaker thuiswerken.

4. Kortom: de automobilist wordt weer eens gepakt?

Deze kabinetsmaatregel treft niet alleen automobilisten maar alle forensen. Want ook wie met het openbaar vervoer naar zijn werk reist moet voortaan belasting betalen over de volledige reiskostenvergoeding. Met deze maatregel brengen forensen gezamenlijk 1,3 miljard euro op. Dat is 10 procent van de in totaal 12 miljard die het kabinet volgend jaar extra wil bezuinigen met het zogeheten Lenteakkoord.

5. En wat vindt de ANWB ervan?

De ANWB vindt dat de koopkracht van forenzen door deze belasting onevenredig hoog wordt aangetast. Daarom ziet de ANWB liever een overgangsregeling, zodat forensen de mogelijkheid krijgen om in te spelen op de maatregel. En nog een ander punt: Volgens het kabinet zouden mensen door deze belastingmaatregel minder gaan reizen. De ANWB deelt deze opvatting niet. De meeste mensen hebben immers geen enkel alternatief voor de dagelijkse rit naar het werk. Ze kunnen niet op korte termijn van baan of van woonplaats veranderen. De ANWB verwacht van de maatregel dan ook weinig effecten voor de vermindering van files en CO2-uitstoot.

(Bron: ANWB)

Vanaf 1 januari 2012 gelden andere regels met betrekking tot de opbouw en de verjaring c.q. het vervallen van vakantiedagen. Dit stappenplan helpt bij het opzetten van de vakantiedagenadministratie.

Stappenplan

  1. Maak per 31 december 2011 de balans op van het aantal openstaande vakantiedagen per werknemer.
  2. Ga na welke verjaringstermijn voor welke vakantiedag geldt, houd daarbij in het achterhoofd dat:
    • Wettelijke vakantiedagen, opgebouwd tot 1 januari 2012, vijf jaar na het jaar waarin ze zijn toegekend verjaren;
    • Bovenwettelijke vakantiedagen ook vijf jaar na het jaar waarin ze zijn toegekend verjaren, tenzij daarover andere afspraken gelden;
    • Tot 1 januari 2012 geldt dat de vakantiedagen die als eerst zijn opgebouwd, als eerste worden opgenomen.
  3. Bevestig het vakantiedagensaldo per 31 december 2011 schriftelijk aan uw werknemers.
  4. Vul de oude en de nieuwe vakantiedagen in in onderstaand schema op volgorde van de eerstkomende verval- of verjaringsdatum.

Het overzicht kan er dan als volgt uitzien:

Aantal dagen Soort Invullen: Jaartal toegekend Verjarings-/vervaltermijn Verval-/verjaringsdatum
• Wettelijk oud …. → 5 jaar In volgorde zetten; eerstkomende datum bovenaan.
• Bovenwettelijk oud …. → 5 jr, tenzij anders afgesproken
• Wettelijk nieuw …. → ½ jr, tenzij anders afgesproken
…. → 5 jr, tenzij anders afgesproken
• Bovenwettelijk nieuw …. → 5 jr
• Niet kunnen genieten ….


Voorbeeld

Dag Soort Jaartal toegekend Verjarings-/vervaltermijn Verval-/verjaringsdatum
20 Wettelijk nieuw 2012 ½ jaar 1 juli 2013
4 Wettelijk oud 2010 5 jaar 1 januari 2016
3 Bovenwettelijk oud 2010 5 jaar 1 januari 2016
2 Wettelijk oud 2011 5 jaar 1 januari 2017
4 Bovenwettelijk oud 2011 5 jaar 1 januari 2017
4 Bovenwettelijk nieuw 2012 5 jaar 1 januari 2018

Als een werknemer vakantiedagen wil opnemen, dan neemt hij als eerste die dagen op die als eerste vervallen of verjaren.

Voorbeeld
Als deze werknemer bijvoorbeeld 30 vakantiedagen wil opnemen, dan neemt hij dus

  • 20 nieuwe wettelijke uit 2012 op,
  • 4 oude wettelijke uit 2010,
  • 3 oude bovenwettelijke uit 2010,
  • 2 oude wettelijke uit 2011 en
  • 1 bovenwettelijke uit 2011

Bron: XpertHR

De afroommethode, of: het ene gebruikelijk loon is het andere niet

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor De afroommethode, of: het ene gebruikelijk loon is het andere niet
Bij de rechter loopt momenteel een procedure over de ‘afroommethode’ en het ‘gebruikelijk’ loon.
Wat is gebruikelijk (loon)?

Bepalen wat gebruikelijk is, valt in het dagelijks leven al zwaar. Als een wetgever de term gebruikelijk hanteert, is dat niet anders. Zeker niet als iedereen die er iets over denkt te moeten zeggen, belang heeft bij een andere uitkomst.

Als je een eenmanszaak hebt, valt de hele winst in de inkomstenbelasting. Mooi voor de Belastingdienst, zeker als de onderneming goed draait. Als het goed gaat, brengt de ondernemer zijn zaak vaak de BV in.

Over de winst ontvangt het rijk nu vennootschapsbelasting. Een lager tarief. Om de zaak in evenwicht te houden, moeten ondernemers zichzelf een loon toekennen. Daarover is namelijk weer (het hogere) inkomstenbelastingtarief verschuldigd. Dat loon moet ‘gebruikelijk’ zijn. Globaal betekent dit, niet afwijkend van marktconform, en tenminste € 40.000.

Voor de Belastingdienst betekent, met name de tariefkwestie, dat een hoog loon beter uitpakt dan een laag loon.Voor de ondernemer is het vaak andersom. Die wil een laag loon. Zo houdt hij middelen in de onderneming en verlaagt hij ‘overall’ de belastingdruk. Tenzij de beroepsbeoefenaar (en dat doen ze nog wel eens) op grote voet leeft. Dan accepteert hij dat hoge loon, want de schoorsteen moet roken, tenslotte.

Wat is de ‘afroommethode’?
Een aantal jaren geleden was er een interimmanager met een management-BV die diensten verrichtte voor een opdrachtgever. De BV factureerde op jaarbasis, stel, een bedrag van € 350.000.
De BV betaalde aan loon een bedrag van, stel, € 60.000. De belastingdienst meende dat de interim-manager, ook zonder die BV waarschijnlijk een vergoeding in de buurt van de € 350.000 zou hebben gehad.

De ‘afroommethode’ werd ontwikkeld. Het ‘gebruikelijk’ loon werd bepaald aan de hand van het gefactureerde bedrag voor de interimdiensten. Na aftrek van een ‘soort’ doelmatigheidsmarge (30%) moest dan een bedrag van € 245.000 aan ‘gebruikelijk’ loon worden betaald. De rechter kon deze gedachtegang volgen en gaf de Belastingdienst gelijk. Er zit ook wel iets in… bij zo’n interim-manager.

Omdat we allemaal op ons gemak gesteld zijn en daarnaast vaak geen voorliefde kennen voor ingewikkelde rekenexercities en vergelijkingen, werd deze ‘afroommethode’ in de praktijk op veel situaties toegepast. Ook, bijvoorbeeld, op advocaten, notarissen en andere beroepsbeoefenaren. Deze verrichten hun werk vaak in maatschapsverband. Vaak zijn ze niet zelf maat in de maatschap, maar de besloten vennootschappen waarin zij alle aandelen houden. Zelf zijn ze dan in dienst bij de besloten vennootschap.

Een eeuwig strijdpunt met de Belastingdienst is vaak: ‘Hoeveel salaris moet die advocaat nu krijgen uit zijn besloten vennootschap?’ Dan komt het ‘gebruikelijk loon’ om de hoek kijken. Dus als een maatschap met 5 maten een winst maakt van € 1.000.000 op jaarbasis, en een advocaat heeft recht op € 200.000, wordt gemakshalve aangenomen dat zijn gebruikelijk loon op 70% X€ 200.000 = € 140.000 gesteld moet worden. Lekker makkelijk!

Naar de rechter
Afgelopen winter gaf bijvoorbeeld ook Jort Kelder, in een publicatie op zijn site, lucht aan zijn ongenoegen over deze gang van zaken. De belastingheffing over zijn werken, werd hem te machtig.
Maar ja, is een advocaat, werkzaam in een maatschap, of een andere beroepsbeoefenaar, vergelijkbaar aan een interim-manager? Nee dus!

Momenteel loopt een procedure van een advocaat tegen de Belastingdienst over dit onderwerp. Voor het Hof kreeg de advocaat ongelijk. De rechter stelde dat terecht de ‘afroommethode’ werd toegepast.  De advocaat kon zich niet vinden in deze conclusie en de onderliggende motivering en stapte naar de Hoge Raad. Kortgeleden is door de Advocaat-Generaal conclusie genomen in deze procedure.

Deze keek geheel anders tegen de zaak aan dan het Hof en stelde dat de advocaat in kwestie een goed punt had. Hij gaf, kort en goed, aan dat toepassen van de ‘afroommethode’ in dit soort gevallen te makkelijk gedacht was en dat een advocaat niet vergelijkbaar was met een interim-manager.

Conclusie
Nu is een conclusie van de Advocaat Generaal nog geen arrest van de Hoge Raad. Ik wil echter iedereen die met dit vraagstuk worstelt, of gewoon met de ‘afroommethode’ opgezadeld zit, er op wijzen dat er goede redenen zijn om de afloop van deze procedure te volgen.

(Bron: De Zaak)

UWV legt uit: een dienstverband kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden bij een werknemer die 104 weken of langer ziek is. Voorwaarden zijn dat de werkgever aan zijn re-integratieverplichting heeft voldaan en dat er geen passend werk is.

Een werkgever spreekt bij ontslag met wederzijds goedvinden samen met de werknemer af dat het dienstverband eindigt. De werknemer stemt hier mee dus in. Toestemming van UWV WERKbedrijf om het dienstverband te mogen opzeggen, is dan niet nodig. Ook hoeft de werkgever bij de kantonrechter niet om ontbinding van het arbeidscontract te vragen.

De werkwijze bij ontslag met wederzijds goedvinden

Het is verstandig om de afspraken over het ontslag schriftelijk vast te leggen in een beëindigingsovereenkomst, ook wel vaststellingsovereenkomst genoemd. De werkgever moet het samen met de werknemer eens zijn over de inhoud van de overeenkomst. De werkgever maakt met de werknemer afspraken over de (financiële) afhandeling van het ontslag. Bijvoorbeeld over de einddatum en de hoogte van de eventuele ontslagvergoeding. ­De werkgever kan een werknemer niet dwingen mee te werken aan ontslag met wederzijds goedvinden. Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de werknemer recht hebben op een WW- of  arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Let op: Als de werknemer voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, krijgt hij geen WIA-uitkering. De werkgever moet dan nog steeds moeite doen om hem in dienst te houden. Of de werkgever helpt de werknemer een passende baan te vinden bij een andere werkgever.

Schriftelijke vastlegging

Op uwv.nl/werkgever staat een voorbeeld van een beëindigingsovereenkomst. Die kan de werkgever gebruiken om de afspraken in vast te leggen, maar hij kan natuurlijk ook een eigen tekst gebruiken en daarin de afspraken vastleggen.

[ Bron: UWV ]