Archive for oktober, 2012

Een groot verschil tussen een baan in loondienst hebben of zelfstandig ondernemer zijn, is dat u zelf verantwoordelijk bent voor het afdekken van persoonlijke en zakelijke risico’s. Er kan nu eenmaal wel eens iets misgaan. Hieronder vindt u een overzicht van bekende risico’s die u kan afdekken. De checklist: 11 verzekeringen voor ondernemers.

1. Persoonlijke verzekeringen

Arbeidsongeschiktheidverzekering

Het is iets waarover u als startende ondernemer liever niet al teveel over nadenkt, maar het afdekken van dit persoonlijke risico is – alhoewel niet verplicht – van groot belang. Het kan namelijk gebeuren dat u tijdelijk of blijvend arbeidsongeschikt raakt en inkomensverlies lijdt. Bijvoorbeeld door een (bedrijfs)ongeval of langdurige ziekte. Financiële zorgen op dit vlak kunt u voorkomen door dit persoonlijke risico af te dekken met een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De kosten van een AOV-verzekering zijn sterk afhankelijk van uw beroep en de periode die u wilt verzekeren.

Pensioenverzekering

In tegenstelling tot wanneer u in loondienst bent en via uw werkgever pensioen opbouwt, gaat dat voor ondernemers niet vanzelf. Zij zullen hiervoor zelf bewust bepaalde regelingen moeten treffen. Kiest u ervoor om niet (direct) te investeren in uw inkomen voor later, houd er dan wel rekening mee dat u vanuit de overheid na uw pensioen in principe alleen recht heeft op AOW. Het is echter aan te raden om daarnaast pensioen te bijven opbouwen. Dit kan op verschillende mogelijkheden, bijvoorbeeld door middel van lijfrentesparen, het (deels) aflossen van een hypotheekschuld of door een aparte spaarrekening te openen waarop u maandelijks een vast bedrag stort.

Overlijdensrisicoverzekering

Door tijdig een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten, kunt u in het geval van een later overlijden bepaalde zorgen voor nabestaanden die op dat moment ontstaan wegnemen. Afgezien van het persoonlijke verdriet heeft het overlijden door het wegvallen van een inkomen vaak invloed op hun financiële situatie. Met een overlijdensrisicoverzekering zorgt u ervoor dat er bij overlijden een geldbedrag voor de nabestaanden vrijkomt. Het kan hierbij zoals eerder aangegeven gaan om compensatie van het weggevallen inkomen, maar ook om het opvangen van eventuele extra kosten of het bieden van een geldlening.

2. Zakelijke verzekeringen

Aansprakelijkheid

Ook al heeft u al jaren geleden een particuliere aansprakelijkheidsverzekering afgesloten, dan nog zult u als ondernemer ook een zakelijke variant moeten afsluiten. Voor de schade die u (of uw personeel) toebrengt aan anderen zal een persoonlijke verzekering namelijk niet afdoende zijn. Verzekeringsmaatschappijen maken namelijk duidelijk onderscheid tussen zakelijk en privé. Voor dit soort zaken kunt u dus maar beter een aparte bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering moeten afsluiten.

Gebouwen

Stormschade, een inbraak of een brand die ontstaat door kortsluiting: vervelende situaties die iedere ondernemer kunnen overkomen en op uw kantoor of werkruimte voor de nodige problemen kunnen zorgen. Gelukkig kunt u ook voor dit soort schade een verzekering afsluiten. Uiteraard is deze bedrijfspremie minder relevant als u een bedrijf aan huis gaat starten, maar als u van plan bent uw bedrijf te vestigen op een externe locatie, is een dergelijke bedrijfsverzekering een verstandige keuze.

Inventaris/voorraad

Eventuele overlast door brand, een flinke herfststorm of wateroverlast kan zoveel schade aanrichten dat de voorraad of inventaris in het bedrijfspand onherstelbare schade oploopt. Hiervoor biedt de inventaris- en voorraadverzekering uitkomst. De enige voorwaarde is dat u moet kunnen aantonen dat uw bedrijfspand voor het voorval voldoende onderhouden en beveiligd was.

Bedrijfsstagnatie

Stormschade, een inbraak of een aanrijding tijdens het vervoeren van een voorraad kan zorgen voor bedrijfsstagnatie, waardoor u sommige inkomsten misloopt. Met een bedrijfsstagnatieverzekering kunt u dit bedrijfsrisico afdekken. Dat wil zeggen: u verzekert zich dan voor vermindering van brutowinst wanneer uw onderneming (gedeeltelijk) stil komt te liggen. Bij dergelijke opgelopen schade keert de verzekeraar dan bijvoorbeeld een schadevergoeding uit gedurende de periode dat uw bedrijf minder of helemaal geen omzet draait.

Verkeer

Gaat u een taxibedrijf beginnen en zit u of uw personeel straks veel op de weg? Dan is het verstandig om ook uw vervoermiddel goed te verzekeren. Een verkeersongeval zit immers in een klein hoekje. Met deze verzekering verzekert u uw personenauto, bestelauto, vrachtwagen, aanhanger en werkmaterieel. U bent zowel verzekerd voor materiële- schade als letselschade, ook als u schade aan derden toebrengt.

Rechtsbijstand

Het kan een keer gebeuren dat u te maken krijgt met een juridisch conflict. Bijvoorbeeld als een leverancier eerder gemaakte afspraken niet nakomt of een klant ontevreden is over de door u uitgevoerde werkzaamheden. Indien u een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, worden de (vaak snel oplopende) juridische kosten in veel gevallen door uw verzekeraar vergoed.

3. Personeelsverzekeringen

Verzuimverzekering

Als u personeel in dienst neemt, moet u er als werkgever rekening mee houden dat een werknemer niet meer kan komen werken. Maar (ziekte)verzuim kost werkgevers geld. Het afsluiten van een verzuimverzekering kan bepaalde zorgen op dit gebied wegnemen. Een gemiddelde verzuimverzekering biedt bijvoorbeeld naast loondoorbetaling ook preventie, verzuimbegeleiding en re-integratie van uw medewerkers.

Pensioen

Als werkgever heeft u verschillende mogelijkheden om een pensioenregeling te treffen voor uw personeel, zodat uw werknemers ook na hun pensionering niet alleen hoeven te leven van de AOW. Zo kunt u kiezen voor een collectief pensioen voor uw personeel. Bij het Interpolis InlegGericht Pensioen+ bepaalt u bijvoorbeeld hoeveel premie uw werknemers betalen en hoeveel u zelf bijdraagt. Uw werknemers kunnen daarnaast hun pensioen naar eigen wens inrichten.

Breng uw risico’s in kaart

Ieder bedrijf is anders. Voor een zelfstandige professional in de HR-sector   gelden meestal andere risico’s dan voor een kleine zelfstandige met een aannemersbedrijf in de bouw. Wilt u de risico’s die u straks loopt als ondernemer eerst zonder verdere verplichtingen in kaart brengen? Neem dan gerust contact met ons op.

V.o.f. X exploiteerde een koeriersbedrijf (pakketservice). De werkzaamheden werden uitgevoerd door de vennoten A en B en door een aantal medewerkers (de koeriers). De koeriers werkten ook voor anderen. Zij hadden met X een overeenkomst van opdracht gesloten. De inspecteur gaf aan vier koeriers een VAR-WUO af, maar na een onderzoek stelde hij dat toch sprake was van een dienstbetrekking. De inspecteur legde zijn nadere standpunt vast in een brief van 1 april 2010. Rechtbank Arnhem concludeerde dat de koeriers beschikten over een VAR-WUO en dat de inspecteur geen inbreuk op de rechtsgeldigheid daarvan kon maken door in een beschikking de verzekeringsplicht vast te stellen. De inspecteur ging in hoger beroep. Hof Arnhem besliste dat de inspecteur met zijn brief van 1 april 2010 niet alleen de inhoudingsplicht voor de heffing van LB en PVV had willen vaststellen, maar ook de inhoudingsplicht voor de premies werknemersverzekeringen. Voor de inhoudingsplicht voor de LB en PVV bestond volgens het Hof geen wettelijke grondslag voor het geven van een voor bezwaar vatbare beschikking. Dat bracht mee dat het Hof uitsluitend beoordeelde of de inspecteur terecht had beslist dat A en B waren verzekerd op grond van de werknemersverzekeringen. Een koerier die beschikte over een VAR-WUO was in beginsel niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Het Hof was het niet eens met de inspecteur dat de aan de koerier afgegeven VAR-WUO opzij werd gezet door de beschikking verzekeringsplicht van 1 april 2010. Nu voor de verzekeringsplicht het al dan niet aanwezig zijn van een VAR-WUO van belang was, moest de inspecteur volgens het Hof zijn in de VAR-WUO neergelegde standpunt als leidend aanmerken voor de beoordeling van de verzekeringsplicht, tenzij de feiten en omstandigheden waren gewijzigd. Daarvan was geen sprake, zodat de inspecteur niet in afwijking van zijn eerder afgegeven VAR-WUO mocht beslissen tot verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen voor A en B. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)

Mocht de Belastingdienst u in een informatiebeschikking vragen om persoonlijke gegevens voor de aangifte inkomstenbelasting (IB) dan is dat niet in strijd met de privacy als er een redelijk heffingsbelang is. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank in Breda.

Sinds 1 juli 2011 kan de Belastingdienst u een informatiebeschikking geven. Deze beschikking zal de inspecteur geven als u weigert om de door hem gevraagde informatie te verstrekken. Het voordeel van deze beschikking is dat u deze kunt aanvechten bij de rechter. Die zal dan beoordelen of het verzoek om informatie gerechtvaardigd is. In deze zaak kreeg een man een voorlopige aanslag IB 2008 opgelegd naar een inkomen van € 25.000. De man ging in bezwaar tegen deze aanslag en gaf in zijn aangifte een loon op van € 1.599 en bijstand van € 5.285. Het viel de inspecteur echter wel op dat de man een tweedehands Mercedes had gekocht.

Informatiebeschikking is redelijk

De fiscus wilde graag weten hoe de man aan het benodigde geld was gekomen om de auto te kopen. Hij gaf aan dat hij geld had geleend van een vriend en dat zijn familie hem een handje hielp. Op een gegeven moment weigerde de man om de vragen van de Belastingdienst nog verder te beantwoorden. De inspecteur verstrekte daarom een informatiebeschikking en vroeg daarin om de namen van de familie, bankafschriften en gegevens over de aflossing van de lening bij de vriend en de tankbeurten van de auto. De man vond dat de fiscus dit niet mocht vragen en dat het in strijd was met de privacy. De rechtbank stelde echter dat de inspecteur een redelijke heffingsbelang had bij de door hem gevraagde informatie. De grenzen van de redelijkheid en privacy waren dus niet overschreden.

(Bron: Fiscaal Rendement)

De Tweede Kamer heeft een wetsvoorstel voor de flexibilisering        van het bv-recht aangenomen. De wet Vereenvoudiging en flexibilisering        bv-recht kent de nodige verbeteringen. Guido Rooijackers, Register Valuator        bij Sman Register Valuators, licht een element van het wetsvoorstel toe:        de aangepaste wettelijke geschillenregeling.

Omschrijft u de wettelijke geschillenregeling          in de huidige situatie eens? ‘Het doel van de geschillenregeling is        tot een oplossing te komen wanneer aandeelhouders ruzie hebben. Het        gaat om een geschil waarbij het voortduren van het aandeelhouderschap        niet langer kan worden gevergd of geduld. Er zijn twee oplossingen:        uittreding of uitstoting; een aandeelhouder eist bij een conflict dat        de andere aandeelhouders hem uitkopen of andersom. Wijst de rechter        deze vordering toe, dan zal de rechter één of drie deskundigen benoemen        die over de prijs van de aandelen een schriftelijk bericht moeten uitbrengen.        Vervolgens bepaalt de rechter de prijs die voor de aandelen moet worden      betaald.’

Waarom wordt de geschillenregeling aangepast? ‘De          huidige regeling functioneert niet. Deze bestaat inmiddels ongeveer          twintig jaar en er wordt zelden gebruik van gemaakt. Er zijn een aantal          bezwaren rond de juridische procedure. Ten eerste duurt de procedure          te lang; als een aandeelhouder het oneens is met een vonnis en in hoger          beroep gaat, dan kan het jaren duren voordat er een definitieve uitspraak        volgt. Pas nadat het vonnis onherroepelijk is, kunnen deskundigen aan        de slag met de waardering van de aandelen. Tussentijds blijft het geschil        voortbestaan en dat kan erg schadelijk zijn voor de onderneming. Een        tweede minpunt is dat er een ander traject wordt gevolgd als de betrokkenen        de schade willen verhalen. Want waar ruzie is, is schade. In eerste        instantie kan de vordering tot schadevergoeding nog worden gecombineerd        met de geschillenregeling, maar in hoger beroep is daarvoor het reguliere        hof bevoegd – in tegenstelling tot de Ondernemingskamer bij de geschillenregeling        – en dat is niet praktisch.’

Is er geen alternatief? ‘Jawel. Het alternatief        is dat een aandeelhoudersgeschil via het enquêterecht wordt uitgevochten        bij de Ondernemingskamer. De partijen zijn dan verzekerd van een snelle        afhandeling – de uitspraak volgt binnen een paar weken. De enquêteprocedure        kan bij vaststelling van wanbeleid resulteren in schorsing of ontslag        van een directeur. Ook kunnen voorlopige voorzieningen worden getroffen.        Onder dreiging hiervan zijn partijen in de praktijk vaak genegen om        in een schikking overeen te komen dat de aandelen aan een van de partijen        worden overgedragen. De prijs wordt daarbij door één of meer onafhankelijke        deskundigen bindend vastgesteld. Het nadeel is echter dat de Ondernemingskamer        aandeelhouders uiteindelijk niet kan dwingen tot een definitieve aandelenoverdracht.      Dit kan wel in de wettelijke geschillenregeling.’

In hoeverre is het        wetsvoorstel een verbetering? ‘Zoals de naam van het wetsvoorstel al        aangeeft is de nieuwe regeling flexibeler, is er meer ruimte voor maatwerk.        Een eerste verbetering in de geschillenregeling is dat de vordering        tot overname van aandelen niet alleen tegen de medeaandeelhouders kan        worden ingesteld, maar ook jegens de vennootschap. Dat verruimt de        mogelijkheden. De procedure wordt bovendien versneld. De aandelen kunnen        straks in een vroegtijdig stadium worden gewaardeerd en het eventuele        schadeaspect in dezelfde procedure meegenomen. De waarde van de aandelen        staat dan vast, ongeacht of er een hoger beroep dient. Ten slotte kunnen        afspraken over prijsbepaling van aandelen alvast in de statuten worden        opgenomen.’

(Bron: NIRV)

De auteur behandelt de vragen wanneer nu eigenlijk sprake is van een vaststellingsovereenkomst, met betrekking tot welke onderdelen van een echtscheiding een vaststellingsovereenkomst kan worden gesloten en in welke mate een vaststellingsovereenkomst aantastbaar is.
De regeling van de vaststellingsovereenkomst is neergelegd in de artikelen 7:900 t/m 7:910 BW. Volgens artikel 7:900 BW is een vaststellingsovereenkomst een overeenkomst die is gericht op beëindiging of voorkomen van een onzekerheid of een geschil. Het is niet nodig dat de onzekerheid tussen partijen al is verworden tot een geschil: het gaat erom dat een partij (kenbaar) onzeker is over de juistheid van het standpunt van de wederpartij en met het oog daarop instemt met een gezamenlijke beslissing over dat standpunt. Niet vereist is dat partijen kunnen overzien waarvan zij afzien (ofwel: waarop de onzekerheid of het potentiële geschil precies betrekking heeft).
Voor een goed begrip van de vaststellingsovereenkomst is van belang onderscheid te maken tussen een drietal begrippen, te weten:

– de vaststelling;

– de beslissing en:

– de vaststellingsovereenkomst.
Deze begrippen komen afzonderlijk voor in genoemde wetsartikelen en zijn als volgt te onderscheiden: – teneinde onzekerheid of geschil te voorkomen of te beëindigen, nemen partijen door middel van een overeenkomst samen over die onzekerheid of dat geschil een bindende beslissing of dragen zij die beslissing op aan een of meer derden; – de beslissing (van partijen of een derde) voorkomt of beëindigt de onzekerheid over het geschil; zij houdt in wat de rechtsverhouding of rechtstoestand tussen partijen bij de vaststellingsovereenkomst moet zijn; – die rechtsverhouding is de vaststelling. De vaststelling is dus het beoogde resultaat van een vaststellingsovereenkomst. Het is de rechtstoestand die het gevolg is van nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Op grond van artikel 7:902 BW mag de vaststelling onder omstandigheden in strijd zijn met dwingend recht, de vaststellingsovereenkomst mag dat niet.
In zijn algemeenheid geldt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een vaststellingsovereenkomst afhankelijk is van uitleg van de betreffende overeenkomst. Gekeken moet worden naar de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst en of die bedoeling van partijen wederzijds kenbaar was.
In de praktijk worden echtscheidingsconvenanten vaak gesloten ter beëindiging van gerezen geschillen of ter vermijding daarvan. Dat brengt echter niet mee dat een echtscheidingsconvenant per definitie een vaststellingsovereenkomst vormt, ook niet als het convenant in de aanhef mede wordt gekwalificeerd als ‘vaststellingsovereenkomst’. Per onderwerp/regeling van het echtscheidingsconvenant zou moeten worden vastgesteld of sprake is van een vaststellingsovereenkomst.
Een vaststellingsovereenkomst is, net als alle overeenkomsten, vatbaar voor vernietiging op grond van de wilsgebreken als genoemd in artikel 3:44 BW. Voor dwaling ligt dat fundamenteel anders. Een beroep op dwaling bij een vaststellingsovereenkomst is in beginsel niet mogelijk. Uit de voor een vaststellingsovereenkomst vereiste bereidheid om het eigen standpunt prijs te geven en het standpunt van de wederpartij te respecteren, volgt dat partijen niet kunnen dwalen over de inhoud van de beslissing, indien en voor zover deze beslissing afwijkt van het standpunt dat zij voorafgaand aan of bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst hadden. De vaststellingsovereenkomst kan wel worden vernietigd wegens dwaling als de onjuiste voorstelling van zaken geen betrekking heeft op de onzekerheid die door de zekerheid is vervangen, maar op een zekerheid die bij de beslissing krachtens de vaststellingsovereenkomst tot uitgangspunt is genomen.
T.M. Subelack, EB 2012/9 (MK)

(Bron: SDU)

Veilig internet? Mikko Hyppönnen geldt als één van dé antivirusexperts in de wereld. “Betaal nooit je rekeningen met de computer waarmee je ook op internet surft.”

“Ik houd van het internet, maar er zijn grote problemen”, zegt Hyppönnen. De excentrieke Fin heeft menig virus ontmanteld en wordt daarom veel gevraagd door overheden en bedrijven om te spreken over het onderwerp internetcriminaliteit. Toen Sprout hem sprak had hij net de avond ervoor met ondermeer eurocomissaris Neelie Kroes getafeld. “Ze was goed geïnformeerd.”

Hyppönnen, die Chief Research Officer bij F-Secureis, zegt bij toeval met ‘zijn roeping’ in aanraking te zijn gekomen. Hij begon in 1991 bij het bedrijf als programmeur. “Mijn baas schoof me een floppy toe. Het was een spel om erachter te komen wie het virus had gemaakt en hoe het in elkaar stak. Het spel veranderde in een echt beroep.”

Er is er veel veranderd. “In de beginperiode van het internet waren virussen nog relatief onschuldig, het was een sport voor nerds die dingen uitprobeerden.” In 2011 maakte Hyppönnen bijvoorbeeld een korte documentaire over de zoektocht naar de makers van Brain, dat bekend staat als het eerste virus in de wereld. Hij vond die in Pakistan. De twee manen bleken inmiddels een normale baan te hebben en hadden het virus ontwikkeld om een potentieel lek in een hun eigen bedrijfssoftware te testen. “In de code hadden ze gewoon hun naam, adres en telefoonnummer gezet.”

Internet en veiligheid: 3 bedreigingen

Er is nu een hele industrie van georganiseerde misdaad rondom internet, die zich de laatste jaren verder professionaliseert. Om het te begrijpen moet je volgens Hyppönnen een onderscheid maken in drie verschillende vormen van kwalijke internet-activiteiten.

De eerste is afakomstig van hackers die een politieke/ of actvistische boodschap hebben, zoals de hacktivisten van Anonymous. Deze groep heeft zich bijvoorbeeld verbonden met de Occupy-beweging en heeft als protest tegen het verbod op Pirate Bay aanvallen op websites in de platenindustrie georganiseerd. “Ondernemers hoeven zich over de groep geen zorgen te maken.”

Een andere vorm die Hyppönnen noemt is die van spionageactiviteiten van overheden, die spyware inzetten om meer te weten te komen over burgers. Het is vooral een probleem in autoritaire staten in het Midden-Oosten. Westerse overheden zijn echter verre van heilig. Zo wijst hij op het voorbeeld van de Duitse politie die programmeurs van malware (schadelijke software) inhuurt om opsporingswerk te verrichten.”Voor ons blijft het een spanningsveld: we werken samen met justitie om internetcriminaliteit te bestrijden, tegelijkertijd zullen wij de overheden absoluut niet helpen bij het inbreuk maken op de pricavy van mensen.”

De derde activiteit: internetcriminelen die inbreken op de computers om er geld mee te verdienen. “Ik signaleer dat deze groep zich steeds vaker gaat richten op kleine en middelgrote bedrijven”, zegt de anti virus-expert. Wat de malware-criminelen doen, is het stelen van bankgegevens en vervolgens de rekeningen plunderen van hun slachtoffers. “De bankrekeing van ondernemers is vaak net iets groter dan die van de consument.”

De omvang van internetcriminaliteit

Wereldwijd zijn er volgens hem zo’n 10.000 personen actief in deze ‘branche’. Vooral in Rusland, Oekraine, Kazachstan, China en Vietnam, maar ook in Brazilië. “Het gaat bijna altijd om opkomende landen, waarin er een gebrek aan kansen is voor it-professionals.” Je moet die groepen zien als kleine startups van ongeveer tien personen, die vrij losgeorganiseerd zijn. “Op dit punt verschilt het van traditonele georganiseerde gangs, waarbij er juist heel nauwe banden zijn.” Er is meestal een leider die anderen inhuurt. “Er is geen wereldwijde organisatiestructuur waaronder al die bendes vallen.”

Voorkom dat jou bedrijfsrekening geplunderd wordt

Zorg er natuurlijk voor dat je netwerk en computers goed zijn beveiligd met een firewall en een virusscanner. “Je kunt ook je medewerkers bewust maken over welk gedrag schadelijk is.” Stel op de computer in dat er automatische software updates plaatsvinden. Ook kun je overwegen een ander besturingssysteem te kiezen dan Microsoft, waarop de meeste aanvallen worden gedaan. Alternatieven zijn bijvoorbeeld Linux of iOS (Apple).

Miko Hyppönnen’s gouden tip:

“Als gebruikers over het over het web surfen worden ze geraakt door een exploit, die een banking trojan op het systeem zet. Die registreert vervolgens alles wat de gebruiker doet en slaat toe wanneer de gebruiker aan het online bankieren is. De Trojaan zal de account gegevens en ook bankgegevens veranderen, geld van de bankrekening halen of ervoor zorgen dat wanneer de gebruiker geld overmaakt dat op andere rekeningen terecht komt. Wat we nu zien is dat meer meer van die aanvallen gericht worden op kleine en middelgrote bedrijven in plaats van thuisgebruiker. Er valt meer geld te halen en de diefstal wordt doorgaans later opgemerkt.

Ik vraag bedrijven vaak om me een rondleiding te geven op hun financiële afdeling. En vervolgens vraag ik: wie is er verantwoordelijk voor de betalingen? Vaak introduceren ze me dan met een vrouw van middelbare leeftijd. Ik vraag die persoon vervolgens: hoe hoog is het bedrag aan betalingen dat je maandelijks verricht? Dat bedrag loopt al snel op in de honderdduizend euro’s of meer per maand. Dan vraag ik haar: kun je me de computer laten zien waarmee je betalingen doet? Ze toont me dan de computer op haar bureau. Dan vraag ik haar: kun je me nu de computer laten zien waarmee je op Facebook gaat en gebruikt om te surfen op het web en je e-mails mee te lezen? De persoon reageert altijd verward, om vervolgens naar dezelfde computer op haar bureau te wijzen. Meestal is mijn punt direct duidelijk. Een computer kost tegenwoordig bijna niets meer. Je kunt het makkelijk veroorloven om een extra computer te kopen die uitsluitend en alleen te gebruiken om online mee te bankieren. Met deze simpele maatregel zorg je ervoor dat het risico voor infectie aanzienlijk verlaagd wordt.”

(Bron: Sprout)

Wie ondernemer is en omzet maakt, moet in de meeste gevallen rekening houden met de omzetbelasting. Deze belastingvorm wordt ook wel BTW genoemd,  voluit Belasting over de Toegevoegde Waarde. De BTW wil bij starters echter nog wel eens voor verwarring zorgen. In dit artikel beantwoorden we daarom een paar veelgestelde vragen over deze typische aangifte voor ondernemers: 5 vragen en antwoorden over de BTW-aangifte.

1. Hoe weet ik of ik BTW moet afdragen?

Dat hoeft u zelf niet te beslissen: het is aan de Belastingdienst om te bepalen of u BTW-plichtig bent. Nadat u uw onderneming heeft ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) en uw gegevens zijn doorgegeven aan de Belastingdienst, ontvangt u van de fiscus een brief waarin u wel of niet wordt beschouwd als ondernemer voor de BTW. Zo ja, dan vindt u in deze brief nadere informatie over de omzetbelasting en hoe en wanneer u BTW-aangifte moet doen.

Let op: er zijn een aantal branches en activiteiten waarbij u kunt worden vrijgesteld van BTW. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als u begrafenisondernemer bent, maar ook wanneer u als freelance tekstschrijver strikt inhoudelijke bijdragen levert aan een tijdschrift, website of ander medium. Zoals gezegd is het aan de Belastingdienst om dit voor uw situatie te bepalen. Als u bent vrijgesteld van BTW, mag u dus geen BTW op uw facturen vermelden. Heeft u zowel vrijgestelde als belaste omzet? Dan splitst u deze in uw administratie. Meer informatie vindt u bij de Belastingdienst onder Vrijgestelde goederen of diensten leveren.

2. Welk BTW-tarief moet ik hanteren?

Er gelden verschillende tarieven voor bepaalde soorten of diensten. Het is uiteraard de bedoeling dat u voor uw dienst of product de juiste vorm hanteert. Het gaat om de volgende drie tarieven:

  • Het algemene BTW-tarief van 21 procent: dit tarief geldt voor alle voor alle goederen en diensten die niet vrijgesteld zijn en niet onder het 6- of 0 procent-tarief vallen.
  • Het verlaagde BTW-tarief van 6 procent: er is een beperkt aantal goederen waarvoor u het verlaagde tarief van 6 procent BTW mag hanteren, waaronder voedingsmiddelen, geneesmiddelen en hulpmiddelen en boeken en periodieken. Ook sommige diensten komen in aanmerking voor het verlaagde tarief, zoals diensten van kappers en het bieden van kampeergelegenheid. Een overzicht vind u op de website van de belastingdienst.
  • Het BTW-tarief van 0 procent: exporteert u goederen en slaat u deze op in een douane-entrepot? Dan moet u het 0 procent-tarief hanteren en geen BTW in rekening brengen. Op de factuur vermeldt u in dat geval ‘0% BTW’. De BTW die u betaalt over uw uitgaven, kunt u wel aftrekken als voorbelasting.

3. Hoe moet ik mijn aangifte indienen?

Startende ondernemers hoeven hiervoor in eerste instantie niets te doen. De Belastingdienst stuurt u namelijk de eerste BTW-aangifte toe, digitaal of per post. Op dit formulier moet u de BTW aangeven over de periode waarin u uw bedrijf bent gestart. Het maakt niet uit als u in de startperiode nog geen omzet hebt gemaakt. Ook dan moet u aangifte doen. In de meeste gevallen ontvangt u de eerste aangifte digitaal, tenzij er sprake is van een periode waarover u niet op tijd aangifte hebt kunnen doen. In dat geval zal de fiscus u de aangifte op papier sturen.

Indien u BTW moet betalen, ontvangt u een naheffingsaanslag met een acceptgiro. Krijgt u echter BTW terug? Dan ontvangt u een teruggaafbeschikking. In deze brief staat dan het bedrag dat u terugkrijgt. Houd er overigens rekening mee dat u tegenwoordig – met uitzondering van de eerste aangifte – eigenlijk altijd digitaal BTW-aangifte doet. U ontvangt van de Belastingdienst namelijk een gebruikersnaam en een wachtwoord, waarmee u kunt inloggen op het beveiligde gedeelte van de website.

4. Hoe vaak moet ik aangifte doen?

In de meeste gevallen zult u ieder kwartaal BTW-aangifte moeten doen. Er is echter een uitzondering op de regel, namelijk wanneer u per jaar minder dan 1883 euro aan BTW betaalt. In dat geval gaat het om een dermate klein bedrag dat u het beste een brief kunt sturen aan uw belastingkantoor waarin u een verzoek indient om eens per jaar BTW-aangifte te doen. Hetzelfde geldt voor als u een verzoek wilt indienen om de BTW-aangifte maandelijks te laten verlopen. Ook dat moet u met uw belastingkantoor regelen.

5. Ik heb zojuist mijn BTW-aangifte ingediend. Wanneer moet ik deze betalen?

Als u kwartaal aangifte heeft dan dient uiterlijk de maand na afloop van het kwartaal de BTW aangegeven en betaald te zijn. Het is belangrijk dat u de openstaande betaling na het verzenden van de BTW-aangifte tijdig voldoet door dit bedrag over te maken naar de fiscus. Probeer dit tijdig te doen, maar in ieder geval binnen een maand na afloop van het aangiftevak (maand, kwartaal of jaar). Tip: deze betaaldatum kunt u ook vinden in de aangiftebrief en in het beveiligde gedeelte van de internetsite van de Belastingdienst.

(Bron: Ikgastarten bewerkt)

 

Bij veel bedrijven met een wat groter  personeelsbestand is er, al dan niet op initiatief van de werkgever, een  personeelsvereniging opgericht. Hoewel het lidmaatschap van die  vereniging onmiskenbaar met de dienstbetrekking verbonden is, waren tot  2007 bijdragen van de werkgever aan de vereniging of een vergoeding voor  de contributie niet belastingvrij.

Per 1 januari 2007 is daarin verandering gekomen. Voor  personeelsverenigingen is nu een soortgelijke regeling als voor  personeelsfestiviteiten: de vergoedingen en verstrekkingen ter zake van  personeelsverenigingen en dergelijke zijn volledig belastingvrij.

Wat is een personeelsvereniging ?

Wat  verstaat de Belastingdienst onder een personeelsvereniging? Dat is een  gezelligheidsvereniging van en voor het personeel die als voornaamste  doel heeft het bevorderen en organiseren van sociale en  gezelligheidsactiviteiten ten behoeve van de brede werknemerskring.  Verder moet deelname aan de personeelsvereniging openstaan voor ten  minste 75% van de werknemers. De achtergrond daarvan is dat een  personeelsvereniging per organisatorische eenheid (de inkoopafdeling of  het managementteam, bijvoorbeeld) niet goed denkbaar is omdat het  collectieve karakter dat aan een personeelsvereniging eigen is, dan  ontbreekt.

Een andere voorwaarde is dat doel en feitelijke  werkzaamheden van de personeelsvereniging dienen te bestaan uit het  organiseren van activiteiten en voorzieningen met een gezamenlijk  karakter ten behoeve van de werknemers. Daarbij kan bijvoorbeeld worden  gedacht aan sociale activiteiten als een Sint-Nicolaasfeest of een  kerstfeest, aan culturele en recreatieve activiteiten. Eventuele  andersoortige activiteiten zullen van ondergeschikte betekenis moeten  zijn. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het van oudsher voor  personeelsverenigingen gebruikelijke bedingen van kwantumkortingen ten  behoeve van het personeel. Een voorbeeld is de kwantumkorting op de huur  van vakantiehuisjes. Het wordt anders als de personeelsvereniging voor  gratis vakantiehuisjes zorgt. Dat gaat te ver, en dan is er geen sprake  meer van een personeelsvereniging, met als gevolg dat de  werkgeversbijdragen aan de vereniging als belast loon zullen worden  aangemerkt.

In wezen ligt deze vrijstelling voor  personeelsverenigingen in de lijn van de voorgestelde algehele  vrijstelling voor personeelsfestiviteiten. Er zijn sinds 2007 geen  grenzen meer als het leuke activiteiten voor het personeel betreft.

Lief- en leedpot: interne representatie

Ook  vallen de lief- en leedpotten onder het regime van de  personeelsverenigingen. Een lief-en-leedpot is een door de werknemers  zelf gemaakte ‘geldpot’ om daaruit attenties aan collega’s te betalen,  zoals het bloemetje bij ziekte en een cadeau op de verjaardag of bij de  geboorte van een kind van de werknemer. Hiervoor mag de werkgever vrije  vergoedingen geven.

De vrijstelling voor personeelsverenigingen  en dergelijke is niet bedoeld voor fondsen voor geldelijke uitkeringen  aan individuele werknemers. Een dergelijk fonds is geen  personeelsvereniging. Evenmin valt een rechtstreekse attentie van de  werkgever aan de werknemer bij een lief-of leedgebeurtenis onder de  belastingvrijstelling. Op zich vreemd dat de werkgever geen  belastingvrij bloemetje kan geven bij een blijde of droevige  gebeurtenis, maar hiervoor is de geschenkenregeling.

Opmerking Ambitions.nu: Het grote voordeel van een personeelsvereniging is dat de eindheffing ontweken kan worden als voldaan wordt aan de voorwaarden van een personeelsvereniging. Onder de werkkostenregeling kan dit al snel 80% schelen. Voor werkgevers die de werkkostenregeling niet toepassen is het afhankelijk van de tabellen voor eindheffing in loonbelasting volgens de oude wijze. Heeft u vragen hierover? Neem gerust contact op via info@ambitions.nu

(Bron: De Ondernemer)

(Bron: DeOndernemer.nl)

Informatieverzoeken van de belastingdienst de informatiebeschikking

Categories: Uncategorized
Reacties uitgeschakeld voor Informatieverzoeken van de belastingdienst de informatiebeschikking

Ook zonder controle kunnen wij u vragen om informatie over uzelf of voor de belastingheffing van derden te geven. Dit kan bijvoorbeeld met een vragenbrief over een aangifte loonheffingen. U bent verplicht om mee te werken aan dit verzoek om informatie.

Een verzoek om informatie over uzelf kunt u (gedeeltelijk) weigeren als u vindt dat wij dat onterecht hebben gedaan. U hoeft dit niet aan ons te melden. Na afloop van de termijn die in de vragenbrief staat, en na eventuele aanmaningen, sturen wij u een zogenoemde informatiebeschikking. Hierin staat de reden van het verzoek om informatie. Werkt u nog steeds niet mee aan ons verzoek? Dan kunnen wij een correctieverplichting en een naheffingsaanslag opleggen als uit ons onderzoek blijkt dat u te weinig loonheffingen hebt ingehouden.

In de informatiebeschikking staat ook dat wij de omkering van de bewijslast toepassen als u niet meewerkt aan het informatieverzoek en u een naheffingsaanslag krijgt. De omkering van de bewijslast heeft 2 gevolgen:

  • U krijgt de bewijslast.
  • Het verzwaart uw bewijslast. Dit wil zeggen dat het niet meer voldoende is dat u aannemelijk maakt dat de naheffingsaanslag onjuist is, maar dat u dit overtuigend moet bewijzen.

Tegen de informatiebeschikking kunt u bezwaar maken en in beroep gaan.

Toevoeging Ambitions.nu: Het is verstandig om altijd op een informatiebeschikking van de fiscus te reageren gezien bovenstaande gevolgen. Heeft u een informatiebeschikking overleg dan met een accountant of fiscalist hoe u hier het beste op kunt reageren. Neem gerust contact met ons op via: info@ambitions.nu

(Bron: belastingdienst)

Statutair of titulair bestuurder? Waar zitten de verschillen?

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)
Reacties uitgeschakeld voor Statutair of titulair bestuurder? Waar zitten de verschillen?

Functiebenamingen als algemeen directeur, gevolmachtigde directeur, statutair bestuurder of gewoonweg directeur kom je in de praktijk vaak tegen. Juridisch gezien zijn er echter maar twee functies te onderscheiden: statutair en titulair bestuurder. Hoewel deze functies op het eerste gezicht op elkaar lijken, zijn ze in juridisch opzicht erg verschillend. Hieronder worden de belangrijkste verschillen beschreven.

Statutair bestuurder:
  • Wordt de eerste keer benoemd bij akte van oprichting, daarna door een besluit van de algemene vergadering (“AV”);
  • Kan zowel een privé persoon als rechtspersoon zijn en wordt ingeschreven in het handelsregister;
  • Kan ook in loondienst zijn bij de vennootschap. In dat geval stelt de AV het loon vast;
  • De AV is bevoegd te allen tijde de bestuurder te ontslaan/schorsen waarbij de statutair bestuurder slechts beperkte ontslagbescherming geniet;
  • Ontslag als statutair bestuurder betekent in principe ook einde van het (loon)dienstverband;
  • Is wettelijk bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. In beginsel zelfstandig bevoegd tenzij de statuten anders bepalen;
  • Heeft een wettelijke inspanningsverplichting: de bestuurder moet zich inzetten voor een behoorlijke uitoefening van zijn taak;
  • Heeft collectieve verantwoordelijkheid: alle bestuurders zijn tot op zekere hoogte individueel verantwoordelijk voor de gang van zaken bij de vennootschap; en
  • Onbehoorlijk bestuur kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid indien de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In dat geval kan de bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade van de vennootschap, en bij faillissement voor het gehele tekort van de boedel.

Titulair bestuurder:

  • Benoeming in principe door het statutair bestuur, kan alleen een privé persoon zijn;
  • Is een ‘gewone’ werknemer waardoor de regels (zoals ontslagbescherming) uit het arbeidsrecht van toepassing zijn;
  • Is in beginsel niet bevoegd namens de vennootschap te handelen, tenzij hij gevolmachtigd is door het statutair bestuur;
  • Volmacht (met daarin de omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid) kan in het handelsregister worden ingeschreven; en
  • In beginsel geen wettelijke verantwoordelijkheid, tenzij hij de feitelijke bestuurder van de vennootschap is met terzijdestelling van de statutair bestuurder.

Er zijn dus belangrijke verschillen tussen de statutair en titulair bestuurder. De statutair bestuurder is wettelijk bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen en de titulair bestuurder kan dat slechts bij volmacht afgegeven door het statutair bestuur. Daarnaast draagt de statutair bestuurder in beginsel de verantwoordelijkheid voor het bestuur van de vennootschap terwijl de titulair bestuurder kan worden beschouwd als een ‘gewone’ werknemer die in dienst is van de vennootschap. De titulair bestuurder geniet daardoor ook arbeidsrechtelijke ontslagbescherming. De AV kan de statutair bestuurder te allen tijde ontslaan en de statutair bestuurder geniet slechts beperkte ontslagbescherming voor zover hij ook in dienst is naast zijn statutair bestuurdersschap.

(Bron: Dijkstra Voermans)