Archive for februari, 2013

De meeste ondernemers hebben er wel eens mee te maken gehad: acquisitiefraudeurs. Overeenkomsten die gesloten worden door medewerkers voor abonnementen op de onder andere Telefoongids.com – niet DE telefoongids. Gedacht wordt een abonnement voor een vermelding in de gewone telefoongids te hebben afgesproken, maar dat is niet het geval. Er wordt mondeling een duur contract aangegaan met een lange looptijd voor een vermelding op een simpele website. Deze mondelinge overeenkomst wordt in een onduidelijke fax bevestigd.
Vaak worden deze overeenkomsten op vrijdagmiddag door werknemers aangegaan. Voor de ondernemer en de werknemer is dit een hele vervelende situatie. Er volgt vaak een discussie met de acquisitiefraudeur of de werknemer beschikkingsbevoegd was, of er gronden waren om te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid, of er een beroep kan worden gedaan op de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, welke discussie resulteerde in de betaling van een beperkte afkoopsom.
Acquisitiefraude – oneerlijke handelspraktijken
De richtlijn oneerlijke handelspraktijken is een Europese richtlijn waarvan de bepalingen zijn opgenomen in het Nederlands Burgerlijk Wetboek. Deze richtlijn verbiedt – kort gezegd – agressieve of misleidende handelspraktijken. Tot nu toe was duidelijk dat consumenten een beroep kunnen doen op deze richtlijn, of ondernemers zich op deze bepalingen zouden kunnen beroepen stond ter discussie.
Goed nieuws, aan die discussie is een einde gekomen. Ondernemers kunnen zich voortaan beter verweren tegen oneerlijke handelspraktijken.
De Rechtbank Noord Nederland, locatie Groningen heeft een uitspraak gedaan waardoor het gemakkelijker wordt om onder een overeenkomst uit te komen die het gevolg is van een oneerlijke handelspraktijk, zoals acquisitiefraude. In de uitspraak is bepaald dat ook professionele partijen, zoals ondernemers, zich kunnen beroepen op deze richtlijn of de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek. Dit noemen we reflexwerking.
Dit houdt in dat in veel gevallen betoogd kan worden, dat de ondernemer niet wist dat een overeenkomst met deze inhoud werd gesloten en dat ook niet wilde. De ondernemer dwaalde. Als er sprake is van dwaling, dan kan een overeenkomst vernietigd worden.
Tip: Licht medewerkers in over het bestaan van dit fenomeen. Mocht het onverhoopt toch mis gaan, ga dan niet over tot betaling en beroep je op misleiding!
(Bron: Dijkstra Voermans)

oor de toepassing van de bijtelling voor het privégebruik van de bedrijfsauto moet de auto ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer voor privégebruik. Is de auto niet ter beschikking gesteld, dan kan die auto ook niet voor privédoeleinden worden gebruikt en hoeft men de bijtelling ook niet toe te passen.

Als een bedrijf aannemelijk kan maken dat het personeel de bedrijfsauto alleen voor de uitoefening van hun werkzaamheden mag gebruiken is er geen sprake van terbeschikkingstelling van de auto. Dit kan bijvoorbeeld door een rittenadministratie te overleggen. Maar ook geloofwaardige verklaringen kunnen soms voldoende zijn. Zo vond Rechtbank Breda dat de directeur en de (ex-)werknemers van een bedrijf overtuigend hadden verklaard dat zij de bedrijfsauto’s uitsluitend voor hun werk mochten gebruiken. Deze verklaringen waren bovendien in lijn met de verklaringen van het bedrijf.  Volgens het hof had het bedrijf de auto’s dus niet ter beschikking gesteld aan het personeel, laat staan voor privégebruik. Nu de fiscus het tegendeel niet kon bewijzen, was de naheffingsaanslag en boete voor het privégebruik van de auto ten onrechte opgelegd.

(Bron: Taxence)

Draagplicht in concernverghoudingen: wie gaat de schuld aan?

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht (exclusief jaarrekeningrecht)
Reacties uitgeschakeld voor Draagplicht in concernverghoudingen: wie gaat de schuld aan?
Vennootschappen die een concernfinanciering zijn aangegaan, kunnen door de schuldeiser voor gelijke delen worden aangesproken. Dit is anders wanneer uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk zijn verbonden. Hoofdelijkheid houdt in dat de concernvennootschappen jegens de schuldeiser ieder voor zich voor de gehele schuld aansprakelijk zijn in plaats van voor gelijke delen.
Gaat een concernvennootschap over tot betaling van (een deel van) de schuld, dan rijst de vraag of en in hoeverre deze zich kan verhalen op de overige betrokken concernvennootschappen. Om dat te kunnen bepalen, moet worden vastgesteld welke concernvennootschappen ‘draagplichtig’ zijn.

Onlangs heeft de Hoge Raad geoordeeld dat – ingeval afspraken tussen de concernvennootschappen over de interne draagplicht ontbreken – het uitgangspunt geldt dat moet worden gekeken “wie de schuld aangaat”. Daarbij moet er op worden gelet wie de lening of het krediet heeft gebruikt of aan wie de lening of het krediet ter beschikking is gekomen en verder op alle overige relevante omstandigheden van het geval.

Feiten
Aan deze uitspraak van de Hoge Raad ging de situatie vooraf waarin de bank een lening en een kredietfaciliteit had verstrekt aan een moeder- en dochtervennootschap. In de financierings­overeenkomst waren beide vennootschappen als schuldenaar aangeduid. Er was geen sprake van hoofdelijke verbondenheid van de moeder- en dochtervennootschap. Zowel de lening als het krediet werden door de bank opgezegd. Van de ruim EUR 400.000 die aan de bank was verschuldigd, had de moedervennootschap EUR 170.000 aan de bank voldaan. Het restant van de gezamenlijke schuld werd door de dochtervennootschap aan de bank voldaan. Enkele dagen na de opzegging door de bank, werd de dochtervennootschap op eigen verzoek failliet verklaard.
Rechtbank en hof
Inzet van de procedure is de regresvordering van de curator (van de failliete dochtervennootschap) op de moedervennootschap wegens de aflossing door de dochtervennootschap aan de bank. De moedervennootschap stelt zich echter op het standpunt dat zij in het geheel niet (intern) draagplichtig is. De rechtbank en het hof menen dat de moeder- en de dochtervennootschap voor gelijke delen jegens de bank aansprakelijk zijn, omdat zij in de financieringsovereenkomst als gezamenlijk schuldenaar staan vermeld en geen hoofdelijkheid is overeengekomen. Vanwege die aansprakelijkheid voor gelijke delen jegens de bank gaan zowel de rechtbank en het hof uit van een interne draagplicht voor gelijke delen.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt anders en bepaalt dat de financieringsovereenkomst alleen de aansprakelijkheid van de vennootschappen jegens de bank regelt, oftewel de externe aansprakelijkheid. Die financieringsovereenkomst zegt dus niets over de interne draagplicht van de moeder- en de dochtervennootschap. Als tussen concernvennootschappen geen andere afspraken zijn gemaakt, dient de onderlinge draagplicht te worden bepaald door het antwoord op de vraag “wie de schuld aangaat”: wie heeft de lening of het krediet gebruikt of aan wie is de lening of het krediet ter beschikking gekomen? Verder moet worden gelet op alle overige relevante omstandigheden van het geval. Dit geldt indien de vennootschappen voor de gehele schuld kunnen worden aangesproken, maar ook als zij voor gelijke delen jegens de schuldeiser aansprakelijk zijn.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het hof. Als na verwijzing blijkt dat de moedervennootschap inderdaad niet draagplichtig is, dan kan zij regres nemen op de dochtervennootschap voor alles wat zij boven haar interne draagplicht aan de bank heeft betaald.
Conclusies en tips
Met dit arrest bevestigt de Hoge Raad het ‘profijtbeginsel’ in concernverhoudingen. Ook bij (externe) aansprakelijkheid voor gelijke delen kan tussen concernvennootschappen daarom sprake zijn van een andere verdeling van de (interne) draagplicht.
De administratie van het concern zou inzicht kunnen geven in de wijze waarop de financiering binnen het concern is aangewend. In de meeste gevallen zal het echter zeer lastig zijn om jaren later nog vast te stellen welke vennootschap (in)direct van de concernfinanciering heeft geprofiteerd. Concernvennootschappen zouden onzekerheid over de interne draagplicht kunnen verminderen door daarover tijdig (en bijvoorbeeld niet pas in het vooruitzicht van een faillissement) afspraken te maken. Binnen de wettelijke kaders kunnen zij in beginsel zelf bepalen welke concernvennootschappen draagplichtig zijn en welke niet, en hoe de draagplicht tussen de vennootschappen van het concern moet worden verdeeld. Denkbaar is bijvoorbeeld dat een moedervennootschap bedingt dat zij in het geheel niet draagplichtig is, of dat een concernvennootschap niet langer draagplichtig is wanneer zij aan een derde wordt verkocht.
(Bron: Dijkstra Voermans)

Zorgtoeslag kunt u online aanvragen via Mijn toeslagen, een website van de Belastingdienst. Hier kunt u ook wijzigingen doorgeven. Wie geen internet heeft kan bellen naar de Belastingdienst of langsgaan bij een belastingkantoor.

Aanvraag zorgtoeslag

Zorgtoeslag kunt u op de volgende manieren aanvragen:

  • Online via Mijn toeslagen

    Hier kunt u op 1 plek verschillende toeslagen aanvragen en wijzigen. Daarvoor moet u inloggen met uw DigiD-inlogcode. U heeft ook een burgerservicenummer (BSN) nodig. Ga naar externe link: Mijn toeslagen.

  • Papieren aanvraagformulier

    Wilt u de zorgtoeslag liever aanvragen met een papieren formulier? Bel dan naar de BelastingTelefoon. Houd uw BSN bij de hand.

  • Persoonlijke hulp

    Wilt u liever persoonlijke hulp bij het aanvragen van uw zorgtoeslag? Ga dan naar de balie van uw belastingkantoor of een servicepunt toeslagen bij u in de buurt. Neem altijd een geldig legitimatiebewijs mee.

Aanvraagtermijn zorgtoeslag

Zorgtoeslag over 2012 kunt u aanvragen tot 1 september 2013. Zorgtoeslag over 2013 kunt u aanvragen tot 1 september 2014.

Heeft u uitstel voor de aangifte inkomstenbelasting? Dan kunt u langer de tijd hebben voor het aanvragen van zorgtoeslag. Vraag dit na bij de Belastingdienst Toeslagen.

Zorgtoeslag maar 1 keer aanvragen

U hoeft de zorgtoeslag maar 1 keer aan te vragen. Aan het einde van elk jaar krijgt u automatisch te horen wat u het volgende jaar krijgt (de externe link: voorschotbeschikking). De Belastingdienst berekent dat op basis van uw gegevens. Geef wijzigingen in uw persoonlijke situatie dus op tijd door.

Wijzigingen doorgeven

Verandert uw situatie? Geef dit dan door aan de Belastingdienst Toeslagen. Zo voorkomt u dat u te weinig toeslag krijgt of dat u later moet terugbetalen. De volgende veranderingen kunnen invloed hebben op uw zorgtoeslag en moet u zo snel mogelijk doorgeven aan de Belastingdienst:

  • u gaat samenwonen of trouwen;
  • u en uw partner gaan uit elkaar;
  • uw inkomen of dat van uw toeslagpartner verandert;
  • u gaat in het buitenland wonen of werken;
  • u wilt uw zorgtoeslag op een andere rekening laten overmaken;
  • u wilt de zorgtoeslag stopzetten.

Voorwaarden voor zorgtoeslag

Om zorgtoeslag te krijgen moet u:

Geen zorgtoeslag bij veel vermogen

Sinds 2013 telt uw vermogen uit Box 3 van de inkomstenbelasting mee voor uw recht op zorgtoeslag. Dat is bijvoorbeeld uw spaargeld of beleggingen, maar de eigen woning valt hier niet onder.

Is uw vermogen hoger dan het heffingsvrije vermogen plus € 80.000? Dan heeft u geen recht meer op zorgtoeslag. Het heffingsvrije vermogen is € 21.139 voor alleenstaanden en € 42.268 voor partners. Uw vermogen mag dus niet hoger zijn dan:

  • €101.139 als u alleenstaand bent;
  • €122.278 gezamenlijk vermogen als u een fiscale partner heeft.

Zorgtoeslag in het buitenland

Woont u (of uw toeslagpartner) in het buitenland? En werkt u in Nederland of krijgt u een pensioen of uitkering uit Nederland? Dan kunt u zorgtoeslag krijgen als het gaat om:

  • een land dat hoort bij de EU, de EER of Zwitserland;
  • een land waarmee Nederland een socialezekerheidsverdrag heeft gesloten.

Woont u in een ander land? Dan kunt u alleen zorgtoeslag krijgen als u verplicht verzekerd bent in Nederland. Meer informatie over externe link: zorgtoeslag in het buitenland vindt u op Toeslagen.nl.

(Bron: Overheid)

‘Crisisheffing wellicht strijdig met EU-recht’

Categories: Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor ‘Crisisheffing wellicht strijdig met EU-recht’

De werkgeversheffing op topinkomens strookt mogelijk niet met Europese regels. De belasting, die in het voorjaar van 2012 uit de koker kwam van de Kunduz-coalitie, maakt onterecht gebruik van terugwerkende kracht.

Dat stellen fiscalisten. Zij raden bedrijven aan om bezwaar te maken tegen de zogenoemde crisisheffing, die ze in maart 2013 moeten aangeven bij de aangifte loonbelasting. Het betreft een eenmalige heffing van 16%, die werkgevers zijn verschuldigd voor werknemers van wie het loon in 2012 meer dan €150.000 bedroeg.

Belastingadviseurs stellen dat de crisismaatregel onterecht gebruikmaakt van terugwerkende kracht. Het Kunduz-akkoord kwam tot stand in april 2012. Maar de heffing geldt vanaf 1 januari 2012.

Dit zou in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat verbiedt terugwerkende kracht, als daar geen of onvoldoende rechtvaardiging voor bestaat.

De belastingadviseurs baseren zich op een recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat oordeelde dat een andere belastingheffing voor werkgevers, 30% over buitensporige vertrekvergoedingen, vanwege het EVRM niet met terugwerkende kracht mag gelden.

Voor de crisisheffing zou dit betekenen dat loon uitbetaald vanaf 1 januari 2012 tot de publicatie van het Kunduz-akkoord in april van dat jaar buiten deze maatregel moet vallen.

Het Kunduz-akkoord werd vorig jaar gesloten door VVD, CDA, GroenLinks, D66 en ChristenUnie, na de val van het kabinet Rutte I. De crisisheffing raakt niet alleen ‘gewone’ bedrijven met duurbetaalde krachten, maar bijvoorbeeld ook voetbalclubs als Ajax.

(Bron: De Telegraaf)

Door indiening van deze verklaring bij de belastingdienst kan BPM-heffing in deze gevallen voorkomen worden.

 

Bestelauto op verkeerde naam

Ondernemers zijn voor hun zakelijk gebruikte bestelauto vrijgesteld van BPM. Controle daarop vindt in principe plaats via de kentekenregistratie. In de praktijk komt het echter voor dat een bestelauto per abuis op naam van de verkeerde persoon wordt gesteld.

BPM-vrijstelling

Te denken valt aan de situatie dat de auto op naam van de directeur-eigenaar wordt gesteld in plaats van op de vennootschap. Formeel kan dan geen aanspraak worden gemaakt op de BPM-vrijstelling.

Tijdig actie ondernemen

In dergelijke gevallen hoeft dit echter niet tot BPM te leiden, mits tijdig actie wordt ondernomen. De fiscus keurt goed dat BPM-heffing achterwege blijft als de onjuiste tenaamstelling binnen één maand wordt hersteld en beide partijen een schriftelijk verklaring ondertekenen.

Verklaren naamstelling

De eerste kentekenhouder moet daarin verklaren dat de bestelauto per abuis op zijn naam was gesteld. De tweede kentekenhouder dient te verklaren dat hij zich zal houden aan de voorwaarden van de ondernemersvrijstelling.

(Bron: Auto & fiscus)

Een concurrentiebeding hoeft niet opnieuw overeengekomen te worden, wil het zijn geldigheid behouden.

 

Geen nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst

Wanneer er sprake is van een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarin een concurrentiebeding is opgenomen, hoeft er voor de geldigheid van het concurrentiebeding geen nieuwe schriftelijke arbeidsovereenkomst overeengekomen te worden ingeval de overeenkomst overgaat naar een contract voor onbepaalde tijd.

Standpunt werknemer

De werknemer in deze zaak is van mening dat hij niet gehouden is aan een concurrentiebeding omdat hij nooit een contract voor onbepaalde tijd heeft ondertekend waar een concurrentiebeding in is opgenomen.

Standpunt werkgever

De werkgever is van mening dat er wel degelijk sprake is van een geldend concurrentiebeding, omdat in de drie tijdelijke en ondertekende contracten een concurrentiebeding was opgenomen. Na deze drie contracten is de arbeidsovereenkomst stilzwijgend voortgezet onder dezelfde voorwaarden.

Kantonrechter

De kantonrechter heeft in eerste aanleg de werknemer gelijk gegeven. De kantonrechter was van mening dat er geen sprake is van een concurrentiebeding omdat het niet expliciet is overeengekomen in een schriftelijk contract voor onbepaalde tijd.

Hof Den Bosch

Het Hof Den Bosch denk daar anders over. Het Hof volgt de werkgever in haar redenering. Het Hof verwijst naar art. 7:668 lid 1 BW. Daarin staat opgenomen dat als een arbeidsovereenkomst stilzwijgend wordt verlengd deze geacht wordt onder dezelfde voorwaarden te zijn aangegaan. Dat betekent dat het concurrentiebeding wat in de laatste ondertekende tijdelijke arbeidsovereenkomst is opgenomen nog steeds geldt.

Hof ‘s-Hertogenbosch 8 januari 2013, LJN: BY 8228

Tip

De rechter neemt in deze uitspraak duidelijk stelling over de geldigheid van een concurrentiebeding bij stilzwijgende voortzetting. Er is in de jurisprudentie echter sprake van wisselende uitspraken over dit thema. Het blijft daarom verstandig om een concurrentiebeding altijd uitdrukkelijk schriftelijk overeen te komen.

(Bron: HRPraktijk)

Betalingstermijnen tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheden worden wettelijk vastgesteld. Op 16 maart 2013 gaat de nieuwe wet in.

Business-to-business (B2B)

Als je contractueel niets regelt, moet binnen 30 dagen na de factuurdatum worden betaald. In de overeenkomst mag een langere betaaltermijn van maximaal 60 dagen worden afgesproken.
Een betalingstermijn van langer dan 60 dagen is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat dit voor geen van beide partijen nadelig is.

Bedrijven en overheden

Ook betalingen tussen bedrijven en overheden moeten binnen 30 dagen na de factuurdatum worden betaald. Afwijken van deze termijn is vrijwel niet mogelijk.

Geen of te late betaling

Betaalt je tegenpartij de factuur niet of te laat? Dan mag je een standaardvergoeding voor incassokosten vragen. Je hoeft hiervoor geen aanmaning te sturen. Heb je niets afgesproken over de hoogte van de vergoeding? Dan is de vergoeding een percentage van de rekening. Het minimumbedrag van de vergoeding is 40 euro. Daarnaast mag je wettelijke rente in rekening brengen.

Minimumbetalingstermijn

Er is en er komt geen wettelijke minimumbetalingstermijn. Je maakt hierover zelf afspraken met de tegenpartij. Je kunt zelfs afspreken vooraf te betalen. Hierbij geldt dat de betalingstermijn niet onredelijk mag zijn.

Per 16 maart 2013

De wet geldt voor alle bedrijven en overheden in Nederland. De wijziging gaat in per 16 maart 2013. Dit is de datum waarop het wetsvoorstel ter uitvoering van de richtlijn uiterlijk in werking moet zijn getreden.
(Bron: Antwoordvoorbedrijven.nl)

Het kabinet heeft samen met D66, ChristenUnie, SGP en de coalitiepartijen een akkoord bereikt over de woningmarkt en de bouwsector. Het pakket omvat  een fors aantal maatregelen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid stimuleren, energiebesparing bevorderen, starters helpen en scheefwonen tegengaan. Het woningmarktakkoord geeft de consument en de sector zekerheid voor de lange termijn. Ook worden de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt, de bouwsector en specifieke groepen verzacht. De belangrijkste maatregelen zijn:

Huren en kopen

  • Een jaarlijkse verhoging van de huur met maximaal 4% boven inflatie (ipv 6,5 %  in het Regeerakkoord) voor de inkomensgroep boven  43.000 euro per jaar. Voor de inkomensgroep tussen 33.614 en 43.000 euro wordt het 2 % boven inflatie (ipv 2,5% in het Regeerakkoord). Voor de inkomens tot 33.614 euro gaat de huur met 1,5 % boven inflatie omhoog.
  • De verhuurderheffing die de woningcorporaties zullen moeten afdragen zal langzamer oplopen. Hij bedraagt in 2013 vijftig mln en loopt op tot  1.7 mld  in 2017.  De heffing kan volgens het kabinet en partijen structureel meer dan volledig en in de komende jaren grotendeels worden betaald uit de opbrengst van de huurverhoging. Corporaties kunnen ook zelf een bijdrage leveren door verkoop van woningen en efficiënter werken.
  • Het volledig en annuitair aflossen van hypotheken binnen 30 jaar blijft de norm. Wel komt er de mogelijkheid om naast de hypotheek een tweede lening af te sluiten tot 50% van de waarde van de woning en een looptijd van maximaal 35 jaar. Deze tweede lening kan niet worden afgetrokken van de belastingen. Dit betekent dat in de eerste jaren de maandlasten lager uitvallen. Over de gehele periode zijn de kosten echter hoger wanneer de consument voor dit product kiest. Dit leidt niet tot wijziging van de Wet IB 2001.
  • De bijdrage van het Rijk aan de startersleningen wordt in 2013 verhoogd van 20 naar 50 mln euro. Daarmee kunnen  circa 11.000 startersleningen worden verstrekt.

 

Bouwen

Het kabinet en D66, CU en SGP gaan de investeringscapaciteit in de bouw stimuleren door:

  • Een BTW-verlaging van 21 naar 6 procent voor verbouwingen en renovatiewerken in de bestaande bouw gedurende een jaar, ingaand 1 maart 2013.
  • Een investeringsfonds van 150 mln voor energiebesparende maatregelen in de gebouwde omgeving zowel voor verhuurders als voor eigen woningbezitters. Het fonds wordt aangevuld met middelen uit de markt, zodat het zal verviervoudigen tot 600 mln.
     

Overige maatregelen

  • Mensen die te maken krijgen met een inkomensdaling, terwijl zij  eerder een inkomensafhankelijke huurverhoging hebben gekregen, krijgen recht op huurverlaging. Dit tot het niveau dat zij aan huur zouden hebben moeten betalen als zij geen inkomenafhankelijke huurverhoging zouden hebben gekregen; met een maximum van twee jaar terugwerkende kracht. En tot het niveau van de huurtoeslaggrens als de huurprijs daarboven was gestegen.
  • De privacy van de huurders zal worden gerespecteerd doordat de huurder geen inkomensgegevens aan de verhuurder hoeft te verstrekken, maar de verhuurders van de belastingdienst te horen krijgen in welke inkomenscategorie hij/zij valt.
  • Om de laagste inkomensgroep te ontzien zal het budget voor de huurtoeslag worden verhoogd, zoals in het regeerakkoord aangegeven van 2013 tot en met 2017 in een reeks van 45, naar 135, 225, 315 en 420 mln euro.
  • Voor gehandicapten en chronisch zieken met een nader te bepalen indicatie kan via een hardheidsclausule een uitzondering gemaakt worden voor de inkomensafhankelijke huurverhogingen. Kabinet en partijen willen hiermee voorkomen dat er investeringen in aanpassingen van woningen verloren gaan en mantelzorg zou worden ontmoedigd.

(Bron: Taxence)

Staatssecretaris Weekers heeft in een Besluit goedgekeurd dat Startersleningen die vanaf 1 januari 2013 door Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) worden verstrekt, zijn aan te merken als bestaande eigenwoningschuld.

Weekers geeft hiermee uitvoering aan de in de Kamerbrief van 14 november 2012 uitgesproken wens om de Startersleningen ook na 31 december 2012 als eigenwoningschuld aan te merken. De Starterslening voldeed in eerste instantie niet aan de vanaf 1 januari 2013 geldende voorwaarde dat er een contractuele verplichting moet gelden tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen.

 

De staatssecretaris heeft wel een aantal voorwaarden gesteld, te weten:

  • De Starterslening van SVn is in 2013 bij de notaris gepasseerd of in 2014 voor zover de Starterslening is ontstaan ten gevolge van een op 31 december 2013 bestaande onherroepelijke, schriftelijke overeenkomst van de belastingplichtige tot verwerving van een eigen woning.
  • De verschuldigdheid van de rente over de Starterslening is uitsluitend afhankelijk van de betalingscapaciteit van de starter.
  • De voorwaarden van de Starterslening wijken niet af van de voorwaarden die in 2012 door SVn voor de Starterslening werden gehanteerd.

 

Dit besluit is op 9 februari in werking getreden en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

(Bron: Taxence)