Bij waardering grond rekening houden met mogelijke bestemmingswijziging

De vader van X en haar zus Y verkocht in de tweede helft van 2005, onder voorbehoud van het recht van gebruik, voor € 21.400 (40% van de waarde in het vrije verkeer van € 53.500, ofwel € 3,25 per m2) een perceel grond aan zijn dochters, ieder voor de onverdeelde helft. Het perceel had in 2005 een agrarische bestemming, maar de provincie en gemeente waren in 2004 gestart met een onderzoek naar mogelijke nieuwbouw. De inspecteur legde naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting op aan beide zussen, omdat taxateurs van de Belastingdienst de waarde van het perceel hadden getaxeerd op (40% van) € 500.000 (€ 30,40 per m2). De zussen gingen in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste dat bij de waardering van grond die werd verkocht, rekening moest worden gehouden met een mogelijke bestemmingswijziging als deze op dat moment bekend was. Uit berekeningen van de inspecteur op basis van reguliere transacties en transacties waarbij een nabetaling was overeengekomen als een bestemmingswijziging onherroepelijk was geworden, volgden waarden van € 32,99 en € 29,59 per m2. Volgens de Rechtbank had de inspecteur hiermee niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van het perceel niet lager was dan € 30,40 per m2. De zussen hadden de door hen bepleite waarde van € 10 per m2 echter ook niet aannemelijk gemaakt, omdat rekening moest worden gehouden met een verwachtingswaarde. Gelet op de verhouding van 1:5 tussen de initiële betaling en de bijbetaling voor de transacties met bijbetaling in 2004, stelde de Rechtbank de waarde van het perceel in goede justitie vast op € 23 per m2, ofwel (40% van) € 378.304. De Rechtbank verklaarde het beroep van X en Y gegrond en verlaagde de naheffingsaanslagen.

(Bron: FUTD)