Archive for november, 2013

Als u ondernemer bent voor de inkomstenbelasting, dan kunt u in aanmerking komen voor bepaalde soorten ondernemersaftrek. U krijgt de aftrek als u per jaar een bepaald aantal uren aan uw onderneming besteedt (urencriterium). Verder heeft elke ondernemersaftrek aanvullende voorwaarden. Deze staan bij de betreffende ondernemersaftrek vermeld.

Voldoet u aan het urencriterium? Dan krijgt u de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek. Voldoet u aan het verlaagd-urencriterium? Dan krijgt u de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid.

Voorwaarden urencriterium

U voldoet meestal aan het urencriterium als u aan de volgende 2 voorwaarden voldoet:

  • U besteedt als ondernemer 1.225 uren aan het feitelijk drijven van 1 of meer ondernemingen.
    Onderbrak u uw werk als ondernemer door uw zwangerschap? Dan tellen de niet-gewerkte uren over totaal 16 weken toch mee als gewerkte uren.
  • U besteedt meer dan 50% van de tijd die u werkte aan 1 of meer ondernemingen.
    Was u in 1 van de 5 voorafgaande jaren geen ondernemer? Dan hoeft u niet te voldoen aan deze voorwaarde van 50%.

Bent u buitenlands belastingplichtige? Dan tellen ook de uren mee die u besteedt aan uw onderneming in het buitenland.

Verlaagd-urencriterium

Een van de voorwaarden voor het krijgen van startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, is het verlaagd-urencriterium. Besteedt u als ondernemer minimaal 800 uur aan het feitelijk drijven van uw onderneming(en)? Dan voldoet u meestal aan het verlaagd-urencriterium. Onderbrak u uw werk als ondernemer door uw zwangerschap? Dan tellen de niet-gewerkte uren over in totaal 16 weken toch mee als gewerkte uren.

Uren die niet meetellen

Maakt u als ondernemer deel uit van een samenwerkingsverband (maatschap of vennootschap onder firma) met huisgenoten, of met bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of hun huisgenoten (de zogeheten verbonden personen)? Dan tellen bepaalde uren niet mee voor het urencriterium. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zogenoemde ondermaatschap, waarbij de verbonden personen winst als ondernemer genieten, maar u zelf niet.

Is er sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband? Dan tellen de uren niet mee als uw werkzaamheden voor het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn. Een voorbeeld van een ongebruikelijk samenwerkingsverband is een vennootschap onder firma tussen een tandarts en zijn assistente. Het samenwerkingsverband is ongebruikelijk omdat niet-verbonden personen zo’n samenwerkingsverband niet zouden aangaan.

(Bron: Overheid)

Te laat deponeren publicatiestukken: Vraag of sprake is van onbelangrijk verzuim ziet op taakvervulling door gehele bestuur

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Te laat deponeren publicatiestukken: Vraag of sprake is van onbelangrijk verzuim ziet op taakvervulling door gehele bestuur
De bepaling van art. 2:248 lid 2 BW dat een onbelangrijk verzuim niet in aanmerking wordt genomen, heeft betrekking op de vraag of sprake is geweest van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur en niet op het aandeel in die onbehoorlijke taakvervulling van de individuele bestuurder.

Verify International Holding BV (VIH) is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Verify Nederland BV (Verify Nederland) en van Verify Europe BV (Verify Europe). X tot 21 februari 2005 bestuurder van VIH geweest. De aandelen in VIH werden gehouden door Verify Marketing Information Services NV te Curaçao (VMIS). Begin 2005 is de zeggenschap over VMIS in andere handen gekomen. Daaraan is vanaf het najaar 2004 een uitgebreid due diligence onderzoek bij genoemde vennootschappen voorafgegaan. Vanaf 21 februari 2005 is Y enig bestuurder van VIH geweest. Op 28 juli 2005 zijn VIH, Verify Nederland en Verify Europe failliet verklaard.

De curator vordert veroordeling van X tot betaling van de faillissementstekorten van de drie gefailleerde vennootschappen. X zou deze kennelijk onbehoorlijk hebben bestuurd (art. 2:248 BW), bij Verify Nederland en Verify Europe als beleidsbepaler (art. 2:248 lid 7 BW). De jaarstukken over 2003 van VIH, Verify Nederland en Verify Europe zijn niet voor de uiterste datum van 1 februari 2005 maar, wat de eerste twee vennootschappen betreft, op 10 februari 2005 en, wat de laatste betreft, op 3 augustus 2005 gepubliceerd (dus 10 dagen, respectievelijk 6 maanden te laat).

De rechtbank heeft de vordering van de curator afgewezen en het hof heeft dit vonnis bekrachtigd. Met betrekking tot de overschrijding van de uiterste datum voor publicatie van de jaarstukken 2003 van Verify Europe met ruim zes maanden heeft het hof in aanmerking genomen dat die overschrijding maar voor drie weken samenvalt met de periode dat X indirect bestuurder van Verify Europe was, dat Verify Europe slechts enige maanden voor die uiterste datum door VIH was overgenomen en dat bij de overname niet eraan is gedacht om na te gaan of zij wel aan haar publicatieplicht over 2003 had voldaan. Ook had Verify Europe ten tijde van de overname geen schulden, afgezien van een rekening-courantschuld aan de vorige aandeelhouder. Het hof was daarom van oordeel dat de overschrijding van de termijn voor de duur van drie weken moet worden gekwalificeerd als een onbelangrijk verzuim art. 2:248 lid 2 slotzin BW.

Wat betreft de overschrijding van de publicatietermijn van de jaarstukken 2003 van VIH en Verify Nederland met tien dagen heeft het hof de korte duur van die overschrijdingen in aanmerking genomen en geoordeeld dat X een plausibele verklaring heeft gegeven voor de overschrijding, namelijk dat de accountant van de vennootschappen in de periode tot medio februari 2005 zijn tijd bijna uitsluitend heeft moeten besteden aan het due diligence onderzoek ten behoeve van de overdracht van de certificaten in VMIS, waardoor hij pas later aan de jaarstukken is toegekomen.

Hoge Raad – onbelangrijk verzuim ziet op taakvervulling gehele bestuur
De Hoge Raad is van oordeel ’s hofs oordeel dat sprake is van een onbelangrijk verzuim met betrekking tot de publicatie van de jaarstukken van Verify Europe, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

Bij kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van art. 2:248 leden 1 en 2 BW gaat het om de taakvervulling door het bestuur van de vennootschap. Bij de toepassing van het artikel moet dan ook eerst worden onderzocht of sprake is geweest van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur. Is dat het geval, dan is op grond van art. 2:248 lid 1 BW in beginsel ieder van de individuele bestuurders jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor die onbehoorlijke taakvervulling.

Art. 2:248 lid 3 biedt de individuele bestuurder vervolgens de mogelijkheid zich te disculperen. Daarvoor moet hij bewijzen dat het onbehoorlijke bestuur niet aan hem te wijten is geweest en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
Art. 2:248 lid 4 tweede zin BW geeft de rechter voorts de mogelijkheid tot matiging van het bedrag van de aansprakelijkheid van de individuele bestuurder, onder meer in verband met de tijd waarin die bestuurder in functie is geweest in de periode waarin de onbehoorlijke taakvervulling plaatsvond.

De bepaling van art. 2:248 lid 2 BW dat een onbelangrijk verzuim niet in aanmerking wordt genomen, heeft betrekking op de vraag of sprake is geweest van een onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur en niet op het aandeel in die onbehoorlijke taakvervulling van de individuele bestuurder. Het hof heeft zich bij zijn oordeel dat sprake is van een onbelangrijk verzuim, dan ook niet kunnen beperken tot de drie weken waarin X nog beleidsbepaler bij Verify Europe was. Het had de gehele periode van de overschrijding van de publicatietermijn in zijn beoordeling moeten betrekken.

Korte termijnoverschrijding, plausibele verklaring
Wat betreft de publicatie van de jaarstukken 2003 van VIH en Verify Nederland overweegt de Hoge Raad dat van een onbelangrijk verzuim sprake is indien het niet voldoen aan de verplichtingen in de omstandigheden van het geval niet erop wijst dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Dit is met name het geval indien voor het verzuim een aanvaardbare verklaring bestaat. Indien het gaat om een overschrijding van de termijn voor openbaarmaking van de jaarrekening (art. 2:394 lid 3 BW), hangt het de vraag of sprake is van een onbelangrijk verzuim, af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de redenen die tot de termijnoverschrijding hebben geleid. Daarbij moeten hogere eisen worden gesteld naarmate de termijnoverschrijding langer is en rusten stelplicht en bewijslast op de aangesproken bestuurder (HR 12 juli 2013, HR:2013:BZ7189).

Het hof heeft zijn oordeel gebaseerd op de relatief korte duur van die overschrijding en op zijn vaststelling dat X een plausibele verklaring voor die overschrijding heeft gegeven. Dit is naar oordeel van de Hoge Raad in overeenstemming met de genoemde maatstaven, die meebrengen dat in geval van een relatief korte overschrijding van de termijn van art. 2:394 lid 3 BW geen hoge eisen zijn te stellen aan de verklaring die daarvoor wordt gegeven (HR 11 juni 1993, NJ 1993, 713 en HR 2 februari 1996, NJ 1996, 406).

De Hoge Raad wijst erop dat na verwijzing opnieuw moet worden beslist over de vordering van de curator voor zover gebaseerd op de overschrijding van de publicatietermijn voor de jaarstukken 2003 van Verify Europe. De verweren van X, waaronder het in zijn stellingen besloten liggende beroep op art. 2:248 lid 3 en 4 BW moeten dan opnieuw (of alsnog) worden behandeld. In verband daarmee wijst de Hoge Raad erop dat de individuele bestuurder zich in het geval van art. 2:248 lid 2 BW kan disculperen door aan te tonen dat hem ter zake van de te late publicatie geen verwijt treft (Kst. II 1980-1981, 16 631, nr. 3, p. 5).

(Bron: Scherp in ondernemingsrecht)

Wie is de bevoegde rechter bij internationale geschillen?

Categories: Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), personeelszaken, arbeidsovereenkomst
Reacties uitgeschakeld voor Wie is de bevoegde rechter bij internationale geschillen?

Steeds vaker verricht een werknemer zijn werkzaamheden buiten Nederland of worden buitenlandse werknemers in Nederland ingezet. De vraag rijst wat er in dergelijke gevallen gebeurt als zich een arbeidsconflict voordoet: Welke rechter is bevoegd en welk recht is van toepassing bij een Internationale arbeidsovereenkomst?

Forumkeuze

U kunt op voorhand, door middel van een zogenaamde “forumkeuze” in de arbeidsovereenkomst, opnemen welke rechter bevoegd zal zijn bij een toekomstig geschil. De rechtsgeldigheid van deze forumkeuze wordt getoetst aan de hand van (bij een inwoner van een van de lidstaten van de EU) de EEX-verordening.

Op grond van deze verordening is een forumkeuze alleen geldig als die is gemaakt na het ontstaan van het geschil of als het de werknemer de mogelijkheid biedt om het geschil bij een ander internationaal gerecht aanhangig te maken. Als partijen dus al voordat het geschil is ontstaan een forumkeuze maken, dan kan dat alleen als dat betekent dat er alternatieven voor de werknemer ontstaan. Met andere woorden: het mag alleen als dit voor de werknemer gunstiger uitpakt.

Geen forumkeuze

Indien er geen forumkeuze is gemaakt, geldt dat de rechter van het land bevoegd is waarin de wederpartij zijn of haar vestiging heeft (werkgever) of woonachtig is (werknemer). Normaal gesproken moet een werknemer dus worden opgeroepen voor het gerecht van het land waarin hij woont.

In de transportsector worden de werkzaamheden vaak op meerdere plaatsen verricht. De werknemer kan de werkgever dan ook oproepen voor het gerecht van de plaats waar hij gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht. Om dit te bepalen wordt gekeken naar:

  • de plaats waar de werknemer het grootse deel van zijn werkzaamheden verricht (daarbij moet worden gekeken naar het hele dienstverband van de werknemer);
  • de werknemer een vaste plaats heeft van waaruit hij steeds werkzaamheden verricht en waarnaar hij ook steeds terugkeert.

Is het niet mogelijk om te bepalen waar de werknemer zijn werkzaamheden gewoonlijk verricht, dan valt men terug op de vestigingsplaats van de werkgever.

Tegenvordering instellen

Bij een conflict creëren werkgevers soms opzettelijk de bevoegdheid van een Nederlandse rechter door de salarisbetaling te staken. De werknemer is dan genoodzaakt bij een Nederlandse rechter een vordering aanhangig te maken, wat de in Nederland gevestigde werkgever in staat stelt een tegenvordering in te stellen.

Het bepalen van de toepasselijke rechter is een complexe materie, die van cruciaal belang kan zijn bij grensoverschrijdende arbeid in de transportsector. Een forumkeuzebeding in de arbeidsovereenkomst bieden geen sluitende oplossing, nu deze kan worden doorkruist door onder meer een Europese Verordening. Het is dan ook zaak om ingeval van grensoverschrijdende arbeid bij twijfel over de houdbaarheid van dit beding in uw arbeidsovereenkomsten, deze ter toetsing voor te leggen.

Houd de editie van januari in de gaten voor meer informatie over het toepasbare recht bij grensoverschrijdende arbeid in de transportsector.

(Bron: Pellicaan)

Voor startende ondernemers die op zoek zijn naar juridische hulp is het niet altijd eenvoudig om uit alle soorten aanbieders de juiste te kiezen. Ligt het afsluiten van een rechtsbijstandsverzekering altijd voor de hand? Of is het inhuren van een traditionele advocaat soms beter? Is online juridische dienstverlening kwalitatief goed? En: dekt de goedkoopste offerte ook de voornaamste risico’s?

Allemaal vragen waarmee veel ondernemers op den duur te maken krijgen. Zeer recent heeft de hoogste Europese rechter een uitspraak gedaan over de vraag of iemand met een rechtsbijstandverzekering bij een procedure altijd zelf een advocaat mag kiezen (en dus niet afhankelijk is van de keuze die de verzekeraar maakt).

De rechter oordeelde dat in dit geval iedere verzekerde recht heeft op vrije advocaatkeuze. Dat geldt eveneens voor procedures waarvoor een verplichte vertegenwoordiging door een advocaat niet noodzakelijk is. Het is een uitspraak met verstrekkende gevolgen voor de juridische dienstverlening.

Verwachte premiestijging

De verwachting is dat de prijzen voor een rechtsbijstandverzekering fors zullen stijgen. Verzekeraars moeten immers de kosten van meer zelf gekozen advocaten gaan vergoeden. En deze kostenstijging zal ongetwijfeld worden doorbelast in een hogere premie.

Advocatuur

De kosten van de dienstverlening door advocaten zijn gemiddeld genomen veel hoger dan de kosten van een rechtsbijstandsverzekering. En dat zal ook wel zo blijven. Want ook al stijgt de komende jaren de premie voor zo’n verzekering fors, de kosten op jaarbasis zullen altijd beperkt blijven tot het niveau van een paar arbeidsuren door een advocaat. Tel daarbij op dat u voortaan zelf uw advocaat kunt kiezen voor het voeren van juridische procedures, wordt het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering voor ondernemers nóg aantrekkelijker.

Juridische informatie via internet

Veruit de voordeligste vorm van juridische dienstverlening vindt u op internet. Er zijn steeds meer websites waarop goede juridische informatie wordt aangeboden. Verstandige ondernemers maken daarvan dan ook gretig gebruik. U kunt als ondernemer aardig wat geld op adviesuren besparen wanneer u door een goede voorbereiding een korter adviesgesprek met uw juridische expert kunt voeren.

Afgezien van actuele informatie zijn online ook steeds vaker kwalitatief goede voorbeelden van juridische documenten te vinden. Deze bestanden kunt u meestal kosteloos of tegen een kleine bijdrage downloaden. En ook deze documenten dragen uiteindelijk bij aan een besparing op advies- en begeleidingsuren.

Adviesbureaus

U kunt voor uw juridische dienstverlening tegenwoordig ook terecht bij juristen die geen advocaat zijn. Deze adviesbureaus bieden hun diensten veelal voordeliger aan dan de gemiddelde advocaat. Daar staat tegenover dat zij bij het maken van beroepsfouten niet onder tuchtregels vallen. En nog belangrijker: een beroepsaansprakelijkheidsverzekering is niet altijd inbegrepen, terwijl advocaten wel verplicht zijn om zo’n verzekering af te sluiten.

4 praktische tips voor ondernemers

  1. Juridische kosten kunt u prima managen als u een rechtsbijstandsverzekering afsluit. Door de vrije advocaatkeuze is zo’n verzekering voordeliger dan wanneer u later zelf een advocaat moet inschakelen.
  2. Benut internet actief als eerste bron om informatie te verzamelen en relevante voorbeelddocumenten te downloaden. Daarmee kunt u de nodige kosten besparen op het raadplegen van ‘dure’ adviseurs.
  3. Schakel alleen een juridische expert in voor zaken waarvoor een specialist echt nodig is. Dat wil zeggen: raadpleeg uw adviseur dus pas voor het laatste stukje maatwerk of bij heel complexe zaken.
  4. Gebruik bij voorkeur een mix van verschillende vormen van juridische dienstverlening. Ook daarmee kunt u geld besparen.

(Bron: Ikgastarten)

Net als met zakelijk gebruik van uw auto kunt u als ondernemer (of uw werknemer) ook voor zakelijk gebruik van uw mobiele telefoon in aanmerking komen voor belastingvoordeel. Aan deze regeling kleven wel enkele belangrijke voorwaarden waaraan u zich moet houden. In onderstaand artikel leest u er alles over: 5 vragen en antwoorden over de telefoon van de zaak.

1. Wat is een telefoon van de zaak?

Als zelfstandig ondernemer kunt u uzelf of uw werknemer(s) onbelast een mobiele telefoon of smartphone ter beschikking bestellen. Daarnaast is het mogelijk om hiervoor een vrije vergoeding te geven. De kosten van uw mobiele telefoon zijn in principe aftrekbaar van de winst; dit geldt zowel voor de abonnementskosten als de gesprekskosten.

Dit is bijvoorbeeld handig als u (of uw medewerkers) regelmatig thuiswerkt en voor het werk regelmatig contact heeft met klanten, collega’s en andere zakelijke relaties. Als u de telefoon door een werknemer wilt laten gebruiken, blijft u de eigenaar van het toestel. Het gaat bij deze regeling overigens niet alleen om mobiele telefoons, maar om communicatiemiddelen in het algemeen. Ook het gebruik van internet, sms en e-mail kan hierop van toepassing zijn.

2. Welke voorwaarden zijn hierop van toepassing?

Het zal niet als een verrassing komen dat u niet onbeperkt van deze regeling gebruik kunt maken. De Belastingdienst hanteert hiervoor twee belangrijke voorwaarden:

  • De gebruiker maakt van deze communicatiemiddelen voor in ieder geval meer dan tien procent zakelijk gebruik.
  • De gebruiker gebruikt deze communicatiemiddelen (gedeeltelijk) op de werkplek.

Let op: wanneer het gaat om het gebruik van computers en bijbehorende apparatuur, stelt de Belastingdienst als regel dat u minimaal voor negentig procent zakelijk gebruik moet maken van het apparaat om in aanmerking voor fiscaal voordeel. Mocht u zich afvragen hoe de fiscus dit eigenlijk kan controleren: de Belastingdienst kan u bij een controle vragen om het zakelijke gebruik van al uw communicatiemiddelen aannemelijk te maken.

3. Wat als de gebruiker niet aan deze criteria voldoet?

Stel: u heeft een smartphone aan een van uw werknemers verstrekt, die hiervan doorgaans minder dan tien procent zakelijk gebruikmaakt. In dat geval is de factuurwaarde (inclusief btw) van het communicatiemiddel in principe loon van de werknemer. Maar het is in het kader van de werkkostenregeling ook mogelijk om dit loon ook als eindheffingsloon onder te brengen in uw vrije ruimte.

Een derde mogelijkheid is dat de werknemer ervoor kiest om zijn eigen mobiele telefoon zakelijk te gebruiken. Dan is het handig om te weten dat u als werkgever bijvoorbeeld het telefoonabonnement belastingvrij ter beschikking stellen, mits het zakelijk gebruik uitkomt boven de tien procent.

4. Hoe zit het dan met een tablet?

Sinds de komst van de smartphones en tablets is de grens tussen dergelijke communicatiemiddelen en de klassieke computers langzaam maar zeker steeds verder aan het vervagen. Een gemiddelde smartphone heeft tegenwoordig immers ook GPS en een fotografiefunctie; dan kan het toestel in de regel nog wel als een communicatiemiddel worden beschouwd – u kunt ermee contact leggen met anderen – maar neemt de kans op niet-zakelijk gebruik snel toe.

De overheid heeft dat ook door en is voornemens om de huidige criteria te moderniseren (zie ook punt 5), maar momenteel spreekt de Belastingdienst nog van een duidelijk verschil tussen communicatiemiddelen en computers. Daarbij gaat de fiscus hoofdzakelijk uit van het formaat van beeldschermen:

  • Apparaten met een beeldscherm (diagonaal) van maximaal zeven inch (17,78 cm) zijn communicatiemiddelen.
  • Apparaten met een beeldscherm (diagonaal) groter dan zeven inch (17,78 cm), waaronder tablets, zijn computers.

Het gaat hierbij dus niet zozeer om wat een apparaat allemaal kan, maar om het formaat van het scherm. Volgens de overheid zijn beeldschermen en de bijbehorende invoermogelijkheden van dergelijke apparaten namelijk te beperkt om langdurig te kunnen worden gebruikt als een vervangende computer.

Indien u of uw personeel tijdens het werk veelvuldig gebruikmaakt van een tablet, bijvoorbeeld tijdens afspraken met nieuwe klanten, en u dit apparaat wilt opgeven als een communicatiemiddel (waardoor u in aanmerking komt voor fiscaal voordeel), zult u bij de Belastingdienst concreet moeten kunnen aantonen dat u het apparaat hoofdzakelijk zakelijk gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld bij het overleggen van gegevens over apparaten waarvan de gebruiksmogelijkheden software- of hardwarematig zijn beperkt tot (zakelijke) communicatie.

5. Wat gaat er in de toekomst veranderen?

Het Ministerie van Financiën beseft zelf ook dat alleen maar kijken naar het formaat van het scherm in het tijdperk van smartphones en tablets een beetje achterhaald is. Als het aan staatssecretaris Weekers van Financiën ligt, kijkt de overheid straks niet meer zozeer naar de grootte van een beeldscherm. Daarnaast zou in de toekomst ook de mate van privégebruik geen grote rol van betekenis meer moeten spelen.

Weekers wil in plaats daarvan via het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium specifiek gaan kijken naar de mate van relevantie van een tablet bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Op deze manier zouden organisaties die bijvoorbeeld willen overstappen naar een paperless bedrijfsmodel geen loonheffing over de verstrekte tablets moeten betalen. Het staat echter nog niet vast wanneer (en in welke mate) deze wijzigingen worden doorgevoerd.

Tot die tijd kunt u als ondernemer echter wel slim omspringen met de huidige regels. De schermen van een iPad of iPad mini zijn te groot om door de fiscus beschouwd te kunnen worden als communicatiemiddel, maar het is goed om te weten dat er concurrenten van Apple zijn die vergelijkbare apparaten aanbieden waarvan de schermgrootte wél aan de gestelde criteria voldoet, zoals tablets van Samsung of Dell.

(Bron: Ikgastarten)

Het Hof van Justitie van de EU heeft duidelijk gemaakt wanneer een verkoopsom moet worden geacht inclusief btw te zijn als de partijen daarover niets zijn overeengekomen.

Twee Roemeense ondernemers hadden verschillende verkoopovereenkomsten gesloten die zagen op onroerende zaken. Daarbij hadden zij niets afgesproken over de btw. De Roemeense belastingdienst kwam daar achter en legde naheffingsaanslagen btw op. Daarbij berekende de Roemeense fiscus de btw over de overeengekomen verkoopprijzen. De ondernemers stelden dat de verkoopprijzen moesten worden geacht inclusief btw te zijn. Het Hof heeft geoordeeld dat de fiscus een overeengekomen verkoopprijs moet opvatten als een verkoopprijs inclusief btw als de partijen geen afspraken hebben gemaakt over de btw. Daarbij geldt als voorwaarde dat de leverancier de nageheven btw niet kan verhalen op de afnemer.

(Bron: Taxence)

Begint u een eigen bedrijf? Dan bent u niet meer verplicht verzekerd voor verlies van inkomen. Bijvoorbeeld in geval van ziekte, zwangerschap of arbeidsongeschiktheid. Als ondernemer moet u zelf uw verzekering regelen. U kunt dat doen via een verzekeringsmaatschappij. Maar u kunt als startende ondernemer ook een vrijwillige verzekering afsluiten bij UWV. Daarmee bent u toch verzekerd van inkomen als u ziek of arbeidsongeschikt wordt.

Waarvoor kan ik mij verzekeren?

Als u een eigen bedrijf begint, kunt u zich verzekeren voor de Ziektewet en voor de WIA. U kunt geen vrijwillige WW-verzekering afsluiten.

Uitkering bij zwangerschap

Zelfstandigen krijgen een zwangerschapsuitkering via de ZEZ-regeling.
Heeft u zich als zelfstandige vrijwillig verzekerd? Dan krijgt u bij zwangerschap een uitkering via de WAZO. Deze uitkering duurt minimaal 16 weken. De hoogte is afhankelijk van het dagbedrag waarvoor u zich verzekert. Is het bedrag lager dan wat u volgens de ZEZ-regeling zou krijgen? Dan wordt uw WAZO-uitkering aangevuld met een gedeeltelijke ZEZ-uitkering.
Een bijkomend voordeel van de vrijwillige verzekering? U krijgt ook een uitkering als u ziek wordt als gevolg van uw zwangerschap of bevalling. Met de ZEZ-regeling is dat niet mogelijk.

Belangrijk om te weten:

  • In de periode dat u een uitkering ontvangt, betaalt u geen premie voor de betreffende verzekering.
  • U heeft een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) nodig van de Belastingdienst. Daarin staat dat u zelfstandige bent. Stuur een kopie van de VAR mee met uw aanmelding voor de vrijwillige verzekering.
  • Gaat u volledig aan de slag als zelfstandige? Dan moet u het jaar daarvoor verplicht verzekerd zijn geweest voor ziekte en arbeidsongeschiktheid. Blijft u gedeeltelijk in loondienst werken? Of begint u in deeltijd een eigen bedrijf met behoud van uw WW-uitkering? Dan moet u minimaal 3 jaar verplicht verzekerd zijn geweest voor ziekte en arbeidsongeschiktheid.
  • U moet zich tijdig aanmelden voor de vrijwillige verzekering. Binnen 13 weken nadat de verplichte werknemersverzekering via uw werk of uitkering is gestopt.
  • Blijft u gedeeltelijk in loondienst? Dan kunt u zich op ieder gewenst moment aanmelden. De verzekering gaat in op het moment dat UWV uw aanmelding heeft ontvangen.
  • Bent u directeur-grootaandeelhouder (DGA)? Dan adviseert UWV u om geen vrijwillige Ziektewet-verzekering af te sluiten. Tijdens uw ziekte is de BV namelijk verplicht om uw loon door te betalen. Het afsluiten van een vrijwillige Ziektewet-verzekering is daarom overbodig. De verplichting om het loon door te betalen geldt niet voor zwangerschaps/bevallingsverlof (16 weken). De vrouwelijke directeur-grootaandeelhouder kan zich voor deze 16 weken wel vrijwillig verzekeren voor de Ziektewet.

(Bron: UWV)

Het kabinet heeft in de derde nota van wijziging op het Belastingplan 2014 de premiekorting voor jongere werknemers opgenomen. Werkgevers ontvangen vanaf 2014 onder voorwaarden deze korting als ze jongeren met een WW- of bijstandsuitkering aannemen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar. Het kabinet kiest voor een regeling van tijdelijke aard en die gericht is op nieuwe banen in de periode 1 januari 2014 tot 1 januari 2016.

Twee jaar premiekorting
De werkgever ontvangt voor elke aanname en zolang als de betreffende jongere in dienst is twee jaar premiekorting (uiterlijk tot en met 31 december 2017).  Het moet gaan om banen van ten minste 32 uur per week en er moet ten minste sprake zijn van een halfjaarcontract. De werkgever zal alleen onder deze voorwaarden in aanmerking komen voor de premiekorting.

Administratieve verplichtingen
Voor het toepassen van de premiekortingen gelden een aantal administratieve verplichtingen voor de werkgever.

  • De werkgever moet een doelgroepverklaring van het UWV of gemeenten bewaren in de administratie om bij controle door de Belastingdienst recht op premiekorting aan te kunnen tonen. Dit is vergelijkbaar met de premiekorting ouderen.
  • De werkgever zal een schriftelijke arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling in de loonadministratie moeten bewaren.
  • De werkgever of diens softwareleverancier moeten zorgen voor aanpassing van de software om de nieuwe premiekorting jongeren in de loonaangifte toe te kunnen passen.

Inwerkingtreding per 1 juli 2014
De regeling kan niet eerder in werking treden dan per 1 juli 2014. Dit hangt samen met aanpassingen die in de loonaangifte moeten worden doorgevoerd door werkgevers en softwareleveranciers. Het kabinet vindt het van belang dat werkgevers niet wachten met het aannemen van jongeren tot dat moment. Daarom zullen indiensttredingen vanaf 1 januari 2014 in aanmerking komen voor de premiekorting vanaf 1 juli 2014.
Werkgevers kunnen de premiekorting toepassen twee jaar na ontstaan van het recht en zolang de dienstbetrekking duurt. Gezien de invoering halverwege het jaar, zullen werkgevers in 2014 de helft van het jaarbedrag aan korting kunnen toepassen.

Qua hoogte zijn de huidige premiekortingen gedifferentieerd in twee bedragen, te weten: 7.000 euro en 3.500 euro.

Korting op premies werknemersverzekeringen
Conform de andere premiekortingsregelingen wordt de premiekorting voor jongere uitkeringsgerechtigden vormgegeven als een korting op de totaal door de werkgever te betalen premies werknemersverzekeringen. De korting kan verzilverd worden voor zover er sprake is van te betalen premies.

Ook op sectorpremies van toepassing
Een deel van de werkgevers, met name de kleinere werkgevers, hoeft door de premiekorting geen premies af te dragen. Om verzilvering van de premiekortingen zo maximaal mogelijk te laten zijn is in een eerder stadium geregeld dat de premiekorting ook op de sectorpremies van toepassing is en dus een zo breed mogelijke basis heeft.

(Bron: Kluwer salarisadministratie)

De verzwaarde bewijslast die op een belastingplichtige drukte nadat hij niet alle winst uit onderneming in zijn IB-aangifte had verantwoord, gold niet alleen voor de winst, maar ook voor de aftrekposten. Tot dit oordeel kwam Hof Arnhem/Leeuwarden.

In deze zaak had een inspecteur navorderingsaanslagen IB en WAZ opgelegd aan een belastingplichtige. Deze had niet alle winst uit onderneming aangegeven, en daarnaast had hij volgens de inspecteur privé-uitgaven ten onrechte ten laste van de winst gebracht. Hof Arnhem/Leeuwarden stelde vast dat de belastingplichtige de betreffende winst bewust niet had aangegeven, aangezien de betreffende bedragen wel in zijn administratie voorkwamen. Dit betekende volgens het Hof dat de belastingplichtige de vereiste aangifte niet had gedaan, wat leidde tot een verzwaring van de bewijslast. Dit gold volgens het Hof voor de gehele belastingaanslag, en dus niet alleen voor de winst uit onderneming, maar ook voor de aftrekposten. Omdat de belastingplichtige niet overtuigend had aangetoond dat de opgevoerde aftrekposten zakelijk waren, oordeelde het Hof dat de inspecteur de aftrekposten terecht als privé-uitgaven had aangemerkt, zodat de navorderingsaanslagen in stand bleven.

(Bron: Taxence)

Modelpensioenovereenkomst fiscus biedt DGA geen garanties

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Modelpensioenovereenkomst fiscus biedt DGA geen garanties

Het invoeren van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) heeft tot gevolg dat het fiscale kader voor pensioenregelingen per 1 januari 2014 moet worden aangepast. De Belastingdienst heeft de vanaf die datum geldende fiscale voorwaarden verwerkt in modelpensioenovereenkomsten. Aan het gebruik daarvan kleven voor DGA’s bepaalde risico’s. De Belastingdienst heeft ervoor gekozen om alleen volledige omzetting en herrekening van het pensioen op te nemen. Hiermee wordt de indruk gewekt dat een ongelimiteerde omzetting van het ouderdomspensioen (OP) en nabestaandenpensioen (NP) naar 67 jaar mogelijk is. De Belastingdienst gaat daar echter alleen mee akkoord als nominale pensioenaanspraken zijn toegezegd, dus zonder indexering. Is wel een indexering van de pensioenaanspraken toegezegd, dan kan door de toegezegde indexering van het NP een “onzuivere” pensioenregeling ontstaan. Hiervan wordt geen melding gemaakt in de modelpensioenbrief. Volgens de Belastingdienst wordt de modelpensioenbrief voor rekening en risico van de adviseur gebruikt zodat men achteraf kan worden geconfronteerd met de stelling van de inspecteur dat sprake is van een onzuivere regeling met alle fiscale gevolgen van dien.

(Bron: FUTD)