Archive for januari, 2014

Volgens Hof Den Haag is de inspecteur terecht van de aangifte van X afgeweken omdat niet is voldaan aan de administratieplicht en de bewaarplicht.

X drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. X heeft voor de jaren 2005 t/m 2009 niet voldaan aan de administratieplicht en de bewaarplicht zoals opgenomen in de AWR. In hoger beroep is in geschil is of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht van de aangifte ib/pvv over het jaar 2009 is afgeweken. Het hof heeft X op de zitting voorgehouden dat hij in zijn bewijsvoering tekortschiet en hem daarbij een termijn van veertien dagen geboden om alsnog aanvullend bewijs te leveren betreffende een aantal kostensoorten. X heeft dat niet gedaan. Volgens Hof Den Haag heeft de inspecteur X ruim voldoende tijd en mogelijkheden geboden om de administratie op orde te brengen maar dit is niet gelukt. Problemen met de administratie voortvloeiend uit een niet functionerende personal computer liggen in de risicosfeer van X en de gevolgen daarvan blijven voor zijn rekening. Nu X ook van de extra mogelijkheid om alsnog aanvullend bewijs te leveren geen gebruik heeft gemaakt is er geen aanleiding om de aanslag te verminderen. Het hoger beroep wordt toch gegrond verklaard omdat de inspecteur heeft toegestemd de in aanmerking te nemen financieringskosten met € 52,30 te verhogen.

(Bron: Taxlive)

U mag de komende twee jaar vacatureteksten opstellen waarin u specifiek vraagt naar jongeren tussen 18 en 27 jaar. Dit is een uitzondering op de regel dat u bij werving en selectie geen onderscheid mag maken naar leeftijd. De uitzondering is bedoeld om de jeugdwerkloosheid te bestrijden.

Onderscheid maken op grond van leeftijd is alleen toegestaan als daar een objectieve rechtvaardiging voor is, bijvoorbeeld als er sprake is van:

  • werkgelegenheid- of arbeidsmarktbeleid dat in wettelijke regelingen is vastgelegd;
  • een zwaarwegend bedrijfsbelang, bijvoorbeeld als uw organisatie in zwaar weer verkeert;
  • een andere goede reden voor het leeftijdonderscheid.

Noem ‘bestrijding jeugdwerkloosheid’ in vacaturetekst

Van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016 mag u vacatures plaatsen waarin u specifiek zoekt naar jongeren van 18 tot 27 jaar. De vacature moet zich wel richten op de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Neem daarom de volgende zin in de vacaturetekst op: ‘Dit is een vacature voor jongeren van 18 tot 27 jaar in het kader van de ‘Aanpak jeugdwerkloosheid’.’
De tijdelijke regeling maakt deel uit van de ‘Aanpak jeugdwerkloosheid’ die is vastgelegd in de Begrotingswet 2014 en 2015. De overheid wil met de maatregel voorkomen dat jongeren door de crisis werkloos blijven of worden.

(Bron: HR Rendement)

De Nationale ombudsman stelt een onderzoek in naar ‘de traag betalende overheid’. Onderdeel van het onderzoek is een meldpunt waar gedupeerde (kleine) ondernemers melden waar ze in de praktijk tegenaan lopen. In de huidige economische situatie is het van belang dat het betaalgedrag verbeterd wordt.

 

Als een aanslag te laag is vastgesteld door een fout die bij de belastingplichtige ‘redelijkerwijs kenbaar’ is, mag de fiscus navorderen zonder nieuw feit. De Hoge Raad geeft aan dat alleen fouten die in één oogopslag te zien zijn, tot de kenbare fouten behoren.

De Hoge Raad sluit zich voor de uitleg van het begrip ‘redelijkerwijs kenbaar’  volledig aan bij wat daarover in de wetsgeschiedenis aan de orde is geweest. Kenbaar moet worden opgevat in de gebruikelijke zin van te kennen, te onderkennen, te onderscheiden. De belastingplichtige moet als het ware in één oogopslag (hebben) kunnen zien dat de belastingaanslag niet juist is. In deze zaak ging het om een aanslag rioolheffing waarop een bedrag van € 235 was vermeld. Dit had € 258 moeten zijn, waarna de gemeente een navorderingsaanslag oplegde van € 23. Maar de enkele vermelding van een bedrag aan rioolheffing van € 235 is niet van dien aard dat daarmee voor een belastingplichtige onmiddellijk duidelijk had moeten zijn dat de aanslag onjuist is, zo oordeelt de Hoge Raad. Het raadplegen van de bijsluiter, waarnaar op het aanslagbiljet wordt verwezen ‘voor verdere informatie’, en van de daarin vermelde website, lag niet voor de hand. De navorderingsaanslag moest worden vernietigd.

(Bron: Taxence)

Wie in Nederland met een auto de weg op gaat, is motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Dat geldt ook voor auto’s met een buitenlands kenteken. Wie in Nederland woont, moet bovendien BPM betalen. Alleen voor kortdurend gebruik of een auto van de (buitenlandse) zaak kunt u vrijstelling krijgen.

Stel, u gaat met uw auto van de zaak naar het buitenland. Het maakt niet uit of dat zakelijk is of voor vakantie. Uw auto geeft er de geest, en u krijgt of regelt vervangend vervoer. Die auto heeft dan een buitenlands kenteken. U rijdt ermee terug naar Nederland. Is daarmee de kous af? Nee. U bent in overtreding.

Gebruik
Wie in Nederland woont, moet motorrijtuigenbelasting (MRB) betalen voor elke auto die op zijn of haar naam staat. Is dat een buitenlandse auto, dan moet er bovendien belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) over betaald worden voor de duur van het gebruik in Nederland.

Vooraf
Voor uw buitenlandse vervangende auto (bijvoorbeeld een huurauto) moet u dus belasting betalen. Gelukkig is er een uitzondering: u kunt twee weken vrijstelling aanvragen. Dat moet dan wel vooraf, dus voordat u met de auto op de Nederlandse weg komt. Dat kan via een speciale site van de Belastingdienst.

Verplichting
Ook mensen van buiten Nederland krijgen al snel te maken met de plicht BPM en MRB te betalen. Wie in een periode van zes maanden vier maanden in Nederland verblijft, wordt geacht hier te wonen en moet zich inschrijven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Daarmee ontstaat ook meteen de verplichting om auto’s met buitenlands kenteken in Nederland te registreren. En over elke auto die in Nederland is geregistreerd, moeten deze belastingen betaald worden.

Invloed
Er is een belangrijke uitzondering, en wel voor werknemers die in Nederland wonen maar bij een onderneming werken in het buitenland. De auto moet door de werkgever ter beschikking gesteld zijn aan de werknemer. Bovendien moet de werkgever een verklaring afgeven, dat de auto hoofdzakelijk bestemd is voor de uitoefening van werk buiten Nederland. Essentieel is, dat de werknemer zelf geen invloed kan uitoefenen op het land waar de auto is geregistreerd. Een ondernemer heeft die invloed wel, en is daarom verplicht om de auto in Nederland in te schrijven, als hij hier ook woont.

Boete
Kortom: wie in Nederland woont, is verplicht zijn auto aan te melden en belasting te betalen. Wie dat niet doet en wordt gepakt, riskeert een naheffing en een forse boete van meerdere duizenden euro’s. Afgelopen zomer kondigde staatssecretaris Weekers aan, extra aandacht te besteden aan controle en handhaving.
(Bron: De Zaak)

Bij arbeidsongeschiktheid van een werknemer rust op de werkgever de verplichting om de werknemer te laten re-integreren in het arbeidsproces. Wanneer er binnen het eigen bedrijf van de werkgever geen mogelijkheden voor re-integratie van de werknemer zijn, moet gezocht worden naar mogelijkheden voor re-integratie elders.

Een werkgever stelde bij re-integratie in het tweede spoor als voorwaarde dat de werknemer ontslag nam en in dienst trad bij het re-integratiebureau. De werknemer weigerde daaraan mee te werken. Nadat de werkgever van het UWV een ontslagvergunning had gekregen werd de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd. De kantonrechter wees de door de werknemer gevorderde schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag af. Naar het oordeel van de kantonrechter had de werknemer niet meegewerkt aan zijn re-integratie buiten het bedrijf van de werkgever. Daarom was het ontslag niet kennelijk onredelijk.

In hoger beroep oordeelde Hof Den Bosch anders. Volgens het hof kon de werknemer niet verweten worden dat hij niet heeft meegewerkt aan zijn re-integratie door niet in te gaan op de eis om ontslag te nemen. De werknemer is verplicht om in te gaan op redelijke voorstellen van de werkgever om een duurzame re-integratie te bevorderen. Het instemmen met direct ontslag is geen redelijk voorstel. Het hof kende de werknemer een schadevergoeding toe.

Oudere werkzoekenden willen een hoog salaris en zijn minder productief dan de jongere generatie. Dit soort vooroordelen hebben werkgevers al snel, waardoor het voor uitzendbureaus makkelijker is om werknemers onder de 50 jaar te plaatsen. Om de werkloosheid onder deze groep werkzoekenden te verminderen wordt van alles uit de kast gehaald.

Mobiliteitsbonussen

Indien een werkgever een werknemer in dienst neemt die 50 jaar of ouder is of die arbeidsgehandicapt is, kan de werkgever dit drie jaar lang een zogenaamde “mobiliteitsbonus” opleveren. Dit is een korting op de premies voor werknemersverzekeringen.
De hoogte van de bonussen luidt als volgt:

• € 7.000 per jaar voor een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder*;
• € 7.000 per jaar voor een arbeidsgehandicapte die gaat werken en ten minste het minimumloon verdient;
• € 3.500 per jaar voor een arbeidsgehandicapte die met loondispensatie gaat werken.

* Dit is nu nog vanaf 50 jaar en ouder, maar de verwachting is dat dit na een wetswijziging per 1 januari 2015 wordt aangepast naar 56 jaar en ouder.

Wat zijn de voorwaarden voor een dergelijke mobiliteitsbonus?

• U neemt een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder in dienst.
• U neemt een arbeidsgehandicapte in dienst.
• Heeft uw werknemer recht op beide premiekortingen? Dan past u alleen de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer toe. U mag de beide premiekortingen niet tegelijk toepassen.
• De werknemer heeft een doelgroepverklaring. Hierin staat dat hij een uitkering had op de dag vóór hij in dienst kwam.

Plaatsingsbonus

Naast voornoemde mobiliteitsbonussen zijn er meer voordelen te behalen. Als een intermediair een werkzoekende van 55 jaar of ouder begeleidt naar een baan, kan dit een bonus van maximaal € 1.500 opleveren. De plaatsingsbonus is een subsidie; hoe langer het dienstverband, hoe hoger de plaatsingsfee. Blijft de werknemer drie maanden in dienst? Dan is de plaatsingsbonus € 300. Is de werknemer zes maanden na zijn eerste werkdag nog in dienst via dezelfde intermediair? Dan kan de intermediair een vervolgaanvraag doen voor een extra plaatsingsbonus van € 700. Is de werknemer twaalf maanden na zijn eerste werkdag nog in dienst via dezelfde intermediair? Dan kan de intermediair een tweede vervolgaanvraag doen voor een plaatsingsbonus van € 500.

Wat zijn de voorwaarden voor een plaatsingsbonus?

• De intermediair heeft de werkzoekende begeleid naar een baan.
• De eerste werkdag was op of na 1 oktober 2013.
• De werkzoekende was 55 jaar of ouder op de eerste dag van zijn WW-uitkering.
• De werkzoekende had minimaal 3 maanden een WW-uitkering op de dag dat hij bij een werkgever aan de slag ging.
• De werkzoekende heeft gewerkt voor de helft van het aantal uren waarvoor hij een WW-uitkering krijgt, maar minimaal twaalf uur per week, voor ten minste drie maanden.
• De werkzoekende heeft in iedere maand gewerkt.

De eerste aanvraag kan dus worden ingediend vanaf 1 januari 2014.

Scholingsvoucher

Naast de plaatsingsbonus is tevens de scholingsvoucher in het leven geroepen. Neemt u een werknemer in dienst die 55 jaar of ouder was op de eerste dag van zijn WW-uitkering en heeft deze werknemer zijn WW-uitkering minimaal drie maanden? Dan kunt u voor deze werknemer subsidie voor scholing aanvragen. Die subsidie heet “een scholingsvoucher”. De subsidie is maximaal € 750 (inclusief btw). Dit bedrag is bedoeld voor alle kosten die bij de opleiding horen.

Voor zowel de plaatsingsbonus als de scholingsvoucher geldt dat de regeling tijdelijk is en geldt voor arbeidscontracten die uiterlijk op 30 september 2015 ingaan. Voor beide geldt dat er een beperkt budget beschikbaar is .

Jongerenkorting

Niet alleen wanneer u een oudere werknemer in dienst neemt zijn er voordelen te behalen. Ook jongere werknemers kunnen kortingen met zich meebrengen. Indien een werkgever tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 een werknemer aanneemt die ouder dan 18 jaar is, maar jonger dan 27 jaar, dan krijgt de werkgever een premiekorting als deze werknemer een WW- of bijstandsuitkering heeft op het moment van aanname. De werknemer moet wel minstens een halfjaarcontract voor minimaal 32 uur per week krijgen.

De hoogte van de premiekorting is vastgesteld op € 3.500 per jaar. Voor jongeren die worden aangenomen vanaf 1 januari 2014, ontvangt de werkgever de premiekorting vanaf 1 juli 2014. Van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 bedraagt de premiekorting dan € 1.750. De werkgever ontvangt de premiekorting voor de duur van de dienstbetrekking, met een maximum van 2 jaar.

De wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen gaat officieel in per 1 juli 2014, maar geldt voor jongere werknemers die u vanaf 1 januari 2014 aanneemt. De regeling is tijdelijk en duurt tot 1 januari 2016.

(Bron: Pellicaan)

Voor BV betaalde aflossing van lening was bij DGA aftrekbaar resultaatsinkomen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Voor BV betaalde aflossing van lening was bij DGA aftrekbaar resultaatsinkomen

Een bank verstrekte in december 2004 aan BV Y, waarvan X enig aandeelhouder (DGA) was, een lening van € 200.000. X was daarbij hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de verplichtingen uit hoofde van de geldlening. De bank bedong als zekerheid een hypotheek van € 200.000 op het woonhuis van X. BV Y stelde zelf geen zekerheden. In de loop van 2006 kon BV Y niet aan haar verplichtingen voldoen en in december 2006 stelde X de bank voor om tot de afwikkeling van de lening te komen. Dit resulteerde erin dat X in 2007 tegen finale kwijting € 160.000 aan de bank betaalde voor de aflossing van de schuld van BV Y. De betaling financierde X met een privélening van de bank. De inspecteur accepteerde de afboeking van € 160.000 en de rente hierover niet en ook niet de R/C-vordering die X ten laste van zijn resultaatsinkomen in 2007 had gebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden besliste dat er geen aanleiding was om te beslissen dat sprake was van een onzakelijke overeenkomst in de zin van een arrest van 25 november 2011. Het stond immers vast dat de lening in 2004 was aangegaan met de bank, dus met een onafhankelijke derde, en op dat moment geen sprake was van een onzakelijke lening. Het Hof was het met X eens dat geen sprake was van een situatie waarin duidelijk was dat BV Y het krediet in de toekomst niet zou kunnen terugbetalen. Door de aflossing van de schuld uit hoofde van de geldlening had X een regresvordering van € 160.000 op BV Y gekregen en deze vordering had geen onzakelijk karakter. De regresvordering behoorde tot het werkzaamheidsvermogen van X en wel vanaf het moment van het aangaan van de overeenkomst van geldlening in december 2004. Op het moment dat X in 2007 € 160.000 voldeed, deed hij een storting in zijn werkzaamheidsvermogen. Het Hof besliste dat X het bedrag van € 160.000 volledig ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden kon brengen en ook de rente hierover. Het Hof besliste tot slot dat X de R/C-vordering niet ten laste van zijn resultaatsinkomen kon brengen omdat het direct duidelijk was dat BV Y niet in staat was om die terug te betalen, gelet op de solvabiliteit en liquiditeit van BV Y op het moment van de betalingen in 2007. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X op dit onderdeel ongegrond en voor het overige gegrond.

(Bron: FUTD)

Aftrek voorbelasting voor gemengd gebruikt bedrijfspand op basis van omzetten

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Aftrek voorbelasting voor gemengd gebruikt bedrijfspand op basis van omzetten

De Hoge Raad oordeelt dat wil er plaats zijn voor het bezigen van de maatstaf van het werkelijke gebruik, het werkelijke gebruik van het goed als geheel in aanmerking moet worden genomen. De hoogte van de toegestane aftrek moet dus worden bepaald met behulp van de pro rata-methode.

Belanghebbende, de fiscale eenheid X Holding bv cs (hierna X bv), verricht voor de btw zowel belaste makelaars- als vrijgestelde assurantieactiviteiten. De omzetverhouding is respectievelijk 58% en 42%. In 2004 is een nieuw bedrijfspand in gebruik genomen. In het pand werken negen mensen. Vijf van hen verrichten makelaarswerk in kamers met een totale oppervlakte van 147 m². Eén medewerker verricht assurantiewerk in een kamer van 16 m². De overige medewerkers verrichten algemeen ondersteunend werk. In geschil is of de aftrek van voorbelasting inzake het pand moet worden bepaald op basis van de omzetverhouding c.q. pro rata-methode (standpunt inspecteur) of op basis van het werkelijke gebruik (standpunt X bv). Rechtbank Arnhem stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens Hof Arnhem mag X bv voor de werkkamers aansluiten bij het werkelijke gebruik en voor de overige m² bij de omzetverhouding. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat wil er plaats zijn voor het bezigen van de maatstaf van het werkelijke gebruik, het werkelijke gebruik van het goed als geheel in aanmerking moet worden genomen. Het hof is dus van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. Voor het hof heeft X bv met betrekking tot de gemengd gebruikte ruimten geen gegevens gesteld of aangeleverd op grond waarvan het werkelijke gebruik objectief en nauwkeurig kan worden bepaald. X bv voldoet dus niet aan de op haar rustende bewijslast. Met de vaststelling dat 147 m², dat als geheel 360 m² beslaat, wordt gebruikt voor belaste makelaarsactiviteiten, blijkt niet in hoeverre het gebruik van het kantoorgedeelte als geheel, in werkelijkheid afwijkt van het op basis van de pro rata-methode aangenomen gebruik. De hoogte van de toegestane aftrek moet dus worden bepaald met behulp van de pro rata-methode. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

(Bron: Taxlive)

Inleiding

Op 1 januari 2013 is de Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BEZAVA) ingevoerd. De invoering van deze wetswijziging heeft grote financiële gevolgen voor werkgevers indien een werknemer ziek uit dienst gaat. Per 1 januari 2014 is de gedifferentieerde premie ingegaan, de hoogte van die premie is echter reeds bepaald op basis van de Ziektewetinstroom van werkgevers in 2012.

Wat beoogt de wetgever met deze wet?

De wetgever beoogt met deze wet, die ook wel bekend staat als “Modernisering Ziektewet” de werkhervatting van zieke werknemers zonder werkgever te stimuleren, maar ook het langdurig ziekteverzuim terug te dringen en de instroom van Ziektewet (ZW) – gerechtigden in de Wet WIA te voorkomen.

Wat zijn de voornaamste gevolgen voor werkgevers?

De voornaamste gevolgen zijn dat werkgevers vanaf 1 januari 2014 financieel verantwoordelijk worden voor werknemers die ziek uit dienst gaan. Werkgevers worden echter ook verantwoordelijk voor hun ex – werknemers die binnen vier weken na uitdiensttreding ziek worden en deze ex- werknemers op dat moment geen andere werkgever hebben en ook geen WW-uitkering ontvangen. De gevolgen zijn groot, want in theorie kunnen de kosten van een werknemer die één dag heeft gewerkt, 12 jaar lang aan u als werkgever worden doorbelast.

Wanneer is de wet van toepassing?

De nieuwe wet is van toepassing op flexwerkers (zoals bijvoorbeeld uitzendkrachten, stagiaires, thuiswerkers) maar is ook van toepassing op ex werknemers die een tijdelijk of vast dienstverband hadden en ziek uit dienst gaan en die werknemers op het moment van ziek worden geen andere werkgever hebben en ook geen WW-uitkering ontvangen.

Voor deze laatste groep werknemers geldt, dat indien zij vallen onder de Ziektewet, zij onder de Wet Modernisering Ziektewet vallen en de kosten van de ZW- en WGA- uitkeringen kunnen worden toegerekend aan de ex werkgever. Toerekening vindt plaats op basis de eerste ziektedag. Indien deze eerste ziektedag binnen het dienstverband ligt of binnen 4 weken na uitdienstreding dan kan deze uitkeringslast dus worden toegerekend aan de ex – werkgever.

Wat kunt u doen?

Ik adviseer u goed na te gaan of uw verzuimbeleid nog adequaat is en is ingesteld op de nieuwste wetswijzigingen. Dit geldt eveneens voor de thans geldende arbeidsovereenkomsten en eventuele beëindigingsovereenkomsten die u sluit met uw ex – werknemers. Verder adviseer ik u het volgende:

–       Maak aanpassingen in de arbeidsovereenkomst of het bedrijfsreglement. Neem hierin de verplichting voor de werknemer op om mee te werken aan re-integratie en de verplichting tot melding van ziekte na uitdiensttreding. Een ziekmelding binnen 4 weken na uitdiensttreding komt volgens de nieuwe regels ten laste van de oude werkgever;

–       Indien u een beëindigingsovereenkomst sluit met uw werknemer, neem dan een postcontractueel beding op, waarbij u met uw ex werknemer overeenkomt dat hij in geval van ziekte binnen 4 weken na uitdienstreding zich bij u moet ziekmelden. Indien contractueel mogelijk, adviseer ik u de zieke werknemer echter nog even in dienst te houden opdat u de re-integratie goed en spoedig kunt begeleiden;

–          Administreer iedereen met een tijdelijk contract die ziek uit dienst gaat. Op die manier is het in een later stadium makkelijker te controleren of de UWV nota klopt.

–          Maak ook goede afspraken met de arbodienst. Vaak stopt de arbodienst met eventuele re-integratie op het moment dat een werknemer ziek uit dienst gaat. Dit kan nu grote financiële gevolgen voor uw onderneming hebben. Het is daarom belangrijk om te controleren of de arbodienst de meldingen blijft administreren en eventuele re-integratie begint of blijft volgen;

–          Laat u ten slotte adviseren of het zinvol is eigen risicodrager te worden voor de ZW, waarbij u dan zelf het risico gaat dragen voor arbeidsongeschiktheid van uw ex werknemers.

(Bron: Didi Kuijf-Later)