Termijn betaling partneralimentatie

Verlenging of verkorting van de termijn waarbinnen een alimentatieplichtige aan
een alimentatiegerechtigde partneralimentatie dient te betalen, houdt de
rechtspraak al jaren bezig. Op de omvangrijke jurisprudentie zal hier niet
worden ingegaan. Nieuw is echter dat de duur van de alimentatietermijn ook de
gemoederen binnen de politiek (opnieuw) bezig houdt. Nadat de termijn per 1
juli 1994 al werd gewijzigd van levenslang naar (in principe) maximaal twaalf
jaar, zijn er momenteel wetsvoorstellen aanhangig om de termijn opnieuw te
verkorten. Wanneer en of er een nieuwe wet wordt aangenomen en of er een
overgangsregeling zal zijn, is (nog) niet bekend. Iedereen lijkt het er echter
mee eens te zijn dat de huidige maximale duur van twaalf jaar
partneralimentatie ingekort moet worden. In dit artikel wordt kort ingegaan op
de huidige regeling.

De wet bepaalt dat de rechter op verzoek van de echtgenoot die niet voldoende
inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan
verwerven, ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud
kan toekennen. De rechter kan deze uitkering toekennen onder vaststelling van
voorwaarden en een termijn. Deze termijn is in principe gemaximeerd op twaalf
jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de
burgerlijke stand. Een rechter kán dan ook al op grond van de huidige wetgeving
een kortere termijn dan twaalf jaar toekennen. Dit gebeurt echter nauwelijks.

Indien de rechter géén termijn heeft vastgesteld, eindigt de verplichting
alimentatie te betalen in principe van rechtswege na een periode van twaalf
jaar. Het is dan ook van belang om, indien er partneralimentatie dient te worden
voldaan, snel afspraken over de ingangsdatum te maken. Helaas komt het
regelmatig voor dat partijen al lange tijd feitelijk uiteen zijn en de
alimentatieplichtige gedurende deze periode al partneralimentatie betaalt. Deze
periode telt echter niet mee voor de termijn van twaalf jaar!

Indien de duur van het huwelijk niet meer bedraagt dan vijf jaren en uit dit
huwelijk geen kinderen zijn geboren, eindigt de verplichting tot levensonderhoud
van rechtswege na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de duur van
het huwelijk. In sommige gevallen wordt, in geval van een kinderloos huwelijk
dat langer dan vijf jaar heeft geduurd, toch aangesloten bij de duur van het
huwelijk. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Van belang is
bijvoorbeeld of de ex-echtgenoot in alle redelijkheid een inkomen heeft kunnen
verwerven, rekening houdend met de leeftijd, het opleidingsniveau en de stand
van de banenmarkt.

Een verplichting van een gewezen echtgenoot om partneralimentatie te betalen,
eindigt ook wanneer de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt,
een geregistreerd partnerschap aangaat, dan wel is gaan samenleven met een ander
als waren zij gehuwd. De bewijslast hiertoe ligt bij de alimentatieplichtige.
Opgemerkt wordt dat het vaak bijzonder lastig is aan te tonen dat iemand
samenwoont.

De vaststelling van partneralimentatie is een momentopname. De hoogte van de
partneralimentatie hangt weliswaar af van de (huwelijksgerelateerde) behoefte
van de alimentatiegerechtigde, en staat dus vast, maar ook van de draagkracht
van de alimentatieplichtige. De behoefte wordt bepaald aan de hand van de
inkomsten en uitgaven gedurende de laatste jaren van het huwelijk. Als
vuistregel voor de berekening van de behoefte wordt vaak de zogenaamde “Hofnorm”
gehanteerd. Aan de hand van deze Hofnorm wordt de behoefte van de
alimentatiegerechtigde bepaald op zestig procent van het netto gezinsinkomen na
aftrek van de kosten van de kinderen. Steeds vaker wordt echter afgeweken van
deze Hofnorm. De alimentatiegerechtigde zal dan aan de hand van concrete
gegevens de gestelde behoefte moeten onderbouwen. Vervolgens dient te worden
bekeken in hoeverre de alimentatiegerechtigde in het eigen levensonderhoud kan
voorzien. Vervolgens dient de draagkracht van de alimentatieplichtige berekend
te worden.

Indien sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden in de financiële
situatie van de alimentatieplichtige óf de alimentatiegerechtigde kán wijziging
van de partneralimentatie worden verzocht. Deze wijzigingsmogelijkheden kunnen
echter in onderling overleg worden beperkt of uitgesloten (in het
echtscheidingsconvenant).

(Bron: Dijkstra Voermans)