Fraus legis kan duidelijke wettekst artikel 12a Wet Vpb opzij zetten

De Hoge Raad heeft op 23 mei 2014 acht arresten gewezen over de toepassing van artikel 12a Wet Vpb, dat de handel in vennootschappen met een herinvesteringsreserve (HIR) moet tegengaan. De Hoge Raad besliste als volgt:
· Een aanwezige HIR kan al op het tijdstip van de totstandkoming van de koopovereenkomst worden afgeboekt op de waarde van de onroerende zaken waarin is geherinvesteerd, omdat goed koopmansgebruik toelaat dat de aanschaffingskosten dan al worden geactiveerd.
· Op grond van de tekst van artikel 12a Wet Vpb vindt deze bepaling bij een investering in een bedrijfsmiddel in beginsel slechts toepassing als de herinvestering plaatsvindt op een later tijdstip dan het moment van de in die bepaling bedoelde belangwijziging.
· Als in een voorkomend geval het belang in een belastingplichtige met een HIR is gewijzigd, voorafgaand aan die wijziging de aanwending van de HIR vanuit materieel oogpunt heeft plaatsgevonden door de nieuwe houder van dat belang, sprake is van een samenstel van rechtshandelingen waarbij de tijdsvolgorde van die rechtshandelingen zo is ingericht dat het herinvesteringstijdstip juist voor de wijziging in het belang in die belastingplichtige heeft plaatsgevonden, en het doorslaggevende oogmerk van dit samenstel van (rechts)handelingen is om de wettelijke regeling van artikel 12a Wet Vpb te ontgaan, worden doel en strekking van die bepaling op onaanvaardbare wijze doorkruist als door dat samenstel van handelingen vrijval van de HIR zou kunnen worden voorkomen.
· Artikel 12a Wet Vpb kan ook van toepassing zijn in geval van vervreemding van het bedrijfsmiddel en herinvestering in hetzelfde jaar.
· Als een bedrijfsmiddel is vervreemd en een belastingplichtige ervoor heeft gekozen om een HIR te vormen, is voor toepassing van de ruilarresten geen plaats.
· Bij toepassing van artikel 12a Wet Vpb wordt de HIR direct voorafgaand aan de belangwijziging en daarmee ook direct voorafgaand aan de ontvoeging van de desbetreffende maatschappij uit de f.e., toegevoegd aan de winst van de f.e. op grond van artikel 15aj, lid 4, Wet Vpb. De HIR valt dus niet vrij bij de zelfstandig belastingplichtig geworden (voormalige) dochtermaatschappij.

 

(Bron: FUTD)