Betaling van belastingschulden uitstellen was geen onbehoorlijk bestuur bij een BV

De ontvanger stelde X aansprakelijk voor de belastingschulden van autorijschool BV A. De betalingsonmacht was weliswaar tijdig gemeld, maar volgens de ontvanger was sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat X de fiscus structureel had benadeeld ten opzichte van concurrente crediteuren, zoals de leasemaatschappij en de brandstofleverancier. Hof Den Haag besliste dat alleen van kennelijk onbehoorlijk bestuur kon worden gesproken bij in het oog springende onbehoorlijkheid van de taakvervulling. In een situatie van liquiditeitskrapte moest een redelijk handelend bestuurder rekening houden met de belangen van alle bij de onderneming betrokken derden, zoals werknemers, schuldeisers – waaronder de ontvanger -, clientèle en anderen. Een redelijk handelend bestuurder zou volgens het Hof, zolang hij redelijkerwijs kon en mocht menen dat de perspectieven voor de onderneming rooskleurig waren, beslissingen nemen en maatregelen treffen die erop waren gericht om de continuïteit van de onderneming zo lang mogelijk te waarborgen. Een redelijk handelend ondernemer kon er in dat geval voor kiezen om schuldeisers later te betalen dan strikt genomen was toegestaan. Uit de door X overgelegde stukken bleek volgens het Hof dat de optimistische verwachtingen over de vooruitzichten van de autorijschool niet van realiteitszin waren ontbloot. De ontvanger had niet aannemelijk gemaakt dat X wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat door zijn handelwijze belastingschulden van BV A onbetaald zouden blijven. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur van de zijde van X was geen sprake.

(Bron: FUTD)