Archive for juli, 2014

De waardering van een bedrijfspand is bepaald niet eenvoudig. Om discussies over een te hoge of een te lage waardering met de Belastingdienst te voorkomen, is het mogelijk om een minnelijke taxatie aan te vragen.

Zekerheid gewenst
Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij zekerheid over de waarde van een bedrijfspand wenselijk kan zijn. U wilt bijvoorbeeld een door u in privé gehouden pand inbrengen in de bv of juist andersom. Wellicht wilt u het tot het vermogen van de bv behorende bedrijfspand wel overdragen aan uw zoon of dochter. In deze tijd is het ook niet ondenkbaar dat het pand sterk in waarde is gedaald, waardoor misschien een afwaardering naar een lagere bedrijfswaarde gewenst is.

In een te lage of een te hoge waardering van een bedrijfspand schuilt een gevaar. De Belastingdienst kan zich dan op het standpunt stellen dat sprake is van onzakelijk handelen. Dat kan leiden tot diverse correcties en naheffingen, eventueel met boetes. Om discussies met de Belastingdienst te voorkomen over de waardering van het bedrijfspand, kan een minnelijke taxatie uitkomst bieden.

Minnelijke taxatie
Bij een minnelijke taxatie zullen een taxateur van de Belastingdienst en een door uzelf aangewezen taxateur gezamenlijk de waarde van het pand bepalen. In de volgende gevallen kunt u een gezamenlijke (minnelijke) taxatie aanvragen:

  • Er vindt een overdracht of overgang van een pand plaats of heeft plaatsgevonden tussen u en een gelieerde partij (bijvoorbeeld uw bv).
  • U verschilt van inzicht met de Belastingdienst over de waarde van een pand of er kan een verschil van inzicht ontstaan.
  • De gezamenlijke taxatie wordt namens alle belanghebbenden gedaan.

Let op!
Bent u van plan het pand te verkopen aan derden of geldt bij het bepalen van de belasting een vaste waarde (bijvoorbeeld de WOZ-waarde) voor het pand, dan kunt u hiervoor geen minnelijke taxatie aanvragen.

Open kaart
Het is van groot belang dat bij een minnelijke taxatie beide partijen volledig open kaart spelen. De in overleg tussen u en de Belastingdienst uiteindelijk vastgestelde waarde van het bedrijfspand wordt namelijk vastgelegd in een voor beide partijen bindende vaststellingsovereenkomst. U krijgt zekerheid en kunt hieraan vertrouwen ontlenen, maar u bent ook gebonden aan de vaststellingsovereenkomst. Het is dan ook van groot belang dat vooraf het doel van een minnelijke taxatie – voor zowel u als de Belastingdienst – helder is. Zorg er ook voor dat u alle relevante omstandigheden uitwisselt met de Belastingdienst, anders loopt u het risico dat u aan de minnelijke taxatie toch geen vertrouwen kunt ontlenen. Denk bijvoorbeeld aan een eventuele verpachte staat, achterstallig onderhoud, bestemmingswijzigingen en recente investeringen.

Let op!
De uitkomst van een minnelijke taxatie biedt zekerheid, maar u bent er ook aan gebonden. Zijn niet alle doelen en omstandigheden goed in kaart gebracht, dan kunt u geen vertrouwen ontlenen aan de vastgestelde waarde van het bedrijfspand. Bij een achteraf te hoge of te lage waardering moet u alsnog rekening houden met fiscale consequenties.

(Bron: Schuiteman)

Betaling van belastingschulden uitstellen was geen onbehoorlijk bestuur bij een BV

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor Betaling van belastingschulden uitstellen was geen onbehoorlijk bestuur bij een BV

De ontvanger stelde X aansprakelijk voor de belastingschulden van autorijschool BV A. De betalingsonmacht was weliswaar tijdig gemeld, maar volgens de ontvanger was sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat X de fiscus structureel had benadeeld ten opzichte van concurrente crediteuren, zoals de leasemaatschappij en de brandstofleverancier. Hof Den Haag besliste dat alleen van kennelijk onbehoorlijk bestuur kon worden gesproken bij in het oog springende onbehoorlijkheid van de taakvervulling. In een situatie van liquiditeitskrapte moest een redelijk handelend bestuurder rekening houden met de belangen van alle bij de onderneming betrokken derden, zoals werknemers, schuldeisers – waaronder de ontvanger -, clientèle en anderen. Een redelijk handelend bestuurder zou volgens het Hof, zolang hij redelijkerwijs kon en mocht menen dat de perspectieven voor de onderneming rooskleurig waren, beslissingen nemen en maatregelen treffen die erop waren gericht om de continuïteit van de onderneming zo lang mogelijk te waarborgen. Een redelijk handelend ondernemer kon er in dat geval voor kiezen om schuldeisers later te betalen dan strikt genomen was toegestaan. Uit de door X overgelegde stukken bleek volgens het Hof dat de optimistische verwachtingen over de vooruitzichten van de autorijschool niet van realiteitszin waren ontbloot. De ontvanger had niet aannemelijk gemaakt dat X wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat door zijn handelwijze belastingschulden van BV A onbetaald zouden blijven. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur van de zijde van X was geen sprake.

(Bron: FUTD)

X en zijn echtgenote Y woonden van 1975 tot april 1980 op de bovenverdieping van een pand, waarin zij een drogisterij exploiteerden. De bovenverdieping had een eigen ingang en beschikte over een keuken, sanitair en nutsvoorzieningen. Het echtpaar kocht het pand in 1990 en rekende dit tot het ondernemingsvermogen. De bovenverdieping werd vanaf 1 april 1991 verhuurd. In 2008 staakte het echtpaar de onderneming. Met betrekking tot de overbrenging van de bovenverdieping naar privé gaven zij geen stakingswinst aan. De inspecteur verhoogde de stakingswinst met een boekwinst van in totaal € 274.570. Rechtbank Den Haag was het daarmee eens, waarna het echtpaar in hoger beroep ging en herhaalde dat de bovenverdieping vanaf de aankoop tot het verplichte privévermogen had moeten worden gerekend. Hof Den Haag besliste dat een zelfstandig rendabel te maken gedeelte van een pand dat voor belegging was bestemd als hoofregel verplicht tot het privévermogen van de belastingplichtige behoorde. Als sprake was van een onmiddellijke samenhang van de aankoop van het voor belegging bestemde gedeelte van het pand met de aankoop van een voor de bedrijfsuitoefening bestemd (gedeelte van een) pand, kon een voldoende band met de bedrijfsuitoefening aanwezig zijn om de keuze voor het belegging bestemde gedeelte tot bedrijfsvermogen te rechtvaardigen. De inspecteur had dit volgens het Hof echter niet aannemelijk gemaakt. Het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte konden alleen gezamenlijk worden aangekocht omdat het pand niet in appartementsrechten was gesplitst. X had het pand gekocht om vermogen op te bouwen voor de oude dag. Dat in een gedeelte van het pand de drogisterij was gevestigd, was volgens het Hof onvoldoende om te concluderen dat de aankoop van het woongedeelte voortvloeide uit de aankoop van het bedrijfsgedeelte. Het woongedeelte behoorde vanaf de aankoop tot het privévermogen. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X gegrond.

Mensen die vanuit de WW een bedrijf willen oprichten, kunnen daarvoor een startersregeling van uitkeringsinstantie UWV gebruiken.

Volgens de regeling krijgt de WW’er maximaal 26 weken de tijd om het bedrijf op te starten.

In die periode ontvangt de beginnende zelfstandige ondernemer 29 procent minder WW. Tegelijkertijd vervalt de sollicitatieplicht. Bovendien mag hij de inkomsten uit het bedrijf houden.

Binnen de regeling mag de ondernemer alles doen wat nodig is om het bedrijf in de steigers te zetten. Zo kan hij opdrachten zoeken en uitvoeren, een pand inrichten of een winkel openen. Wel moet hij als werkzoekende ingeschreven blijven staan. Alleen zo blijft het recht op WW bestaan.

Haalbaarheid

 

Niet iedereen komt in aanmerking voor de startersregeling. De WW’er moet eerst aangeven dat hij als zelfstandige wil beginnen. Een adviseur van UWV nodigt de aanvrager dan uit om het idee te bespreken.

Samen wordt dan naar de haalbaarheid, de financiering, de locatie en de benodigde verzekeringen en vergunningen gekeken. Na toestemming van de adviseur kan de WW’er zijn ondernemingsplan schrijven.

Toestemming

 

De adviseur geeft pas toestemming voor de startersregeling, als de kans groot is dat de aanvrager als zelfstandig ondernemer genoeg kan verdienen om van te leven

Ook moet iemand in staat zijn om te ondernemen. Zo moet hij zijn eigen boekhouding kunnen doen.

Het is overigens niet verplicht om de gewerkte uren als zelfstandige door te geven. Maar dat kan wel verstandig zijn, omdat iemand met voldoende uren ondernemersaftrek kan krijgen.

Dat is een fiscaal voordeel over de winst uit een onderneming. Na de startperiode is het doorgeven van de gewerkte uren wel weer verplicht.

Oude baas

 

Opdrachten uitvoeren voor de voormalige werkgever is tijdens de startperiode niet toegestaan. In dat geval raakt de starter zijn WW-uitkering kwijt en kan hij een boete krijgen. Voor de oude baas werken mag pas na de 26 weken weer.

Als iemand tijdens of na de startperiode ontdekt dat het bedrijf niet levensvatbaar is, dan kan zijn WW-uitkering misschien weer voortgezet worden. Dat hangt af van hoelang iemand recht heeft op WW en hoe lang het bedrijf heeft bestaan. Maar de uitkering kan pas weer lopen nadat de periode van 26 weken voorbij is.

Stoppen

 

Voor de uitkeringsinstantie moet dan wel duidelijk zijn dat de startende ondernemer wel echt iets heeft gedaan om het bedrijf te stoppen. Hij moet bijvoorbeeld zijn site uit de lucht halen, geen reclame meer maken en zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst.

Volgens UWV is het vooral voor vijftigplussers verstandig om vanuit de WW te starten, omdat zij vaak moeite hebben met het vinden van een baan in loondienst. Werkgevers geven namelijk vaak de voorkeur aan jongeren. Dat zegt de instantie tegen informatieplatform ZZP Servicedesk.

“We zien dat als 50-plussers als zzp’er aan de slag gaan, hun leeftijd ineens niet meer van belang is voor opdrachtgevers. Ze worden vanwege hun ervaring juist eerder ingehuurd. Mits ze een concurrerend uurloon rekenen natuurlijk”, stelt een woordvoerder tegenover het platform.

Hoe en waarom verzeker je je als zzp’er of ondernemer via een broodfonds?
Als zzp’er regel jij je eigen arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). Zo zorg je dat je geen inkomstenverlies lijdt en dat je onderneming kan blijven voortbestaan. Er zijn steeds meer zzp’ers die hun inkomen veiligstellen in een Broodfonds. Een overzicht van de voor- en nadelen van zo’n alternatieve verzekering.

Een Broodfonds is een arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor een besloten groep zzp’ers die samen voor elkaars uitkering garant staan. Als één van de ondernemers ziek is, krijgt diegene van de andere ondernemers een uitkering.

 

Hoe zit een Broodfonds in elkaar?

Een Broodfonds is een vereniging die bestaat uit 20 tot 50 ondernemers. Het zijn er nooit meer, want het is de bedoeling dat iedereen elkaar kent. De groep kiest een beheerder van het fonds en zet voorwaarden op papier die voor iedereen gelijk zijn. Daarna kiest ieder voor zich een maandelijkse inleg. Je spaart elke maand 33 tot 100 euro. Om een idee te geven: een inleg van 66 euro per maand staat gelijk aan een maandelijke uitkering van 1500 euro als je arbeidsongeschikt raakt.

 

Wat betaal je en wat krijg je terug?

Je betaalt eenmalige inschrijfkosten (275 euro) en daarna maak je maandelijks jouw inleg plus 10 euro contributie over naar de vereniging. Jouw maandelijke inleg blijft van jou: als niemand ziek wordt, krijg je alles terug als je uit het fonds stapt. Uitstappen kan op ieder moment.

 

Als iemand in jouw Broodfonds ziek wordt, dan krijgt zij of hij kleine nettoschenkingen van alle anderen. Een tijdelijk inkomen om van te leven, voor maximaal twee jaar. Dat kan op de langere termijn problemen opleveren. Sommige ondernemers kiezen daarom voor een Broodfonds in combinatie met een arbeidsongeschiktheidsverzekering met een lange eigenrisicoperiode.

 

Hoe zit het met de belasting?

Het Broodfonds werkt volgens het schenkrecht en is daarom (als je minder inlegt dan 2000 euro per jaar) belastingvrij. Bij een ‘gewone’ AOV, mag je de premie aftrekken van de inkomstenbelasting in box 1. De inleg van een Broodfonds is niet aftrekbaar. Daarnaast zijn de schenkingen van je medeleden ook niet belast met inkomstenbelasting. Over de uitkering van een gewone AOV betaal je wel inkomstenbelasting.

 

Verschillen

Een Broodfonds kan op meer manieren voordelig zijn. Bij een AOV-verzekering ben je de betaalde premie kwijt, bij het Broodfonds blijft het geld van jou. Het kost jou als deelnemer, naast de administratiekosten, alleen de uitgekeerde salarissen bij ziekte. Je spaart bovendien maar tot een bepaald maximum. Als de buffer van 2340 euro is bereikt, hoef je pas weer te betalen als er geld wordt uitgekeerd.

 

Bij Broodfonds hoeft je geen doktersverklaring te overleggen om te bewijzen dat je echt ziek bent als je niet kunt werken. Volgens gebruikers is een Broodfonds betrouwbaar, omdat iedereen elkaar kent. Je weet dat als jij ziek wordt, dit ten koste gaat van de andere zzp’ers. Het idee is dat mensen daarom minder snel aanspraak maken op het fonds. Daarnaast hebben de deelnemers er belang bij om elkaar te helpen er snel weer bovenop te komen. Bijvoorbeeld door werk over te nemen of advies te geven.

 

Toch is het goed om te overwegen dat ook in een groep van 20 tot 50 mensen onenigheid kan ontstaan. Bedenk dus goed met wie je in zee gaat. Een persoon kan de groep benadelen door te doen alsof hij ziek is, maar de groep kan ook hem benadelen. Als de groep jou aanmerkt als onbetrouwbaar kun je uit de vereniging worden gezet. Dan is je voorziening weg, ook al heb je nog steeds je eigen gespaarde geld uit het fonds.

 

Hoe kan ik meedoen?

Er is één overkoepelde website voor alle Broodfondsen in Nederland. Op deze website lees je hoe je je kunt aansluiten bij een Broodfonds bij jouw in de buurt. Het eerste Broodfonds werd opgericht in 2006 en inmiddels zijn er fondsen in heel Nederland. Je mag meedoen als je langer dan een jaar zelfstandig ondernemer bent en minstens 750 euro gemiddeld per maand netto winst haalt uit je ondernemening.