Archive for oktober, 2014

Volgens het regeerakkoord vervalt voor medisch specialisten vanaf 2015 het fiscale voordeel van het ondernemer zijn. Is dit een gelopen race of zijn er ook vanaf 2015 nog mogelijkheden om fiscaal als ondernemer verder te gaan?

Gegarandeerd ondernemerschap?

Exit ondernemerschap. Op dit moment bestaat er voor medisch specialisten die niet in loondienst zijn, een garantie op fiscaal ondernemerschap. Volgens het regeerakkoord zal deze garantie in 2015 vervallen. Het specialistenhonorarium moet dan een integraal onderdeel worden van het ziekenhuisbudget en het beheersmodel medisch specialisten zal verdwijnen.

Grote stappen, snel thuis. Vooralsnog lijkt het erop dat uitsluitend de garantie op het fiscaal ondernemerschap per 2015 vervalt.

Individuele toets. De beoordeling of een medisch specialist in fiscale zin ondernemer is, zal vanaf 2015 weer plaatsvinden aan de hand van de reguliere criteria. En als de Belastingdienst vindt dat een individuele medisch specialist géén ondernemer (meer) is kan de specialist dit ter beoordeling aan de belastingrechter voorleggen.

Niet meer gegarandeerd ondernemer

Geen gelopen race. Zoals gezegd, hoeft de nieuwe situatie niet het einde van het (fiscale) ondernemerschap te betekenen. Wel moet een medisch specialist die zijn fiscale ondernemerschap wil behouden, voldoen aan de reguliere criteria die de wet en de fiscale rechtspraak hiervoor hanteert. Een garantie is er dan niet meer.

Wanneer dan wél ondernemer?

Toetsingscriteria. Voor wat een onderneming is, kan men te rade gaan bij de (bedrijfs)economie, maar ook de fiscale rechter heeft zich meer dan eens uitgesproken over de toetsingscriteria.

Bij het antwoord op de vraag of activiteiten kunnen worden aangemerkt als een ‘onderneming’ spelen de volgende factoren een rol:

  • de omvang van de investeringen;
  • de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  • de winstverwachting;
  • de aard en omvang van het risico dat er wordt gelopen (bijvoorbeeld het debiteurenrisico);
  • de zelfstandigheid ten opzichte van opdracht­­gevers;
  • het aantal opdrachtgevers;
  • de beschikbare (werk)tijd.

Wikken en wegen. Deze opsomming is niet uitputtend. Per ondernemer en per onderneming kan het gewicht van de criteria verschillen. Het is duidelijk dat een specialist op basis van deze criteria ook vanaf 2015 nog steeds ondernemer kan zijn. Dit kan echter afhangen van de concrete omstandigheden. Tip. Werken voor meerdere ziekenhuizen zou kunnen helpen.

Opvatting staatssecretaris. De staatssecretaris van Financiën heeft over het ondernemerschap eerder opgemerkt dat het voor de medisch specialist van essentieel belang is dat deze een zelfstandig declaratierecht heeft en dat hij het daaraan verbonden debiteurenrisico loopt.

Conclusie. Een medisch specialist kan de fiscale voordelen van het ondernemerschap ook ná 2014 behouden. Hij moet dan voldoen aan de eisen die de wet en de fiscale rechtspraak aan iedere ondernemer stelt. Van essentieel belang is verder dat de medisch specialist een zelfstandig declaratierecht heeft én een debiteurenrisico loopt. Ook kan werken voor meerdere ziekenhuizen helpen.

De garantie op ondernemerschap zoals deze nu bestaat voor medisch specialis­­ten gaat tot het verleden behoren. Belangrijke factoren om fiscaal ondernemer te blijven, zijn: zelfstandig declareren, debiteurenrisico lopen en meerdere opdrachtgevers hebben.
(Bron:  ondernemingsdatabank)

 

Het zal je maar gebeuren. Er ligt een brief van de Kamer van Koophandel (KvK) op de mat waarin wordt aangekondigd dat zij voornemens is je onderneming te ontbinden en vervolgens uit te schrijven uit het Handelsregister. De KvK heeft dit recht en deze plicht op grond van de wet. Wat nu?
In de wet staat dat een rechtspersoon (o.a. de naamloze vennootschap (nv) en besloten vennootschap (bv)) door de KvK zal worden ontbonden indien de KvK constateert dat ten minste twee van de hiernavolgende omstandigheden zich voordoen:
  • Wanneer er ten minste een jaar geen bijdrage is betaald aan de KvK (geldt sinds 1 januari 2014 alleen nog voor de vereniging en stichting);
  • Wanneer er minstens een jaar geen bestuurder is ingeschreven, de bestuurder niet bereikbaar is of wanneer een bestuurder is overleden;
  • Wanneer de rechtspersoon ten minste een jaar geen financiële stukken heeft gedeponeerd (geldt niet voor de vereniging en stichting);
  • Wanneer de rechtspersoon ten minste een jaar geen aangifte vennootschapsbelasting heeft ingediend (geldt niet voor de vereniging en stichting).

Eerste brief

In de eerste brief kondigt de KvK aan dat zij het voornemen heeft om de onderneming te ontbinden, omdat twee van de hierboven genoemde gronden zich voordoen. De rechtspersoon is daardoor niet meer als actief te beschouwen. In zo’n geval is het belangrijk meteen contact op te nemen met de KvK en ervoor te zorgen dat de genoemde gronden zich niet meer voordoen. Er geldt een termijn van acht weken om te reageren.

Tweede brief

Neem je geen actie, dan volgt de tweede brief vanuit de KvK waarin zij aangeeft dat de rechtspersoon is ontbonden en de registratie in het Handelsregister hiermee is beëindigd. Naast het schrijven van brieven aan de rechtspersoon moet de KvK in een landelijke krant de ontbinding aankondigen. Je krijgt dan de mogelijkheid binnen zes weken schriftelijk bezwaar te maken. In dat geval is het belangrijk dat je met bewijsstukken aan kunt tonen dat de rechtspersoon wel degelijk een ‘levende’ rechtspersoon is. Uitstel van de bezwaartermijn is doorgaans niet mogelijk.

Beroep

Mocht het bezwaar uiteindelijk door de KvK worden afgewezen dan is het nog mogelijk om in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in Den Haag.
Wil je het niet zo ver laten komen? Neem dan contact op met een juridisch adviesbureau.
(Bron: Kamer van Koophandel)

 

Op het moment dat iemand een script aanbiedt aan een uitgever en dit ook daadwerkelijk wordt uitgegeven, is er geen sprake meer van een hobby. De fiscus mag in dat geval ervan uitgaan dat men beoogde daarvoor een vergoeding te ontvangen en dat ook redelijkerwijs kon verwachten. Die vergoeding vormt in dat geval een belast resultaat uit overige werkzaamheden.

Een dame die een boek over oosterse religie en filosofie had geschreven en daarvoor een vergoeding ontving van de uitgeverij, probeerde tevergeefs te ontkomen aan de heffing van inkomstenbelasting door te stellen dat sprake was geweest van liefhebberij. Het hof was van oordeel dat op het moment van het sluiten van het contract met de uitgever er vanuit kon worden gegaan dat de vrouw voor haar script een vergoeding beoogde te ontvangen en dat ook redelijkerwijs kon verwachten. Het volledige door de uitgeverij aan de vrouw betaalde bedrag vormde een belast resultaat uit overige werkzaamheden. De werkzaamheden bestaande uit het schrijven van een boek voor een uitgever waren niet van dien aard en omvang dat gesproken kon worden van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee werd beoogd door deelname aan het maatschappelijk productieproces winst te behalen. Verder vond het hof de boete van 50% passend en geboden. Het laten overmaken van het bedrag op een derdenrekening van het kantoor van haar gemachtigde en het zich vervolgens in contanten laten uitbetalen van dat bedrag door de gemachtigde was zo ongebruikelijk en merkwaardig dat dit het vermoeden rechtvaardigde dat zij hiermee willens en wetens had beoogd de uitbetaling voor de inspecteur verborgen te houden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de vrouw zonder nadere motivering ongegrond.

(Bron: Taxence)

Wat is een goede verkoopprijs?

In Thailand kocht u boeddhabeeldjes in voor een euro per stuk. Maar hoe bepaalt u een goede verkoopprijs? Een kostprijsberekening maakt duidelijk welke kosten u maakt om het product naar Nederland te halen en wat u moet vragen om er ook nog iets aan te verdienen.

Waarom maakt u een kostprijsberekening?

Als u gaat importeren, heeft u waarschijnlijk al een idee aan wie u uw producten wil verkopen. Om prijsafspraken te kunnen maken, moet u wel weten welke kosten u gaat maken. Bijvoorbeeld voor opslag in een magazijn of een transportverzekering. Zo rekent u een goede prijs, die al uw kosten dekt en die u niet uit de markt prijst.

Hoe berekent u de kostprijs?

In een kostprijs zitten directe en indirecte kosten. Directe kosten zijn kosten die direct bij het product horen, zoals de inkoopprijs, kosten voor transport en invoerrechten. Bij indirecte kosten horen ook uw vaste bedrijfskosten, zoals reclamebudget, reiskosten en het salaris voor een personeelslid. Als u dit berekent, heeft u een integrale kostprijsberekening.

Kostprijsberekening: een simpele vuistregel?

Helaas komt u niet weg met een simpel rekensommetje. Welke kosten u maakt, verschilt per land en per product. Als u wijn importeert, maakt u kosten voor de opslag van de wijn in een douanedepot. En als u verlichting op de Europese markt wil brengen, krijgt u te maken met een keuring voor productveiligheid.

Voorbeeld kostprijsberekening

Stel: u koopt elke 2 maanden 500 vogelkooien in China. Wat zijn uw kosten en wat is een goede verkoopprijs om er zelf ook iets aan over te houden?

Directe kostprijsberekening
Aankoop 500 vogelkooien in China à € 20,-

€ 10.000

Kosten zeetransport

 € 1.000

Kosten verzekering

€ 150

Douanewaarde

€ 11.150

Invoerrecht 2,7%

€ 301,05

Inkoopwaarde

 € 11.451,05

Inkoopkosten per kooi (€ 11.421,05,/500)

€ 22,90

Verkoopprijs per kooi

€ 42,60

Winst per kooi

€ 19,70

Totale bruto winst (500 kooien à € 19,70)

 € 9.850

In dit voorbeeld is nog geen rekening gehouden met de vaste bedrijfslasten per jaar: huur opslagruimte, autokosten, telefoonkosten, bedrijfsverzekering, gas, water en licht, ondernemersinkomen en rente op leningen. De btw is niet meegenomen in de berekingen. Bij een totale verkoop van 3.000 kooien worden de indirecte kosten als volgt berekend:

Vaste lasten per jaar € 61.800,-
Indirecte kosten per kooi € 61.800,- / 3.000 = € 20,60

Integrale kostprijsberekening
Inkoopkosten per kooi

€ 22,90

Indirecte kosten per kooi

€ 20,60

Integrale kostprijs per kooi

€ 43,50

Winstmarge per kooi

€ 19,70

Totale winst 500 kooien à € 20,- € 9.850
Verkoopprijs per kooi

€ 63,20

Om de juiste verkoopprijs te kunnen berekenen, kunt u het beste uitgaan van een kostprijs waarin u alles meeneemt (directe en indirecte kosten). Dit voorkomt teleurstellingen.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Geschiktheid verhuurde ruimte BV onder voorwaarden voldoende voor btw-aftrek

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Geschiktheid verhuurde ruimte BV onder voorwaarden voldoende voor btw-aftrek

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verhuur van een ruimte tegen een vergoeding een economische activiteit vormt, als de ruimte is geschikt voor zakelijk gebruik en zo ook wordt gebruikt. Dit betekent dat de verhuurder in dat geval recht kan hebben op btw-aftrek.

Met dit oordeel vernietigde de Hoge Raad de uitspraak van Hof Arnhem van 13 maart 2012 (zie: ‘Btw-heffing vereist economische activiteit’). In de zaak voor het hof had een echtpaar via een maatschap een kantoorruimte en een garage van een woning verhuurd aan de bv van de man. Het hof had vastgesteld dat strikt genomen de verhuurde ruimten zowel voor economische als privédoeleinden te waren gebruiken. In dat geval zou men alle exploitatiemogelijkheden moeten onderzoeken om te zien of de belanghebbende de ruimten werkelijk gebruikte voor het behalen van een duurzame opbrengst. De stelling van het echtpaar dat de ruimten objectief gezien geschikt waren voor verhuur, vond het hof onvoldoende. Het werkelijk gebruik door de bv was volgens het hof evenmin van belang. Het hof vond dat het echtpaar niet had voldaan aan de aanzienlijke bewijslast.

 

Verhuur aannemelijk

De Hoge Raad vond dat het hof hiermee te ver ging. Het echtpaar kon volstaan met aannemelijk te maken dat:

  • hun maatschap de kantoorruimte en de garage duurzaam ter beschikking stelde aan de bv;
  • de bv deze ruimten wilde gebruiken als kantoorruimte respectievelijk parkeerruimte voor de dga;
  • het werkelijke gebruik overeenkwam met het beoogde gebruik; en
  • de maatschap een vergoeding ontving voor de terbeschikkingstelling.

In dat geval zou de verhuur een economische activiteit vormen en zou de toegang naar aftrek van voorbelasting open zijn. De Hoge Raad verwees de zaak daarom door naar Hof Amsterdam.

 

Update

Op 12 september 2014 heeft Hof Den Bosch uitspraak gedaan (ECLI:NL:GHSHE:2014:3616). Voor het hof konden de man en de vrouw niet aannemelijk maken dat zij een vergoeding hadden ontvangen voor het ter beschikking stellen van de kantoor- en parkeerruimte. Het echtpaar stelde dat de vergoeding in rekening-courant was verrekend maar had geen facturen uitgereikt aan de bv. Het hof vond evenmin dat het echtpaar had bewezen dat de beide ruimten duurzaam ter beschikking waren gesteld aan de bv om te worden gebruikt als kantoorruimte. In ieder geval werd de ruimte ook gebruikt voor privédoeleinden. Ook miste de verhuurovereenkomst reële betekenis, omdat de overeengekomen bepalingen niet waren nageleefd. Door dit alles kwam het echtpaar niet in aanmerking voor de btw-aftrek.

(Bron: Taxence)

 

 

Om het financiële risico op wanbetaling bij export op te vangen, kun je een exportkredietverzekering afsluiten. De belangrijkste voordelen op een rij en vier tips om risico’s te beperken.

Tip 1: Kredietlimieten

Kredietverzekeraars houden per klant kredietlimieten aan. Alles boven het limiet is voor eigen rekening. Als je een kredietverzekering afsluit, betaal je in de meeste gevallen premie over je totale omzet. De premie is afhankelijk van je branche en de landen waar je zaken doet.
Mocht een afnemer niet betalen, dan keert de exportkredietverzekeraar het gedekte percentage van dit factuurbedrag aan je uit. De kredietverzekeraar neemt de onbetaalde vordering (factuur) van je over en probeert zelf nog de betaling te regelen met je afnemer.

Tip 2: Check betalingsmoraal voordat je zaken gaat doen

Niet alle export wordt gedekt. Verzekeraars houden goed bij hoe de betalingsmoraal in landen is en of er door andere misstanden extra risico is op wanbetaling. Als je exporteert naar landen binnen de Europese Unie of naar andere Westerse landen zijn verzekeraars vrijwel altijd bereid de risico’s te dekken.
Dekking voor export naar een land als Rusland is dit dan weer vrijwel onmogelijk. Export naar Afrikaanse landen is eventueel via buitenlandse verzekeraars te dekken. Aziatische landen als Taiwan, Japan en Zuid-Korea zijn wel aantrekkelijk voor verzekeraars, maar de rest van Azië is minder gemakkelijk.

Tip 3: Achterstalligheid melden na aanmaning

Je schakelt een verzekeraar pas in als je, na een afgesproken tijd met de maatschappij, de klant een aanmaning hebt gestuurd en hij vervolgens nog steeds niet betaalt. Je meldt de achterstalligheid dan bij de verzekeraar. Vanaf die melding is de betreffende klant ook niet meer verzekerd voor verdere leveringen en zijn vervolgleveringen voor eigen risico. Ook ben je verplicht de factuur ter incasso te geven aan de verzekeraar.

Tip 4: Dek risico af met andere verzekeringen

Naast een exportkredietverzekering kun je de risico’s rond export verder afdekken met andere verzekeringen, zoals extra schadeverzekeringen bij export. Denk aan het risico dat je product beschadigd raakt bij transport, verdwijnt, gestolen wordt of door een andere reden niet (goed) aankomt bij je afnemer. Vraag je (krediet)verzekeraar naar de opties.

Vijf voordelen van een exportkredietverzekering:

  • Je dekt het risico op eventuele verliezen
    Je voorkomt (toekomstige) wanbetalingen
    Je kunt makkelijker extra financiering krijgen vanwege afdekking risico
    Je behoudt liquiditeit / werkkapitaal om door te kunnen
    Je hebt minder kosten en zorgen omtrent je debiteurenbeheer

(Bron: MKB Servicedesk)

 

Al verschillende malen zijn hier uitspraken van de belastingrechter behandeld over de bijtelling vanwege het privégebruik van de auto van de zaak. Deze bijtelling is onder meer te voorkomen als men via een kilometeradministratie aantoont dat niet meer dan 500 privékilometers op jaarbasis zijn gereden. Men moet daarbij wel beseffen dat de fiscus strenge eisen stelt aan een kilometeradministratie.

Ondernemers en werkgevers

Zowel ondernemers die zelf een bedrijfsauto gebruiken als werkgevers die een auto ter beschikking stellen aan hun werknemers kunnen te maken krijgen met de bijtelling. In beide gevallen blijft de bijtelling achterwege als het privégebruik op jaarbasis niet meer bedraagt dan 500 kilometer per jaar. Dit bewijs is te leveren aan de hand van een kilometeradministratie, ook wel rittenregistratie genoemd.

 

Vrije bewijsleer

Strikt genomen is het bijhouden van een kilometeradministratie niet de enige methode om te bewijzen dat de ondernemer of werknemer in een jaar hooguit 500 privékilometers heeft gereden. Op dit gebied geldt namelijk het beginsel van de vrije bewijsleer. In de praktijk is het gebruik van een sluitende kilometeradministratie echter de meest voorkomende manier. Wel zijn er nog diverse verklaringen die ook het achterwege laten van de bijtelling in beginsel rechtvaardigen. Daarbij valt te denken aan de Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto en de Verklaring geen privégebruik auto.

 

Eisen aan de kilometeradministratie

Wie besluit het bewijs door middel van een kilometeradministratie te leveren, moet een aantal eisen in aanmerking nemen. Daarbij maakt het niet uit of de ondernemer of een werknemer de auto van de zaak gebruikt. De eisen zijn als volgt:

  • uit de kilometeradministratie moeten het merk, het type en het kenteken van de auto blijken;
  • de administratie moet de periode vermelden waarin de auto ter beschikking staat of is gesteld;
  • per rit wordt de datum vermeld;
  • per rit wordt zowel de begin- als de eindstand van de kilometerteller genoteerd;
  • per rit wordt zowel het begin- als het eindadres vermeld;
  • als tijdens een rit de gereden route afwijkt van de meest gebruikelijke route, moet men de gereden route ook invullen. De gebruikelijke route hoeft overigens niet de kortste route te zijn. Een kleine omweg kan soms sneller zijn en daarmee acceptabel;
  • de kilometeradministratie geeft per rit aan wat het karakter van de rit is.

De rittenstaat moet ook kunnen worden gecontroleerd aan de hand van bijvoorbeeld een agenda. Het is aan te bevelen niet te veel schattingen van afstanden op te voeren in de kilometeradministratie. Dat doet af aan de betrouwbaarheid en kan alsnog leiden tot een discussie met de Belastingdienst.

 

Niet achteraf opstellen!

Het achteraf opstellen van een kilometeradministratie is eveneens af te raden. In een zaak voor Hof Amsterdam had een dga na afloop van zijn ritten met de auto van de zaak geen enkele vastlegging gemaakt van de gereden ritten of de kilometerstand van de auto. Zijn secretaresse had achteraf een conceptregistratie opgemaakt aan de hand van urenstaten, de kantooragenda en de routeplanner. De dga had deze conceptregistratie aangevuld aan de hand van zijn persoonlijke agenda. Het hof concludeerde dat door deze gang van zake eerder de theoretische dan de werkelijke kilometerstanden werden genoteerd. De bv en de dga hadden daardoor niet voldaan aan de bewijslast. Het hof stond toe dat de Belastingdienst de loonheffing over de onterecht achterwege gelaten bijtelling nahief van de bv. Maar de fiscus mocht geen vergrijpboete opleggen. Het hof vond dat niet viel af te leiden dat de dga had geprobeerd privégebruik te maskeren. Volgens het hof was hier geen sprake van grove schuld, laat staan opzet.

 

Btw

De kilometeradministratie is ook van belang voor de btw-correctie. Blijkt uit de kilometeradministratie dat geen sprake is van privégebruik, dan vindt geen btw-correctie plaats. Daarbij is wel van belang dat woon-werkverkeer voor de btw wordt aangemerkt als privéverkeer, terwijl woon-werkverkeer in de inkomsten- en loonbelasting zakelijk verkeer vormt. Als het privégebruik van een auto alleen bestaat uit woon-werkverkeer, kan men volstaan met het bepalen van de afstand tussen woon en werk. Vervolgens moet men alleen bijhouden hoe vaak dergelijke reizen plaatsvinden. In plaats van het daadwerkelijk bijhouden van de frequentie mag ook worden uitgegaan van een vast aantal van 214 werkdagen per kalenderjaar. Bij dit aantal is onder andere rekening gehouden met incidenteel thuiswerken, ziekte, vakantie, sabbatsverlof en zorgverlof. Het aantal werkdagen van 214 kan naar evenredigheid worden toegepast wanneer:

  • de werknemer op minder dan vijf dagen per week werkt.
  • de dienstbetrekking begint of eindigt in de loop van het kalenderjaar.

(Bron: Taxence)

Verpleegkundige X verrichtte werkzaamheden in de thuiszorg via bemiddeling van vijf AWBZ-erkende thuiszorginstellingen. In haar aangifte IB 2008 gaf X haar inkomsten uit zorgwerkzaamheden aan als winst uit onderneming. De inspecteur nam de inkomsten echter in aanmerking als resultaat uit overige werkzaamheden. X was volgens de inspecteur afhankelijk van de bemiddelingsbureaus en liep bij de verleende zorg in natura ook geen debiteurenrisico, omdat in dat geval de factuur voor de gewerkte uren niet werd betaald door de zorgvrager maar werd vergoed uit het AWBZ-budget. Rechtbank Gelderland besliste dat X niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van winst uit onderneming, maar Hof Arnhem-Leeuwarden besliste op het hoger beroep van X anders. Dat het X in het kader van de AWBZ niet was toegestaan om rechtstreeks (thuis)zorg in natura te verlenen aan de zorgvragers, hoefde niet in de weg te staan aan het fiscale ondernemerschap. Het ging er volgens het Hof in dit verband om of X, als thuiszorg verlenende verpleegkundige, voldoende zelfstandigheid bezat ten opzichte van de thuiszorginstellingen als haar opdrachtgevers. Dat was volgens het Hof het geval. Ook vond het Hof het aannemelijk dat X wezenlijke risico’s liep met betrekking tot het behalen van omzet met haar werkzaamheden als verpleegkundige in de thuiszorg. De met de werkzaamheden in de thuiszorg behaalde inkomsten vormden volgens het Hof winst uit onderneming.

Als de inspecteur in een bepaald jaar een correctie aanbrengt op een aftrekpost in de aangifte, maar de aftrek in de aangifte van een later jaar gewoon accepteert, begaat hij daarmee volgens de Hoge Raad geen ambtelijk verzuim. Als de inspecteur naderhand merkt dat de opgegeven aftrekpost opnieuw onjuist is, mag hij dan ook navorderen.

Dit bleek nadat in de voorafgaande procedure voor Rechtbank Den Haag de rechter oordeelde dat de inspecteur over het jaar 2007 geen inkomstenbelasting mocht navorderen. Deze navordering vloeide namelijk voort uit een correctie die de inspecteur alsnog wilde aanbrengen in de eigenwoningaftrek, de scholingsuitgaven en de giften. De rechtbank vond echter dat hier geen sprake was van een nieuw feit, omdat de Belastingdienst bij de aangifte inkomstenbelasting 2005 al vragen had gesteld over deze posten. De belanghebbende had deze vragen toen niet beantwoord en geen bewijzen geleverd voor de aftrekposten. Door de aangifte over 2007 gewoon te volgen, had de inspecteur volgens de rechtbank een ambtelijk verzuim begaan. Zowel Hof Den Haag als de Hoge Raad was het oneens met de zienswijze van de rechtbank. De gang van zaken impliceerde op zich geen ambtelijk verzuim nu de Belastingdienst een aangifte volgde, waarin de belastingplichtige soortgelijke aftrekposten opgaf. Omdat de inspecteur na het opleggen van de primaire aanslag over 2007 achter nieuwe feiten was gekomen, mocht hij de te weinig betaalde belasting navorderen.

 

Biedt u een combinatie van goederen en diensten aan tegen 1 vergoeding? Dan kunnen hiervoor verschillende btw-tarieven gelden. Daarom is het belangrijk om te weten of u de combinatie van goederen en diensten mag behandelen als 1 goed of dienst. Hierbij geldt dat u diensten en leveringen van goederen niet kunstmatig mag splitsen of samenvoegen.

Wanneer combinatie van goederen en diensten?

Levert u een combinatie van goederen en/of diensten, dan is die combinatie 1 goed of dienst als:

  • de gemiddelde consument de combinatie ziet als 1 geheel
  • u een dienst levert waarbij u ook materialen gebruikt
    De materialen maken deel uit van de dienst, als zij ondergeschikt zijn aan de dienst. Bijvoorbeeld: u bent fietsenmaker en u gebruikt plakmateriaal bij het repareren van een lekke band.
  • u goederen levert waaraan u ook diensten verricht
    Uw diensten maken deel uit van de levering van goederen, als zij ondergeschikt zijn aan de levering van goederen. Bijvoorbeeld: u verkoopt een zonnescherm en u monteert dit.

Wanneer afzonderlijke goederen en diensten?

Er is geen sprake van een combinatie van goederen en diensten als de gezamenlijk geleverde goederen en diensten hun zelfstandigheid behouden. Bijvoorbeeld: u hebt een reisbureau en u verkoopt naast de reis (belast met btw) ook een reis- en annuleringsverzekering (vrijgesteld van btw). Deze verzekeringen blijven dan vrijgesteld van btw, omdat zij geen vast onderdeel zijn van de reis. Uw klant kan deze verzekeringen namelijk ook apart of bij een andere ondernemer afnemen.

Gevolgen btw-tarief

Als u meerdere goederen en diensten als 1 geheel aanbiedt, kan dit gevolgen hebben voor de btw die u moet betalen over uw vergoeding:

  • Biedt u een combinatie van goederen en diensten terecht aan als 1 goed of dienst? Dan berekent u hierbij het btw-tarief dat geldt voor het hoofdbestanddeel van de gecombineerde goederen of diensten.
  • Biedt u meerdere goederen en diensten voor 1 prijs aan, maar moet u die als afzonderlijke goederen of diensten behandelen? Dan moet u de vergoeding splitsen als voor de afzonderlijke delen een verschillend btw-tarief geldt. U splitst de vergoeding op basis van de gangbare prijzen die gelden voor de goederen en diensten die u voor 1 prijs hebt aangeboden. Geeft een splitsing op basis van de kosten van de goederen en diensten een beter beeld van de samenstelling? Dan mag u de splitsing daarop baseren als u dat kunt aantonen in uw administratie.

(Bron: Belastingdienst)