Toepassing Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij samenwerkingsverbanden

 

Drijft een ondernemer zijn onderneming in een samenwerkingsverband en past hij de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) toe, dan moet voor de bepaling van het aftrekpercentage de investeringen van het samenwerkingsverband bij elkaar worden opgeteld. Maar hoe bepaalt men de hoogte van de investeringsaftrek per firmant?

De ondernemer die verplichtingen voor de aanschaf of verbetering van een bedrijfsmiddel of het maken van voortbrengingskosten voor een bedrijfsmiddel is aangegaan, kan in zijn aangifte verzoeken om toepassing van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). In dat geval kan de ondernemer naast de afschrijvingen ook een deel van het investeringsbedrag ten laste van de winst brengen. Zie ook het bericht ‘Investeringsaftrekregelingen’.

 

Aftrekpercentage

De KIA wordt berekend aan de hand van een vast percentage maar kent wel een maximum. Als het totaalbedrag van de investeringen boven een bepaald bedrag uitkomt, daalt de KIA geleidelijk om uiteindelijk op nihil te eindigen. Voor 2015 betekent dit dat de KIA:

  • gelijk is aan nihil als het totaalbedrag van de investeringen niet meer is dan € 2.300;
  • is te stellen op een vast percentage van 28% van de totale kwalificerende investeringen als deze investeringen op jaarbasis tussen € 2.300 en € 55.745 liggen;
  • is te stellen op een vast bedrag van € 15.609 bij investeringen op jaarbasis tussen € 55.746 en € 103.231;
  • bij een totaalbedrag aan investeringen tussen de € 103.231 en de € 309.693 moet worden berekend door het vaste bedrag van € 15.470 te verminderen met 7,56% van het investeringsbedrag dat de € 103.231 overschrijdt;
  • gelijk is aan nihil als de totale investeringen € 309.693 bedragen of meer.

 

Samenwerkingsverbanden

De KIA is vooral bedoeld om kleine investeerders te stimuleren. Bij samenwerkingsverbanden, zoals een vennootschap onder firma of maatschap, moet men uitgaan van het totaalbedrag van de investeringen van het gehele samenwerkingsverband. Maar hoe berekent men de hoogte van de investeringsaftrek per firmant? In de wet is geregeld dat door elke deelnemer in principe is geïnvesteerd naar rato van zijn gerechtigdheid tot de (over)winst.

 

Afspraken over verdeling

De staatssecretaris van Financiën heeft echter goedgekeurd dat voor het antwoord op de vraag in welke mate de vennoten hebben geïnvesteerd, bij het standpunt van de ondernemers kan worden aangesloten. Hieraan zijn wel de volgende voorwaarden verbonden:

  • alle vennoten hanteren hetzelfde verdelingscriterium (zie hierna);
  • de verdeling vindt plaats op redelijke basis (zie hierna);
  • de verdeling vindt toepassing op alle vormen van investeringsaftrek;
  • de verdeling vindt toepassing op alle vennootschappelijke investeringen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;
  • bij de berekening van de desinvesteringsbijtelling mag niet van een andere verdeling worden uitgegaan dan destijds bij de investeringsaftrek is gehanteerd;
  • een gezamenlijk, ondertekend verzoek waarin de keuze van de verdeelsleutel is opgenomen en akkoord wordt gegaan met de voorwaarden, wordt ingediend voordat de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen of de aanslag vennootschapsbelasting van een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband onherroepelijk vaststaat.

 

Redelijke verdeling

De inspecteur toetst of sprake is van een redelijke verdeling. Hij aanvaardt in het algemeen de verdeling volgens bijvoorbeeld:

  • de kapitaalsverhouding;
  • de aandelen in de stille reserves;
  • de aandelen in de winst;
  • of gelijke delen.

Omdat de kapitaalsverhouding pas kenbaar is na een tussentijdse afsluiting van de boeken, mag de kapitaalsverhouding volgens de eindbalans van het laatst afgesloten boekjaar als uitgangspunt worden genomen. De verdeling moet uiteraard wel tot een redelijke uitkomst leiden. Zie in dit verband het bericht ‘Willekeurige verdeling investeringsaftrek niet toegestaan’.

 

Wanneer wordt de KIA toegepast?

De KIA komt in eerste instantie in mindering op de fiscale winst in het kalenderjaar dat het bedrijfsmiddel in gebruik wordt genomen (ingebruiknamecriterium). Het tijdstip van ingebruikname valt samen met het moment waarop de ondernemer afschrijft. Dus ook als een bedrijfsmiddel nog niet in gebruik is genomen, kan toch KIA worden toegepast. Maar dan moet op grond van het betalingscriterium in het desbetreffende jaar al wel (gedeeltelijk) worden betaald. In dat geval geldt als maximaal in aanmerking te nemen KIA het bedrag van de al gedane betaling.

(Bron: Taxence)