Archive for december, 2015

Voor ontslag met wederzijds goedvinden is de werkgever niet verplicht een transitievergoeding te betalen. Maar hoe zit dit als in de vaststellingsovereenkomst staat dat het ontslag op initiatief van de werkgever wordt beëindigd?

Onder de Wet werk en zekerheid is het onderscheid tussen wederzijds goedvinden en een eenzijdige opzegging van groot belang. Bij wederzijds goedvinden is de werkgever namelijk niet verplicht een transitievergoeding te betalen, maar bij een eenzijdige opzegging wel. In een recente rechtszaak stapte een werknemer naar de kantonrechter omdat in zijn vaststellingsovereenkomst stond dat het dienstverband op initiatief van de werkgever was beëindigd. Hij stelde daarom dat er sprake was van een eenzijdige opzegging.

Geen vergoeding vanwege vaststellingsovereenkomst

De kantonrechter ging hier echter niet in mee. Het feit dat de werkgever en werknemer een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten die de werknemer had  ondertekend, wees erop dat er sprake was van wederzijds goedvinden. Bovendien had de werknemer er volgens de werkgever zelf op aangestuurd het dienstverband te beëindigen.  De werkgever hoefde daarom geen transitievergoeding te betalen.

Werkgever hoeft niet te informeren over eventuele vergoeding

De kantonrechter gaf ook aan dat de werkgever bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst de werknemer niet hoeft te informeren over zijn recht om over een eventuele vergoeding te onderhandelen. De werknemer heeft na het tekenen van de vaststellingsovereenkomst wel twee weken bedenktijd

(Bron: Rendement.nl)

Zijn werkgeverslasten nu iets wat iedereen wel weet of blijven er vragen over. Werkgeverslasten in 10 vragen – opgesteld door Ton Breitenfellner – biedt een beknopt overzicht.

1.   Wat zijn werkgeverslasten?

Werkgeverslasten zijn extra loonkosten naast het brutoloon en bestaan uit wettelijke en niet wettelijke lasten.

2. Waarover worden werkgeverslasten berekend?

Werkgeverslasten worden berekend over het loon maar ook over uitkeringen. Uitkeringen worden betaald door uitvoeringsinstellingen en eigen risicodragers

3. Hoe hoog zijn de werkgeverslasten?

Werkgeverslasten over het loon kunnen oplopen tot 40% van het brutoloon. Over uitkeringen is dit maximaal 25%.

4. Waarom is inzicht in werkgeverslasten belangrijk?

Ter bepaling van de totale loonkosten, het risico van eigen risicodragers en het extra percentage dat meeverzekerd kan worden bij verzuimverzekeringen in verband met werkgeverslasten.

5. Wat zijn wettelijke werkgeverslasten?

Wettelijke werkgeverslasten bestaan uit premies werknemersverzekeringen:

  • WAO-WIA basispremie (inclusief premie kinderopvang)
  • AWF-premie
  • ZVW-premie
  • Sectorfondspremie
  • Premies (Whk) ZW, WGA-vast en WGA-flex.

Premies werknemersverzekeringen worden berekend over het gemaximeerde loon (artikel 17 Wfsv). Per 1-1-2016 bedraagt dat maximum  € 52.763,- per jaar. De premies Whk worden jaarlijks door het UWV aan werkgevers verstrekt.

6. Wat zijn niet wettelijke werkgeverslasten?

Niet wettelijke werkgeverslasten zijn de via arbeidsovereenkomst of CAO geldende lasten zoals de pensioenpremie en sectorale afdrachten (bijvoorbeeld O&O-fondsen).

7. Hoe hoog zijn de werkgeverslasten over het loon voor niet eigen risicodragers?

De WAO-WIA, AWF en ZVW-premies worden landelijk en de Sectorfondspremies per sector vastgesteld. Voor de Whk gelden voor kleine werkgevers sectorale,  voor grote werkgevers gedifferentieerde en voor middelgrote werkgevers gemengde premies. Gemiddeld zijn de wettelijke werkgeverslasten 2016, 18,47%.

8. Hoe hoog zijn de werkgeverslasten over het loon voor eigen risicodragers?

Werkgeverslasten voor eigen risicodragers zijn gelijk aan die van niet eigen risicodragers met uitzondering van de premie voor het risico (ZW en/of WGA) dat men zelf draagt. Gemiddeld zijn deze lasten over 2016 voor eigen risicodragers ZW 18,08% en voor eigen risicodragers WGA-vast 17,99%.

9. Hoe hoog zijn de werkgeverslasten over uitkeringen?

Over uitkeringen zijn alleen wettelijke werkgeverslasten verschuldigd. De hoogte ervan hangt af van wie de uitkering betaalt: het UWV of de eigen risicodrager. Voor het UWV zijn de werkgeverslasten 2016, in alle gevallen 18,85%. Voor eigen risicodragers zijn deze gelijk aan die over het loon.

10. Hoe berekent de werkgever zijn werkgeverslasten?

De  WAO/WIA-basispremie inclusief premie kinderopvang, de AWF-premie en de ZVW werkgeverspremie, bedragen 15,57%.  De Sectorfondspremie kan aan de hand van de gepubliceerde tabellen worden bepaald. Kleine werkgevers (loonsom tot € 319.000) betalen ook voor de Whk sectorale premies die jaarlijks worden gepubliceerd. Grote werkgevers (loonsom boven € 3.190.000) betalen gedifferentieerde ZW, WGA-vast en WGA-flex premies. Middelgrote werkgevers betalen een mengvorm van sector- en gedifferentieerde premies Whk. Werkgevers ontvangen jaarlijks in november van het UWV een opgave van de nieuwe Whk-premies.

(Bron: Accountancyvanmorgen)

‘Banken opnieuw in de fout met rentederivaten’ kopte NOS.nl op vrijdag 4 december 2015. Banken hebben de afgelopen maanden duizenden dossiers herbeoordeeld om te kijken of MKB-klanten recht hebben op compensatie. Dit is volgens Minister Dijsselbloem niet goed gegaan. Ook toezichthouder AFM heeft hierbij steken laten vallen. De herbeoordeling zal opnieuw plaats moeten vinden.

In Nederland zijn in het verleden door de banken ongeveer 17.000 rentederivaten aan het MKB verkocht. Rentederivaten zijn bedoeld om renterisico’s af te dekken. Nu de rente laag staat, hebben deze rentederivaten een gezamenlijke negatieve waarde van miljarden euro’s.

Volgens de AFM is bij de herbeoordeling van de rentederivaten-dossiers ‘in onvoldoende mate sprake geweest van aansluiting bij het wettelijk kader. Bij de uitvoering van hun eigen werkprogramma’s blijken banken het klantbelang onvoldoende centraal te hebben gesteld.’ Bron: www.afm.nl.

Zoals de AFM duidelijk stelt, moeten alle klanten kunnen rekenen op een correcte herbeoordeling van hun dossiers en passende oplossingen. Belangrijke vraag die bij de herbeoordeling beantwoord moet worden, is of de banken destijds in essentie wel een goed advies hebben gegeven. Dat advies had zich, naast de voordelen, niet alleen uit moeten strekken over de nadelen en risico’s van het product, maar juist ook over de vraag of er wel een rentederivaat geadviseerd had moeten worden. Was het rentederivaat in het concrete geval wel in het belang van de klant? Is er voldoende naar alternatieven gekeken die voor de klant beter zouden zijn geweest en zijn die alternatieven ook aangeboden aan de klant?

Hoe en wanneer de nieuwe beoordeling zal plaatsvinden, is onderwerp van gesprek tussen de AFM en de banken. Heeft u als MKB’er een rentederivaat of heeft u die gehad? Het verdient aanbeveling om nu zelf het initiatief te nemen. Laat beoordelen of u door de bank destijds goed geadviseerd bent op alle fronten en of u recht heeft op compensatie.

(Bron: DVAN)

De vrijstelling in box 1 voor op of na 1 januari 2013 afgesloten kapitaalverzekeringen eigen woning, beleggingsrechten eigen woning en spaarrekeningen eigen woning is afgeschaft en wordt belast als vermogen in box 3.
De enige uitzondering op deze regeling is de overgangsregeling voor overgesloten hypotheken. Bestaande hypotheken die voor 1 april 2013 zijn omgezet naar een (bank)spaarhypotheek vallen nog onder de oude regels voor aftrekbare hypotheekrente.
Wat voor 1 januari 2013 is afgesloten, blijft wel vrijgesteld in box 1 tot maximaal € 154.000 per persoon bij 20 jaar of langere premiebetalingen.
(Bron: ABAB)

Ondernemers zijn verplicht om digitale kassagegevens te bewaren. De reden hiervoor is dat de Belastingdienst een efficiëntere controle kan uitvoeren. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad. Wat betekent dit voor ondernemers in de praktijk?

 

Kies voor het juiste kassasysteem

Met de bewaarplicht moeten ondernemers er nu nog beter voor zorgen dat zij hun digitale kassagegevens goed bewaren. Sommige kassasystemen overschrijven wekelijks de digitale detailgegevens om zo geheugencapaciteit te besparen. Met deze kassasystemen voldoet u niet meer aan de gestelde eisen en is het noodzakelijk om hier een oplossing voor te vinden. Er bestaan verschillende kassasystemen, waarmee u eenvoudig  aan de fiscale  regels kunt voldoen. Alle x en z-afslagen en transacties dienen minimaal gedurende 7 jaar bewaard te worden.

 

Kassasysteem vormt basis bedrijfsvoering

Met een goed kassasysteem voldoet u niet alleen aan de fiscale bewaarplicht, u legt ook direct een goede basis voor uw bedrijfsvoering. Kassasystemen hebben tegenwoordig uitgebreide functionaliteiten en geven u inzicht in onder andere transactie-, inkoop- en voorraadgegevens. Wilt u nog meer met deze gegevens doen? Overleg het met ons.

Uw organisatie mag geen creditfactuur gebruiken voor het corrigeren van de BTW bij oninbare debiteuren. Corrigeren is alleen mogelijk door een afzonderlijk schriftelijk verzoek om teruggaaf bij de Belastingdienst in te dienen. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.

In deze zaak ging het om een BTW-ondernemer die zich bezighield met advertentieacquisitie. Na ontvangst van de opdrachtbevestiging stuurde de ondernemer een factuur met BTW. Bleef de betaling van de factuur uit, dan stuurde hij een herinnering. Mocht dat niet helpen, dan volgde er een aanmaning en ten slotte nam hij telefonisch contact op. Kreeg de ondernemer dan nog niet zijn geld, dan ging hij over tot opzegging van de overeenkomst en stuurde hij een creditfactuur met dezelfde datum als de oorspronkelijke factuur.

Feitelijk geen omzet

De Belastingdienst vond die afhandeling niet correct en legde een naheffingsaanslag BTW op. De ondernemer had de BTW namelijk schriftelijk moeten terugvragen volgens de fiscus. Hier was de ondernemer het niet mee eens. Hij stelde namelijk dat hij de BTW op de creditfacturen wel in mindering kon brengen in de BTW-aangifte. Feitelijk had hij namelijk geen omzet gedraaid, omdat de creditnota dezelfde datum kreeg en dus in hetzelfde belastingtijdvak werd teruggevraagd. De rechter ging daar niet in mee. Bij oninbare debiteuren moest de ondernemer een schriftelijk verzoek indienen om de BTW terug te krijgen. De ondernemer mocht dus geen creditfactuur gebruiken.

Binnen één maand verzoek indienen

Uw organisatie kan alleen een creditfactuur gebruiken als de overeenkomst wordt ontbonden, minder wordt geleverd dan afgesproken of de prijs wordt verlaagd. Bij oninbare vorderingen moet uw organisatie binnen één maand na afloop van het aangiftetijdvak waarin duidelijk is geworden dat de debiteur niet heeft en niet meer zal betalen een schriftelijk verzoek indienen voor teruggaaf van BTW. Met dit verzoek moet u ook bewijzen meesturen. De volgende gegevens moet u in ieder geval in het verzoek opnemen:

  • naam en adres van uw afnemer;
  • datum en nummer van de betreffende factuur;
  • het niet-betaalde factuurbedrag;
  • het bedrag aan BTW dat u terugvraagt.

(Bron: Rendement)

Verhuur van onroerende zaken is in principe vrijgesteld van heffing van btw. Verhuurder en huurder kunnen echter opteren voor een met btw belaste verhuur, als de huurder het gehuurde voor minimaal 90% (sommige branches 70%) gebruikt voor belaste activiteiten. Blijkt de huurder niet langer te voldoen aan deze voorwaarde, dan is de verhuur vrijgesteld. Dit kan tot gevolg hebben dat de verhuurder een gedeelte van de eerder afgetrokken btw moet terugbetalen.

 

Tip
Vraag de huurder om een verklaring dat hij in 2015 voldoet aan het 90%/70% criterium. Blijkt dit niet het geval, dan moet mogelijk de huurprijs (exclusief btw) worden aangepast.
(Bron: ABAB)

De staatssecretaris keurt in een nieuw besluit over eigenwoningrente in de IB goed dat boeterente, al dan niet in het kader van rentemiddeling, niet wordt aangemerkt als kosten van geldleningen maar als rente van schulden. Boeterente is dan aftrekbaar als rente van schulden en wordt ook voor de beoordeling van de fiscale aflossingseis aangemerkt als rente. Onder boeterente wordt in dit kader verstaan de reële vergoeding die de bank in rekening brengt en die bestaat uit het renteverlies dat de bank lijdt over de nog resterende rentevastperiode bij het (gedeeltelijk) aflossen, wijzigen of oversluiten van een lening. Het maakt daarbij niet uit hoe de bank deze vergoeding berekent en of deze al dan niet wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Andere opslagen die een bank in het kader van rentemiddeling in rekening brengt, zoals een opslag voor het risico van vroegtijdig volledig aflossen bij verkoop, zijn niet aan te merken als boeterente. Deze opslagen worden dan ook niet aangemerkt als rente van schulden, behalve als het totaal van alle overige opslagen de doelmatigheidsgrens van 0,2% niet overschrijdt. Staat een aanslag IB al onherroepelijk vast, dan kan een verzoek tot ambtshalve vermindering worden ingediend als minder dan vijf jaren zijn verlopen na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Het besluit treedt op 8 december 2015 in werking.

Sluit uw hypotheek over bij de eigen bv

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Sluit uw hypotheek over bij de eigen bv

Een lening die is aangegaan voor de aanschaf, verbetering of onderhoud van de eigen woning kwalificeert als eigenwoninglening. De op deze lening betaalde rente is aftrekbaar in box 1. Het maakt daarbij niet uit of de lening is aangegaan bij een bank of bij de eigen bv.

 

Zeker in de situatie dat een bv overtollige liquide middelen bezit en de DGA (directeur-grootaandeelhouder) privé een bankhypotheek met een hoge rente heeft, kan herfinanciering van de schuld bij de bv fiscaal voordeel opleveren. Uitgangspunt is daarbij wel dat de financiering op basis van zakelijke afspraken tot stand komt.

 

Een DGA en zijn bv zijn twee entiteiten. Een rentevoordeel in verband met een door u of een met u verbonden vennootschap aan de medewerker verstrekte geldlening is in het algemeen belast.

 

Tip

Heeft u in privé een bankhypotheek en heeft uw bv overtollige liquide middelen? Het kan fiscaal voordeel opleveren de hypotheek over te sluiten bij uw eigen bv.

Let op!
Vanaf 2013 zijn de regels met betrekking tot de aftrek van hypotheekrente aangescherpt.
Indien er bij het oversluiten van de hypotheek een aanvullende lening wordt aangegaan, moet
dit tijdig worden gemeld bij de Belastingdienst. De rente is alleen aftrekbaar indien er een
aflossingsschema wordt overlegd aan de Belastingdienst. Het deel van de nieuwe lening dat als vervanging dient van de oude eigen woningschuld valt wel onder de oude regels voor de aftrek van de aftrekbare hypotheekrente.
(Bron: ABAB)

Onderzoeksplicht bij toepassen van margeregeling

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Onderzoeksplicht bij toepassen van margeregeling

De heffing van btw vindt plaats over een vergoeding. Tenminste, dat is de hoofdregel. Een bijzondere regeling geldt voor de verkoop van gebruikte goederen. De heffing van btw vindt dan plaats over de winstmarge die u behaalt en niet zoals gebruikelijk over de in rekening gebrachte vergoeding. Deze regeling staat dan ook bekend als de margeregeling. De margeregeling btw is vaak voordelig als uw afnemer de btw niet kan aftrekken. Wanneer geldt de margeregeling en welke administratieve voorwaarden gelden er?

 

Margeregeling btw en wederverkoper

De margeregeling staat open voor wederverkopers en is van toepassing op de levering van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten. De eerste vraag is dus of u als ondernemer of dat uw onderneming kwalificeert als wederverkoper. Er is sprake van een wederverkoper als de levering van de gebruikte goederen plaatsvindt in uw normale bedrijfsuitoefening.

 

Dat een autohandelaar een wederverkoper is, schept geen verbazing. Maar geldt dit ook voor de leasemaatschappij die tweedehands auto’s verhuurt? Ja, zegt de Hoge Raad: de verkoop van de gebruikte auto maakt onderdeel uit van de normale bedrijfsactiviteit. Dit is ook begrijpelijk. Immers, de afschrijving van de auto vormt een kostenbestanddeel van het leasetarief. Wordt de auto meer gebruikt dan vooraf ingeschat, dan zal het leasetarief stijgen, want een auto met een hogere kilometerstand is bij verkoop minder waard. Met deze toekomstige verkoopprijs wordt reeds rekening gehouden bij het bepalen van het leasetarief. Dit geeft aan dat de verkoop van de auto tot de normale bedrijfsuitoefening behoort. De leasemaatschappij is dus een wederverkoper.

 

In de praktijk blijkt dus dat er eerder sprake is van een wederverkoper dan op het eerste gezicht wordt aangenomen.

 

Margeregeling en aankoop gebruikt goed zonder btw

Wilt u de margeregeling toepassen, dan moet het goed dat u aankoopt aan voorwaarden voldoen. Het goed moet aan u zijn geleverd zonder btw, daarvan is sprake als het goed wordt geleverd door:

 

  1. Een particulier (= niet-btw-ondernemer, geen factuur uitgereikt).
  2. Een ondernemer die het goed uitsluitend gebruikt heeft voor btw-vrijgestelde prestaties (factuur uitgereikt).
  3. Een ondernemer die is ontheven van de administratieve verplichtingen (geen factuur uitgereikt).
  4. Een andere wederverkoper onder toepassing van de margeregeling (factuur uitgereikt).
  5. Een andere ondernemer of wederverkoper gevestigd in een andere EU-lidstaat onder de condities als genoemd onder 2, 3 of 4 (wel of geen factuur uitgereikt).

 

Als u ter zake van uw inkoop geen factuur is uitgereikt, dan moet u een inkoopverklaring opmaken en uitreiken aan degene die het goed aan u heeft geleverd. De inkoopverklaring heeft een voorgeschreven format. Diegene die het goed  aan u heeft geleverd, moet tevens verklaren dat hij voor de aankoop van het goed geen btw in aftrek heeft gebracht.

 

Inkoopverklaring en onderzoeksplicht

U hoeft geen inkoopverklaring op te stellen als aan u een factuur is uitgereikt. Dit betekent dat u zélf een onderzoeksplicht heeft. U zult dus moeten nagaan of u een goed inkoopt van een particulier, vrijgestelde ondernemer of een andere wederverkoper.

 

Ook moet u nagaan of het goed werkelijk is gebruikt en moet u zorgvuldig handelen ter voorkoming dat u ongewenst betrokken raakt bij (internationale)btw-fraude.

 

Verkoopt u een nieuw goed? Dan kunt u de margeregeling niet toepassen en moet u zoals gebruikelijk over de volledige vergoeding btw voldoen. Dat u bij de inkoop geen btw in rekening wordt gebracht of op een ontvangen factuur melding is gemaakt van de margeregeling doet hieraan niet af. Past u de margereling tóch toe, dan zal de Belastingdienst u bij controle een naheffingsaanslag opleggen.

(Bron: ABAB)