Archive for mei, 2016

Verhuurders van V&D-panden kregen er al vóórdat het faillissement van V&D werd uitgesproken van langs in de media. Zij zouden het noodlijdende V&D niet tegemoet hebben willen komen door de huurprijs te verlagen. Die medewerking was echter niet vereist. Huurders en verhuurders van winkelruimten kunnen een huurprijswijziging op grond van de wet afdwingen. Hoe gaat dat in zijn werk?

De wet bepaalt dat zowel een huurder als een verhuurder om een wijziging van de huurprijs kan vragen. Dit kan – kort gezegd – als de huurprijs niet overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimtes in de nabije omgeving. Een huurprijswijziging kan in principe elke vijf jaar worden gevraagd.

Partijen moeten daarvoor eerst gezamenlijk een deskundige benoemen, die een (nieuwe) huurprijs vaststelt. Als één van partijen hier niet aan wil meewerken, of niet kan instemmen met een advies van een deskundige, kan de rechter een deskundige benoemen.

Het spreekt voor zich dat het belangrijk is om te weten of een huurprijswijziging vragen überhaupt zinvol is. Schakel daarom altijd eerst een eigen deskundige in. Als hij deze vraag bevestigend beantwoordt, dan kunt u daarna eerst de andere partij en vervolgens eventueel de rechter benaderen.

Of V&D van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, is mij niet bekend. Dat had alleen gekund als vergelijkbare bedrijfsruimten in de directe omgeving een lagere huurprijs per m² hadden.

Voor veel ondernemers die een winkelpand huren is het zinvol om juist nu de huurprijs eens onder de loep te nemen. Zeker als in de directe omgeving van hun winkel veel winkelpanden leegstaan. Dan bestaat de kans dat de gemiddelde huurprijs de laatste jaren omlaag is gegaan en de ‘buren’ dus minder betalen.

Bent u van mening dat u als huurder te veel huur betaalt of vindt u juist dat uw huurder te weinig huur betaalt? Neem dan contact met mij op. Samen kunnen we kijken wat de mogelijkheden zijn.

(Bron: DVAN)

Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de aan X opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv omdat sprake is van een beoordelingsfout van de inspecteur.

Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2010 wijkt de inspecteur af van de door X ingediende aangifte. Hij constateert namelijk dat X geen recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. De in de aangifte geclaimde inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: ick) wordt niet gecorrigeerd. Nadat in het jaar 2014 blijkt dat de ick niet automatisch is aangepast na de correctie van de zelfstandigen- en startersaftrek, legt de inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslag ib/pvv 2010 op. X heeft volgens de inspecteur door een automatiseringsfout ten onrechte de ick ontvangen. X komt in beroep. In geschil is of de inspecteur mag navorderen. Niet in geschil is dat geen sprake is van een nieuw feit en evenmin van kwade trouw. Evenmin is in geschil dat X niet in aanmerking komt voor de ick.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat sprake is van een beoordelingsfout, die aan navordering in de weg staat. De inspecteur had bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv 2010 kunnen zien dat X na de correctie van de zelfstandigenaftrek geen recht op de ick had. Door de ick niet te corrigeren is sprake van onjuist inzicht van de inspecteur in het recht en heeft de inspecteur dus een beoordelingsfout gemaakt. De inspecteur had de ick handmatig kunnen corrigeren. De rechtbank onderkent dat als het aanslagprogramma wel goed had gewerkt, dat programma de ick had gecorrigeerd en de fout was voorkomen. Dit doet er echter niet aan af dat er ook sprake is van een beoordelingsfout. Navordering is niet mogelijk. Het beroep is gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.

(Bron: Taxlive)

Vera van Dijk: Standaardisatie in de BankenRapportage

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Vera van Dijk: Standaardisatie in de BankenRapportage

Mijn eerste blog opende met het idealistische gedachtegoed van SBR om slechts één keer te ‘taggen’ aan de bron en daarna ‘met één druk op de knop’ elk gewenst rapport te genereren. Dit zou niet alleen voor de overheid gelden, andere partijen kunnen hierop aansluiten. De banken hebben dit geprobeerd. Brengt dit dan wellicht de lastenverlichting?

Ondernemers kunnen de kredietrapportage aan de drie grote banken in SBR aanleveren. Kleine ondernemingen kunnen dit online via SBR Direct doen. Een XBRL export uit de financiële administratie exporteren en importeren in SBR Direct, even aanvullen en klaar. Aanlevering kan natuurlijk ook system-to-system.
Inhoudelijk zijn er echter verschillen in de elementen die de banken uitvragen en dat betekent helaas toch soms opnieuw ‘taggen’. Tevens vragen de banken diepgaandere informatie dan in een jaarrekening aan de KvK is opgenomen. Enkele voorbeelden:

Materiële vaste activa
In de bankentaxonomie dient in de balans de materiële vaste activa verder uitgesplitst te worden dan voor de KvK vereist is. De volgende nadere uitsplitsing wordt in de balans:

  • Huurdersinvesteringen
  • Vliegtuigen
  • Schepen
  • Inventaris
  • Automobielen en overige transportmiddelen.

Bovenstaande zou bij de jaarrekening waarschijnlijk zijn getagd als ‘Andere vaste bedrijfsmiddelen’. Voor de bank moet je dus alle grootboekrekeningen die hieraan gekoppeld zijn, opnieuw doorlopen en een specifieke bank tag moeten geven.
In de jaarrekening staat verder ‘Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering en vooruitbetaald’ opgenomen. Voor de toelichting in de bankenrapportage vraagt men echter een uitsplitsing naar ‘Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering’ en ‘Vooruitbetalingen op materiële vaste activa’. Dus ook hier weer de grootboekrekeningen doorlopen en een ander tagje eraan plakken.
In de bancaire toelichting is een uitsplitsing registergoederen opgenomen waar nadere informatie over de bedrijfsgebouwen, vliegtuigen en schepen kan worden gegeven. De informatie die hier wordt gevraagd, is ook vrij gedetailleerd. Per registergoed moet de aanschafwaarde, het aanschafjaar, de boekwaarde en afschrijvingsmethode worden vermeld. Dat betekent dat in de administratie in ieder geval de aanschafwaarde en cumulatieve afschrijvingen op separate grootboekrekeningen moeten worden bijgehouden. Enkel een grootboekrekening voor boekwaarde betekent extra handelingen bij het opstellen van de een banken rapportage.
Per registergoed moet tevens de zekerheden worden toegelicht met daarbij een opgave van de hoogte van de inschrijving en de rang.

Belangen
In de jaarrekening wordt de groep toegelicht. Voor de KvK moet daarvoor een overzicht worden gegeven van de geconsolideerde belangen. De banken gaan nog een stapje verder. Er wordt bij geconsolideerde belangen een uitsplitsing gevraagd naar:

  • Rechtspersonen die volledig in de geconsolideerde jaarrekening zijn betrokken
  • Rechtspersonen die volledig in de geconsolideerde jaarrekening zijn betrokken voor een deel evenredig aan het gehouden belang.

Vervolgens wordt gevraagd naar een overzicht van niet-geconsolideerde belangen met een uitsplitsing naar:

  • Dochtermaatschappijen zonder rechtspersoonlijkheid
  • Rechtspersonen opgenomen tegen nettovermogenswaarde
  • Rechtspersonen waarin voor meer dan 20% wordt deelgenomen.

En niet te vergeten dat bij iedere categorie en voor ieder ingevuld belang wordt gevraagd naar KvK nummer, naam, woonplaats, aandeel in geplaatst kapitaal, aandeel in stemrecht, reden van consolideren / niet consolideren.

Dat is nogal wat….

En dan vervolgens bij de toelichting op de financiële vaste activa nog eens een overzicht van Belangen in deelnemingen te vragen met nagenoeg dezelfde informatie!
U denkt vast: dat geldt voor de grote ondernemingen. Nee het gaat hier om de kredietrapportage klein commercieel consolidatie.

Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Voor de huur- en operationele leasecontracten verlangen de banken meer gedetailleerdere informatie dan nu in de jaarrekening is opgenomen. Voor ieder contract wordt o.a. een identificatie van het contract gevraagd, de looptijd, de einddatum en de jaarverplichting.

Vorderingen en schulden
In de bancaire toelichting wordt daarnaast veel informatie gevraagd over de vorderingen en de schulden. Daarbij valt te denken aan een identificatie van de vordering of de schuld, de naam van de tegenpartij, de boekwaarde, de jaarlijkse aflossing, het rentepercentage, een indicatie van de achterstelling en de verstrekte zekerheden. Voor de debiteuren en crediteuren wordt een uitsplitsing gevraagd naar betaaltermijn 30, 60, 90 en meer dan 90 dagen. Een eveneens praktisch probleem ontstaat zodra bijvoorbeeld de verstrekte zekerheden betrekking hebben op méér dan één financiering.

Opbrengsten en kosten
In de bancaire toelichting wordt een uitsplitsing naar activiteiten gevraagd. Voor iedere activiteit wordt de omzet en de kostprijs omzet gevraagd. Daarbij kan de kostprijs omzet nog uitgesplitst worden naar inkoopkosten, loonkosten en overige bedrijfskosten. De loonkosten en overige bedrijfskosten zijn echter specifieke reeds benoemde rubrieken in de winst- en verliesrekening. Wordt nu verlangd dat we deze kostenrubrieken dubbel gaan aanleveren?
Specifiek in de overige bedrijfskosten worden de franchisefee en managementfee gevraagd. Deze vallen dus niet onder bijvoorbeeld de overige personeelskosten of verkoopkosten, een uitsplitsing die veelal in de jaarrekening wordt gehanteerd.

De aanlevering naar de bank
De informatie die de banken uitvragen vereisen dus dat enkele grootboekrekeningen voor de bankenrapportage anders worden getagd dan voor de KvK. Daarnaast gaat de gevraagde informatie, met name in de bancaire toelichting, soms erg ver. Dit is veelal ook informatie die niet rechtstreeks uit de administratie komt. Bij de intermediairs is dit veelal opgeslagen in het permanent dossier.
Is alle informatie verplicht om aan te leveren? Naar mijn weten niet. En misschien wordt dat nou net de ‘redding’ in de efficiency: u kunt ervoor kiezen om alleen de informatie uit de jaarrekening en/of de aangifte inkomstenbelasting aan te leveren. Dan hergebruikt u de data conform het gedachtengoed van SBR!
Als die conclusie voorzichtig kan worden getrokken, zouden de banken dan wellicht ook de SBR-jaarrekening die reeds is opgesteld willen accepteren? Immers kregen zij in het verleden daar ook een kopie van. En als in het verleden niet werd verlangd dat we de jaarrekening ging herschrijven, waarom wordt in de digitale (SBR) variant de jaarrekening dan omgedoopt in een bankenrapportage?

(Bron: Accountancyvanmorgen)

Een ik-opa-testament wordt over het algemeen vormgegeven door middel van een lastbevoordeling (het klassieke ik-opa-testament) of door middel van een ‘uitgesteld’ legaat. De wijze waarop dit wordt vormgegeven kan grote fiscale gevolgen hebben.

Een ik-opa-clausule houdt simpel gezegd in dat de grootouder zijn kinderen tot erfgenamen benoemt onder de last een bedrag onvoorwaardelijk schuldig te erkennen aan zijn kleinkinderen.

 

Klassieke ik-opa-testament

Bij het klassieke ik-opa-testament kan men onder omstandigheden te maken krijgen met de fictiebepaling van artikel 10, lid 1 van de Successiewet 1956. Zie in dit kader het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2009 en de brief van 13 oktober 2009 van de staatssecretaris van Financiën. En omdat artikel 7 van de SW niet voorziet in een aftrek van eerder betaalde erfbelasting, leidt de toepassing van artikel 10 lid 1 SW tot dubbele belasting. Dit is uiteraard niet het geval wanneer slechts de vrijstelling is gelegateerd.

 

Uitgesteld legaat

Het alternatieve uitgesteld legaat is vergelijkbaar met het klassieke ik-opa-last. Dat is ook de reden waarom artikel 10 lid 9 SW is ingevoerd. In lid 9 is opgenomen dat lid 1 van artikel 10 ook van toepassing is als tot het vermogen van de erflater een of meer als gevolg van een uiterste wil ontstane schulden behoren. Maar alleen voor zover de nominale waarde van die schuld meer bedraagt dan de waarde van wat de ouders volgens erfrecht hebben verkregen van degene die de uiterste wil heeft opgemaakt, zonder rekening te houden met de schulden aan de kinderen.

 

Fiscale behandeling

De grondslag bij een fictieve verkrijging is op grond van lid 1 of lid 9 dus verschillend. Bij lid 1 vindt de belastingheffing plaats over de gehele ik-opa-vordering, terwijl bij lid 9 wordt geheven over dat deel van de ik-opa-vordering dat meer bedraagt dan het kind zelf uit de nalatenschap van grootouder heeft verkregen. Tamara Peters van Neijenhof stelt terecht in het Vakblad Estate Planning dat er een verschil is in de heffing voor twee economisch vergelijkbare situaties. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft wellicht kans van slagen. Dit is helaas niet gebeurd in de zaak van 3 juni 2014 bij Rechtbank Den Haag.

(Bron: Taxence)