Archive for juni, 2016

Reële holdingstructuur zet verzekeringsplicht dga buiten spel

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Reële holdingstructuur zet verzekeringsplicht dga buiten spel

Zonder feitelijke invulling van het criterium persoonlijke arbeid is er volgens Hof Amsterdam voor de werknemersverzekeringen geen sprake van een werknemer en zonder werknemerschap geen ‘Regeling aanwijzing dga’. Nu duidelijk is dat de staatssecretaris van Financiën afziet van cassatie tegen deze uitspraak staat de deur verder open voor discussies met de Belastingdienst over de vermeende verzekeringsplicht van de (middelijk) dga in de reële holdingstructuur.

Geen verzekeringsplicht

Centraal in de zaak voor Hof Amsterdam stond de verzekeringsplicht van twee dga’s die via hun persoonlijke holdings een (indirect) belang hadden van 40% in de werkmaatschappij. Met managementovereenkomsten tussen de werkmaatschappij en beide holdings verrichtten de dga’s bestuurswerkzaamheden voor de werk-bv. De inspecteur kijkt door de holdingsstructuur heen en gaat voor verzekeringsplicht voor de dga’s. Dit volgt immers uit de ‘Regeling aanwijzing dga’ waarin duidelijk is bepaald dat de dga-kwalificatie voor het uitsluiten van de werknemersverzekeringen, ook geldt voor de bestuurder die zeggenschap heeft in de algemene vergadering van de bv door tussenkomst van een rechtspersoon.

Dat die redenatie te kort door de bocht is, blijkt uit het oordeel van het hof. Volgens het hof is er geen verzekeringsplicht en hoeven er dus geen werknemersverzekeringen te worden afgedragen omdat in casu niet de dga’s de bestuurders van de werkmaatschappij zijn, maar hun persoonlijke holdings. Deze beide holdings kunnen als rechtspersonen niet in dienstbetrekking staan tot de werkmaatschappij.

Krachtige uitspraak

Een krachtige uitspraak die wat Léone Bource (loonbelastingspecialiste bij Bource-Snikkenburg Tax Advisors) betreft te weinig aandacht heeft gekregen. Het hof zet namelijk niet de gezagsverhouding centraal maar de persoonlijke arbeidsverplichting. Bource: “Ook voor de werknemersverzekeringen is sprake van een werknemer  als aan de drie criteria van een dienstbetrekking is voldaan: loon, persoonlijke arbeid en gezag. Cruciaal punt bij dga’s is de gezagsverhouding. De aan- of afwezigheid van die verhouding is in de ‘Regeling aanwijzing dga’ bepalend om de dga uit te sluiten van of aan te merken voor verzekeringsplicht. Alvorens echter toegekomen wordt aan die regeling, moet eerst sprake zijn van werknemerschap en die ontbreekt bij afwezigheid van de persoonlijke arbeidsverplichting. Zonder werknemerschap geen regeling – of dit nu de oude regeling is of de nieuwe ‘Regeling aanwijzing dga’ – en dus ook geen verzekeringsplicht.”

Reële holdingstructuur

Ingeval van een reële holdingstructuur is de persoonlijke arbeidsverplichting van de dga niet zondermeer aanwezig. Of hiervan sprake is hangt af van de feiten en omstandigheden. Bource legt uit: “Staat de persoonlijke holding van de dga bij de KvK vermeldt als bestuurder van de werkmaatschappij en wordt in de managementovereenkomst niet de exclusiviteit van de werkzaamheden voorbehouden aan enkel de dga (vervanging moet in ieder geval mogelijk zijn), dan is de persoonlijke arbeidsverplichting van de dga lastig te bewijzen. De inspecteur in de zaak voor Hof Amsterdam is in die bewijslast in ieder geval niet geslaagd.”

Relevantie

Het hofoordeel maakt extra duidelijk dat in de vele gevallen waarin een holdingstructuur voor verzekeringsplicht is voorgelegd aan de Belastingdienst, de inspecteur wellicht te snel het stempel werknemersverzekeringen heeft opgelegd. Temeer nu is gebleken dat de staatssecretaris van Financiën vanwege de feitelijke aard afziet van cassatie. Bource adviseert de praktijk om de verzekeringsplicht van de dga in de reële holdingstructuur nog eens tegen het licht te houden. “Het ontbreken van de persoonlijke arbeidsverplichting in de relatie met de werkmaatschappij biedt voldoende perspectief voor een feitelijke discussie met de Belastingdienst over de gestelde verzekeringsplicht van de dga. Daar waar die verzekeringsplicht juist gewenst is, zal mogelijk de persoonlijke arbeidsrelatie contractueel wat meer moeten worden ingevuld.”

(Bron: Taxlive)

Mogelijke aanpassing innovatiebox vanaf 2017 22-06-2016

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, innovatie
Reacties uitgeschakeld voor Mogelijke aanpassing innovatiebox vanaf 2017 22-06-2016

Sinds 2010 kunnen innovatieve ondernemingen gebruikmaken van de innovatiebox. Daarmee hoeft over de winst uit technisch-innovatieve activiteiten slechts 5% vennootschapsbelasting afgedragen te worden in plaats van 20% of 25%. Vanwege de populariteit van de regeling en mogelijke internationale belastingconcurrentie, heeft de innovatiebox ook de aandacht van de Europese Commissie en de G20. Staatssecretaris Wiebes van Financiën komt daarom met een (concept)wetsvoorstel om de innovatiebox met ingang van 2017 aan te passen.

 

Wat zou er wijzigen aan de innovatiebox?

 

  • Activiteiten niet uitbesteden
    Het wetsvoorstel benadrukt dat in Nederland reële innovatieve activiteiten plaatsvinden. Deze activiteiten mogen niet worden uitbesteed aan bijvoorbeeld groepsmaatschappijen in andere landen. Dit kan in sommige situaties tot gevolg hebben dat na 2017 minder winst onder de innovatiebox zal vallen.
  • Onderscheid tussen grote en kleine ondernemingen
    Er gaat verschil worden gemaakt tussen grote en kleine ondernemingen. Of er sprake is van een grote of kleine onderneming, zal worden getoetst aan een aantal criteria zoals de opbrengsten van de immateriële bedrijfsmiddelen (knowhow, octrooien of kwekersrechten) en de totale groepsomzet. Dit zal steeds over een referentieperiode van vijf jaren worden beoordeeld.
  • Aanvullende eisen voor grote ondernemingen
    Voor kleine ondernemingen blijft de regeling vergelijkbaar met de huidige. Met een WBSO-verklaring hebben zij nog steeds toegang tot de innovatiebox. Voor grote ondernemingen blijft een WBSO-beschikking ook verplicht. Zij moeten daarnaast echter aan aanvullende eisen voldoen. Wil een grote onderneming van de innovatiebox gebruik kunnen (blijven) maken, dan moet er ook sprake zijn van een octrooi, een kwekersrecht, software of een vergunning voor een geneesmiddel.

 

Het wetsvoorstel bevat ook overgangsregels. Daarmee kunnen ondernemingen die nu wel, maar na 2017 niet meer voor de innovatiebox in aanmerking komen, toch nog een aantal jaar gebruikmaken van de regeling.

 

Gebruik maken van de (huidige) innovatiebox? Onderneem tijdig actie!

Deze wijzigingen zijn nog slechts een voorstel. Mocht u echter in 2016 nog gebruik willen maken van de innovatiebox, dan is het belangrijk dat u tijdig actie onderneemt. Maakt u al gebruik van de innovatiebox, dan kan het slim zijn om te beoordelen wat de gevolgen van de wijzigingen voor u zouden zijn.

(Bron: ABAB)

Y had op 25 juli 2003 een testament opgemaakt waarin hij Z als enige erfgenaam benoemde als hij geen afstammelingen zou achterlaten. Y en Z waren niet gehuwd en hadden geen geregistreerd partnerschap. Op 2 september 2004 werd de zoon (X) van Y en Z geboren. Y paste zijn testament niet aan. Op 25 augustus 2013 overleed Y. De inspecteur legde aan X een aanslag erfbelasting van € 37.648 op, gebaseerd op een belaste verkrijging van € 247.369 en een vrijstelling van € 19.535. De 11-jarige X ging in beroep en stelde dat hij en zijn moeder Z beiden recht hadden op de helft van de nalatenschap. Volgens X legde de inspecteur het testament te strikt uit, omdat het niet de bedoeling van zijn vader kon zijn geweest om zijn moeder uit te sluiten van de nalatenschap. Rechtbank Den Haag handhaafde echter de aanslag. Op het hoger beroep van X heeft Hof Den Haag de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. Alleen X kon worden aangemerkt als erfgenaam van Y, omdat Z niet was gehuwd met Y en niet was geregistreerd als zijn partner. Uit het testament vloeide niet voort dat Z recht had op een deel van de nalatenschap. X had volgens het Hof niet aannemelijk gemaakt dat het testament niet de wil van Y weergaf of dat Y bij het opmaken daarvan niet kon worden geacht zijn wil daarover te bepalen. Het testament was in duidelijke bewoordingen gesteld. De partner was in het testament aangewezen als erfgenaam wanneer er geen afstammelingen waren. Tot slot verwierp het Hof het beroep van X om op basis van het gelijkheidsbeginsel een besluit van 25 maart 2013 toe te passen. Volgens het Hof deed zich geen van de daarin genoemde gevallen voor en kon het besluit niet worden toegepast in gevallen die daarin niet waren opgenomen. Verder was geen sprake van een ongelukkige redactie van het testament waarbij iemand tegen de bedoeling van de erflater in werd uitgesloten van de nalatenschap, en was ook niet duidelijk dat Y zou zijn vergeten om het testament aan te passen. Bij de erfstelling was immers al rekening gehouden met eventuele afstammelingen.

(Bron: FUTD)

Faillissementswet gewijzigd: wettelijke grondslag voor stille curator

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Faillissementswet gewijzigd: wettelijke grondslag voor stille curator

De zogenoemde stille curator heeft vanaf vandaag (dinsdag 21 juni) een wettelijke grondslag. Dat is het gevolg van het feit dat de Tweede Kamer akkoord ging met een aanpassing van de Faillissementswet (Wet continuïteit ondernemingen I U verlaat Rechtspraak.nl ). Een amendement dat regelt dat werknemers een plek aan tafel krijgen als een faillissement wordt voorbereid, haalde het ook.

De werkwijze van de meeste rechtbanken wordt hierdoor geformaliseerd. Zij benoemden al stille bewindvoerders. Er was hiervoor een sterke roep uit de praktijk, omdat hierdoor bij een (dreigend) faillissement de schade kan worden beperkt bij klanten, werknemers en schuldeisers.

Hoe werkt het?

Stille bewindvoering werkt als volgt. Als een bedrijf in ernstige financiële moeilijkheden verkeert, kan het de rechtbank vragen welke advocaat curator wordt, mocht het inderdaad failliet gaan. Die persoon kan, vooruitlopend op het eventuele faillissement, al aan de slag. Hij of zij wordt dan een ‘stille bewindvoerder’ genoemd. ‘Stil’ omdat zijn aanwijzing niet publiekelijk bekend wordt gemaakt (bij de benoeming van een bewindvoerder bij surséance van betaling of van een curator bij een faillissement is dat wel zo). De rechtbank wijst niet alleen een stille bewindvoerder aan: zij noemt ook de naam van de rechter-commissaris die bij een eventueel faillissement toezicht zal houden. Die persoon heet de ‘stille rechter-commissaris’ of ‘beoogde rechter-commissaris’.

Doorstart

De stille bewindvoerder laat zich door de ondernemer informeren over wat hem te wachten staat bij een faillissement. Verder kan de bewindvoerder antwoord geven op vragen, bijvoorbeeld over de mogelijkheden van een doorstart (na faillissement). De gedachte is dat de stille bewindvoerder, als hij eenmaal bij het faillissement inderdaad tot curator is benoemd, met deze voorbereide doorstart sneller kan instemmen. De rechter-commissaris (die als stille rechter-commissaris ook al van de doorstart kennis heeft genomen) kan de doorstart vervolgens sneller goedkeuren.

Amendement

De Tweede Kamerleden Recourt en Tanamal dienden vorige week tijdens het wetgevingsoverleg een amendement in dat regelt dat werknemers worden geïnformeerd als een faillissement wordt voorbereid. Ook krijgen werknemers straks vertegenwoordiging in de commissie van schuldeisers. Een Kamermeerderheid stemde in met het amendement.

Wetgevingsadvies: extra kosten

In zijn overwegend positieve wetgevingsadvies wees de Raad voor de rechtspraak eerder op de extra kosten die invoering van het wetsvoorstel met zich meebrengt. Die zijn substantieel: jaarlijks zo’n 835.000 euro, is de inschatting. De Raad vroeg nadrukkelijk aandacht voor deze financiële consequentie. De extra kosten worden onder meer veroorzaakt doordat  de rechter-commissaris ongeveer twee keer zo veel tijd kwijt is aan stille bewindvoering dan aan een regulier faillissement. Daarnaast leidt de nieuwe werkwijze jaarlijks naar verwachting tot honderden extra verzoekschriftprocedures en insolventie-handelingen. Tijdens het debat in de Kamer vorige week werd hiervoor ook aandacht gevraagd door de Kamerleden. De minister gaf in dit verband aan met de Raad voor de rechtspraak in onderhandeling te zijn over de prijsperiode 2017-2019.

(Bron: Rechtspraak.nl)

Boekwinst voormalig bedrijfspand geen herinvesteringsreserve na overdracht ondernemingsactiviteiten

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, inventaris (ook bedrijfsmiddelen en gebouwen en terreinen)
Reacties uitgeschakeld voor Boekwinst voormalig bedrijfspand geen herinvesteringsreserve na overdracht ondernemingsactiviteiten

Bij de verkoop van een bedrijfsmiddel kunt u de behaalde boekwinst opnemen in een herinvesteringsreserve om te voorkomen dat u direct belasting moet betalen over de opbrengst. De gereserveerde boekwinst wordt afgeboekt op de aanschafprijs van andere bedrijfsmiddelen. Voorwaarde is dat u de herinvesteringsreserve gebruikt binnen drie jaar nadat deze is gevormd. Doet u dit niet, dan valt de reserve vrij in de winst. U moet dan alsnog belasting over de boekwinst betalen. Wilt u gebruikmaken van herinvesteringsreserve? Dan moet u zeker zijn of u deze wel kunt vormen.

 

Casus: bedrijfspand na overdracht activiteiten geen bedrijfsmiddel meer

In de volgende casus blijft een bedrijfspand over na overdracht van de ondernemingsactiviteiten. Het bedrijfspand werd vervolgens verkocht. De Hoge Raad oordeelde dat bij latere verkoop van het leegstaande pand geen herinvesteringsreserve kon worden gevormd.

 

Een ondernemer exploiteerde een apotheek in een eigen bedrijfspand. Vervolgens huurde de apotheker een ander pand en zette het bedrijfspand te koop. De ondernemingsactiviteiten werden zonder belastingheffing in een bv ingebracht. Het leegstaande pand werd niet ingebracht. Na verkoop wilde de bv voor de boekwinst op het bedrijfspand een herinvesteringsreserve vormen. De inspecteur weigerde de aftrek.

 

De Hoge Raad oordeelde dat het bedrijfspand niet meer aangemerkt kon worden als bedrijfsmiddel na de overdracht van de ondernemingsactiviteiten in de bv. Daarmee vervulde het bedrijfspand geen functie meer voor de eigen activiteiten van de bv. Hierdoor ontstond volgens de Hoge Raad een situatie waarin de behaalde boekwinst niet meer kon worden gebruikt voor de aanschaf en/of verbetering van een ander bedrijfsmiddel. De behaalde boekwinst kon dus niet worden uitgesteld.

(Bron: ABAB)

Een vof of maatschap is vanaf 2015 geen btw meer verschuldigd over het privégebruik van de woning. Voorwaarde is dat de vof of maatschap ten tijde van de bouw van de woning, de over de bouw verschuldigde btw volledig heeft teruggevraagd.

In een arrest van 30 oktober 2015 van de Hoge Raad had een maatschap, bestaande uit drie personen, alle btw teruggevraagd die betaald was bij de bouw van de woning van twee van de maatschapsleden. Onder de huidige wetgeving mag alleen btw over de bouw worden teruggevraagd voor het deel van de woning dat zakelijk wordt gebruikt. Tot 2011 kon bij de bouw van de woning alle btw in aftrek worden gebracht. Door de Belastingdienst is in het bedoelde arrest aangevoerd dat het privédeel van de woning niet tot het btw-vermogen van de maatschap kan behoren. De Hoge Raad is in deze stelling meegegaan. Dit betekent dat bij de vof of maatschap geen btw over het privégebruik van de woning kan worden geheven.

Situatie tot 2011

Tot 2011 kon bij de bouw van een pand dat zowel zakelijk als privé werd gebruikt, alle btw in aftrek worden gebracht. Ook voor zover de btw betrekking had op het privégebruik van het pand. Vervolgens wordt voor het privédeel jaarlijks een correctie in de vorm van een bijtelling voor het privégebruik toegepast. Deze bijtelling dient te worden toegepast aan het eind van het jaar waarin de btw is afgetrokken en aan het eind van de negen daarop volgende jaren.

Maak alvast bezwaar

Het arrest van de Hoge Raad kan tot resultaat hebben dat er vanaf het jaar 2015 geen btw meer kan worden geheven bij de vof of maatschap voor het privégebruik van de woning. Hoewel de gevolgen van het arrest nog geen volledig uitgemaakte zaak zijn, is het raadzaam om in voorkomende gevallen waar mogelijk bezwaar te maken tegen de eindejaarsaangifte btw over 2015. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het door de Belastingdienst is ontvangen binnen zes weken nadat de afdracht van btw op aangifte heeft plaatsgevonden. Vraag uw adviseur hierover.

(Bron: HLB)

Op 19 mei 2016 heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel bescherming erfgenamen tegen schulden aangenomen (hierna: ‘de Wet BETS’of ‘het Wetsvoorstel’). De Eerste Kamer heeft op 7 juni jl. zonder verdere beraadslaging ingestemd met het voorstel. Daarmee treedt het Wetsvoorstel met ingang van 1 september 2016 in werking. Wat verandert er nu concreet ten opzichte van de huidige wetgeving?

Zuivere aanvaarding door gedraging aan banden gelegd

In de Wet BETS is een beschermingsregeling getroffen ten behoeve van erfgenamen tegen nalatenschapsschulden. De nieuwe wet beoogt onder andere een beperking van zuivere aanvaarding door gedrag. Een zuivere aanvaarding houdt in dat de erfgenaam, naast de baten, ook de lasten van de nalatenschap voor zijn rekening neemt. Als de saldo van de nalatenschap onvoldoende verhaal biedt, is de erfgenaam met zijn privévermogen aansprakelijk.

De huidige situatie

In de huidige wetgeving is het zo dat de erfgenaam die zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt, de nalatenschap zuiver aanvaardt. Met andere woorden, de erfgenaam laat door zijn gedragingen blijken dat hij zich als rechthebbende beschouwt. Of een bepaalde gedraging een stilzwijgende aanvaarding kan opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Zo heeft de Hoge Raad op 22 mei 2015 in het Koperen Pan-arrest geoordeeld dat het betalen van een etentje met de pinpas van de erflater op diens sterfdag niet moest worden gezien als een daad van zuivere aanvaarding. De kinderen van erflater genoten samen met hun partners een maaltijd in restaurant ‘De Koperen Pan’ op de sterfdag om te overleggen over de uitvaart. De Hoge Raad rekende deze kosten tot een handeling die erop gericht was de erflater een passende uitvaart te bezorgen. Het maken van redelijke kosten hiervoor kon niet worden gerekend tot een daad van zuivere aanvaarding. Het arrest van het Hof werd vernietigd.

Erfgenaam beter beschermd?

Wanneer een gedraging moet worden aangemerkt als een daad van zuivere aanvaarding bleek in de praktijk steeds meer een grijs gebied. De Wet BETS zal hier verandering in brengen. Met de komst van deze wet aanvaardt de erfgenaam namelijk alleen zuiver door gedrag als hij goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op een andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt. Op deze wijze zullen erfgenamen beter weten waar ze aan toe zijn en  minder snel in de financiële problemen komen.

Mochten erfgenamen de nalatenschap wél bewust zuiver aanvaarden, dan regelt de Wet BETS dat als erfgenamen na zuivere aanvaarding van de nalatenschap een onverwachte schuld tegenkomen, zij binnen 3 maanden naar de kantonrechter kunnen gaan om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden. Met als gevolg dat zij niet (meer) aansprakelijk zijn voor deze schuld, ook niet met hun privévermogen.

Of de Wet BETS de gewenste bescherming van erfgenamen met zich gaat meebrengen, zal de tijd moeten uitwijzen. Het risico blijft namelijk bestaan dat de erfgenaam onbewust zuiver aanvaardt. Zo zal bijvoorbeeld discussie blijven bestaan over de vraag wanneer een goed aan het verhaal van schuldeisers wordt onttrokken of zullen sommige gedragingen ook als beschikkingshandeling kunnen worden aangemerkt. Met de komst van de wet is in ieder geval een stap in de goede richting gezet.

(Bron: DVAN)

Van vast naar variabel pensioen

Bouwen uw werknemers hun pensioen op via een premie- of kapitaalovereenkomst? Zo ja, dan kunnen zij straks gaan kiezen tussen een vast pensioen, een flexibel pensioen of een combinatie van beiden. De Eerste Kamer is namelijk op dinsdag 14 juni 2016 akkoord gegaan met de verbeterde premieregeling.

Van vast naar variabel

De verbeterde premieregeling biedt een optimaler pensioenresultaat. Werknemers hoeven de door hen via een premie-of kapitaalovereenkomst opgebouwde pensioenaanspraken, op pensioendatum niet meer verplicht om te zetten in een vast, gegarandeerd pensioen. Zij kunnen gaan kiezen tussen een vast pensioen, een variabel pensioen of een combinatie van beiden.

Nettopensioenregeling

Het wordt straks ook mogelijk om bij een nettopensioenregeling een variabele uitkering aan te kopen. Hiervoor ligt momenteel een ontwerpbesluit bij de Tweede Kamer. Met een nettopensioenregeling kunnen werknemers fiscaal vriendelijk bijsparen, nu sinds 2015 het maximale salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd is beperkt tot € 100.000 (2016: € 101.519).

(Bron: HLB)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het verlies op alle overgedragen onroerende zaken hoger is dan € 14.487.389. De aanslag blijft in stand, aangezien de inspecteur al rekening heeft gehouden met een verlies van € 15,5 mln.

X bv houdt zich bezig met projectontwikkeling. In haar VPB-aangifte 2009 houdt X bv rekening met een negatief voordeel ter zake van de vervreemding van kavels van € 10 mln. De inspecteur accepteert dit verlies. X maakt vervolgens bezwaar en stelt dat het verlies bijna € 31 mln bedraagt. Zij beroept zich daarbij op een taxatierapport. X bv en de inspecteur spreken vervolgens af dat aan de hand van de waardering van zes kavels/projecten een extrapolatie zal worden uitgevoerd, waarmee de waarde van alle kavels wordt bepaald. De inspecteur stelt het verlies, op grond van een toezegging, uiteindelijk vast op € 15,5 mln. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat het verlies meer dan € 15,5 bedraagt. De rechtbank overweegt daarbij dat de inspecteur per project de waardering op de individuele situatie heeft toegespitst en dat in het taxatierapport van X bv niet per project/kavel is onderbouwd hoe reëel de verwachting is dat er al dan niet in de toekomst alsnog gebouwd kan worden op de verschillende locaties en op welke termijn. De rechtbank wijst er verder nog op dat X bv in haar waardering uitgaat van de waarde in agrarische staat. Volgens de rechtbank maakt X bv echter niet aannemelijk dat moet worden uitgegaan van de waarde in agrarische staat. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat het verlies op alle overgedragen onroerende zaken, na de extrapolatie, hoger is dan € 14.487.389. Het hof stelt de verliezen daarbij, op grond van de taxatierapporten, vast op € 1.918.136 (project Meerstad), nihil (project Zuidlanden), € 109.532 (project Leuriks-Oost), € 3.709.794 (project Kloosterveen), € 1.434.487 (project Waterwijk) en € 300.000 (project Osdorp). Aangezien de inspecteur al rekening heeft gehouden met een verlies van € 15,5 mln, is het gelijk aan de inspecteur. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

(Bron: Taxlive)

De Hoge Raad heeft geoordeeld over een zaak waarin de vraag centraal stond of de boekwinst behaald bij de verkoop van een leegstaand apothekerspand voor het vormen van een herinvesteringsreserve (HIR) in aanmerking komt.

Een ondernemer mag de boekwinst op bedrijfsmiddelen onder bepaalde voorwaarden opnemen in de herinvesteringsreserve. Eén van de voorwaarden (zie voor meer voorwaarden: www.belastingdienst.nl) is bijvoorbeeld dat op de balansdatum een voornemen bestaat om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. De boekwinst op het verkochte bedrijfsmiddel neemt de ondernemer dan niet op in de fiscale winst, maar wordt toegevoegd aan de herinvesteringsreserve. Zo wordt er niet direct belasting wordt geheven over die boekwinst.

Leegstaand apothekerspand

Een apotheker dreef een apotheek in de vorm van een eenmanszaak. Het pand waarin deze apotheek werd geëxploiteerd behoorde tot het ondernemingsvermogen van de eenmanszaak. In 2006 heeft de apotheker ten behoeve van de apotheek geïnvesteerd in een door haar gehuurd pand (hierna: het huurpand). Vanaf 8 januari 2007 hield zij de apotheek in het huurpand. Vanaf dat moment stond het eigen pand leeg. Sinds 9 maart 2007 heeft zij het eigen pand te koop aangeboden. Vervolgens zette de apotheker haar eenmanszaak medio 2007 om in een BV. Het bedrijfspand en de ondernemingsactiviteiten zijn in twee separate BV’s ingebracht, namelijk A BV (bedrijfspand) en B BV (ondernemingsactiviteiten). Sinds 19 maart 2009 vormen A BV en B BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Op 30 januari 2009 heeft A BV het eigen pand verkocht. Daarbij heeft A BV een boekwinst behaald van € 260.959. Voor dit bedrag heeft belanghebbende een herinvesteringsreserve gevormd in de zin van artikel 3.54 van de Wet IB 2001 in samenhang gelezen met artikel 8, lid 1, van de Wet Vpb.

De inspecteur heeft bij de aanslagregeling voor het jaar 2009 de door belanghebbende gevormde herinvesteringsreserve gecorrigeerd en de boekwinst van € 260.959 tot de belastbare winst van belanghebbende gerekend.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het bedrijfspand vanaf de oprichting van A BV (medio 2007) niet meer als bedrijfsmiddel kan worden aangemerkt. Volgens het hof behoort het pand namelijk tot de voorraad van A BV. Het hof is het met de inspecteur eens dat er geen HIR kan worden gevormd voor de boekwinst. Of er sprake is van een herinvesteringsvoornemen is dan niet meer van belang.

De Hoge Raad redeneert dat een zaak die de functie van bedrijfsmiddel heeft, die functie pas verlies als zij is verkocht of wordt aangewend voor een nieuwe ondernemingsactiviteit waarin die zaak fungeert als voor de omzet bestemde voorraad (zie het arrest BNB 2008/213, onderdeel 3.3). Volgens de Hoge Raad wordt aan toepassing van deze regel in dit geval niet toegekomen. Na de inbreng van de apothekersonderneming heeft het bedrijfspand geen functie meer vervuld ten behoeve van de ondernemingsactiviteiten van A BV.

(Bron: Accountancyvanmorgen)