Archive for juni, 2016

De fiscus mag er niet zomaar van uitgaan dat fouten in uw administratie die zich het ene jaar voordoen, ook in andere jaren voorkomen. Dat heeft de rechter eerder bepaald. Alleen in zeer bijzondere gevallen is dit toegestaan.

Als ondernemer bent u verplicht een administratie te voeren. Wat dit precies omvat, is niet wettelijk bepaald. Wel is bepaald dat uw financiële rechten en plichten, waaronder uw fiscale, uit uw administratie moeten zijn af te leiden. Bij fouten of onvolkomenheden kunnen correcties en boetes worden opgelegd.

Zaak over afdrachtvermindering onderwijs

In de betreffende zaak had een ondernemer de afdrachtvermindering onderwijs geclaimd over de jaren 2009 tot en met 2013. Deze fiscale tegemoetkoming bestond tot 2015 voor werknemers die een beroepspraktijkopleiding volgden. Deze faciliteit kende de nodige administratieve eisen, waaraan deze ondernemer niet altijd had voldaan. Het gevolg was dat de inspecteur een naheffing oplegde over het jaar 2012, die 15% bedroeg van de dat jaar geclaimde afdrachtvermindering. Vervolgens paste de inspecteur deze correctie ook toe op de jaren 2009, 2010, 2011 en 2013, zonder daadwerkelijk te onderzoeken of ook over die jaren een naheffing gerechtvaardigd was. Daarop stapte de ondernemer naar de rechter.

Naheffing en boetes teruggedraaid

De rechter was van mening dat een eenmaal gevonden tekortkoming in de administratie niet zomaar mag worden toegepast op niet-onderzochte jaren. Dit mag alleen in zeer uitzonderlijke gevallen. Of hiervan sprake was, had de inspecteur niet onderzocht. Daarom mocht in de onderhavige situatie het gevonden foutpercentage niet zomaar worden toegepast op de niet-onderzochte jaren. De naheffingen en boetes over de niet-onderzochte jaren verdwenen daarop van tafel.

Let op! De fiscus mag een fout wel doorvoeren naar andere jaren als er voldoende reden is om aan te nemen dat de feitelijke situatie in deze jaren een constant beeld vertoont. Daarnaast mag de fiscus ook een fout doorvoeren naar andere jaren als van tevoren duidelijk is dat de data in die jaren in dezelfde mate fouten vertonen als die van het onderzochte jaar.

Heeft u vragen naar aanleiding van deze uitspraak, neem dan contact op met uw adviseur.

(Bron: HLB)

Wetsvoorstel voor meer bescherming erfgenamen tegen schulderfenissen aangenomen in Eerste Kamer

Gisteren is in de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen om erfgenamen te beschermen tegen onverwachte schulden in een erfenis. De regeling gaat in op 1 september 2016. “De wet zegt nu nog dat je een erfenis kunt accepteren door je te gedragen als erfgenaam. En dat als er dan schulden zijn je die uit eigen portemonnee moet betalen,” aldus Lucienne van der Geld van Netwerk Notarissen. Het wetsvoorstel brengt hierin maar ten dele verandering.

Twee wijzigingen

In het wetsvoorstel wordt de wet op twee punten aangepast. Er wordt verduidelijkt wanneer je je gedraagt als erfgenaam en zo de erfenis accepteert. Ook komen er mogelijkheden om een erfenis alsnog beneficiair te aanvaarden. Dit kan als je er na het accepteren van de erfenis achter komt dat er een voor jou onbekende schuld is. Door beneficiaire aanvaarding beschermen erfgenamen zich tegen eventuele schulderfenissen. Van der Geld: “De in het wetsvoorstel opgenomen gedragingen nemen niet alle onzekerheid weg. Ze zijn namelijk heel algemeen omschreven. Hoe zit het met een erfgenaam die een ogenschijnlijk waardeloze vaas naar de kringloop brengt; heeft hij de erfenis onbewust toch aanvaard? Er ontstaat een ‘grijs’ gebied en dat levert in de praktijk onduidelijkheden op.”  Ook wordt het probleem van een ‘woning onder water’ niet opgelost. De erfgenaam die een woning erft met een forse hypotheekschuld, draait waarschijnlijk nog steeds voor die schuld op. Netwerk Notarissen adviseert erfgenamen daarom nog steeds om beneficiair te aanvaarden, ook als het wetsvoorstel is aangenomen.

Schulderfenis

Toen in de eerste crisisjaren steeds duidelijker werd dat het aantal schulderfenissen steeg, hebben Netwerk Notarissen en het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit, de politiek geadviseerd de wet aan te passen om erfgenamen te beschermen tegen schulderfenissen. Zij schreven daarvoor een rapport met knelpunten in de wet. Van der Geld: “Een van de geconstateerde knelpunten uit ons rapport is dat je zonder dat je het weet een schulderfenis kunt accepteren. De wet zegt dat je een erfenis kunt accepteren door je te gedragen als erfgenaam. En dat als er dan schulden zijn je die uit eigen portemonnee moet betalen.” De wet die 1 september a.s. in werking treedt, neemt dat knelpunt ten dele weg. “Er wordt nu wel een stap in de goede richting gezet”, vindt Lucienne van der Geld.

(Bron: Netwerknotarissen)

Ook een extern adviseur die de regie in handen heeft met betrekking tot de financiële zaken van een in moeilijkheden verkerend bedrijf, is geen feitelijk bestuurder. Dus als het bedrijf toch failliet gaat, kan de ontvanger de externe adviseur niet aansprakelijk stellen voor onbetaald gebleven belastingschulden.

Na de faillissementen van enkele vennootschappen in een concern, stelde de fiscus de externe adviseur van het concern aansprakelijk voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen van die vennootschappen. Uit verklaringen tijdens het FIOD-onderzoek en de strafzaak bleek dat de adviseur ‘de touwtjes in handen had’ en dat hij de beslissingen nam. Bij die beslissingen werden zijn adviezen doorgaans overgenomen. Ook was hij ongeveer 1,5 dagen per week aanwezig bij het concern. Het hof oordeelde desondanks dat de adviseur niet was aan te merken als feitelijk bestuurder. De adviseur was gespecialiseerd in het herstructureren van in moeilijkheden verkerende concerns en bedrijven. Bij aanvang van de begeleiding van dergelijke bedrijven stelde hij actielijsten op van nog te regelen zaken, waaronder een eventuele melding betalingsonmacht. Deze handelingen zijn volgens het hof handelingen die van een dergelijk adviseur kunnen worden verwacht. Van een buiten zijn functie van extern bedrijfskundig adviseur treden of het feitelijk verrichten van bestuurshandelingen was dan ook geen sprake. Nu de adviseur niet feitelijk beleidsbepaler is geweest, kon hij niet aansprakelijk worden gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen. Het gelijk was daarmee aan de adviseur.

(Bron: Taxence)

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd, wegens het ontbreken van de administratie. X moet het door haar geclaimde recht op aftrek van voorbelasting namelijk staven met facturen.

Y, de dochter van belanghebbende, X, verzorgt de administratie van X. In 2013 stelt de inspecteur een boekenonderzoek in. Naar aanleiding van het boekenonderzoek legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag op aan X, omdat X geen facturen kan overleggen. X stelt dat Y enkele malen is verhuisd en dat de administratie daarbij in het ongerede is geraakt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X het risico heeft genomen dat de administratie in het geval van verhuizing kwijt zou raken. Dit risico dient volgens de rechtbank voor haar rekening en risico te blijven. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Volgens het hof moet X het door haar geclaimde recht op aftrek van voorbelasting staven met facturen. Dat de administratie is zoekgeraakt door de verhuizingen van Y tussen diverse ggz-instellingen, ontslaat X niet van deze verplichting, volgens het hof. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

(Bron: Taxlive)

Doorbelasten kosten aan dochter-BV’s onvoldoende voor ondernemerschap

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Doorbelasten kosten aan dochter-BV’s onvoldoende voor ondernemerschap

BV X was een holdingvennootschap met een aantal dochtermaatschappijen, waaronder Holding BV Y die 12 dochter-BV’s had. Alle aandelen in BV X waren in handen van BV D, die de directie voerde voor de onderliggende vennootschappen. BV X berekende managementkosten met BTW door aan haar dochtermaatschappijen en BV Y berekende accountantskosten voor jaarrekeningen met BTW deels door aan haar dochter-BV’s. Na een boekenonderzoek legde de inspecteur naheffingsaanslagen BTW op aan BV X (2009-2011) en BV Y (2009-2012). Volgens de inspecteur waren zij geen ondernemer voor de BTW en hadden zij daarom ten onrechte voorbelasting in aftrek gebracht. Rechtbank Gelderland besliste op het beroep van BV X en BV Y dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat rechtsbetrekkingen bestonden tussen hen en hun dochtermaatschappijen en dat zij voor hun dochtermaatschappijen geen prestaties hadden verricht. De enkele doorbelasting van aan BV X en BV Y gerichte facturen was zonder nadere toelichting niet voldoende. De aard en omvang van de verrichte dienstverlening en de daarvoor bedongen vergoedingen waren niet aannemelijk gemaakt. Bovendien hadden BV X en BV Y niet verklaard hoe de (mondelinge) managementovereenkomsten zich verhielden tot de managementdiensten die BV D voor het concern verrichtte. De Rechtbank verwierp ook de stelling van BV X en BV Y dat zij een f.e. voor de BTW vormden met respectievelijk BV Y en tien dochter-BV’s. Hun activiteiten strekten niet in hoofdzaak tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel en de activiteiten van de ene vennootschap werden ook niet in hoofdzaak voor een andere vennootschap uitgeoefend. De Rechtbank nam daarbij in aanmerking dat geen prestaties voor derden of onderlinge prestaties hadden plaatsgevonden. Er was geen sprake van economische verwevenheid, zodat BV X en BV Y geen deel konden uitmaken van een f.e. Tot slot besliste de Rechtbank dat BV X en BV Y ook geen beroep konden doen op de holdingresolutie van 18 februari 1991, omdat zij niet hadden verzocht om in een f.e. te worden opgenomen. Zij hadden dus niet voldaan aan alle voorwaarden van de resolutie.

(Bron: FUTD)

Waar moet u op letten bij een bedrijfsoverdracht binnen de familie? Voor familiebedrijven is continuïteit één van de belangrijkste doelstellingen. Daarnaast spelen fiscale aspecten een grote rol. De Belastingdienst kijkt bij de overdracht namelijk kritisch mee. Het bedrijf is er voor bestaanszekerheid van de huidige generatie, de volgende generatie en liefst nog vele generaties daarna.

Belastingclaims bij bedrijfsoverdracht

Bij de overdracht van een persoonlijke onderneming moet u rekening houden met belastingclaims. Inkomstenbelasting is aan de orde als de overdrager bij de bedrijfsoverdracht fiscale winst realiseert. Dat is het geval als de onderneming wordt verkocht voor meer dan de fiscale boekwaarde. De overdrager realiseert dan stille reserves in vermogensbestanddelen en/of goodwill in de onderneming. Daarover betaalt de overdrager het progressieve belastingtarief in box 1.

Let op! Bij bedrijfsoverdracht moet u ook rekening houden met de desinvesteringsbijtelling. Dat is een fiscale winstpost waarmee investeringsaftrek uit de laatste vijf jaar wordt gecorrigeerd, als voor meer dan € 2300 wordt gedesinvesteerd. Ook vallen de fiscale reserves (herinvesteringsreserve, kostenegalisatiereserve en de oudedagsreserve) vrij bij de bedrijfsoverdracht.

Wordt een onderneming verkocht met onroerende zaak (bedrijfspand) op de balans?

Dan moet de overnemer overdrachtsbelasting betalen. Er is mogelijk, onder voorwaarden, een vrijstelling van toepassing. Die komt verderop aan bod.

Schenkt de overdrager de onderneming of verkoopt hij de onderneming voor een te laag bedrag?

Dan moet de overnemer schenkbelasting betalen. Er zijn vrijstellingen en betalingsregelingen, maar daarvoor gelden voorwaarden. Die worden hierna globaal besproken.

Tip: De overdrager van een persoonlijke onderneming kan belastingheffing over de stakingswinst uitstellen door een premie te betalen voor een zogenoemde stakingslijfrente, of door premies te storten op een lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. De lijfrentepremie komt dan in aftrek op de belaste winst. De overdrager betaalt pas belasting als de uitkering uit de lijfrente gaat vloeien. Ook kan de overdrager op deze manier de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente.

Is sprake van de overdracht van een bv en is de verkoopprijs hoger dan de verkrijgingsprijs van de aandelen?

Dan geniet de overdrager een boekwinst en dus inkomen uit aanmerkelijk belang. Daarover moet hij 25% belasting betalen in box 2.

Tip: De directe inkomstenbelastingheffing in box 2 bij verkoop van de aandelen kunt u voorkomen met een holdingstructuur (de boekwinst die de holding-bv geniet door de verkoop van de werk-bv valt namelijk onder de deelnemingsvrijstelling).

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – persoonlijke onderneming

Een beste manier om inkomstenbelasting te besparen bij bedrijfsoverdracht is er niet. Het hangt af van de omstandigheden. Kijkend naar het familiebedrijf zal vaak sprake zijn van een bekende die het bedrijf overneemt: de zoon of dochter of zelfs aangetrouwde familie. Het moet wel iemand die al in het bedrijf meewerkt. Er moet dan worden gekozen tussen afrekenen of doorschuiven.

Afrekenen

Afrekenen betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en de stakingswinst opgeeft aan de fiscus en daarover belasting betaalt Hij mag € 3.630 stakingsaftrek van zijn winst aftrekken. Of de bedrijfsoverdrager daadwerkelijk inkomstenbelasting betaalt, hangt af van de omvang van zijn gewone jaarwinst, stakingswinst, de stakingslijfrentepremie- en de stakingsaftrek.

Onverrekende verliezen

Afrekenen bij bedrijfsoverdracht kan bijvoorbeeld fiscaal voordelig zijn als de bedrijfsoverdrager nog onverrekende verliezen heeft die hij kan verrekenen met de stakingswinst of als hij de stakingswinst kan omzetten in een lijfrente. De bedrijfsoverdrager betaalt op het moment van de bedrijfsoverdracht geen inkomstenbelasting, terwijl de bedrijfsopvolger kan afschrijven over de hogere werkelijke waarde van de onderneming, in plaats van over de overgenomen fiscale boekwaarde. Ook heeft de bedrijfsopvolger dan investeringsaftrek en mag hij – als hij starter is – willekeurig afschrijven.

Tip: Verkoopt de overdrager zijn persoonlijke onderneming aan een natuurlijke persoon en blijft die de koopsom schuldig? Dan kan de overdrager kiezen voor maximaal tien jaar renteloos uitstel van betaling van de inkomstenbelastingclaim. Hij moet dan wel de inkomstenbelasting in gelijke jaarlijkse delen aan de fiscus betalen. Voor de overnemer zijn er de hiervoor beschreven voordelen. Om het uitstel van betaling moet worden verzocht en er moet zekerheid worden gesteld.

Doorschuiven

Doorschuiven betekent dat de bedrijfsoverdrager het bedrijf verkoopt en dat de bedrijfsopvolger de inkomstenbelastingclaim van de bedrijfsoverdrager overneemt. De waarde van het bedrijf wordt op hetzelfde bedrag bepaald als bij de variant van afrekenen, maar de (contante waarde van de) overgedragen inkomstenbelastingclaim komt er nog op in mindering. Deze variant heet doorschuiven, omdat de bedrijfsopvolger in deze variant de onderneming in zijn fiscale winstaangifte de fiscale boekwaarde van de overgenomen onderneming hanteert.

Tip: Heeft u iemand op het oog aan wie u de zaak wil doorschuiven? Dat kan alleen als die persoon al 36 maanden mede-ondernemer is (maat of firmant) of medewerker (werknemer). Laat uw bedrijfsopvolger daarom als mede-ondernemer of werknemer ten minste 36 maanden meedraaien in het bedrijf.

De bedrijfsopvolger neemt de fiscale boekwaarde over en gaat na de doorschuiving afschrijven zoals de overdrager dat deed. Zijn fiscale winst ten opzichte van de variant Afrekenen zal dus hoger zijn. Hij heeft geen recht op willekeurige afschrijving en als hij binnen drie jaar staakt heeft hij geen recht op stakingsaftrek.

Let op! Bij doorschuiving heeft de inkomstenbelastingclaim grote invloed op de overnamesom. De waardering van de inkomstenbelastingclaim hangt echter af van vele variabelen zoals looptijd en rentepercentage, waarover bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer verschillend kunnen denken. Doorschuiving moet daarom ‘passen’ bij de personen van de bedrijfsoverdrager en bedrijfsovernemer.

Of u nou kiest voor afrekenen of doorschuiven, er zijn veel voorwaarden aan verbonden waar u rekening mee moet houden. Voor een afgewogen beslissing, overleg met een van onze adviseurs.

Firma als opvolgingsinstrument

Als u uw persoonlijke onderneming liever niet in één keer overdraagt, maar de bedrijfsopvolging wilt blijven begeleiden, dan kunt u dat doen met een firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv). Daarin kunt u beherend vennoot blijven (‘op de bok’) of op de achtergrond als commanditair vennoot (‘geldschieter’).

Uw bedrijfsopvolger wordt vennoot in de firma en u spreekt een winstverdeling af die past bij ieders vermogensinbreng en arbeidsinbreng. Vervolgens kunt u uw aandeel in de firma overdragen aan uw bedrijfsopvolger, in één keer of in fases.

Tip: Heeft u een onderneming met veel vermogen, maar relatief weinig geld (liquiditeit)? Dan kan de firma voor u een oplossing zijn als opvolgingsinstrument. U blijft dan in de firma (ofwel commanditaire vennootschap) zitten als geldschieter (kapitaalverschaffer). Uw bedrijfsopvolger kan de bedrijfsopvolging dan gemakkelijker financieren. Let ook op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting (zie hierna).

Samenwerkingsovereenkomst

Zorg ervoor dat u afspraken over bedrijfsopvolging vastlegt in een samenwerkingsovereenkomst. Met afspraken over de toedeling van het vermogen regelt u dat de onderneming bij verbreking van de samenwerking kan worden voortgezet door de bedrijfsopvolger. Deze afspraken worden wel voortzettings-, verblijvens-, toescheidings- en overnemingsbedingen genoemd. Kern van deze bedingen is dat in de samenwerkingsovereenkomst afspraken worden gemaakt over de voortzetting van de onderneming en het ondernemingsgebonden vermogen bij uittreden van één van de firmanten.

Andere overdrachtsvormen

Als de financierbaarheid van de overname een probleem is, dan komen in de praktijk de volgende alternatieven voor:

  • verhuur van de gehele onderneming
  • huurverkoop van de onderneming
  • overdracht van de onderneming tegen een winstrecht
  • overdracht van de onderneming tegen een lijfrente

Een combinatie is ook mogelijk, door bijvoorbeeld de overdrachtsprijs deels in een vast bedrag en deels in een winstrecht vast te stellen. Het voert te ver om in deze advieswijzer al deze overdrachtsvormen te bespreken. Laat u voorlichten en begin tijdig met (de voorbereiding van) uw bedrijfsopvolging.

Bedrijfsopvolging in de inkomstenbelasting – besloten vennootschap

Heeft u een onderneming in de vorm van een bv, realiseert u zich dan dat bij overdracht van de aandelen een vervreemdingsvoordeel ontstaat. Dat is het verschil tussen de verkrijgingsprijs van uw aandelen en de verkoopprijs of waarde bij overdracht van de aandelen. U betaalt over dat verschil 25% inkomstenbelasting (box 2 aanmerkelijk belangheffing).

Ook als u de aandelen schenkt of voor een lagere dan zakelijke prijs verkoopt, wordt de vervreemdingswinst berekend over de volle waarde van de aandelen. Wel geldt dan een vrijstelling voor de schenkbelasting (zie hierna).

Tip: Als uw bedrijfsopvolger de koopsom schuldig blijft, heeft u onder voorwaarden recht op een renteloze betalingsregeling van maximaal tien jaar voor de inkomstenbelastingclaim. Voorwaarde is onder andere dat de bezittingen van de bv voor minder dan 30% uit beleggingen bestaan. De bedrijfsoverdrager moet om uitstel van betaling verzoeken en zekerheid stellen.

Let op! Schenkt u aandelen, dan kunt u niet verzoeken om een betalingsregeling voor de inkomstenbelastingclaim.

Andere overdrachtsvormen

Om belastingheffing over het vervreemdingsvoordeel bij overdracht te voorkomen, kiezen de meeste ondernemers met een bv voor een holdingstructuur. Heeft u namelijk een holding die de aandelen van de werk-bv houdt, dan hoeft de holding over de overdrachtswinst op de aandelen niet af te rekenen. Dat komt door de deelnemingsvrijstelling. De ontvangen verkoopprijs van de aandelen kan de holding ter belegging blijven aanhouden. Pas bij uitkering aan u als aandeelhouder moet u over het dividend 25% inkomstenbelasting betalen.

Tip: Een holdingstructuur werkt goed als u uw onderneming voor een reële prijs wilt verkopen aan uw bedrijfsoverdrager.

Let op! Als u uw onderneming wilt schenken of verkopen voor een lagere dan reële prijs, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (zie hierna). Wel moet u dan ook de inkomstenbelastingclaim afrekenen. Als u de aandelen verkoopt maar de overnemer de koopsom schuldig blijft, kunt u verzoeken om een betalingsregeling van tien jaar.

Tip: Heeft u veel beleggingsvermogen in uw holding en/of werk-bv en wilt u de aandelen schenken?
Zonder uw beleggingsvermogen dan af, al dan niet in een vrijgestelde beleggingsinstelling. U maakt daarmee de bestaande aandelen (in de holding) lichter en geschikt voor schenking, terwijl u door de herstructurering directe fiscale claims over het beleggingsvermogen voorkomt.

Bedrijfsopvolging met onroerende zaken – overdrachtsbelasting

Gaan er bij de bedrijfsoverdracht in de vorm van de overdracht van de activa en passiva één of meer onroerende zaken over, let dan op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. De bedrijfsopvolger die de onroerende zaken overneemt, moet 6% overdrachtsbelasting betalen over de waarde van de overgenomen bedrijfsonroerende zaken. Er zijn bij bedrijfsoverdracht echter enkele vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting.

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

Bij bedrijfsoverdracht van een persoonlijke onderneming in de familiesfeer geldt onder voorwaarden een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Dat is het geval bij bedrijfsoverdracht aan kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of echtgenoten van deze personen. Het moet gaan om de overdracht (en voortzetting) van de gehele onderneming, al dan niet in fasen.

Gaat de bedrijfsoverdrager een samenwerkingsverband aan met zijn bedrijfsopvolger, dan geldt onder voorwaarden een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de inbreng van de onderneming met onroerende zaken in het samenwerkingsverband (vof, cv, maatschap). Bij de verdeling van het vermogen van een samenwerkingsverband geldt een overdrachtsbelastingvrijstelling voor de toedeling van de onroerende zaak aan de oorspronkelijke inbrengers, als de onroerende zaak vrijgesteld van overdrachtsbelasting was ingebracht.

Let op! Heeft u één of meer onroerende zaken op de ondernemingsbalans staan? Let dan bij de bedrijfsopvolging op de gevolgen voor de overdrachtsbelasting. Bij een bedrijfsoverdracht binnen de familiesfeer kan overdrachtsbelasting vaak worden voorkomen. Namelijk door het gebruik maken van een vrijstelling of door gewoonweg de onroerende zaken niet in te brengen dan wel over te dragen (buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen).

Tip: Regel de bedrijfsopvolging ook in uw testament. Door uw bedrijfsopvolger uw onderneming na te laten bij uw overlijden, ontvangt uw bedrijfsopvolger de onderneming als ‘erfrechtelijke verkrijging’. Die is onbelast voor de overdrachtsbelasting. Bij zo’n testamentaire regeling kunt u ook bepalen dat uw bedrijfsopvolger een bedrag moet betalen aan de overige erfgenamen (‘legaat tegen inbreng’).

Onroerendezaaklichaam

Overdrachtsbelasting kan ook aan de orde zijn bij de overdracht van aandelen in een bv die een onroerendezaaklichaam is. Dat is het geval als de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit onroerende zaken, voor meer dan 30% uit Nederlandse onroerende zaken en de onroerende zaken beleggingsvermogen zijn. Kort gezegd moet de verkrijger van de aandelen dan overdrachtsbelasting over de waarde van de onroerende zaken betalen als hij ten minste een derde aandelenbelang heeft of verkrijgt.

Bedrijfsopvolgingsregeling – schenkbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is van toepassing bij het schenken of vererven van het vermogen van een persoonlijke onderneming (zoals een eenmanszaak, firma- of cv-aandeel) én bij aanmerkelijkbelangaandelen in een actieve bv. Om hiervan gebruik te maken moet u bij de Belastingdienst een verzoek indienen. Dat doet u in de aangifte schenkbelasting of erfbelasting, die u indient binnen twee maanden na het jaar waarin u de onderneming of aandelen heeft overgedragen gekregen.

Vrijstelling

De BOR-vrijstelling wordt toegepast op de going-concernwaarde. Als de liquidatiewaarde hoger is, dan is het verschil tussen de liquidatiewaarde en de going-concernwaarde vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor kapitaalintensieve bedrijven met een relatief laag rendement. De going-concernwaarde is 100% vrijgesteld tot een bedrag van € 1.060.298, daarboven geldt een vrijstelling van 83%.

Betalingsregeling

Is de going-concernwaarde hoger dan de vrijstelling, dan kan de verkrijger kiezen voor tien jaar rentedragend uitstel van betaling van de schenkbelasting over de belaste waarde.

Bezitseis en voortzettingseis

De schenker moet de onderneming op het moment van de schenking ten minste vijf jaar zelf hebben gedreven en de voortzetter moet de onderneming minstens vijf jaar voortzetten. Bij schenking van aandelen moeten deze vijf jaar tot het aanmerkelijk belang van de schenker hebben behoord. Voldoet de voortzetter niet aan de voortzettingseis, dan moet hij alsnog schenkbelasting betalen over de verkregen onderneming.

Ondernemingsvermogen

De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting geldt voor het ondernemingsvermogen. Bij een persoonlijke onderneming is dat het vermogen van de onderneming, zoals dat op de balans staat. Duurzaam beleggingsvermogen telt hierbij niet mee, want dat hoort niet thuis op de ondernemingsbalans. Bij bv’s is de faciliteit beperkt tot het ‘echte’ ondernemingsvermogen in de bv plus beleggingsvermogen voor een waarde van 5% van het ondernemingsvermogen. De schenker of erflater moet bovendien een aanmerkelijk belang (ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal) in de bv hebben. Aandelen in een beleggings-bv tellen niet mee.

Bij een holdingstructuur kan het ondernemingsvermogen geconsolideerd worden beoordeeld. Dat houdt in dat het ondernemingsvermogen van de werk-bv aan de holding kan worden toegerekend, waardoor de vrijstelling toch van toepassing is bij schenking van de aandelen van de holding. De uiteindelijk aandeelhouder moet dan wel een indirect aanmerkelijk belang (ten minste 5%) in de werk-bv hebben. Uiteraard moet de werk-bv een actieve onderneming drijven.

Vastgoed-bv’s

In het kader van de eis van de bedrijfsopvolgingsregeling – het moet gaan om ondernemingsvermogen – heeft de Hoge Raad in april 2016 een interessante uitspraak gedaan.

Het verhuren van panden aan derden wordt door de Belastingdienst niet aangemerkt als het drijven van een onderneming. Een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling wordt bij vastgoed-bv’s niet gehonoreerd. Inmiddels heeft de Hoge Raad bepaald dat een vastgoed-bv wel degelijk een onderneming kan drijven. In deze specifieke zaak ging het om de verhuur van 350 winkelpanden en achtte de Hoge Raad dat al de werkzaamheden die de bv zelf uitvoerde, als ondernemingsactiviteiten konden worden aangemerkt. Daarnaast werd een rendement gerealiseerd dat bij normaal vermogensbeheer niet kon worden behaald. Deze twee elementen zorgden ervoor dat in het kader van de bedrijfsopvolgingsregeling de panden aangemerkt werden als ondernemingsvermogen.

Tip: De rechtspraak heeft zich recent voor vastgoed-bv’s zeer positief ontwikkeld. Wellicht kan deze uitspraak van de Hoge Raad ook worden gebruikt bij wat kleinere familievastgoed-bv’s. Laat u hieromtrent goed adviseren.

Terbeschikkingstellingsregeling (TBS)

Ook op het terbeschikkinggestelde vermogen kan de vrijstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing zijn. Verhuurt u bijvoorbeeld als directeur-grootaandeelhouder een pand aan uw bv en schenkt u het pand en de aandelen aan uw opvolger, dan is op het pand en de aandelen deze vrijstelling van toepassing.

Let op! Denk bij schenking van uw bedrijf ook aan de mogelijke erfrechtelijke gevolgen. Door een schenking van uw bedrijf kunnen uw kinderen die het bedrijf niet voortzetten, worden benadeeld in hun legitieme portie. Ga daarom ook na of er erfrechtelijke gevolgen zijn verbonden aan de bedrijfsopvolging en pas eventueel uw testament hierop aan.

Tot slot

Start tijdig met de fiscale voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Reken zeker op een voorbereidingsperiode van zo’n vijf jaar. Zo zult u tijdig moeten nadenken over de juiste ondernemingsstructuur, omdat u hiermee belastingclaims kunt voorkomen of beperken. De fiscale regelingen waarop u bij bedrijfsoverdracht een beroep kunt doen, zijn complex en bevatten veel voorwaarden. Bij een bedrijfsoverdracht in de familiesfeer kan de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet een fors fiscaal voordeel opleveren. De regeling kan veel vaker worden toegepast dan veel ondernemers denken. Vrijwel altijd vergt een bedrijfsoverdracht ook uitwerking in de samenwerkingsovereenkomst (bij samenwerkende ondernemers), de aandeelhoudersovereenkomst, statuten (bij een bv) en het testament. Neem voor het overwegen van de beste opties contact met ons op.

X was enig erfgenaam van de in december 1998 overleden Y. Tot de nalatenschap behoorden onder meer een tegoed op een bankrekening en effecten in Zwitserland. X deed in augustus 1999 aangifte successierecht, maar vermeldde het Zwitserse vermogen niet in de aangifte. In februari 2014 gaf X in het kader van de IB het niet-aangegeven vermogen alsnog aan door middel van een vrijwillige verbetering. De inspecteur legde op 21 juli 2014 een navorderingsaanslag successierecht op. X ging in beroep en stelde dat navordering niet meer mogelijk was, omdat bij de inwerkingtreding van de onbeperkte navorderingsbevoegdheid op 1 januari 2012 de voorheen geldende navorderingstermijn van twaalf jaar al was verstreken. Rechtbank Gelderland stelde X in het gelijk, waarop de inspecteur in hoger beroep ging. Hof Arnhem-Leeuwarden was het met de Rechtbank eens dat uit de tekst van artikel 66, lid 3, SW niet volgde dat onbeperkte terugwerkende kracht toekwam aan die bepaling, in die zin dat de onbeperkte navorderingsbevoegdheid ook gold voor nalatenschappen waarvoor de bevoegdheid tot navordering op 1 januari 2012 al was vervallen. Het Hof leidde dit ook af uit de toelichting op het amendement waarbij de onbeperkte navorderingsbevoegdheid was ingevoerd. Een herleving van de navorderingsbevoegdheid greep volgens het Hof zo in op het wettelijk systeem, dat de wetgever expliciet terugwerkende kracht aan artikel 66, lid 3, SW had moeten verlenen om dit doel te bereiken. Aangezien dat niet was gebeurd, kon volgens het Hof niet worden geconcludeerd dat de navorderingsbevoegdheid was herleefd. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)

Cassatieberoep tegen geen premieplicht twee DGA’s met 40%-belang ingetrokken

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Cassatieberoep tegen geen premieplicht twee DGA’s met 40%-belang ingetrokken

A en B hadden ieder 50% van de aandelen in handen van expeditiebedrijf BV X en waren beiden tot 22 augustus 2007 statutair bestuurder. Hun belang in BV X hadden zij op 22 augustus 2007 ondergebracht in hun persoonlijke holdings BV D en BV E. BV X had met beide holdings een managementovereenkomst gesloten en sindsdien ontvingen A en B de beloning voor hun bestuurswerkzaamheden bij BV X via hun holdings. Op 11 september 2008 trad een derde aandeelhouder (BV C) toe tot BV X, die 20% van de aandelen in bezit kreeg. BV D en BV E hadden vanaf dat moment elk 40% van de aandelen BV X. De inspecteur stelde dat BV X premies werknemersverzekeringen was verschuldigd voor A en B vanaf de datum van de aandelenoverdracht op 11 september 2008 tot en met 31 december 2012. BV X ging in beroep. Hof Amsterdam besliste in navolging van Rechtbank Noord-Holland dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een dienstbetrekking tussen BV X en de heren A en B. Voor het geval dat veronderstellenderwijs moest worden aangenomen dat sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, besliste het Hof dat BV X niet premieplichtig was op grond van een grammaticale uitleg van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder. De staatssecretaris ging in cassatie, maar heeft nu laten weten dat hij zijn (pro forma) beroepschrift in cassatie heeft ingetrokken. In een onderschrift bij de uitspraak van het Hof licht hij toe dat de beslissing van feitelijke aard is zodat daartegen geen cassatie kan worden ingesteld en tegen de verdere beslissing van het Hof met een overweging ten overvloede is cassatie ook niet mogelijk.

(Bron: FUTD)

Geen BOR voor fictieve verkrijging ex art. 13a SW

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, schenken en erven
Reacties uitgeschakeld voor Geen BOR voor fictieve verkrijging ex art. 13a SW

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de BOR niet van toepassing is op de fictieve verkrijging ex art. 13a SW. De BOR is namelijk slechts van toepassing op vermogensbestanddelen die bij A hebben behoord tot een ab als bedoeld in de Wet IB 2001, en daar is geen sprake van.

Belanghebbende, X, en zijn vrouw A zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Sinds 27 mei 2004 houden X en A de aandelen in Z bv. A is in loondienst werkzaam bij Z bv, en X geniet een pensioen uit Z bv. A overlijdt in 2012. Door het overlijden van A vallen pensioen- en lijfrenteverplichtingen vrij, en neemt de waarde van de aandelen in Z bv toe. De inspecteur corrigeert op grond van art. 13a de aangifte erfbelasting. Hij neemt namelijk de waardestijging van het aan X krachtens de huwelijksgemeenschap toekomende ab in aanmerking als belaste verkrijging. In geschil is of de BOR van toepassing is op deze fictieve verkrijging.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de BOR niet van toepassing is op de fictieve verkrijging ex art. 13a SW. De rechtbank overweegt daarbij dat de BOR slechts van toepassing is op vermogensbestanddelen die bij A hebben behoord tot een ab als bedoeld in de Wet IB 2001. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het ab dat op grond van het huwelijksvermogensrecht aan X kan worden toegerekend, en waarop in casu art. 13a SW van toepassing is, in fiscale zin niet tot het vermogen van A heeft behoord. X heeft dan geen recht op toepassing van de BOR op deze fictieve verkrijging. Verder verwerpt de rechtbank nog het beroep van X op een besluit van de staatssecretaris waarin is opgenomen dat de BOR ook van toepassing is op een fictieve verkrijging van ondernemingsvermogen. Dat, door toepassing van de bezitseis, de BOR nooit van toepassing kan zijn op een fictieve verkrijging op grond van art. 13a SW, acht de rechtbank niet van belang. Het gelijk is aan de inspecteur.

(Bron: Taxlive)

De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (hierna: “de Wet DBA”) heeft al veel pennen in beweging gezet. Met de komst van deze wet op 1 mei jl. is de welbekende VAR-verklaring afgeschaft. In de plaats daarvan komt:

  • een modelovereenkomst; of
  • een aan de Belastingdienst voorgelegde individuele overeenkomst.

Ik zal in deze blog niet de wet herkauwen. Wel deel ik graag met u een aantal praktische tips & tricks gebaseerd op de vele overeenkomsten die wij de afgelopen tijd hebben beoordeeld en het contact dat wij hierover hebben gehad met de Belastingdienst. Waarom? Omdat als u op enig moment een opdracht geeft of heeft gegeven aan een zzp’er, deze wetswijziging van belang is voor uw onderneming.

Transitieperiode tot 1 mei 2017

Werkgevers hebben tot 1 mei 2017 de tijd om het systeem van de modelovereenkomsten of een door de Belastingdienst geaccordeerde individuele overeenkomst in te voeren. Als u na deze periode niet  op deze wijze werkt, riskeert u een naheffing voor loonbelasting en premies werknemersverzekeringen en mogelijk zelfs een boete.

Tips & tricks
  1. Bedenk of u een “standaard” overeenkomst (de zgn. modelovereenkomst) wilt gebruiken of een op uw situatie toegespitste overeenkomst.
  2. Kiest u voor een modelovereenkomst, dan is een aantal bepalingen uit de modelovereenkomst cruciaal. De Belastingdienst noemt ze de “geel gemarkeerde delen”. Deze bepalingen moeten in de overeenkomst worden overeengekomen.
  3. Kiest u voor een modelovereenkomst, neem dan altijd een verwijzing op naar de modelovereenkomst zoals weergegeven op de website van de Belastingdienst.
  4. Eventuele algemene voorwaarden mogen niet in strijd zijn met de geel gemarkeerde delen van de modelovereenkomst.
  5. Zowel in een individuele overeenkomst als in een modelovereenkomst moeten arbeidsrechtelijke elementen worden vermeden, om een zogenoemd verkapt dienstverband te voorkomen. Denk hierbij aan een concurrentiebeding, loondoorbetaling tijdens ziekte en instructies aan de opdrachtnemer (zzp’er).
  6. Neem in de overeenkomst (model of individueel) een vrijwaring op ten aanzien van de opdrachtnemer (zzp’er) ten opzichte van de opdrachtgever.
  7. We merken dat de doorlooptijd van de beoordeling van een individuele overeenkomst langer is dan 6 weken. Wilt u snel zekerheid? Kies dan voor een modelovereenkomst.
  8. Laat de opdrachtnemer (zzp’er) een factuur exclusief BTW opstellen.
  9. Maak afspraken over de termijn waarbinnen de overeenkomst (model of individueel) mag worden opgezegd.
  10.  Spreek af wat u gaat doen, en kom deze afspraken na. Want als de feitelijke situatie anders is dan de gemaakte afspraken loopt u nog steeds het risico op naheffing voor loonbelasting en premies werknemersverzekeringen.
  11. De Belastingdienst zal de komende tijd steeds meer modelovereenkomsten online zetten. Houd dus de website van de Belastingdienst in de gaten. Dit doen wij ook!

(Bron: DVAN)