Archive for juli, 2016

De voordelen van goede begrotingen en prognoses
Je bent als ondernemer al druk genoeg met vandaag en morgen, waarom zou je je dan nu al druk maken over de verre toekomst? Omdat je nu de juiste beslissingen moet nemen als je straks ook nog succesvol wilt zijn. Daarom stel je prognoses en begrotingen op. De voordelen op een rij.

Regeren is vooruitzien

Om vooruit te kunnen kijken, heb je inzicht nodig in je bedrijf. Vaak moet je maanden of weken van tevoren al bestellingen plaatsen om straks de juiste spullen in je schappen te kunnen leggen. En om bijvoorbeeld succesvol marketing te kunnen voeren, moet je weten wanneer mensen behoefte hebben aan jouw product of dienst. Daarvoor stel je prognoses of begrotingen op.

Het verschil tussen prognose en begroting

Prognoses en begrotingen. Ze lijken op elkaar, maar er is wel verschil.
  • Een prognose is een voorspelling van het financiële resultaat van een bepaalde bedrijfsactiviteit. In een prognose kijk je een bepaalde periode vooruit, bijvoorbeeld een kwartaal of hooguit een jaar.
  • Een begroting maak je voor een afgebakende periode, bijvoorbeeld het jaar 2016. Waar een prognose steeds kan worden bijgesteld, stel je een begroting een keer op en verander je die daarna niet meer.
Om goede prognoses en begrotingen te kunnen maken, zul je moeten inschatten hoe de vraag zich ontwikkelt. Als je dit weet, kun je ook beter inkopen, personeel inplannen en investeringen doen. Je weet waar je aan toe bent en neemt op het goede moment beslissingen om daarmee om te gaan.
“Prognoses komen eigenlijk altijd van pas”, weet Ivo Meij, adviseur van Deloitte. “Je hebt ze nodig als je net begint, een krediet wilt aanvragen of je bedrijf wilt verkopen, maar ook gewoon voor jezelf, om te kunnen meten of je je eigen doelen haalt. En daarnaast willen aandeelhouders of de bank graag prognoses zien.”

Budget

Aan de hand van je begroting kun je ook budgetten vaststellen. Hierin leg je vast wat je in een bepaalde periode wilt uitgeven aan een bepaalde bedrijfsactiviteit, bijvoorbeeld marketing. Je houdt je hier ook aan. In tegenstelling tot prognoses zijn budgetten statisch: eenmaal vastgesteld blijven ze voor een vastgestelde periode (meestal een maand, kwartaal of jaar) hetzelfde. Budgetten geven je grip op je uitgaven.
Veel ondernemers maken geen begrotingen en prognoses omdat ze uit ervaring wel ongeveer weten wat ze nodig hebben en hoe de vraag zich ontwikkelt. Maar het blijft voor elke ondernemer handig om af en toe stil te staan bij hoe de markt en je bedrijf zich ontwikkelen. Dan weet je ook of je je eigen doelen hebt gehaald of niet. Alleen zo zorg je ervoor dat je op de lange termijn winst blijft maken, voldoende inkomsten houdt en de juiste investeringen doet.

Noodzaak voor starters

“Vooral voor starters en ondernemers die werken in een veranderende markt is het noodzakelijk om vooruit te kijken”, weet Meij. “Je wilt weten wanneer je kunt gaan investeren en daarom wil je inzicht hebben op de in- en uitgaande geldstromen. Zeker als je net bent begonnen of heel hard groeit, kun je met prognoses betere beslissingen nemen.”
(Bron: MKB Servicedesk)

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een boete van 25% van de nageheven omzetbelasting over 2011 op zijn plaats is in verband met ten onrechte in vooraftrek gebrachte omzetbelasting.

Aan belanghebbende, X bv, zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over de jaren 2011 en 2012 met boeten. In de bezwaarfase besluit de inspecteur de naheffingsaanslag en boete over 2012 te verminderen naar nihil. De reden voor de vermindering is dat de inspecteur had besloten het standpunt van X bv te volgen dat er sprake is van een algemeenheid van goederen. In geschil is de boete 2011 en de vraag of X bv voor 2012 in aanmerking komt voor een integrale bezwaarkostenvergoeding.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een boete van 25% van de nageheven omzetbelasting over 2011 op zijn plaats is in verband met ten onrechte in vooraftrek gebrachte omzetbelasting. Omdat X bv alleen vrijgestelde prestaties verrichtte, heeft zij door toch vooraftrek te claimen, dermate lichtvaardig gehandeld dat haar grove schuld kan worden verweten. Ambtshalve constateert de rechtbank dat de redelijke termijn is overschreden. Vanwege de hoogte van de boete laat de rechtbank het bij deze constatering. Voor het jaar 2012 heeft X bv geen recht op een integrale vergoeding van de bezwaarkosten. Hoewel de inspecteur had moeten onderkennen dat er sprake was van een algemeenheid van goederen, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet ernstig onzorgvuldig gehandeld. Het beroep van X bv is ongegrond.

(Bron: Taxlive)

Niet alle medische handelingen zijn vrijgesteld van btw. Volgens de wet is de medische vrijstelling btw alleen van toepassing op de handelingen van een medische beroepsbeoefenaar opgenomen in het register van beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG’er).

 

Echter ook de handelingen van niet-BIG’ers kunnen voor btw-vrijstelling in aanmerking komen. De handelingen moeten dan kwalitatief gelijkwaardig zijn aan de handelingen van BIG’ers. Voor de medische beroepsbeoefenaar in dienst van een bv is van belang of er sprake is van een verhouding van ondergeschiktheid.

Eisen btw-vrijstelling voor niet-BIG-diensten

Of er sprake is van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hangt af van de opleiding van de medische beroepsbeoefenaar. Deze moet minimaal beschikken over medische basiskennis (MBK) of psychosociale basiskennis (PSBK).

 

Daarnaast moet hij beschikken over een of meerdere beroepsgerelateerde opleidingen:

  1. een afgeronde gezondheidskundige hbo-bachelor opleiding (240 ECTS);
  2. een diploma van een door de overheid erkende (NVAO-geaccrediteerde*) hbo-bachelor opleiding;
  3. een diploma van een opleiding op hbo-bachelor niveau die voldoet aan NVAO-accreditatie-eisen dat goedgekeurd is door CPION** of SNRO*** of een vergelijkbare instelling;
  4. een EVC-certificaat**** of een vergelijkbare erkenning waaruit gerichte kennis en ervaring op (minimaal) hbo-bachelorniveau blijkt;
  5. een registratie bij een door zorgverzekeraars erkende beroepsvereniging en/of overkoepelende organisatie waaruit zowel medische of psychosociale basiskennis als specifieke beroepsgerichte kennis op hbo-bachelorniveau blijkt;
  6. een gevolgde opleiding en/of kennis en ervaring die is beoordeeld op kwaliteit door een erkend, onafhankelijke accreditatie-instituut.

 

Voldoet de opleiding en ervaring van de medisch beroepsbeoefenaar aan deze eisen, dan zijn de handelingen vrijgesteld van btw. Uiteraard moet er dan sprake zijn geneeskundige verzorging van mensen. Zo vallen cosmetische ingrepen niet onder de btw-vrijstelling.

Zorgverlener in dienst van bv

Geldt het bovenstaande ook voor de medisch beroepsbeoefenaar die zijn handelingen verricht vanuit een bv? Volgens het standpunt van de Advocaat-Generaal (A-G) van de Hoge Raad is dat niet het geval. De A-G stelt dat de medisch beroepsbeoefenaar niet zelfstandig is en dus geen ondernemer is voor de btw. De handelingen van de medisch beroepsbeoefenaar zijn dan niet ‘zichtbaar’ voor de heffing van btw. Dit zou betekenen dat de dienstverlening vanuit de bv niet medisch van aard is. Dus kan de bv geen beroep doen op de btw-vrijstelling. Het is nu de vraag of de Hoge Raad dit standpunt overneemt.

 

Voor de medisch beroepsbeoefenaar in een bv is dus niet zeker of de medische vrijstelling btw van toepassing is. Wilt u het risico op btw-heffing verminderen, dan kan het zinvol zijn om een andere bedrijfsstructuur te overwegen.

 

Btw-vrijstelling onder de loep

De invulling van de btw-vrijstelling voor medische handelingen is nog steeds aan verandering onderhevig. Wat vandaag belast is volgens de Belastingdienst, is morgen mogelijk vrijgesteld. Andersom kan ook, gelet op de conclusie van de A-G over de medisch beroepsbeoefenaar vanuit een bv.

(Bron: ABAB)

Banken stemmen in met coulantere compensatieregeling voor mkb’ers met rentederivaten

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor Banken stemmen in met coulantere compensatieregeling voor mkb’ers met rentederivaten
ABN AMRO, ING, SNS en Van Lanschot stemmen in met een coulantere compensatieregeling voor mkb-ondernemers met rentederivaten. De banken doen op die manier mee aan het herstelkader dat een onafhankelijke commissie de afgelopen maanden heeft opgesteld. Rabobank en Deutsche Bank beraden zich nog op hun positie.

Klanten van deelnemende banken die sinds 2005 ongeschikte rentederivaten kochten komen nu makkelijker in aanmerking voor compensatie. Door de coulanceregeling hoeft niet per geval te worden vastgesteld of er sprake was van ontoereikende voorlichting door de bank.

Onafhankelijke deskundigen bogen zich de afgelopen maanden nogmaals over de manier waarop banken zijn omgegaan met klachten van mkb-klanten over rentederivaten. Dat zijn beleggingsproducten waarmee ondernemers zich konden indekken tegen een mogelijke stijging van de rente op hun kredieten.Daarbij bleef vaak onderbelicht dat zij juist risico liepen als de rente daalt. Toen die situatie zich voordeed, kwamen sommige bedrijven in financiële moeilijkheden.

Eind vorig jaar bleek dat dat banken gedupeerde klanten, ondanks herhaaldelijk aandringen door toezichthouder AFM, onvoldoende compensatie boden. Daarom werden de dossiers opnieuw onderzocht.

Daarbij is vastgesteld dat klanten aan wie ongeschikte derivaten zijn verkocht, recht hebben op een schadevergoeding van ongeveer 20 procent van de betaalde en nog te betalen rente over de producten. Die vergoeding kan oplopen tot maximaal 100.000 euro per klant. Dat plafond is vastgesteld omdat van grote bedrijven, die leningen en derivaten van meerdere miljoenen hebben, mag worden aangenomen dat zij zich adequaat hebben laten voorlichten.

De Stichting Renteswapschadeclaim reageerde dinsdag verheugd op het oordeel van de commissie. Volgens de belangenbehartiger worden bijna alle bij de stichting aangesloten ondernemers nu ‘zeer ruim’ gecompenseerd.

De belangenorganisatie van mkb-ondernemers Claim Participants is daarentegen ‘zwaar teleurgesteld’. Die organisatie vindt dat ondernemers slechts een klein deel van de werkelijke schade vergoed krijgen.

(Bron: ANP)

Regelmatig worden er geschillen voorgelegd aan een rechter, waarin de beëindiging van een langlopende overeenkomst centraal staat. Gedacht kan worden aan de beëindiging van een distributieovereenkomst of een onderhouds- en serviceovereenkomst. Vaak is in deze overeenkomsten geen mogelijkheid tot eenzijdige beëindiging opgenomen of is de relatie als het ware in de loop van de tijd zo gegroeid en hebben partijen hun relatie nooit in een schriftelijke overeenkomst vastgelegd. Hoewel duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar zijn, is het verstandig om de opzeggingsmogelijkheden ondubbelzinnig in de overeenkomst op te nemen. Dit blijkt uit een arrest dat onlangs is gewezen door de Hoge Raad.

Casus

In dit arrest stond het volgende centraal. In 1932 is door de provincie Noord-Holland, de Gemeente Amsterdam en een zestal Gooise gemeenten de Stichting Gooisch Natuurreservaat (hierna: ‘GNR’) opgericht met als statutair doel om Het natuurschoon het Gooi ten eeuwige dage als natuurreservaat te behouden.

De Gemeente Amsterdam financierde sinds 1932 een deel van het exploitatietekort van GNR. In juni/juli 1992 zijn de provincie Noord-Holland, de Gemeente Amsterdam en de zestal Gooise gemeenten (hierna: ‘de participanten’) een participantenovereenkomst aangegaan, waarin de bijdragen van de participanten aan de Stichting volgens een verdeelsleutel zijn opgenomen. Deze participantenovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarin geen opzeggingsmogelijkheid is opgenomen. Op 6 december 2011 heeft de Gemeente Amsterdam de participantenovereenkomst per 1 januari 2012 opgezegd. GNR heeft vervolgens aan de Gemeente Amsterdam laten weten dat de participantenovereenkomst niet kan worden opgezegd, aangezien een dergelijke opzeggingsmogelijkheid niet in de overeenkomst is opgenomen.

Rechtbank en het hof

In onderhavig arrest vordert de Gemeente Amsterdam een verklaring voor recht dat zij de participantenovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd per 1 januari 2012. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en heeft geoordeeld dat de Gemeente Amsterdam geen zwaarwegende grond heeft voor opzegging. In tegenstelling tot het oordeel van de rechtbank wijst het hof de verklaring voor recht toe. Volgens het hof is een overeenkomst in beginsel opzegbaar en heeft de Gemeente Amsterdam wel degelijk een zwaarwegende grond, namelijk de beleidswijziging in verband met afnemende overheidsmiddelen. GNR en de overige oprichters gaan hiertegen in cassatie.

De Hoge raad

De Hoge Raad stelt voorop dat een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is, ook al is daarover niets opgenomen in de wet of in de overeenkomst zelf. Wel, zo gaat de Hoge Raad verder, kan onder omstandigheden een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar zijn. Dit laat volgens de Hoge Raad echter onverlet dat een niet-opzegbare overeenkomst alsnog kan worden opgezegd met een beroep op de redelijkheid en billijkheid of onvoorziene omstandigheden. Het hof heeft derhalve miskend dat de participantenovereenkomst niet opzegbaar zou kunnen zijn.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof Amsterdam en verwijst het geding naar het Hof Den Haag. Hof Den Haag zal nu antwoord moeten geven op de vraag of de participantenovereenkomst al dan niet opzegbaar is.

Conclusie

Kortom, een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan niet-opzegbaar zijn. Om te voorkomen dat er een situatie ontstaat, waarin partijen ten eeuwige dage zijn gebonden aan een overeenkomst, is het verstandig om de opzeggingsmogelijkheden en de daarvoor in acht te nemen opzegtermijnen ondubbelzinnig in de overeenkomst op te nemen.

(Bron: Pellicaan)

Eindelijk heeft Staatssecretaris Wiebes z’n ei gelegd over het pensioen van de DGA in eigen beheer. Er komt een afkoopfaciliteit en een ‘spaarvariant’. Het overgangsregime bedraagt 3 jaar. En er komt geen nieuwe faciliteit voor toekomstige opbouw.

Voor Prinsjesdag komt hij met een wetsvoorstel dat dan nog per 2017 moet ingaan, waarbij er geen internetconsulatie komt.

De afkoopvariant loopt 3 jaar, met in 2017 een korting op de fiscale grondslag van maar liefst 34,5%, in 2018 25% en in 2019 nog 19,5%. Bepalend is de ‘balanswaarde’ per ultimo 2015. Hoe hij dat precies wil doen is de vraag, immers als ik nog tot ultimo 2016 regulier pensioenopbouw dan zal dat toch bepalend moeten zijn. Uiteraard zijn de meeste pensioentoezeggingen bevroren, maar toch. Wat gebeurt er anders met het verschil tussen 2015 en 2016 of zelfs 2019?

Als er niet voor wat gekozen om af te kopen mag het pensioen – ook tegen fiscale waarde – omgezet in een spaarvariant. Welke dat is, zegt hij er niet bij. Dat zal toch ‘iets O(udedags)S(paren)E(igen)B(eheer)-achtigs zijn.

Over de partner blijft hij vaag. Het lijkt alsof er geen aanvullende mogelijkheden komen op grond van de Wet VPS, maar dat de (ex-)partners het onderling maar moeten regelen, waarbij de verdeling van de OSEB anders kan zijn dan 50/50 zonder fiscale gevolgen.

De ‘afzien-variant’ stuit op internationale heffingsproblemen en is daarom niet opportuun.

Al met al goed dat er duidelijkheid komt, maar toch weer een ‘vluggertje’ op de valreep. Hoe de spaarvariant er precies komt uit te zien blijft de vraag. Dat hij de afkoop-inkomsten (z0) hoog inschat lijkt mij optimistisch. De meeste DGA’s zullen wachten, desnoods tot 2019 in de hoop dat de korting gehandhaafd blijft op minimaal 25%.

Ook de overige vragen blijven:

-afkoop van verzekerde pensioenen?

-omzetting ingegane pensioenen in een OSEB?

-terughalen naar de eigen BV van verzekerde pensioenen?

-afkoop/OSEB van pensioen in extern eigen beheer?

(Bron: Pensioenweblog)

Bent u van plan om onbebouwde grond aan te kopen waarop u btw-belaste prestaties gaat verrichten? Dan is het gunstiger om btw voor de aankoop van de onbebouwde grond te betalen in plaats van overdrachtsbelasting. De btw kunt u namelijk terugvragen, de overdrachtsbelasting niet.

 

Hiervoor moet de onbebouwde grond wel aangemerkt zijn als bouwterrein. Kwalificeert de onbebouwde grond als bouwterrein, dan betaalt u wel btw en geen overdrachtsbelasting. Recent besloot het ministerie van Financiën dat we voor deze kwalificatie voortaan het Europese begrip mogen aanhouden. Heeft u op of na 17 december 2015 overdrachtsbelasting betaald voor de aankoop van een bouwterrein? Dan kunt u de betaalde overdrachtsbelasting terugvragen!

 

Volgens Europese wetgeving is sneller sprake van een bouwterrein dan volgens de Nederlandse wet. Door het besluit van het ministerie is voortaan ook vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing op de verkrijging van een bouwterrein dat volgens de Nederlandse wet niet als bouwterrein wordt aangemerkt. Daaraan verbindt het ministerie wel voorwaarden. Zo moet u een verzoek indienen bij de Belastingdienst.

Terugvragen overdrachtsbelasting

Heeft u onbebouwde grond aangekocht? Of heeft u bebouwde grond aangekocht waarbij de verkoper verplicht is om het gebouw te slopen? Dan was mogelijk sprake van een bouwterrein op basis van Europese jurisprudentie. In dat geval hoeft u geen overdrachtsbelasting te betalen. Heeft u op of na 17 december 2015 de overdrachtsbelasting betaald? Dan betaalt de Belastingdienst u de overdrachtsbelasting op verzoek terug.

(Bron: ABAB)

 

Veel samengestelde gezinnen denken, ten onrechte, dat ze geen fiscale partners zijn. Als gevolg hiervan laten ze fiscale voordelen liggen. Echter, fiscaal partnerschap ontstaat niet alleen uit een samenlevingsovereenkomst. Bent u gescheiden en woont u ongehuwd samen met een nieuwe partner? Mogelijk geldt ook voor u een fiscaal partnerschap.

 

Er zijn meerdere situaties waarin samenwoners door de Belastingdienst als fiscale partners worden gezien. U bent automatisch fiscaal partner als u voor een bepaalde periode op hetzelfde adres ingeschreven staat en;

  • u een notariële samenlevingscontract heeft;
  • u samen een kind heeft;
  • de ene samenwoner een kind heeft erkend van de ander;
  • u bij uw pensioenfonds aangemeld staat als pensioenpartners;
  • u samen eigenaar bent van de woning waarin u beiden woont;
  • op het adres, naast u als meerderjarige samenwoners ook een minderjarig kind staat ingeschreven, of;
  • u het voorgaande jaar al fiscaal partner was.

 

Bij samengestelde gezinnen die samenwonen én waarbij minimaal één minderjarig kind ingeschreven staat, bent u verplicht fiscaal partner. Mocht u in deze situatie niet het hele jaar aan de voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld omdat uw minderjarig kind maar drie maanden ingeschreven staat, dan kunt u er toch voor kiezen het hele jaar fiscaal partner te zijn. Dit op voorwaarde dat de samenwoners wel het hele jaar op hetzelfde adres ingeschreven staan.

 

Maar wat als één van de samenwoners nog is gehuwd?

Het kan voorkomen dat één van de twee samenwoners nog gehuwd is met een ander. Het is niet mogelijk dat iemand twee fiscale partners heeft. Zolang één van de twee samenwoners nog niet het verzoek tot echtscheiding heeft gedaan én de echtgenoten nog op hetzelfde adres ingeschreven staan, zijn zij fiscaal partner.

 

Fiscaal partnerschap is geen keuze. Uiteraard kunt u de feitelijke omstandigheden aanpassen, aan de hand waarvan het fiscaal partnerschap wordt vastgelegd. Eventueel afwijkende wensen zijn hierop niet van invloed.

(Bron: ABAB)

 

Diplomaat X werd in november 2009 uitgezonden naar het buitenland. Zijn echtgenote ging mee, maar hun twee dochters bleven in de eigen woning in Nederland wonen. Sinds september 2009 stond ook een neef van X in verband met zijn studie ingeschreven op het adres van deze woning. De inspecteur nam de woning daarom voor 2010, 2011 en 2012 niet meer in aanmerking als eigen woning van X. Het gebruik van de woning door de neef kwalificeerde volgens de inspecteur als de terbeschikkingstelling van de woning aan een derde in de zin van artikel 3.111, lid 6, onderdeel a, Wet IB 2001. Rechtbank Zeeland-West-Brabant was het daarmee eens. Tot de derden in de zin van die bepaling moesten worden gerekend al degenen die niet behoorden tot het huishouden van de belastingplichtige. De neef logeerde in de woning wanneer hij colleges had en maakte dan gratis gebruik van de logeerkamer. Hij was vaak niet aanwezig en verbleef regelmatig bij zijn ouders. De neef was dus niet gaan behoren tot het huishouden van X. De inspecteur had de woning terecht niet als eigen woning aangemerkt, maar opgenomen in de heffingsgrondslag van box III.

(Bron: FUTD)

Vanaf 2017 stelt het kabinet € 27 miljoen beschikbaar om de gebruikelijkloonregeling te versoepelen voor innovatieve bedrijven. Er worden maatregelen genomen waardoor zogenaamde start-ups en scale-ups sneller en makkelijker kunnen groeien. Directeur-grootaandeelhouders (DGA) van deze bedrijven mogen zichzelf de eerste drie jaar na de start van de onderneming een belastbaar loon uitkeren ter hoogte van het minimumloon.

 

Met deze aankomende maatregel heeft uw onderneming meer financiële middelen om te kunnen groeien. Ook hoeft u niet met de Belastingdienst in overleg te treden over de hoogte van het loon. Daarnaast wordt een extra bedrag van € 23 miljoen beschikbaar gesteld om samen met particuliere investeerders de startups in het mkb te stimuleren.

 

Start-up en scale-up 
Een scale-up is een onderneming met een gemiddelde jaarlijkse groei in werknemers of omzet van 20% over een periode van drie jaar en met minimaal tien werknemers aan het begin van de periode. Een start-up is een nieuw opgericht bedrijf waarin innovatie meestal een grote rol speelt. Uw onderneming is start-up voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) als uw onderneming maximaal vier jaar voor de loonheffingen inhoudingsplichtig is en in maximaal twee eerdere jaren verklaringen heeft ontvangen voor afdrachtvermindering op de loonkosten van werknemers die speur- en ontwikkelingswerk doen (S&O-verklaringen).

 

Als uw onderneming voor de WBSO als starter is aangemerkt, dan wordt het fiscaal belastbaar loon van de DGA voor de gebruikelijkloonregeling op het minimumloon gesteld. Met deze maatregelen wil het kabinet de (door)groei van innovatieve start-ups en scale-ups stimuleren. Zonder deze versoepeling zou het loon van een DGA in veel gevallen ten minste € 44.000 per jaar moeten zijn. Door deze maatregel houden innovatieve start-ups meer geld beschikbaar om te ondernemen en sneller te groeien. Bijkomend voordeel is dat geen overleg met de Belastingdienst nodig is over hoogte van het gebruikelijk loon.

(Bron: ABAB)