Archive for oktober, 2016

Huidige voorwaarden voor aftrek

Er kan alleen van de aftrekpost gebruik worden gemaakt als de huurwoning voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt én de huurrecht is aangemerkt als ondernemingsvermogen. Op dat moment kan de betaalde huur in aftrek worden gebracht op de winst. Wel moet daarop een correctie worden aangebracht ter grootte van het eigen woning forfait voor ondernemingswoningen. Dit forfait bedraagt in 2016 in de meeste gevallen 1,85% van de WOZ-waarde van de woning.

Tip: De Hoge Raad heeft in de uitspraak niet aangegeven of ook recht op aftrek van kosten bestaat voor met de werkruimte samenhangende kosten. Denk daarbij aan de kosten van de inrichting, verzekeringen, de OZB en dergelijke. Uit eerdere rechtspraak is echter af te leiden dat een evenredig deel hiervan ook in aftrek komt. Dit is dus nog niet door de Hoge Raad bevestigd.

Aftrek via aangifte inkomstenbelasting

Het aanmerken van het huurrecht als ondernemingsvermogen doet u in de eerste aangifte waarbij dit speelt. Dit betekent dat u in dit doet in het jaar waarin de huur aanvangt of in het jaar waarin uw onderneming start. Staat de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar nog niet definitief vast, dan kunt u nog gebruik maken van de aftrekpost, ook met terugwerkende kracht. De Staatssecretaris heeft al aangegeven dat in gevallen waarin de aangifte wel al definitief vaststaat, het niet meer mogelijk is alsnog als ondernemingsvermogen te etiketteren. U kunt dan geen gebruik meer maken van de aftrekpost in 2016 en eerdere jaren. Onder bijzonder omstandigheden kan dit anders zijn. Overleg hierover met ons.

Let op! De aftrek kan alleen worden toegepast door IB-ondernemers en resultaatgenieters met een huurwoning. Ondernemers met een koopwoning of dga’s met een huurwoning kunnen geen beroep doen op het arrest van de Hoge Raad. Zij kunnen overigens wel gebruik maken van de fiscale faciliteiten die al jaren gelden voor de zelfstandige werkruimte. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

Wetswijziging met ingang van 2017

De pret die velen dachten te hebben naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad lijkt slechts van korte duur. De Staatssecretaris heeft gisteren namelijk een wetswijziging aangekondigd die er op neer komt dat de aftrek van kosten voor de onzelfstandige werkruimte in een huurwoning niet meer mogelijk is vanaf 2017. De voorgestelde wetswijziging zal voor 7 november 2016 bekend gemaakt worden. Als de Tweede en Eerste Kamer instemmen met deze wijziging kan alleen nog in 2016 van deze aftrekpost gebruik worden gemaakt.

Tip: Betreft het een zelfstandige werkruimte  die voldoet aan de daarvoor gestelde criteria dan blijft aftrek mogelijk, ook in 2017. Neem voor de exacte voorwaarden van de aftrek van een zelfstandige werkruimte contact op met onze adviseurs.

(Bron: HLB)

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de afgetrokken eigenwoningrente terecht heeft gecorrigeerd. Nu zowel X als A de volledige hypotheekrente in aftrek heeft gebracht, mag de inspecteur aan ieder de helft toerekenen.

Belanghebbende, X, is gehuwd met A. X dient een pro forma bezwaarschrift in tegen de IB-aanslag 2012. In haar bezwaarschrift verzoekt X om te worden gehoord, en claimt zij aftrek van € 8699 aan eigenwoningrente. De inspecteur stelt de aftrekbare eigenwoningrente vast op € 8574, en rekent hiervan € 4287 aan X toe. X stelt dat zij ten onrechte niet is gehoord en dat de correctie ten aanzien van de eigenwoningrente ten onrechte is doorgevoerd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur de afgetrokken eigenwoningrente terecht heeft gecorrigeerd. De rechtbank wijst er hierbij op dat X en A beiden € 8699 aan eigenwoningrente in hun aangiften hebben afgetrokken. Op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 heeft X dan recht op aftrek van de helft. Ten aanzien van het verzoek van X om te worden gehoord, merkt de rechtbank op dat de inspecteur in totaal ten minste 12 brieven en 22 e-mails aan X heeft gestuurd, met name met verzoeken om informatie en een nadere motivering van het pro forma bezwaarschrift. Van deze brieven en e-mails hielden er in totaal 20 (mede) verband met het horen van X. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X, als er sprake was van een concrete uitnodiging, deze altijd op het laatste moment afzegde. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur X in voldoende mate gelegenheid geboden om te worden gehoord. Het beroep is ongegrond.

(Bron: Taxlive)

Door de plannen van het kabinet voor afschaffing van het pensioen in eigen image-phpbeheer, is vanaf 2017 pensioenopbouw in uw eigen bv niet meer mogelijk. Maar wat als uw pensioen al is ingegaan? Mag u dan ook afkopen? Het antwoord is ja, maar de belastingkorting wordt berekend over een lagere fiscale (balans)waarde dan de waarde op 31 december 2015.

Let op! De plannen van het kabinet moeten nog worden goedgekeurd door het parlement.

Overgangsregime

Voor iedere directeur-grootaandeelhouder (dga) die pensioen heeft opgebouwd in zijn eigen bv komt er een overgangsregime van drie jaar. De dga zal in die tijd een keuze moeten maken:

  • het opgebouwde pensioen in eigen beheer afkopen met een belastingkorting;
  • omzetten van het eigenbeheerpensioen in een oudedagsverplichting, of;
  • het pensioen in eigen beheer ongewijzigd laten.

Ongeacht wat de dga kiest, verdere pensioenopbouw in eigen beheer is vanaf 1 januari 2017 niet meer mogelijk.

Afkoop van reeds ingegaan pensioen

Ook wanneer u al enige tijd pensioenuitkeringen ontvangt vanuit uw bv, kunt u kiezen voor de afkoopmogelijkheid. Deze houdt het volgende in:

De pensioenaanspraak wordt allereerst zonder fiscale gevolgen afgestempeld naar de fiscale (balans)waarde. Deze afgestempelde pensioenaanspraak kan vervolgens met een belastingkorting worden afgekocht. Deze korting wordt alleen verleend over de fiscale (balans)waarde van de pensioenverplichting in de bv op 31 december 2015. Over de waardestijgingen na die datum wordt geen korting verleend.

Omdat uw pensioen al is ingegaan (u heeft al pensioenuitkeringen uit uw bv ontvangen) zal de fiscale (balans)waarde op het moment van afstempelen veelal lager zijn dan de fiscale waarde eind 2015. De belastingkorting wordt voor u berekend over die lagere fiscale (balans)waarde.

Belastingkorting

Koopt u uw reeds ingegaan pensioen af in 2017 dan geldt een belastingkorting van 34,5%. U bent dan loonheffing verschuldigd over 65,5% van de fiscale (balans)waarde op het moment van afstempelen. Waardestijgingen na het afstempelmoment zijn volledig belast. In 2018 bedraagt de belastingkorting 25% en in 2019 19,5%. Verder bent u bij afkoop geen revisierente verschuldigd.

(Bron: HLB)

Het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA) heeft vragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën over onder meer het telefonisch intrekken van bezwaren. Aanleiding hiervoor zijn de interne werkinstructies die via een WOB-verzoek openbaar zijn geworden. De heer Omtzigt wil in de eerste plaats weten waarom de Belastingdienst in strijd met artikel 6.14, lid 1, Awb bij het afhandelen van een bezwaarschrift geen ontvangstbevestiging stuurt naar de indiener van het bezwaar. Daarnaast wijst hij op artikel 6:21 Awb en de jurisprudentie waarin is voorgeschreven dat een bezwaar alleen schriftelijk kan worden ingetrokken of mondeling tijdens een hoorzitting, terwijl de werkinstructie uitgaat van een telefonische intrekking van bezwaarschriften. Het Kamerlid vraagt de staatssecretaris of deze instructie contra legem-beleid is en of dit beleid door de bewindsman is vastgesteld of door de Belastingdienst zelf. Verder vraagt de heer Omtzigt naar cijfermatige overzichten van het aantal mensen dat hun bezwaar telefonisch heeft ingetrokken in 2015 en in 2016, onderverdeeld naar soorten belastingplichtigen (zoals particulieren en (MKB- en grote) ondernemingen) en in hoeveel gevallen waarvan het bezwaar telefonisch is ingetrokken, sprake was van bijstand door een adviseur, advocaat of gemachtigde.

(Bron: FUTD)

Inspecteur hanteert te korte periode om recht op aftrek voorkoming dubbele belasting vast te stellen

Categories: Nieuws, Nieuws buitenland (specifieke onderwerpen), Loonheffingen
Reacties uitgeschakeld voor Inspecteur hanteert te korte periode om recht op aftrek voorkoming dubbele belasting vast te stellen

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. X maakt namelijk aannemelijk dat er voldoende evenredigheid bestaat tussen de verlofperiode en de gewerkte periode.

X verricht werkzaamheden in Angola. Hij heeft daar gewerkt in de periode van 14 november 2012 tot en met 12 april 2013. In deze periode geniet X 56 dagen verlof. Verder was hij 5 dagen ziek en volgde hij op 11 dagen een cursus. In zijn IB-aangifte 2012 verzoekt X om aftrek voorkoming van dubbele belasting. Volgens X is er namelijk sprake van een aaneengesloten periode van drie maanden, met gebruikelijke arbeidsonderbreking(en). De inspecteur is van mening dat X geen recht heeft op aftrek voorkoming van dubbele belasting. Volgens de inspecteur is er namelijk een wanverhouding tussen de verlofdagen en de gewerkte dagen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Volgens de rechtbank maakt X namelijk aannemelijk dat er voldoende evenredigheid bestaat tussen de verlofperiode en de gewerkte periode om de verlofperiode als gewone arbeidsonderbreking mee te mogen tellen voor de bepaling of er sprake is van een aaneengesloten periode van drie maanden. De rechtbank overweegt daarbij dat de evenredigheid in het onderhavige geval mag worden beoordeeld over een langere periode. De rechtbank wijst hierbij op een door X verstrekt overzicht waaruit blijkt dat er, gerekend over de periode van 365 dagen, die aanvangt op 13 november 2012, sprake is van een periode van 187 gewerkte dagen. Verder merkt de rechtbank op dat het, voor dezelfde periode, gerekend vanaf 2 maart 2013, gaat om 189 gewerkte dagen. X heeft volgens de rechtbank dan ook aannemelijk gemaakt dat, over een langere periode bekeken, er in zijn geval normaliter sprake is van een evenredigheid tussen de verlofdagen en de gewerkte dagen. Het gelijk is aan X.

(Bron: Taxlive)

Dga micro bv deponeren vóór 8 november

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Dga micro bv deponeren vóór 8 november

Als u voor de jaarrekening 2015 van de dga bv gebruik wilt maken van het micro-regime, moet u de jaarrekening vóór 8 november a.s. deponeren.

Steeds vaker gebruik micro-regime

Uit helpdeskvragen van leden blijkt dat het deponeren volgens micro-regime steeds meer voorkomt. Vaak wordt de inrichtingsjaarrekening wel uitgebreider opgesteld maar is de publicatiejaarrekening zo beperkt mogelijk.

Ook al voor 2015 mogelijk

De wet biedt de ruimte om voor de jaarrekening 2015 al gebruik te maken van het micro-regime, als alle voorschriften uit de gewijzigde wet worden gevolgd. Dit heeft ook betrekking op de opmaak- en publicatietermijn. Deze zijn dan maximaal 10 c.q. 12 maanden na balansdatum.

Termijn

Wanneer alle aandeelhouders ook bestuurder zijn (dga bv) geldt, conform artikel 2:210 lid 5 BW, opmaken ook als vaststellen en moet binnen 8 dagen na het opmaken worden gepubliceerd.

Het gevolg is dat de publicatiestukken 2015 van de dga bv, opgesteld volgens micro-regime, binnen 10 maanden plus 8 dagen dus vóór 8 november a.s. moeten worden gedeponeerd.

(Bron: NBA)

ZZP’ers kunnen ook onder de Wet DBA worden ingezet als tijdelijke vervangers van vaste werknemers. Dat meldde staatssecretaris Wiebes onlangs in antwoord op kamervragen. De Belastingdienst wekte eerder tijdens webinars over de regels van de Wet DBA de indruk dat vervanging door zzp’ers als dienstbetrekking zal worden gezien.

D66-kamerlid Steven van Weyenberg stelde vragen over de vervanging naar aanleiding van een artikel over criteria rond schijnzelfstandigheid op zipconomy.nl. Volgens Wiebes is vervanging door een zzp’er in het geval van zwangerschap of ziekte van een medewerker in loondienst, of in geval van overbrugging geen probleem.

Een arbeidsrelatie, ook een tijdelijke ter vervanging van iemand die in loondienst is, wordt op zijn eigen fiscale merites beoordeeld, schrijft Wiebes. ‘De beoordeling of er geen dienstbetrekking aanwezig is staat los van het gegeven of het gaat om tijdelijke, structurele of variabele werkzaamheden.’

Als een invaller hetzelfde werk doet op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden als degene in loondienst die wordt vervangen, dan is er volgens Wiebes wel sprake van een dienstbetrekking. ‘Onder de VAR was dat zo en dat is ook onder de Wet DBA het geval’, aldus Wiebes.
Als de invaller hetzelfde werk doet, maar de voorwaarden en omstandigheden verschillen ten opzichte van degene die in dienstbetrekking werkte, dan kan de invaller wel degelijk buiten dienstbetrekking werken, zo meldt hij.

(Bron: Salarisnet)

Het niet-noteren van de omrijdkilometers en het niet effectief controleren van het verbod op privégebruik van de auto van de zaak, wil in het kader van de beboeting voor het niet toepassen van de bijtelling privégebruik nog niet zeggen dat sprake is van grove schuld. Zo oordeelde Hof Amsterdam in de volgende zaak.

Het ging om een uitzendbureau dat over verschillende auto’s beschikte. De auto’s werden gebruikt voor het opalen en afzetten van ingeroosterde ploegen. De chauffeurs mochten de auto’s niet zonder toestemming van belanghebbende privé gebruiken, maar als zij toestemming voor privégebruik vroegen, kregen ze die in beginsel. Bovendien parkeerden de chauffeurs de auto’s na hun werk nabij hun woning en bleven na afloop van de werkzaamheden in het bezit van de autosleutels. Dat betekende volgens het hof dat de auto’s ook voor privédoeleinden aan de chauffeurs ter beschikking stonden. Daar kwam nog bij dat het uitzendbureau niet aannemelijk kon maken dat zij effectief controleerde of het verbod op privégebruik door de chauffeurs daadwerkelijk werd nageleefd. Verder waren de gegevens zoals die waren opgenomen in de rittenoverzichten in onvoldoende mate controleerbaar. Het hof liet de naheffingsaanslagen in verband met het privégebruik van de auto’s dan ook in stand, maar verminderde wel de boete van ruim € 100.000. De door belanghebbende ingebrachte bewijsmiddelen waren weliswaar dermate oncontroleerbaar dat het onvoldoende was om aan de bewijslast te voldoen. Maar dat betekende op zichzelf nog niet dat belanghebbende telkens toen zij afzag van inhouding en afdracht ter zake van een voordeel in verband met de terbeschikkingstelling ernstig nalatig handelde. Laakbaar slordig handelen is niet voldoende voor het oordeel dat sprake is van grove schuld, aldus het hof.

(Bron: Taxence)

Werkt u als medicus samen met andere collega’s of praktijken? Dan heeft u vaak gezamenlijke kosten. Denk aan het salaris van een gemeenschappelijke secretaresse of receptioniste in een praktijk van samenwerkende huisartsen die werkzaamheden verricht voor iedere aangesloten huisarts. Deze loonkosten zijn gemeenschappelijke kosten. Bij het verdelen van die kosten bestaan btw-risico’s.

De kostenmaatschap

In de praktijk wordt vaak gebruik gemaakt van een zogenaamde kostenmaatschap om de kosten te verdelen. Echter, als de maatschap alleen wordt gebruikt om kosten te verdelen is dat ‘oneigenlijk gebruik’. Een maatschap is namelijk een overeenkomst tussen twee of meer personen met het doel om het ontstane voordeel met elkaar te delen. De term ‘kostenmaatschap’ bestaat voor de btw niet en is in feite een verwarrend begrip.

Let op! Voor de Belastingdienst bestaat het begrip ‘kostenmaatschap’ niet.

Ook kan de Belastingdienst vinden dat het door belasten van de kosten aan de maten binnen de kostenmaatschap een prestatie tegen vergoeding vormt. De bedragen die de maten aan de kostenmaatschap betalen worden niet als een voor de btw onbelaste kapitaalstorting aangemerkt, maar als een vergoeding voor verrichte diensten waarover btw moet worden betaald.

Tip: U kunt hier mogelijk onder uitkomen met de kleine ondernemingsregeling (KOR). Als medici natuurlijke personen (geen BV of soortgelijke vennootschap)  zijn en de jaarlijks verschuldigde btw minder is dan € 1.345 kunt u op basis van KOR een verzoek indienen bij de Belastingdienst om af te zien van administratieve verplichtingen.

Kosten voor gemene rekening

Een beter alternatief om de gemeenschappelijke kosten te verdelen is om één van de partijen de kosten te laten dragen en daarna een vaste verdeelsleutel overeen te komen. Deze is van tevoren vastgesteld en de verdeling gebeurt zonder winstopslag. Van belang is dat ook degene die de kosten omslaat een deel van de kosten zelf draagt. Als aan deze voorwaarden is voldaan is geen reden tot btw-heffing. Het principe van kosten voor gemene rekening kan zowel voor personeelskosten als voor overige (algemene) kosten toegepast worden.

Model  Afspraken over            Voordeel  Nadeel 
Overeenkomst tot verrekening van voor gemene rekening gemaakte personeelskosten/ algemene kosten. De verdeling van gezamenlijke personeelskosten/algemene kosten. Voorkomt btw- heffing bij de verdeling van gezamenlijke personeelskosten/ algemene kosten. Weinig flexibiliteit bij verdeling van de gezamenlijk personeelskosten/ algemene kosten.

POT-overeenkomst

Een derde mogelijkheid is het gebruik van de POT-overeenkomst. De medici sluiten dan gezamenlijk contracten met een langere looptijd. Ieder van de medici is dan dus contractpartij en moet zijn/ haar handtekening plaatsen onder het contract. Dit kan een arbeidscontract zijn maar bijvoorbeeld ook een leveringscontract voor gas, water en licht. Anders dan bij de kosten voor gemene rekening zijn aan de verdeelsleutel geen voorwaarden verbonden en bestaat er dus meer flexibiliteit.

Model Afspraken over Voordeel Nadeel
POT-overeenkomst De verdeling van gezamenlijke kosten met als basis een langdurig contract. Voorkomt btw- heffing bij de verdeling van gezamenlijke kosten.
Veel flexibiliteit.
Er moeten gezamenlijk contracten worden gesloten.

Tip: Medici die kosten willen delen zonder btw-heffing, kunnen het beste gebruik maken van kosten voor gemene rekening of de POT-overeenkomst.

(Bron: HLB)

RJ-Uiting 2016-13 “Richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties” gepubliceerd

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, jaarrekening
Reacties uitgeschakeld voor RJ-Uiting 2016-13 “Richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties” gepubliceerd

In de RJ-Uiting 2016-13 heeft de Raad de ontvangen commentaren op Uiting 2016-8 “Ontwerp-RJ 650 Fondsenwervende organisaties” en ontwerp-RJk C2 “Kleine fondsenwervende organisaties” verwerkt.

De belangrijkste commentaren en de verwerking zijn:

Belangrijkste wijzigingen in RJ 650

  • Het model voor de staat van baten en lasten is gewijzigd.
  • In het model voor de staat van baten en lasten worden baten van particulieren en baten van bedrijven onderscheiden
  • In alinea 102 is opgenomen dat fondsenwervende organisaties naast RJ 650 ook RJ 640 en de andere hoofdstukken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving moeten toepassen.

Belangrijkste wijzigingen in RJk C2

  • Het model voor de staat van baten en lasten is gewijzigd.
  • In alinea 102 is opgenomen dat kleine fondsenwervende organisaties naast RJk C2 ook RJk C1 en de andere hoofdstukken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving voor kleine rechtspersonen moeten toepassen. Voor het bestuursverslag past de kleine fondsenwervende organisatie RJk C2 toe.
  • De nummering van de alinea’s in RJk C2 is ten opzichte van RJ-Uiting 2016-8 op enkele plaatsen gewijzigd om daarmee de volgorde van de posten van de staat van baten en lasten aan te houden.

Als gevolg van de ontvangen commentaren op RJk C2 zijn ook enkele alinea’s in RJk C1 gewijzigd.

Wijzigingen in RJ 640 Organisaties zonder winststreven en RJk C1 Kleine Organisaties zonder winstreven

In RJ 640 zijn enkele bepalingen toegevoegd met betrekking tot de verwerking en waardering van nalatenschappen:

  • In de praktijk is er vaak onduidelijkheid over het moment waarop baten uit nalatenschappen moeten worden verwerkt in de jaarrekening. In RJ 640.208 en RJk C1.207 is daarom opgenomen dat de nalatenschap als bate moet worden verwerkt als een betrouwbare schatting van de omvang van de nalatenschap kan worden gemaakt. Hiervan is in ieder geval sprake bij ontvangst van de akte van verdeling.
  • In RJ 640.208 en RJk C1.207 is toegevoegd dat wanneer een organisatie een nalatenschap verkrijgt dat belast is met vruchtgebruik, bij de waardering van die nalatenschap rekening moet worden gehouden met het recht van vruchtgebruik.

Ingangsdatum

Richtlijn 650 Fondsenwervende organisaties en Richtlijn C2 Kleine fondsenwervende organisaties en de overige wijzigingen in Richtlijn 640 Organisaties-zonder-winststreven en Richtlijn C1 Kleine organisaties-zonder-winststreven worden van kracht voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2017.

(Bron: Accountancyvanmorgen)