Archive for maart, 2017

 Vergoeding voor extra kosten aangepaste werkplek van werknemer

Om ervoor te zorgen dat jouw werknemer, die ziek of gehandicapt is, toch zijn werk kan uitvoeren heb jij als werkgever de verplichting om een aangepaste werkplek in te richten. Dit kan zijn in de vorm van een traplift, een aanpassing in de directe werkplek of een aangepast toilet. Dit brengt extra kosten met zich mee, maar voor sommige voorzieningen kun je een vergoeding aanvragen.

Verplicht om werknemer aangepaste werkplek aan te bieden
Jij bent verantwoordelijk voor de re-integratie van je werknemer. Ga je een werknemer met een handicap in dienst nemen? Ook dan moet jij ervoor zorgen dat hij een aangepaste werkplek heeft en de nodige voorzieningen om zijn werk naar behoren uit te voeren. Het inrichten van een aangepaste werkplek of het bouwen van extra voorzieningen binnen je bedrijf kan extra kosten met zich meebrengen. In dat geval kun je bij het UWV een vergoeding aanvragen.

Soorten voorzieningen
Er zijn twee soorten aanpassingen om je werknemer weer snel aan het werk te krijgen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten voorzieningen. Er zijn niet-meeneembare voorzieningen zoals een traplift of aangepast toilet, en de meeneembare voorzieningen zoals een aangepaste bureaustoel of orthopedische schoenen. Alleen voor de niet-meeneembare voorzieningen kun je een subsidie bij het UWV aanvragen.

Meeneembare voorzieningen krijg je niet vergoed, omdat de werknemer deze kan meenemen naar een andere werkgever. Voor dit soort voorzieningen kan de werknemer zelf een vergoeding aanvragen bij het UWV.

Beoordeling door UWV voor een niet-meeneembare voorziening
Als je voor een niet-meeneembare voorziening een vergoeding aanvraagt, gaat het UWV beoordelen of de aanpassing wel echt noodzakelijk is. Het UWV kan dan de werknemer uitnodigen voor een gesprek.

Ook bepaalt het UWV in hoeverre de aanpassing algemeen gebruikelijk is: is de voorziening voor iedereen beschikbaar, ongeacht of er sprake is van een beperking? De kosten voor een algemeen gebruikelijke aanpassing krijg je namelijk niet vergoed. Wil jij weten of je voorziening een algemeen gebruikelijke aanpassing is? Vraag het aan een van onze juristen. Zij geven je een duidelijk antwoord.

Als er meerdere mogelijkheden zijn om een aanpassing te creëren, gaat het UWV uit van de goedkoopste oplossing.

Voorwaarden aanvragen vergoeding
Om in aanmekring te komen voor een vergoeding van niet-meeneembare voorzieningen, moet er aan een aantal voorwaarden voldaan zijn:

  • je werknemer heeft een ziekte of een handicap;
  • het dienstverband met je werknemer duurt nog minimaal 6 maanden;
  • je moet het formulier ‘Aanvraag vergoeding voorziening werkgever’ bij het UWV invullen.

(Bron: Jurofoon)

Afwijkend BTW-tarief op papieren en digitale boeken geen discriminatie

Categories: Nieuws, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Afwijkend BTW-tarief op papieren en digitale boeken geen discriminatie

Polen kende verlaagde BTW-tarieven van 8% en 5% voor boeken, kranten en tijdschriften in gedrukte vorm of andere informatiedragers (met name cd of cassette). Boeken, kranten en tijdschriften die langs elektronische weg werden uitgegeven, waren onderworpen aan het normale tarief van 23%. Het Poolse grondwettelijk Hof besliste dat Polen volgens de BTW-Richtlijn was gedwongen het normale tarief toe te passen op elektronisch geleverde boeken en andere elektronische publicaties. Het Hof twijfelde echter aan de geldigheid van de desbetreffende bepalingen van de BTW-Richtlijn en besloot hierover prejudiciële vragen voor te leggen aan het EU-Hof van Justitie. Het EU-Hof besliste dat de BTW-Richtlijn een verschillende behandeling invoerde voor twee vergelijkbare situaties. Op de elektronische levering van digitale boeken mocht het verlaagde tarief niet worden toegepast terwijl dit op de levering van digitale boeken op alle fysieke dragers wel mocht. Dit onderscheid van vergelijkbare situaties was echter gerechtvaardigd volgens het EU-Hof. Door het verlaagde tarief niet toe te passen op elektronische diensten zorgde de EU-wetgever er voor dat belastingplichtigen en nationale belastingdiensten niet voor elke verrichte soort van elektronische diensten hoefden na te gaan of die volgens de BTW-Richtlijn onder het verlaagde tarief vielen. De maatregel was volgens het EU-Hof geschikt om het beoogde doel te verwezenlijken: het BTW-tarief dat gold voor elektronische diensten met zekerheid kunnen bepalen. Het EU-Hof concludeerde dat het feit dat de BTW-Richtlijn lidstaten niet toestond het verlaagde BTW-tarief toe te passen op de elektronische levering van digitale boeken terwijl dit wel kon voor de levering van digitale boeken op alle fysieke dragers, niet in strijd was met het beginsel van gelijke behandeling.

(Bron: FUTD)

Kaalslag in de winkelstraat: mogelijkheden voor de huurprijs

Categories: Nieuws, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, juridisch nieuws, huren of verhuren
Reacties uitgeschakeld voor Kaalslag in de winkelstraat: mogelijkheden voor de huurprijs

“Faillissement V&D is pas het begin”, “En wéér vallen er klappen in de winkelstraat” en “Steeds grotere crisis in de Nederlandse winkelstraten”. Zomaar wat koppen van  artikelen die het afgelopen jaar in de media verschenen. Als oorzaken van de ‘kaalslag’ in de winkelstraat wordt onder andere genoemd: de toenemende concurrentie van het internet door het groeiende aantal webshops, de concurrentie van grote ketens voor de kleine speciaalzaak, alsmede gemeentelijk beleid (bijvoorbeeld het parkeerbeleid van bepaalde gemeenten). De meest gehoorde klacht is echter dat de huurprijs van winkelpanden onverminderd hoog blijft ondanks de verpaupering van sommige winkelstraten.

De genoemde oorzaken heb je als (kleine) detailhandelsonderneming niet altijd in de hand. Ten aanzien van de huurprijs zijn er echter wel mogelijkheden. De wet biedt de mogelijkheid wijziging van de huurprijs van bepaalde soorten bedrijfsruimten te vragen aan de rechter.

Artikel 7:290 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat onder bedrijfsruimte moet worden verstaan:

  • a) een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is;
  • b) een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan die krachtens zulk een overeenkomst bestemd is voor de uitoefening van een hotelbedrijf, en
  • c) een onroerende zaak die krachtens zulk een overeenkomst is bestemd voor de uitoefening van een kampeerbedrijf.

In het algemeen wordt gesproken over “winkelruimte”. Uit de definitie blijkt echter dat het om meer bedrijfsruimten kan gaan. Hieronder zal ik alleen over winkelruimte spreken.

Winkelruimte of bedrijfsruimte

Er wordt veel geprocedeerd over de vraag of er sprake is van winkelruimte of overige bedrijfsruimten. De reden hiervan is dat huurders van winkelruimten door de wet veel beter beschermd worden dan huurders van overige bedrijfsruimten. Verhuurders van winkelruimten kunnen een huurovereenkomst slechts opzeggen op grond van een aantal limitatief in de wet opgesomde gronden. Het moet dan gaan om slecht huurderschap, dringend eigen gebruik van de winkelruimte door de verhuurder, een weigering van de huurder om met een redelijke nieuwe huurovereenkomst in te stemmen (waarbij de wijziging niet om een wijziging van de huurprijs mag gaan) en verwezenlijking door verhuurder van een bestemming volgens een bestemmingsplan.

Een huurder kan altijd opzeggen als een overeengekomen huurtermijn is verstreken. Uiteraard is het dan ook eenvoudig om te stellen dat een huurder, als hij niet (meer) kan instemmen met een te betalen huurprijs, de huurovereenkomst dan maar op moet zeggen en zijn winkel moet verplaatsen. Verhuizen is echter kostbaar. Een huurder heeft vaak veel geïnvesteerd in op maat gemaakte winkelinrichting. Bovendien willen huurders vaak helemaal niet weg van een goed bereikbare en bij het publiek bekende locatie.

Mogelijkheden

Als het voor een huurder alleen om de hoogte van de huurprijs gaat, biedt de wet mogelijkheden. Artikel 7:303 lid 1 BW bepaalt namelijk dat zowel de huurder als de verhuurder kan vorderen dat de rechter de huurprijs nader zal vaststellen als deze niet (meer) overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. Dat kan na afloop van de looptijd bij een huurovereenkomst voor bepaalde tijd. Maar ook in alle andere gevallen, telkens wanneer ten minste vijf jaar is verstreken sinds de dag waarop de laatste door partijen vastgestelde huurprijs is ingegaan of waarop de laatste door de rechter vastgestelde huurprijs is gevorderd. Bij de nadere vaststelling van de huurprijs let de rechter op het gemiddelde van de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. Het gaat dan om huurprijzen in een tijdvak van vijf jaren voorafgaande aan de dag van het instellen van de vordering. Iedere aldus in de vergelijking te betrekken huurprijs wordt herleid volgens de algemene ontwikkeling van het prijspeil sinds de dag waarop die huurprijs gold tot aan die van het instellen van de vordering. Als het niet mogelijk is de rechter de voor de toepassing van deze maatstaf benodigde gegevens te verschaffen, maakt de rechter een schatting aan de hand van de wel te zijner beschikking staande gegevens. De rechter wijst een vordering van de verhuurder tot verhoging van de huurprijs af voor zover deze is gegrond op verbeteringen van het gehuurde die op kosten van de huurder zijn aangebracht. Als de rechter de huurprijs nader vaststelt, geldt deze met ingang van de dag waarop deze is gevorderd. Hij kan echter op vordering van een der partijen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval een andere ingangsdatum vaststellen. Hij kan daarbij tevens bepalen dat de huurprijs gedurende een door hem vast te stellen termijn van ten hoogste vijf jaren geleidelijk zal worden aangepast.

Tot 1 januari 2014 werd de “huur van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse” veelal vastgesteld door de zogenaamde Bedrijfshuuradviescommissie van de Kamer van Koophandel. Sinds 1 januari 2014 is er een aantal vergelijkbare commissies die advies over huurprijzen uitbrengen.

Uiteraard werkt het voorgaande twee kanten op. Het is immers mogelijk dat wordt bepaald dat een huurprijs zou moeten worden verhoogd. Fijn voor de verhuurder, maar uiteraard minder prettig voor een huurder. Weliswaar is het risico op een huurprijsverhoging momenteel niet zo groot vanwege de vele leegstand in winkelstraten, maar dit risico bestaat wel.

Toetsen

Het is daarom van groot belang voor een huurder om tijdig vooraf door een deskundige te laten bepalen of een te betalen huurprijs nog wel overeenkomt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse. Weliswaar bepaalt artikel 7:304 lid 1 BW dat een vordering tot nadere huurprijsvaststelling slechts ontvankelijk is, als deze vergezeld gaat van een advies over de nadere huurprijs, opgesteld door een of meer door partijen gezamenlijk benoemde ter zake deskundigen, maar het kan uiteraard geen kwaad om eerst zelf een deskundige te benaderen om de huurprijs te bepalen. Zo kan worden gekeken of het zin heeft om met de andere partij een discussie over de huurprijs aan te gaan en (als dit tot niets zou leiden) de rechter te vragen de huurprijs nader vast te stellen.

Door het overeenkomen van een huurprijsverlaging, of als een verhuurder daaraan niet mee wil werken een procedure strekkende tot een huurprijsverlaging, kunnen de kosten structureel beperkt worden. Een faillissement kan daarmee worden voorkomen.

(Bron: FUTD)

Een kwart van de directeur-grootaandeelhouders (dga’s) weet niet wat ze met hun bestaande pensioen in eigen beheer (PEB) gaan doen als de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer per 1 april 2017 ingaat. Dit blijkt uit een onderzoek van ABN AMRO MeesPierson onder 400 dga’s naar het PEB.

De bank waarschuwt dga’s met pensioen in eigen beheer om vóór 1 juli 2017 te zorgen dat zij geen pensioen meer in hun B.V. opbouwen. ‘Als ze daar niet voor zorgen, dan moeten ze ongeveer 1,8 keer de waarde van de pensioenvoorziening op hun balans aan de Belastingdienst betalen’, aldus pensioenexpert Masha Bril. Ook raadt de bank aan om uiterlijk voor het einde van het jaar te beslissen wat te doen met het al opgebouwde pensioen. Bij afkopen is het vaak verstandig om dat dit jaar nog te doen. In dat geval geeft de Belastingdienst de hoogste korting.

 

Afkopen, omzetten of voortzetten

Dga’s die al wel een keuze maakten over wat zij doen met hun in eigen beheer opgebouwde pensioen, kozen onder andere voor afkopen (24 procent), omzetten naar oudedagsverplichting (15 procent), overhevelen naar een verzekeraar (14 procent), omzetten naar een lijfrente (12 procent) of premievrij voortzetten (10 procent).

 

Weinig enthousiast ontvangen

Pensioen in eigen beheer is populair. De helft van de dga’s bouwt op deze manier (een deel van) het pensioen op. Voor één op de vijf directeur-grootaandeelhouders is het zelfs de belangrijkste manier van pensioenopbouw. De wetswijziging is bij veel dga’s met weinig enthousiasme ontvangen. Bijna de helft van de dga’s vindt afschaffing een slecht idee.

(Bron: Taxlive)

Kan uw organisatie niet inzichtelijk maken hoeveel uren de werknemers precies gewerkt hebben, dan overtreedt de werkgever mogelijk de wet. Hij loopt dan risico op een boete! Hij moet gewerkte uren daarom goed bijhouden.

Iedere werkgever is verplicht om alle werknemers minimaal het wettelijk minimumloon te betalen. Doet hij dat niet, dan overtreedt hij de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Als Inspectie SZW zo’n overtreding constateert, kan dat flink in de papieren lopen. Dat gebeurde ook bij een schoonmaakbedrijf.

Overschrijding normtijd is onbetaald

De schoonmakers van deze organisatie kregen per kamer betaald voor een normtijd: de tijd die volgens de werkgever nodig was om de kamer schoon te maken. Voor een kamer waar de gast nog een avond verbleef gold een schoonmaaktijd van tien tot twaalf minuten. Voor de kamer van een vertrekkende gast 20 minuten. In de arbeidsovereenkomsten van de werknemers stond echter dat zij per uur betaald zouden krijgen. Had een werknemer langer nodig voor het schoonmaken van de kamers en deed hij bijvoorbeeld anderhalf uur over vijf kamers van blijvende gasten in plaats van een uur, dan kreeg hij toch maar één uur betaald. Daarnaast werden extra werkzaamheden, zoals het vullen van de linnenkar, het stofzuigen van de gang en het bijplaatsen van extra bedden niet betaald.

Geen nabetaling voor werknemers

Inspectie SZW oordeelde dat de uren die de werknemers gewerkt hadden, niet overeenkwamen met de uren die de werkgever registreerde en betaalde. De Inspectie kon daardoor niet controleren of de werknemers voldoende loon en vakantiebijslag betaald kregen. Daarvoor legde zij een boete van € 230.000 op. De overtreding van de organisatie werd op basis van de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) bovendien openbaar gemaakt.
Toch kon de inspectie niet bewijzen dat de organisatie te weinig betaald had. De werknemers kregen daarom geen nabetaling van de uren die zij niet betaald gekregen hadden.

(Bron: Rendement)t

Het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA) moet ook worden toegepast als de terbeschikkingstelling van huisvesting noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Dit heeft rechtbank Gelderland onlangs aangegeven.

Een organisatie kan in principe de BTW verrekenen die in rekening is gebracht door leveranciers. Op deze hoofdregel bestaan een aantal uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen betreffen goederen en diensten die door een organisatie worden betaald, maar worden gebruikt voor de werknemers. Dit privégebruik door werknemers mag uiteraard niet leiden tot aftrekbare BTW voor de organisatie. Hiervoor is het BUA  ingevoerd. Hierdoor is bijvoorbeeld de BTW op uitgaven voor huisvesting van werknemers niet aftrekbaar als voorbelasting. In onderstaande zaak ging het om de vraag of het BUA ook van toepassing is als het gaat om huisvesting die noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

Werknemers waren hier maar tijdelijk

Het ging hier om een uitzendbureau dat vooral buitenlandse uitzendkrachten ter beschikking stelde aan opdrachtgevers. Voor deze uitzendkrachten werden overnachtings/verblijfsplekken geregeld waarvoor ze geen vergoeding hoefden te betalen. Het uitzendbureau vond dat het BUA niet van toepassing was omdat de werknemers hier alleen maar tijdelijk verbleven en in het land van herkomst bleven wonen. Daarnaast waren de belangen van de uitzendkrachten ondergeschikt aan die van het uitzendbureau. De benodigde werknemers met specialistische kennis waren in Nederland ook niet te vinden. Het ging daarom om kosten die rechtstreeks verband hielden met de uitzendactiviteiten. Het uitzendbureau was dus de verbruiker van de geleverde huisvestingsdienst.

Verstrekking in persoonlijk belang

De Belastingdienst was het hier niet mee eens omdat hier sprake was van een verstrekking in het persoonlijke belang van de uitzendkracht. Het uitzendbureau had er zelf voor gekozen om iets te regelen voor de werknemers. De rechter sloot zich aan bij de fiscus. Zelfs als de verstrekking noodzakelijk was voor de bedrijfsvoering bleef het BUA gelden. Er was ook geen sprake van dat het BUA in strijd was met het Europese recht.

Beste ondernemer,

Bij echtscheiding in de familie wordt niet altijd gedacht aan het opstellen of aanpassen van een testament. Met name als u (minderjarige) kinderen uit het huwelijk heeft, kan het zinvol zijn het testament te actualiseren

Wat kunt u regelen in uw testament na echtscheiding?

1. Bewind 
Zonder nadere regeling krijgt uw ex-partner na uw overlijden het beheer over het vermogen van het minderjarige kind. Bij minderjarige kinderen kunt u desgewenst in uw testament een bewind instellen over de verkrijging met iemand anders als bewindvoerder.

2. Voogdij
Een voogd zorgt voor de verzorging en opvoeding van een minderjarig kind. Voogdij komt in principe pas aan de orde als beide ouders zijn overleden. Soms is een voogdijregeling ook praktisch wanneer de ex-partner nog leeft. Bijvoorbeeld als die, om wat voor reden dan ook, niet geschikt is voor de verzorging/opvoeding van het kind.

3. Uitsluiting ouderlijk vruchtgenot
Zonder nadere regeling heeft de langstlevende echtgenoot het ouderlijk vruchtgenot van het vermogen van het minderjarige kind. Dit kan in een testament worden uitgesloten.

4. Uitsluiting ex-partner als verkrijger 
Als een gescheiden ouder overlijdt, is het niet uitgesloten dat diens ex-partner nog als erfgenaam optreedt als zijn/haar kind overlijdt zonder achterlating van een echtgenoot of afstammelingen en zonder testament. Dit voorkomt u via een tweetrapsbepaling. Hiermee wordt bepaald dat het vermogen in eerste instantie vererft op het kind. Is er bij overlijden van het kind nog iets van de erfenis over, dan wordt bepaald dat de resterende erfenis opvolgend overgaat op een tweede verkrijger, bijvoorbeeld de broers/zussen.

5. Uitsluiting ex-schoonzoon of ex-schoondochter als verkrijger
Een scheiding van een kind kan ook aanleiding zijn voor de ouders van dat kind om hun testament aan te passen. Als het kind eerder overlijdt dan de ouders, erven bij het overlijden van de ouders de kleinkinderen in plaats van het eerder overleden kind. Ook dan is – zonder regeling in het testament van de grootouders – niet uitgesloten dat de ex-schoonzoon of ex-schoondochter het beheer krijgt over de erfenis of de erfenis ontvangt als het kleinkind overlijdt.

(Bron: Schipper Groep)

De Bond voor Belastingbetalers heeft de Autoriteit Persoonsgegevens schriftelijk verzocht te onderzoeken of de Belastingdienst bij de aangifte inkomstenbelasting handelt in overeenstemming met de privacywetgeving.

De aanleiding voor dit verzoek is onder andere een recent arrest van de Hoge Raad. Hierin oordeelt de hoogste rechter in Nederland dat de wijze waarop de Belastingdienst jarenlang gegevens systematisch verzamelt en gebruikt een ongeoorloofde inbreuk is op het privéleven van de betrokkenen. Een voldoende precieze wettelijke grondslag – die in zo’n geval is vereist op grond van artikel 8 EVRM – ontbreekt voor deze werkwijze van de overheid. Het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens is derhalve relevant, Aldus de Bond.

Kruisje

De Bond heeft grote zorgen dat de Belastingdienst alles opslaat wat burgers invullen in het aangifteprogramma. Zo kan de Belastingdienst nagaan of getallen een aantal malen zijn aangepast voordat de aangifte werd verstuurd. Iemand die bijvoorbeeld de waardering van een woning of bedrijfspand een aantal malen aanpast, kan zo een kruisje achter zijn naam krijgen en gecontroleerd worden. Hetzelfde geldt voor iemand die een aantal keren zijn giften of ziektekosten aanpast of aanvult.

Bang voor slechte reputatie bij fiscus

De Bond wijst erop dat iedereen het recht heeft te zoeken naar, en te verfijnen tot, een optimale belastingaangifte. De vermeende werkwijze van de Belastingdienst kan ertoe leiden dat burgers zodoende geen aanspraak durven te maken op hun rechten, omdat ze bang zijn voor een slechte reputatie bij de Belastingdienst. Jurgen de Vries, oprichter van de Bond voor Belastingbetalers: “Wij zijn niet tegen controle door de Belastingdienst, maar vinden wel dat de Belastingdienst de burger correct en duidelijk moet informeren over de wijze waarop met data wordt omgegaan. Het is niet duidelijk of dat nu gebeurt en daarom verzoeken wij de Autoriteit Persoonsgegevens onderzoek te doen.”

(Bron: Accountantweek)

Aansprakelijkheid dga voor schulden van zijn BV; gevolgen van een stil vertrek

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, kopen of verkopen van een bedrijf
Reacties uitgeschakeld voor Aansprakelijkheid dga voor schulden van zijn BV; gevolgen van een stil vertrek

Een directeur-grootaandeelhouder die zijn aandelen in een BV met schulden overdraagt zonder onderzoek te doen naar de persoon van de koper en diens plannen met de BV kan aansprakelijk zijn voor schade van schuldeisers van die BV.

Tenzij in de statuten of in een aandeelhoudersovereenkomst anders is bepaald zijn aandeelhouders niet gehouden om boven het bedrag dat op de aandelen moet worden gestort bij te dragen in de verliezen van een BV. Ook bestuurders zijn in principe niet aansprakelijk voor schulden van de BV. De rechtspraak maakt daar echter een uitzondering op als zij in hun hoedanigheid van bestuurder zó onzorgvuldig hebben gehandeld dat ze daar “persoonlijk” een “ernstig verwijt” van kan worden gemaakt.

Een bekend voorbeeld hiervan is de bestuurder die namens de BV verplichtingen aangaat, terwijl hij weet (of zou moeten weten) dat de BV die niet na kan komen en ook geen verhaal biedt. In faillissement is een bestuurder daarnaast aansprakelijk voor het hele tekort in het faillissement als hij zijn taak “onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement”. Dat is het geval als “geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden op dezelfde wijze zou hebben gehandeld”.

Leeghalen

Recent oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant over een zaak waarin een verkopende dga alle aandelen voor een symbolisch bedrag van 1 euro had overdragen en aan de koper alle papieren en de bankpas van de rekening van de BV had overhandigd, zonder onderzoek te doen naar de persoon van de koper en diens plannen met de BV. Enkele jaren na de overdracht ging de vennootschap failliet.

De rechtbank was van mening dat uit de hele gang van zaken bleek dat de dga de BV heeft overgedragen om de nadelige gevolgen van een faillissement te ontlopen, zonder zich de gerechtvaardigde belangen van de schuldeisers van de BV aan te trekken. Volgens de rechtbank wist de verkopende dga daarbij, of had hij moeten weten, dat er een grote kans was dat de koper de vennootschap ‘leeg zou halen’, waarna de schuldeisers zonder verhaalsmogelijkheden zouden achterblijven. De rechtbank oordeelde daarom dat sprake was geweest van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement was geweest en veroordeelde (ook) de verkopende dga tot betaling van een bedrag gelijk aan het faillissementstekort.

Een bijzondere omstandigheid was in deze zaak dat activa van de vennootschap waren verkocht en dat onduidelijk bleef of die verkoop vóór of ná de verkoop van de BV had plaatsgevonden en wat er met de opbrengst was gebeurd. Van doorslaggevende betekenis is dit echter niet geweest. De rechtbank legt de nadruk op het achterwege laten van onderzoek en dat is ook precies wat in eerdere rechtspraak aan verkopende dga’s werd verweten.

‘Veel fraude met BV’s’

Bij verkoop van aandelen door een dga is eerder herhaaldelijk een ernstig persoonlijk verwijt en/of kennelijk onbehoorlijke taakvervulling aangenomen in gevallen waarin een dga zijn aandelen in een noodlijdende BV voor een symbolisch bedrag had overdragen zonder onderzoek te doen naar de koper en diens plannen met de BV. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch overwoog in dit verband in 2016 dat van de betrokken bestuurder had mogen worden verwacht “dat hij, onder meer met het oog op de belangen van de crediteuren van de vennootschap, tenminste enig onderzoek zou doen naar de hoedanigheden, zakelijke achtergrond, financiële gegoedheid en persoonlijke integriteit van de persoon aan wie hij het bestuur en de aandelen van de vennootschap wilde overdragen” (!).

Omdat – aldus de rechtspraak – als feit van algemene bekendheid moet worden beschouwd dat er veel met BV’s wordt gefraudeerd, moeten verkopende dga’s daarbij rekening houden met de mogelijkheid dat een koper de BV niet zal willen voortzetten, maar dat hij die wil leeg halen, zonder de schuldeisers te betalen.

Schadevergoeding

Heeft de verkopende dga geen onderzoek gedaan en gaat het mis, dan wordt al snel een ernstig persoonlijk verwijt en/of kennelijk onbehoorlijke taakvervulling aangenomen en worden verkopende bestuurder-aandeelhouders veroordeeld om de schade van schuldeisers van de BV te vergoeden. Hoe groot die schade is, is afhankelijk van de vraag hoeveel verhaal er zonder de verkoop van de BV voor de schuldeisers was geweest. Als komt vast te staan dat de BV op het moment van de verkoop nog bezittingen had en op enig moment na de verkoop niet meer, dan wordt er echter ook al snel van uit gegaan dat het ontbreken van verhaalsmogelijkheden het directe gevolg van de overdracht van de BV is geweest.

Katvanger

Opmerkelijk is dat de verkopende bestuurder-aandeelhouder steeds als bestuurder aansprakelijk wordt gehouden voor handelen dat in de eerste plaats eigenlijk handelen als aandeelhouder betreft, namelijk de verkoop van aandelen zonder onderzoek. De rechtbank Den Haag nam hiervoor een uitzondering op de regel aan in gevallen waarin een dga zijn aandelen verkoopt aan een ‘katvanger’. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch formuleerde de onderzoeksplicht echter als eigen verplichting van de bestuurder, die de betreffende bestuurder volgens hem had geschonden.

Wat hier ook van zij, verkopende dga’s zijn gewaarschuwd! Makkelijk op korte termijn is niet altijd verstandig op lange termijn.

(Bron: accountant.nl)

De politieke partijen blijken sterk verdeeld in hun visie hoe de Wet DBA uit het slop te trekken. Zo voelt de PvdA veel voor het hanteren van criteria zoals die door de Commissie Boot zijn gesuggereerd (duur opdracht, hoogte tarief), wil de VVD sleutelen aan het arbeidsrecht en ziet D66 de oplossing in een zelfstandigheidsverklaring. Het CDA ziet niets in een terugkeer naar de VAR, zoals een aantal andere partijen voorstelt.

Dat blijkt uit interviews die ZZPkiest.nu hield met verschillende Tweede Kamerleden.

IJskast

De Wet DBA is door staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën de facto in de ijskast gezet in afwachting van een nieuwe manier waarop zowel opdrachtgevers als zelfstandigen zekerheid kunnen krijgen over hun fiscale status. Een ambtelijke commissie brengt momenteel verschillende opties in beeld. De onrust over de Wet DBA blijft ondertussen bestaan. Dinsdag meldden fiscalisten in het FD dat grotere opdrachtgevers zzp’ers veelal via uitzendconstructies inhuren om alle mogelijke risico’s uit te sluiten.

Uiteenlopende meningen

De Kamerleden die verantwoordelijk zijn voor de zzp-dossiers zijn het over een ding eens. De Wet DBA in zijn huidige vorm werkt niet. Maar hoe dat opgelost moet worden, daarover  blijken ze zeer uiteenlopende meningen te hebben.

“Terug naar de VAR is geen oplossing. Afschaffen van het arbeidsrecht ook niet,” zegt Mei Li Vos (PvdA) tegen zzpkiest.nu. “Er moet een vernieuwde Wet DBA komen.” De PvdA is wel gecharmeerd van de suggesties die de Commissie Boot deed door zelfstandigheid te koppelen aan de duur van de opdracht, hoogte van tarief en aard van de werkzaamheden.

“Je moet de kern van het probleem aanpakken. Schijnconstructies moeten financieel onaantrekkelijk gemaakt worden,” aldus aspirant Kamerlid voor de SP Mahir Alkaya. “Elke maatregel die gericht is om een juridische verankering van de zzp’ers – zonder schijnzelfstandigheid financieel onaantrekkelijk te maken – leidt tot veel bureaucratie en hoge handhavingskosten.”

Steven van Weyenberg (D66) wil veel meer de eigen keuze van de zelfstandige centraal stellen. “D66 wil naar een systeem van een eigen zelfstandigenverklaring. Daarin heeft iemand zelf de keuze of hij ondernemer wil zijn of werknemer.”

“Haastige spoed is zelden goed.” Met die woorden maakt Erik Ziengs (VVD) duidelijk dat zijn partij de kaarten nog tegen de borst houdt. De partij denkt aan het “sleutelen aan het arbeidsrecht”, maar wil geen overhaaste conclusies trekken en aanpassingen vooral doen in nauw overleg met zzp-bonden en werkgevers en werknemers organisaties.

De ChristenUnie schrijft in haar verkiezingsprogramma dat het (voorlopig) terug naar de VAR wil. “Geen goed plan,” zegt Pieter Heerma (CDA): “Met de VAR blijft het probleem bestaan dat er niet gehandhaafd wordt. Die handhaving is nodig, ook voor de zzp’ers zelf, om er voor te zorgen dat de markt niet verstoord wordt”.  CDA-collega Pieter Omtzigt pleitte eerder voor een snelle aanpassing van het arbeidsrecht.

Wiebes en Asscher hebben beloofd dat hun ambtelijke commissie snel na de verkiezingen voorstellen gaat overdragen aan de formateur.  Die commissie laat zich voeden door zowel ‘de polder’ als experts. Net als de politiek zijn ook die het verre van eens met elkaar.  Net als in de politiek is men het ook in de polder verre van eens over de oplossing.

ZZPKiest.nu

ZZPKiest.nu is wordt mogelijk gemaakt door de grote belangenbehartigers van zzp’ers: FNV Zelfstandigen, ZZP Nederland, PZO en FNV MOOI en door Brainnet, Eerlijke Flex, ZZP-pensioen en Freelance.nl. Het ZZPKieskompas is onafhankelijk ontwikkeld volgens wetenschappelijke methoden en onderdeel van Het Kieskompas. Een volledige overzicht van alle standpunten van de politieke partijen over de Wet DBA en schijnzelfstandigheid, plus videofragmenten met de interviews met genoemde Kamerleden over dit onderwerp, is te vinden op deze pagina op ZZPKiest.nu.