Archive for juni, 2017

BV X ontving naheffingsaanslagen LB voor 2009 tot en met 2013, omdat zij geen rekening had gehouden met een bijtelling voor het privégebruik van de auto die zij aan haar directeur ter beschikking had gesteld. De kilometeradministraties waren volgens de inspecteur onvoldoende controleerbaar. Rechtbank Den Haag was het daar op het beroep van BV X niet mee eens. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 was gebleken dat de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden was gebruikt, zodat die naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd. Voor 2013 was dit niet gebleken maar moest de naheffingsaanslag worden verminderd omdat de bijtelling ten onrechte over het hele jaar was berekend in plaats van over de periode van 1 januari tot en met 31 juli 2013. De inspecteur ging in hoger beroep. Hof Den Haag besliste echter dat de gebreken in de rittenadministraties niet van dien aard waren dat uit de rittenadministratie niet bleek voor welke doeleinden de directeur van BV X van de auto gebruik had gemaakt. De gebreken waren ook niet van dien aard dat bleek dat de auto in de jaren 2009-2012 voor meer dan 500 km was gebruikt voor privé. Het Hof was het niet met de inspecteur eens dat een deel van de ritten van de directeur naar het voetbalstadion waar BV X vier business seats tot haar beschikking had, niet zakelijk waren. De ritten waren gemaakt om contacten te leggen en te onderhouden met (potentiële) klanten. BV X had volgens het Hof aannemelijk gemaakt dat de ritten in overwegende mate zakelijke doeleinden dienden. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat in autobedrijven als de onderhavige een samenwerkingsverband met een vergelijkbare winstverdeling en verdeling van de werkzaamheden ook tussen niet-verbonden personen voorkomt.

Belanghebbende, mevrouw X, en haar echtgenoot exploiteren in vof-verband een garagebedrijf. De vof is opgericht in 2006. X heeft een winstaandeel van 40%. X werkte tot en met 2007 in loondienst en werkte daarnaast halve dagen mee in de onderneming. Vanaf 2008 werkt X volledig mee in de onderneming. In de onderneming zijn twee werknemers als monteur werkzaam. In geschil is of X recht heeft op de zelfstandigenaftrek en in het bijzonder of haar werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en of de vof ongebruikelijk is. Volgens Rechtbank Noord-Nederland maakt X voldoende aannemelijk dat haar werkzaamheden zien op de kernactiviteiten van de onderneming. De echtgenoot houdt zich namelijk na een burn-out alleen nog maar bezig met de aan- en verkoop van auto’s en fungeert als technische vraagbaak voor de monteurs. Het feit dat X tijdens de volledige arbeidsongeschiktheid van haar echtgenoot de onderneming ruim een half jaar alleen en zelfstandig heeft gedreven, ondersteunt haar verklaring dat zij daadwerkelijk in staat en bekwaam is om de kernactiviteiten te verrichten. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat in autobedrijven als de onderhavige een samenwerkingsverband met een vergelijkbare winstverdeling en verdeling van de werkzaamheden ook tussen niet-verbonden personen voorkomt. Een samenwerkingsverband als dat tussen X en haar echtgenoot is tussen niet-verbonden personen niet ongebruikelijk. Aan de vraag of de werkzaamheden van X hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn, wordt niet toegekomen. Anders dan de inspecteur namelijk meent, brengt de cumulatie van eisen in art. 3.6 lid 2 Wet IB 2001 mee dat slechts indien aan beide vereisten is voldaan: (1) werkzaamheden hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en (2) een ongebruikelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen; de werkzaamheden niet meetellen voor het urencriterium. De zelfstandigenaftrek is dus ten onrechte gecorrigeerd. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

(Bron: Taxlive)

Heeft u een eigenwoningschuld dan moet u de door u betaalde hypotheekrente verplicht in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting.

Deze aftrek van hypotheekrente is geen keuze, maar een verplichting.

Heeft u een kleine eigenwoningschuld dan kan het belastingvoordeel door aftrek van hypotheekrente in uw aangifte inkomstenbelasting, omslaan in een nadeel. Dan is het voordeliger om geen hypotheekrenteaftrek te claimen. U heeft echter geen keuze. Heeft u een eigenwoningschuld dan moet u deze schuld en de daarmee samenhangende rente en kosten in box 1 opvoeren in uw aangifte inkomstenbelasting.

Er is geen keuze met betrekking tot de aftrek, maar alleen in bepaalde gevallen een keuze voor de kwalificatie van de schuld (box 1 of box 3).

Let op! Soms is het mogelijk een eigenwoningschuld zodanig aan te passen dat deze niet meer kwalificeert als eigenwoningschuld. Laat u hier echter goed over informeren. De fiscale regels rondom de eigen woning zijn namelijk steeds ingewikkelder geworden.

Juist en volledig

Kwalificeert de schuld als een eigenwoningschuld, dan moet de hypotheekrente worden afgetrokken, zelfs als dit nadelig uitpakt. U bent namelijk verplicht een juiste en volledige aangifte inkomstenbelasting in te dienen. Juist en volledig geldt niet alleen voor positieve inkomensbestanddelen, maar bijvoorbeeld ook voor aftrekbare kosten en aftrekbare hypotheekrente.

(Bron: Foederer)

X werkte 32 uur per week in loondienst als Hoofd ICT. In 2012 besteedde hij 1.419 uur, inclusief reistijd, aan zijn dienstbetrekking. Daarnaast genoot X winst uit onderneming met activiteiten als discjockey (DJ) waaraan hij in 2012 in totaal 1.387 uur had besteed. Verder verrichtte X binnen zijn onderneming automatiseringsactiviteiten. Hieraan had hij 65 uur besteed in 2012. X claimde in zijn aangifte IB 2012 de zelfstandigenaftrek. Hof Den Haag besliste dat de activiteiten als diskjockey en de automatiseringsactiviteiten samen niet als één onderneming konden worden aangemerkt, omdat er tussen de activiteiten onvoldoende samenhang bestond. Vervolgens besliste het Hof dat de DJ-activiteiten als onderneming kwalificeerden maar de automatiseringswerkzaamheden, gelet op het geringe aantal uren dat X hieraan had besteed, niet. Die activiteiten waren volgens het Hof belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Doordat de automatiseringsactiviteiten niet meetelden voor het grotendeelscriterium, kwamen de uren die X had besteed aan werkzaamheden binnen zijn onderneming (1.387) niet uit boven de uren die hij had besteed aan werkzaamheden in loondienst (1.419), zodat X niet voldeed aan het grotendeelscriterium en daarom geen recht had op de zelfstandigenaftrek. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X ongegrond.

(Bron: FUTD)

Verhuiskosten van koelapparatuur cafetaria aftrekbaar

Categories: Nieuws, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, Nieuws voor de eenmanszaak of vof, belastingnieuws, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Verhuiskosten van koelapparatuur cafetaria aftrekbaar

X exploiteerde sinds april 2012 een cafetaria. In juni 2014 verhuisde hij binnen dezelfde gemeente naar een andere woning. Zijn nieuwe woning beschikte over een berging waarin X twee vriezers en een koeling kon plaatsen die hij gebruikte in het kader van zijn onderneming maar niet in of bij de cafetaria kon onderbrengen. Voorafgaand aan de verhuizing stonden de vriezers en de koeling in de garage van zijn ouders. In zijn aangifte IB 2014 verzocht X om een forfaitaire aftrek van € 7.750 in verband met de kosten voor het overbrengen van zijn inboedel. De inspecteur weigerde deze aftrek, waarop X in beroep ging en daarbij een huurovereenkomst van een aanhangwagen overlegde. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste dat moest worden beoordeeld of de verhuisuitgaven waren gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Als die vraag bevestigend moest worden beantwoord, kwamen op grond van artikel 3.17, lid 1, onderdeel a, onder 1º, Wet IB 2001 bij de verhuizing naar een andere woonruimte kosten en lasten ten behoeve van de belastingplichtige zelf in aftrek tot de kosten van het overbrengen van zijn inboedel vermeerderd met een forfaitair bedrag van € 7.750. X had volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat hij verhuisuitgaven had gedaan. Daaraan deed niet af dat X in zijn aangifte geen verhuiskosten in aftrek had gebracht. Vervolgens besliste de Rechtbank dat verhuiskosten zakelijk waren wanneer de verhuizing noodzakelijk was voor de ondernemingsuitoefening of wanneer het belangrijkste oogmerk van de verhuizing was het beperken van toekomstige ondernemingskosten. X had aangevoerd dat hij de apparatuur niet langer bij zijn ouders kon plaatsen en het doel van zijn verhuizing was gelegen in het tegen zo beperkt mogelijke kosten onderbrengen van de vriezers en de koeling. Daarmee had X volgens de Rechtbank aannemelijk gemaakt dat de verhuiskosten zakelijk waren. De Rechtbank verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)

De afgelopen weken valt geregeld te lezen over de discussie rondom het zelf wel of niet beslissen over een medische behandeling, de wils(on)bekwaamheid. Stel u bent door ziekte of een ongeval niet meer in staat om zelf uw zaken te regelen. Wie regelt dan uw vermogen? Wat gebeurt er met uw onderneming? Of wie bespreekt met de arts uw behandelplan?

In een levenstestament kunt u iemand aanwijzen die uw belangen behartigt. U wordt hiermee in juridische zin wilsonbekwaam, maar u houdt op deze manier zelf de regie in handen. Dat is dan ook het verschil met een gewoon testament, daarin regelt u wat er met uw bezittingen moet gebeuren na uw overlijden.

Toegevoegde waarde notariële akte

Een levenstestament is vormvrij. Maar in de praktijk is het levenstestament vaak een notariële akte. De toegevoegde waarde van een notariële akte is de bewijskracht. Een ander voordeel is dat een notarieel levenstestament kan worden geregistreerd.

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament

De belangrijkste onderdelen van het levenstestament zijn uw wensen, geboden en verboden. Dit kunnen wensen zijn ten aanzien van uw vermogen, bedrijf, lijf en leven. Denkt u daarbij aan bijvoorbeeld:

  • het doen van betalingen;
  • de verkoop van uw woning;
  • het beheer van uw vermogen;
  • het doen van schenkingen;
  • het bestuur van uw onderneming;
  • of het bespreken van een behandelplan met een arts.

In een levenstestament neemt men doorgaans ook volmachten op. Bijvoorbeeld een algemene volmacht voor alle rechtshandelingen, maar ook specifieke volmachten voor de bankzaken of een volmacht met wensen ten aanzien van uw bedrijf.

In een medische paragraaf wijst u één of meer medisch gevolmachtigde(n) aan of wordt uw wens van een behandelverbod of euthanasie opgenomen.

Toezichthouder van belang

Van groot belang is ook de benoeming van een toezichthouder en/of de opname van een rekening- en verantwoordingsplicht voor degene die tot levensexecuteur (gevolmachtigde) wordt benoemd. Hoewel degenen die benoemd worden vaak vertrouwenspersonen zijn van degene die het levenstestament opstelt, kan controle geen kwaad. Financieel (ouderen)misbruik is helaas aan de orde van de dag.

Is niets doen een optie?

Als u niets regelt en u wordt wilsonbekwaam dan kent de wet een aantal andere maatregelen: bewind, mentorschap en curatele. Bij bewind wordt het vermogen van de rechthebbende beschermd, het mentorschap ziet op de medische (zorg)beslissingen en curatele is een combinatie van beiden waarbij in het laatste geval de betrokkene ook handelingsonbekwaam wordt. Het is dan voor u niet meer mogelijk om een levenstestament op te stellen. U hebt de regie uit handen gegeven.

(Bron: GT)

Voor ondernemers ligt er een grote markt over de grens richting België of Duitsland. Vaak wordt vooraf goed uitgezocht hoe het zit met de inkomstenbelasting en de btw. Over sociale zekerheid in het buitenland wordt echter minder nagedacht, terwijl verzekeringen cruciaal zijn. Ook zijn er zowel in België als Duitsland soms ook nog andere verklaringen nodig om bepaalde werkzaamheden te mogen uitvoeren. De verklaringen dienen te worden aangevraagd voordat de werkzaamheden starten. Om problemen achteraf te voorkomen, is het belangrijk vooraf goed na te denken over sociale zekerheid en de benodigde verklaringen.

Sociale zekerheid bij werkzaamheden over de grens

Bij tijdelijke werkzaamheden over de grens kunnen werknemers veelal in Nederland verzekerd blijven. Het andere land zal hier wel bewijzen van willen zien in de vorm van een A1-verklaring, en voor België tevens een Limosa-melding.

A1-verklaring

De hoofdregel in Europa is dat u sociaal verzekerd bent in het land waar u feitelijk werkt, of u nu werknemer of zelfstandige bent. Een letterlijke toepassing van deze regel zou betekenen dat sommige ondernemers afwisselend in verschillende landen verzekerd zijn. Om dit op te lossen zijn er op Europees niveau afspraken gemaakt. Als u minstens 25% van de werktijd in het woonland werkt mag u daar verzekerd blijven. Ook als u of uw werknemer(s) voor maximaal twee jaar gedetacheerd worden naar een ander werkland, blijft het sociale zekerheidssysteem van het oorspronkelijke werkland van toepassing.

Om aan te tonen dat u tijdens de tijdelijke werkzaamheden, in bijvoorbeeld België of Duitsland, nog steeds in Nederland sociaal verzekerd bent, moet u een A1-formulier kunnen laten zien. Dit kan aangevraagd worden bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De werkzaamheden die in het andere land worden verricht moeten vergelijkbaar zijn aan de werkzaamheden die in Nederland worden verricht. Iemand die alleen in het buitenland werkt kan niet permanent in Nederland verzekerd blijven. Wel zijn er mogelijkheden voor zogenoemde detachering voor 24 maanden. Bij langdurige werkzaamheden in het buitenland kunnen wij de individuele mogelijkheden voor u beoordelen.

Limosa-melding België

Indien u of een van uw werknemers tijdelijk in België gaat werken, moet u ook een Limosa-melding doen. Met de Limosa-meldingsplicht kan de Belgische overheid zicht houden op de aanwezigheid van buitenlandse werknemers. De Limosa-meldingsplicht geldt voor iedereen die niet onderworpen is aan de Belgische sociale zekerheid, en die tijdelijk en/of deeltijds in België gaat werken. De melding moet worden gedaan voordat de werkzaamheden beginnen en voor elke opdracht of werkzaamheid moet een melding worden gedaan. De melding is maximaal 12 maanden geldig.

Er zijn enkele uitzonderingen voor mensen die een paar dagen op zakenreis zijn of bijvoorbeeld in het internationaal transport werken. Wilt u weten of voor u de Limosa-aangifteplicht ook geldt? Wij kunnen u hier nader over informeren.

Andere verklaringen België

Naast de A1-verklaring en de Limosa-melding, zijn er nog andere verklaringen die u als ondernemer moet aanvragen als u in België wilt gaan ondernemen. Wij zetten twee voorbeelden voor u uiteen.

Als u in België een gereglementeerd beroep wilt uitoefenen en u heeft een Nederlands diploma, dan moet u dat diploma laten erkennen. Is het diploma gehaald in een land binnen de Europese Economische Ruimte (EER) of Zwitserland, dan kunt u rechtstreeks een professionele erkenning aanvragen.

Indien u als aannemer werkzaamheden verricht voor de Belgische overheid, dan moet u voldoen aan voorwaarden op het gebied van technische bekwaamheid, financiële draagkracht en professionele integriteit. Een erkenning hiervoor kan worden aangevraagd bij de Dienst voor erkenning der aannemers van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie.

Andere verklaringen Duitsland

Als u gaat ondernemen in Duitsland heeft u nog enkele andere verklaringen nodig. In Duitsland zijn er 41 beroepen, veelal bouwberoepen, waarvoor een zogenaamde Meisterbief nodig is. In de Meisterbrief staat dat een persoon zijn vak beheerst. De Nederlandse Kamer van Koophandel kan, indien er aan de voorwaarden wordt voldaan, een EU-verklaring omtrent vakbekwaamheid afgeven. Deze verklaring kan worden ingewisseld bij de Handwerkskammer voor de Meisterbrief die recht geeft op de Handwerkskarte. Alleen met deze verklaring mag u de 41 beroepen in Duitsland uitoefenen. Bent u benieuwd om welke beroepen het gaat? Wij vertellen u het graag.

(Bron: DRV)

De Belastingdienst heeft meer tekst en uitleg gegeven over hoe het afkopen van pensioen in eigen beheer uitwerkt voor de Zorgverzekeringswet. Ook heeft de dienst nog eens beschreven wie nu precies die ‘partner’ is die moet meebeslissen over wat de directeur-grootaandeelhouder (dga) met zijn pensioenpotje aanvangt.

Opbouw van pensioen in eigen beheer is niet meer mogelijk vanwege de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen. Dga’s moeten er nu voor 1 juli 2017 in elk geval voor zorgen dat de opbouw van hun pensioenpotje stopt. Als dat eenmaal is gebeurd, hebben de dga’s drie opties  voor het pensioen in eigen beheer: bevriezen, fiscaal voordelig afkopen of omzetten in een oudedagsverplichting.

Uitleg over werkgeversheffing Zorgverzekeringswet

In de nieuwe vragen en antwoorden die het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) online heeft gezet, gaat het alleen over het afkopen van het pensioen in eigen beheer. Voor de behandeling van die afkoopsom in de Zorgverzekeringswet maakt het vooral verschil of de dga is verzekerd voor de werknemersverzekeringen of niet, zo bevestigt het CAP.
Stel dat een dga de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt en naast regulier loon ook de afkoopsom krijgt uitgekeerd. Als hij niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, is de dga geen werkgeversheffing verschuldigd over de afkoopsom.
Is de dga wel verzekerd voor de werknemersverzekeringen, dan vallen het reguliere loon en de afkoopsom onder hetzelfde regime voor de Zorgverzekeringswet. De dga is dan ook over beide bedragen de werkgeversheffing verschuldigd.
Ook voor een dga die inkomens heeft uit twee verschillende bv’s en daarnaast de afkoopsom ontvangt maakt het verschil of hij verzekerd is voor de werknemersverzekeringen of niet.

Partner moet tekenen voor pensioen in eigen beheer

In een andere vraag en antwoord geeft het CAP nog meer tekst en uitleg over de partner die ook recht heeft op een deel van het pensioen in eigen beheer. Dat kan een echtgenoot, een geregistreerde partner of een ‘partner in de zin van de pensioenovereenkomst’ zijn. Als de dga een beslissing neemt over zijn pensioen in eigen beheer, moeten deze partners het formulier  ook ondertekenen. Dat geldt ook voor ex-partners.

(Bron: BV Rendement)

Waardeer de vordering op uw bv tijdig af

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Waardeer de vordering op uw bv tijdig af

Heeft u als dga een lening aan uw bv verstrekt en is het nog maar de vraag is of u uw euro’s ooit terugziet? Waardeer de lening dan tijdig af. Wanneer doet u dit en wat levert het op?

Belast in box 1

Ziet een bank het niet zitten om uw bedrijf mede te financieren, dan kunt u als dga ook zelf een lening aan uw bv verstrekken. De opbrengsten zijn belast in box 1 en niet in box 3. Progressief dus. U heeft wel recht op een vrijstelling van 12% van de renteopbrengst.

Afwaarderen

Gaat het slecht met uw bedrijf, dan kunt u de lening afwaarderen. Het verlies op uw lening komt dan ook terecht in box 1 en valt bijvoorbeeld weg tegen uw salaris uit de bv.

Let op! U hoeft niet te wachten totdat duidelijk is dat de lening niet kan worden terugbetaald. Op het moment dat dit waarschijnlijk is, kunt u de lening al (deels) afwaarderen.

Opwaarderen

Gaat het toch weer beter met uw bv, dan moet u de lening natuurlijk ook weer opwaarderen. Deze waardestijging is ook progressief belast.

Let op! Bij op- en afwaarderen van de lening geldt eveneens de vrijstelling van 12%. Dit deel van de op- en afwaardering is dus onbelast c.q. leidt niet tot aftrek.

Verkopen van de lening

Als u de lening tijdig verkoopt binnen de familie, blijft een eventuele waardestijging onbelast. U mag echter niet verkopen aan uw partner, zijn of haar minderjarige kinderen of de minderjarige kinderen van uzelf. Doet u dit toch, dan is de waardeaangroei belast. Verkopen aan kleinkinderen, meerderjarige kinderen of bijvoorbeeld een broer of zus kan dus wel onbelast.

Niet wachten

U kunt niet wachten met verkopen totdat duidelijk is dat de lening toch zal worden terugbetaald. De verkoop van de lening zal dus een risico met zich brengen.

(Bron: Foederer.nl)

In het Belastingplan 2018 gaat de staatssecretaris van Financiën een wijziging opnemen ten aanzien van het partnerbegrip. Hierdoor zal er geen partnerschap meer kunnen bestaan tussen een belastingplichtige en een pleegkind. Dat is nu nog wel het geval.

De Belastingdienst gebruikt de Basisregistratie Personen (BRP) om te bepalen of er voor de toeslagen een partner (tool) is. Uit deze BRP blijkt echter niet of het hier gaat om een kind of een pleegkind. Dit kan ertoe leiden dat als voldaan wordt aan het partnercriterium bij een samengesteld gezin een pleegkind toeslagpartner kan zijn. Dit is niet wenselijk. Staatssecretaris Wiebes heeft aangegeven dat hij een wettelijke maatregel in het Belastingplan 2018 gaat opnemen waardoor deze onwenselijkheid teniet wordt gedaan.

Geen partners meer van elkaar

Wiebes gaat de partnerregeling van toepassing verklaren voor bloed- en aanverwanten in de eerste graad van de belanghebbende waarbij het pleegkind hieronder valt als een meerderjarige voor dit kind een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet op de Jeugdzorg of de Jeugdwet of kinderbijslag voor het kind krijgt/kreeg. Door de aanpassing van deze definitie zal er geen partnerschap meer ontstaan tussen belanghebbende en pleegkind. Dit kan dan alleen als ze beide 27 jaar of ouder zijn en voldoen aan de overige criteria die gelden voor het partnerschap. Deze regeling moet dus op 1 januari 2018 ingaan.

(Bron: Rendement)