Archive for juli, 2017

Door slim uw facturering te plannen, kunt u de afdracht van btw drie maanden uitstellen. De btw op een factuur van 30 juni bestemd voor een ondernemer, moet u namelijk uiterlijk 31 juli al afdragen. Doet u één keer per kwartaal btw-aangifte en factureert u op 1 juli, dan hoeft u de btw pas uiterlijk 31 oktober af te dragen. Een dag later factureren, levert dus drie maanden uitstel van betaling op. Wilt u gebruik maken van deze mogelijkheid, houd dan wel rekening met een aantal zaken.

Eindeloos uitstellen factuur niet mogelijk

Het is niet mogelijk om uw facturering eindeloos uit te stellen. U bent namelijk wettelijk verplicht om uw factuur uit te reiken uiterlijk op de 15e dag van de maand die volgt op de maand van goederenlevering of dienstverlening. Voor in mei verrichte prestaties moet u daarom uiterlijk 15 juni een factuur uitreiken. U kunt deze factuur niet uitstellen tot 1 juli!

Let op! Reikt u geen of te laat een factuur uit, dan stelt u daarmee niet uw btw-afdracht uit. De btw wordt namelijk altijd op de 15e dag van de nieuwe maand verschuldigd. Voor in mei verrichte prestaties moet u daarom de btw afdragen uiterlijk bij u btw-aangifte juni of tweede kwartaal, ook als u in die periode nog geen factuur heeft uitgereikt!

Vooruitbetalingen

U kunt uw btw-afdracht niet uitstellen als u al een vergoeding van uw afnemer ontvangen heeft. Het heeft dan ook geen zin om uw afnemer vooruit te laten betalen in juni en de factuur pas op 1 juli uit te reiken. U moet de btw namelijk afdragen uiterlijk in de periode waarin de vergoeding ontvangen wordt. Btw over in juni ontvangen bedragen moet u dan ook in uw btw-aangifte juni of tweede kwartaal betalen, ook als de factuur pas in juli wordt opgemaakt.

Afwijkende regels bij particuliere afnemer

Is uw afnemer geen ondernemer maar een particulier dan gelden andere regels. U bent namelijk niet verplicht om een factuur aan een particulier uit te reiken. De btw over prestaties die u verricht voor een particulier bent u daarom verschuldigd in de periode waarin u de prestatie heeft verricht. De btw over in juni verrichtte prestaties aan particulieren moet u dan ook afdragen in uw btw-aangifte juni of tweede kwartaal. Dit geldt ook als u toch een factuur uitreikt aan de particulier met een factuurdatum in juli!

Tip: Het zal niet altijd mogelijk zijn om de facturering uit te stellen. Uw afnemer heeft namelijk een tegengesteld belang. De btw op een factuur van 30 juni, zal uw afnemer in de aangifte tweede kwartaal al in aftrek kunnen brengen. Voor de btw op een factuur van 1 juli, zal uw afnemer moeten wachten tot zijn volgende btw-aangifte (juli dan wel derde kwartaal).

(Bron: HLB)

De staatssecretaris heeft het conceptwetsvoorstel van de voorgenomen aanscherping van de definitie voor geneesmiddelen voor toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor internetconsultatie aangeboden. De toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor geneesmiddelen wordt afhankelijk gesteld van de afgifte van een (parallel)handelsvergunning of expliciete vrijstelling daarvan, zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Producten zullen daarom vanaf 1 januari 2018 alleen onder het verlaagde BTW-tarief vallen als voor deze producten een (parallel)handelsvergunning is afgegeven of als deze producten daar expliciet van zijn vrijgesteld. Door de koppeling met de (parallel)handelsvergunning, of expliciete vrijstelling daarvan zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet, zullen cosmetische, reinigende en verzorgende producten en andere farmaceutische producten die verhandeld worden met een vergunning als medische hulpmiddelen niet (meer) kwalificeren als geneesmiddel voor de BTW.

(Bron: FUTD)

Een goed gestructureerd debiteurenbeleid versterkt de liquide en daarmee financiële positie van je onderneming, het levert dus geld op!

Goed debiteurenbeheer begint met ‘selectie aan de poort’. Wie accepteer je als klant en wie niet? Win informatie in over de potentiële debiteur bij de KvK, via het internet en/of je netwerk. Voorkomen is immers beter dan genezen!

Zorg dat kort na de levering van je product(en) of dienst wordt gefactureerd. Dit leidt tot een snellere betaling. Let er op dat de factuur juist is en alle juiste gegevens bevat, zoals de tenaamstelling, het factuurnummer, datum, BTW nummer en omschrijving. Verwijs op de factuur ook naar de algemene voorwaarden die je gebruikt. Hier zijn meestal de gevolgen voor de debiteur bij niet tijdige betaling in opgenomen.

 

Achterstallige betalingen

De volgende stap in effectief debiteurenbeheer is het tijdig signaleren van achterstallige betalingen en een adequate reactie. Stuur de debiteur (direct) een vriendelijk bericht wanneer de betalingstermijn overschreden is met het verzoek alsnog te betalen. De debiteur raakt er zo mee bekend dat je de termijnen strikt in de gaten houdt.

Mocht ook nu betaling achterwege blijven, stuur dan een aanmaning (sommatie). Bel vervolgens enkele dagen later na en attendeer de debiteur op de factuur. Blijft betaling uit, stuur dan een sommatie waarbij ook een boete of administratiekosten in rekening worden gebracht. Levert dit geen betaling op, geef de vordering dan uit handen en neem geen nieuwe opdrachten aan van de debiteur tot de openstaande facturen betaald zijn.

 

Vastlegging

Zorg voor dossieropbouw. Documenteer alle brieven, mails, telefoongesprekken (inclusief terugbelverzoeken) en toezeggingen. Deze komen van pas als het tot een gerechtelijke procedure komt.

Hanteer een strakke planning en hou je ook aan de termijnen. Al met al zou een goed georganiseerd debiteurenbeheer moeten leiden tot minder afschrijvingen op je debiteuren, toename van de liquiditeit van je onderneming, lagere rentelasten en toename van je winst. De (extra) tijd die je in een adequaat debiteurenbeheer steekt, verdient zich dus terug.

(Bron: Jan)

Het belang van het vastleggen van onderlinge verhoudingen binnen een bv-structuur

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor Het belang van het vastleggen van onderlinge verhoudingen binnen een bv-structuur

Bent u ondernemer in een bv-structuur? Leg dan de onderlinge verhoudingen tussen ondernemer(s) en de vennootschap en tussen de vennootschappen onderling schriftelijk vast. In bijzondere situaties moet u hier nog alerter op zijn. Overeenkomsten legt u dus vast, maar in welke overeenkomsten? En welke bijzondere situaties bedoelen wij dan? Een overzicht.

Drie belangrijke overeenkomsten

Het is belangrijk om afspraken over onderstaande overeenkomsten tijdig vast te leggen. Bent u zich ervan bewust dat het bij deze overeenkomsten gaat over onderwerpen die aan de algemene vergadering moeten worden voorgelegd. Besteed hierbij voldoende aandacht aan mogelijke tegenstrijdige belangen en de juiste juridische vastlegging van het aandeelhoudersbesluit.

Rekening-courantovereenkomst
Tussen verschillende vennootschappen binnen de onderneming vinden vaak over en weer betalingen plaats. Het is dan ook praktisch om de vorderingen met elkaar te verrekenen. Deze rekening-courantverhouding wordt beheerst door een zakelijke rekening-courantovereenkomst. Dit betekent dat u in ieder geval beschikt over een schriftelijke overeenkomst. Denk hierbij ook aan de zakelijke rente en jaarlijkse vereffening om problemen met de Belastingdienst te voorkomen.

Managementovereenkomst
Bestaat de structuur van de onderneming uit meerdere vennootschappen met een holding-bv? Dan kiezen ondernemers vaak voor een periodieke vergoeding van de managementwerkzaamheden van de holding. Ook hier geldt dat u moet beschikken over een zakelijke overeenkomst waarin de afspraken schriftelijk zijn vastgelegd. Hanteer ook een realistische vergoeding. Door een juiste schriftelijke vastlegging van deze overeenkomst vermijdt u arbeidsrechtelijke en fiscale problemen.

Arbeidsovereenkomst voor directeur-grootaandeelhouder
In een arbeidsovereenkomst kunt u afspraken maken over de verhouding tussen ondernemer en vennootschap. Bijvoorbeeld over de hoogte van de beloning van de ondernemer, gebruik van een leaseauto en/of mobiele telefoon. Het is belangrijk om de arbeidsovereenkomst, en met name de beloning, op schrift vast te leggen. Zo kunt u op ieder moment aantonen wat de gemaakte afspraken zijn. Bijvoorbeeld als de Belastingdienst of, bij faillissement, de curator hierom vraagt.

Bijzondere situaties

In bepaalde situaties moet u er nog alerter op zijn om onderlinge overeenkomsten schriftelijk vast te leggen.

Enig aandeelhouder?
Bent u enig aandeelhouder die de vennootschap zelf vertegenwoordigt? Dan geldt het wettelijk schriftelijkheidsvereiste. Laat u bij het opstellen van de overeenkomsten conform de wet adviseren door een specialist. Deze regel geldt overigens ook als een echtgenoot medeaandeelhouder is en de aandeelhouders in gemeenschap van goederen zijn getrouwd.

Faillissement
Een correcte schriftelijke vastlegging van de interne verhoudingen is nóg belangrijker op het moment dat de onderneming in faillissement verkeert en een curator het roer heeft overgenomen. Een curator is niet gehouden aan mondelinge afspraken en kan zelfs betalingen terugvorderen. Leg uw overeenkomsten daarom tijdig op een juiste manier schriftelijk vast! Op het moment dat de vennootschap in faillissement verkeert, is het immers te laat.

Meerdere aandeelhouders
Gaat u een samenwerking aan met derden? Dan is het belangrijk om zowel de overeenkomsten als de afspraken op het niveau van de aandeelhouders schriftelijk vast te leggen. Denk hierbij aan afspraken over arbeidsongeschiktheid of over de vastlegging dat bepaalde besluiten ter goedkeuring aan de algemene vergadering voorgelegd moeten worden.

(Bron: ABAB)

Btw-teruggave bij aankoop vakantiewoning

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Btw-teruggave bij aankoop vakantiewoning

Ziet u op uw vakantiebestemming een leuke vakantiewoning te koop? Overweegt u serieus de stap te zetten of is de deal al gesloten?

Ziet u op uw vakantiebestemming een leuke vakantiewoning te koop? Overweegt u serieus de stap te zetten of is de deal al gesloten? Let dan op eventuele fiscale voordelen. Als u bij aankoop van een vakantiewoning btw betaalt en u de vakantiewoning ook gaat verhuren, kunt u in sommige gevallen namelijk deze btw (deels) van de Belastingdienst terugkrijgen.

Het is geen vanzelfsprekend dat u de aankoop-btw terugkrijgt van de Belastingdienst. Dit is namelijk afhankelijk van de wijze van gebruik van de vakantiewoning. Alleen als u de vakantiewoning ook (gedeeltelijk) verhuurt, kunt u mogelijk de btw (gedeeltelijk) terugvragen. De verhuur van de vakantiewoning moet dan wel zodanig zijn dat sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Hiervan is volgens beleid van de Belastingdienst in ieder geval sprake als de vakantiewoning voor minimaal 140 dagen per jaar wordt verhuurd.

Tip! Verhuurt u de vakantiewoning voor minder dan 140 dagen per jaar dan kan nog steeds sprake zijn van exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Neem voor overleg over uw persoonlijke situatie contact op met één van onze adviseurs.

Hoeveel btw u uiteindelijk kunt terugvragen is afhankelijk van uw eigen gebruik.

Voorbeeld
U koopt in 2017 een vakantiewoning voor € 121.000 (inclusief btw). De vakantiewoning wordt in 2017 voor 70% verhuurd en voor 30% door u zelf gebruikt. Van de aankoop-btw bij aankoop (€ 21.000) kunt u in 2017 € 14.700 (70%) terugvragen bij de Belastingdienst.

Let op! Meld u eerst aan bij de Belastingdienst als ondernemer voor de btw, anders kunt u de btw niet terugvragen. Inschrijven als ondernemer bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel is niet nodig.

Als u ondernemer bent voor de verhuur van de vakantiewoning, kunt u de aankoop-btw (deels terugvragen), maar dient u ook 6% btw over de huur te berekenen en af te dragen aan de Belastingdienst.

(Bron: Foederer)

Als u een bedrijf overneemt, moet u ook alle werknemers overnemen. U mag niets veranderen aan hun rechten en plichten. En u moet bij de Belastingdienst melden dat u personeel overneemt.

U moet het personeel overnemen

Het overnemen van personeel bij bedrijfsovername is geen keuze. Dit moet van de wet. Het personeel houdt al zijn rechten en plichten. Dit geldt voor zowel de primaire als de secundaire arbeidsvoorwaarden. U mag dus geen personeel ontslaan. En u mag ook niets wijzigen in hun arbeidsovereenkomsten of in de bestaande cao.

De vorige eigenaar is nog 1 jaar medeverantwoordelijk voor het naleven van de arbeidsovereenkomst.

Uitzonderingen bij personeel overnemen

Neemt u een bedrijf over dat failliet is gegaan? Veranderen de werkzaamheden van het bedrijf ingrijpend? Of gaat het om een aandelenoverdracht? Dan bepaalt u zelf of en welke personeelsleden u overneemt.

Voor zieke werknemers gelden geen uitzonderingen

Ook ziek personeel moet u overnemen. Inclusief alle verplichtingen. Dat betekent dat:

  • u hun loon moet doorbetalen tijdens de ziekteperiode.
  • u het risico op loonsancties overneemt van de vorige werkgever. Bij een loonsanctie moet u het loon bij ziekte langer doorbetalen. UWV legt een loonsanctie op als een werkgever zijn re-integratieverplichtingen uit de Wet verbetering poortwachter niet nakomt.
  • U eigenrisicodrager wordt voor de WGA en de Ziektewet als de vorige werkgever dat ook was. Dit betekent dat u de uitkeringen en de kosten van de re-integratie zelf moet betalen.

Personeel dat niet mee wil, neemt ontslag

Laat een werknemer die niet mee wil een schriftelijke verklaring bij u indienen. Hieruit moet blijken dat hij er zelf voor kiest het contract te beëindigen. Dit betekent het einde van het dienstverband, zonder recht op WW.

Breng het personeel onder in uw pensioenregeling

In principe moet u ook de pensioenregeling van de vorige werkgever overnemen. Maar dit hoeft niet als:

  • u een eigen pensioenregeling heeft. U kunt uw nieuwe werknemers hier dan in onderbrengen.
  • uw bedrijf verplicht deelneemt aan een bedrijfstakpensioenfonds. Uw nieuwe werknemers moeten hier dan ook aan deelnemen.
  • er in een CAO of regeling andere afspraken staan over de pensioenregeling.

Uw nieuwe werknemers blijven natuurlijk recht houden op hun opgebouwde pensioen. Ga wel na of de vorige werkgever de premies voor alle opgebouwde pensioenrechten heeft betaald. Als dit niet zo is, bent u hiervoor aansprakelijk.

Meld de overname bij de Belastingdienst

U moet de Belastingdienst laten weten dat u personeel overneemt. Vul hiervoor het formulier Melding Loonheffingen Overdracht van activiteiten in.

Wordt u door de overname voor de eerste keer werkgever? Dan moet u dit ook melden bij de Belastingdienst.

Let op de privacy van de werknemers

Hield de vorige eigenaar personeelsdossiers bij? Dan draagt hij deze over aan u. Denk wel aan de privacyregels. Deze gaan bijvoorbeeld over het belang en de nauwkeurigheid van de gegevens. Ook moeten de werknemers op de hoogte zijn van wat er in het personeelsdossier staat.

(Bron: Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid)

Belastingdienst benadeelt dga’s met onbepaald extern verzekerd pensioendeel

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, pensioen (ook in eigen beheer van de BV)
Reacties uitgeschakeld voor Belastingdienst benadeelt dga’s met onbepaald extern verzekerd pensioendeel

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst (CAP) zadelt veel dga’s met een onbepaald extern verzekerd pensioendeel op met een sanctie als dit deel tot uitkering komt. Valt de pensioenuitkering uit die verzekering lager uit dan eerder vastgesteld dan zou de bv het tekort niet vanuit eigen beheer mogen compenseren. Dat klopt niet, zegt Bas Kortenbach van Next Level Pensioenadvies uit Den Haag. “Het CAP zadelt dga’s op met allerlei extra handelingen om aan die sanctiebepaling te ontkomen terwijl het overgangsrecht hierop van toepassing hoort te zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?”

Handreiking

Nu pensioenopbouw in eigen beheer is gestopt, levert het extern verzekerde pensioendeel heel wat kopzorgen op. Dat de materie verre van eenvoudig is, blijkt uit de vele Kamervragen en de onlangs verschenen handreiking hierover van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst. Die handreiking – de versie van 30 juni is inmiddels al weer vervangen door een nieuwe versie van 7 juli − is speciaal geschreven voor de situatie dat het in eigen beheer verzekerde pensioen na de coulancetermijn (tot 1 juli 2017) wordt gehandhaafd en het extern verzekerde pensioen niet binnen die termijn naar eigen beheer is overgedragen.

Kwestie van vaststellen

Het probleem vangt direct aan bij de door het CAP voorgeschreven splitsing van pensioenen. Voor het einde van de coulancetermijn (1 juli 2017), moet de hoogte van de pensioenaanspraak in eigen beheer zijn vastgesteld rekening houdend met het extern verzekerde deel.
Die herleiding is volgens het CAP nodig omdat daarmee de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak kan worden vastgesteld waarop het overgangsrecht van toepassing is. Dit is het verschil tussen de totale opgebouwde pensioenaanspraak per 1 juli en de herleide extern verzekerde uitkering. Kortenbach: “Het CAP geeft zelf aan dat het extern verzekerde pensioen en het in eigen beheer gehouden pensioen communicerende vaten zijn en dat pas op het moment dat het verzekerde kapitaal wordt omgezet in een pensioenuitkering, komt vast te staan welk deel van de pensioenaanspraken uiteindelijk wordt verzekerd door de eigenbeheer-bv. Desondanks eist het CAP nu een vaststelling van wat er straks aan uitkering volgt uit de pensioenpolis. Dat is onmogelijk! Pas op pensioendatum ontstaat duidelijkheid welk deel van het pensioen wordt gedekt door de externe verzekeringspolis en welk deel door de eigenbeheer-bv zelf. Het heet niet voor niets een onbepaald verzekerd pensioendeel. Je kunt dus wel een inschatting maken van de in de toekomst te ontvangen pensioenuitkeringen uit het elders verzekerd deel, maar dit nu al vaststellen is onmogelijk. Niemand kan immers in de toekomst kijken.”

Risicovolle herleiding

Die herleiding is behoorlijk risicovol. Het kan goed zijn dat de uiteindelijk op pensioendatum te ontvangen externe pensioenuitkering lager zal zijn dan de nu herleide uitkering. Dit risico kan volgens het CAP worden beperkt door voor de herleiding uit te gaan van actuele tarieven van verzekeringsmaatschappijen. “Desondanks kan de uiteindelijke pensioenuitkering uit de externe pensioenverzekering lager uitvallen,” geeft Kortenbach aan. “Het CAP geeft dan als optie dat de dga genoegen kan nemen met een lager pensioen. Die optie kan volgens mij niet omdat de pensioenovereenkomst (die nota bene meestal is goedgekeurd door het CAP zelf) geen ruimte biedt voor een verlaging van de pensioenuitkering. Neemt de dga ondanks dat genoegen met een lagere pensioenuitkering dan is dit naar mijn mening een prijsgeven van pensioen waarop de strafheffing – een sanctie van maximaal 52% loonheffing en 20% revisierente over de economische waarde van de gehele pensioenaanspraak – staat.”
Kortenbach vervolgt: “De eigenbeheer-bv is overigens op grond van de pensioenovereenkomst verplicht het tekort, doordat het verzekerd pensioen lager uitvalt dan verwacht, aan te vullen tot de toegezegde pensioenaanspraak. Sla je de handreiking erop na, dan kan er echter vanuit eigen beheer geen extra aanvulling op de pensioenuitkeringen meer plaatsvinden. Dit valt volgens het CAP namelijk niet onder het overgangsrecht. Vult de eigen beheer-bv wel aan dan betekent die visie van het CAP eveneens een confrontatie met de strafheffing. Om dit te voorkomen stelt het CAP voor dat de verplichte aanvulling moet plaatsvinden door een extra premie- of koopsomstorting in de polis, zodat het totaal van de toegezegde pensioenaanspraken verzekerd blijft. Daarmee zadelt het CAP dga’s op met allerlei extra handelingen. Voor de extra premie- of koopsomstorting zal veelal een nieuwe polis moeten worden afgesloten, want veel bestaande polissen zijn al premievrij gemaakt. Ik ben benieuwd naar de wettelijke grondslag voor deze hele rekenexercitie. Het CAP geeft daar in ieder geval in de handreiking geen duidelijkheid over.”

Overgangsrecht

Kortenbach is ervan overtuigd dat het overgangsrecht hierop gewoon van toepassing is. “Als de eigenbeheer-bv het pensioen moet aanvullen, dan komt dat voort uit de reeds op 31 december 2016 bestaande (en meestal door het CAP goedgekeurde!) toezeggingen in eigen beheer. Het feit dat uit de verzekeringspolis op pensioendatum wellicht minder uitkering komt en de eigenbeheer-bv in dat geval extra moet bijdragen vloeit rechtstreeks voort uit die bestaande afspraken. Omdat dit stelsel van rechten en verplichtingen bij een onbepaald verzekerd pensioendeel al bestond op 31 december 2016 valt een dergelijke verschuiving binnen dit stelsel onder het overgangsrecht. Als het inderdaad de bedoeling van het overgangsrecht is dat de dga met een lager pensioen komt te zitten als gevolg van een tegenvallend pensioen uit de polis, dan vereist dit een goedkeurend beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën. Zonder een goedkeuring is immers de strafheffing van toepassing bij het prijsgeven van pensioenrechten door de dga. Dat zal toch niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest.”
(Bron: Taxlive)

Eerdere beëindiging 30%-regeling buitenlandse werknemer door invoering 150-kilometercriterium terecht

Categories: Buitenland (specifieke onderwerpen), binnenlands of buitenlands belastingplichtig voor de IB
Reacties uitgeschakeld voor Eerdere beëindiging 30%-regeling buitenlandse werknemer door invoering 150-kilometercriterium terecht

De besluitwijziging per 2012 biedt volgens A-G Wattel voldoende basis om de looptijd van lopende 30%-beschikkingen na vijf jaar te beëindigen als de werknemer niet voldoet aan het nieuwe 150-kilometercriterium. Er is dan geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.

In deze zaak ging het om een uit België afkomstige dame aan wie de 30%-regeling was toegekend voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2017. Zij voldeed echter niet aan de per 1 januari 2012 ingevoerde 150 kilometer grens, waardoor haar werkgever de 30%-regeling niet meer toepaste met ingang van het zesde jaar van de beschikking (per juli 2012). Na afwijzing van haar bezwaar hiertegen ging zij in beroep. Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de wijziging van het begrip ‘ingekomen werknemer’ in artikel 8 UBLB (oud) ook gevolgen had voor de uitleg van hetzelfde begrip voor de toepassing van de tussentijdse toetsing aan het 150-kilometercriterium vanaf 2012 (artikel 9d UBLB oud). Deze artikelen bieden volgens de rechtbank voldoende juridische basis om de looptijd van de beschikking voortijdig na vijf jaar te beëindigen. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dan geen sprake. A-G Wattel meent dat de besluitgever artikel 9d UBLB had moeten wijzigen en daarin had moeten verwijzen naar een ‘ingekomen werknemer in de zin van artikel 8 UBLB’, maar dat baat de werkneemster echter niet. De beschikking was na de wetswijziging per januari 2012 duidelijk in strijd met het ingevoerde criterium voor ‘ingekomen werknemer’, zodat de dame vanaf toen niet meer op nakoming kon rekenen. Dat de 30%-beschikking geen voorbehoud maakte voor een wetswijziging is volgens de A-G niet relevant. Het staat de wetgever vrij om toezeggingen voor de toekomst te beëindigen, en dus ook om de criteria voor ‘ingekomen werknemer’ te wijzigen vanaf het zesde jaar en alleen voor de toekomst. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

(Bron: Taxence)

Bestuurder af, maar toch nog aansprakelijk door niet tijdig uitschrijven Kamer van Koophandel

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), juridisch, ondernemingsrecht
Reacties uitgeschakeld voor Bestuurder af, maar toch nog aansprakelijk door niet tijdig uitschrijven Kamer van Koophandel

Een onjuiste gang van zaken rondom het wisselen van de statutair bestuurder kan vervelende consequenties hebben. Als het aftreden van een bestuurder te laat wordt ingeschreven in het handelsregister, dan staat de (ex-)bestuurder bij aansprakelijkheidsclaims met 0-1 achter.

Betalingsonmacht Hof Amsterdam oordeelde onlangs over de aansprakelijkstelling van een gewezen bestuurder van een B.V. De ontvanger stelde hem aansprakelijk voor aanslagen loonheffingen van de besloten vennootschap, waarvan hij indirect (via een stichting) bestuurder was. Aangezien niet tijdig melding was gedaan van betalingsonmacht, stelde de fiscus de bestuurder aansprakelijk.

De man beriep zich erop dat hij met ingang van 1 juli 2013 zijn functie had. Zijn aftreden was echter pas op 29 oktober 2013 in het handelsregister ingeschreven. Handelsregister Het hof constateert dat het op de weg van de Belastingdienst ligt om aannemelijk te maken wie de statutair bestuurder is aan wie het niet betalen van die belasting te wijten is. Ten tijde van de aansprakelijkstelling door de ontvanger (vóór 29 oktober 2013) stond de man nog als bestuurder ingeschreven, wat de Belastingdienst door middel van een uittreksel kon aantonen.

Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de Belastingdienst mocht afgaan op het handelsregister ten tijde van de aansprakelijkstelling. Onder deze omstandigheden diende de aansprakelijkgestelde (ex-)bestuurder te bewijzen dat hij eerder dan 29 oktober 2013 was afgetreden als bestuurder. In dat bewijs slaagde hij niet. Formaliteiten Mogelijk was de aansprakelijkgestelde ook geen brandschone man, want uit de uitspraak blijkt dat de opvolgend bestuurder een katvanger was.

Dat neemt niet weg dat de uitspraak een goede aanleiding is om de formaliteiten rondom bestuurderswisseling in herinnering te brengen. Terugwerkende kracht In het ondernemingsrecht is soms terugwerkende kracht mogelijk. Bij het benoemen en bij het aftreden van statutair bestuurders is dat echter niet mogelijk. Dat komt omdat er een formele handeling voor nodig is. Bij het benoemen van een bestuurder komt die formele handeling van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon. Bij een besloten vennootschap (bv) is dat de algemene vergadering.

Voor het vertrek van de bestuurder is een handeling van de bestuurder (het nemen van ontslag) of een handeling van het bevoegde orgaan nodig en is pas op dat moment (of op een later tijdstip) sprake van aftreden. Als we dit toepassen op een bv werkt het als volgt: De algemene vergadering van de bv beslist over de benoeming, dat betekent dat de benoeming op zijn vroegst kan ingaan op de datum dat de vergadering het besluit neemt. Een latere ingangsdatum is ook mogelijk, maar dat moet dan wel tijdens de vergadering aan de orde zijn geweest. Het is aan te bevelen de ingangsdatum duidelijk in de notulen of het aandeelhoudersbesluit vast te leggen. Vertrek van een statutair bestuurder is in het algemeen gebaseerd op een besluit van de algemene vergadering dan wel de opzegging door de bestuurder. Zo’n vertrek kan nooit liggen op de een datum vóór het tijdstip van het nemen van het besluit (door algemene vergadering) of de opzegging (door de bestuurder). Aanbeveling Leg in de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders goed vast per wanneer en wie wordt aangesteld als bestuurder. Hetzelfde geldt voor het beëindigen van de aanstelling als bestuurder. Let op dat dit een document is gedateerd op de datum van ondertekening, welke datum bij voorkeur samenvalt met de datum waarop het besluit is genomen.

Tijdige inschrijving Verder dient er op te worden gelet dat benoeming of ontslag van bestuurders tijdig bij het handelsregister wordt ingeschreven. De Handelsregisterwet 2007 schrijft voor dat wordt ingeschreven uiterlijk een week na het feit. Dat houdt in: de datum dat een persoon bestuurder is geworden, respectievelijk de datum dat iemand niet langer bestuurder is. Een latere inschrijving wordt wel geaccepteerd door het handelsregister, maar kan vervelende aansprakelijkheidsconsequenties hebben. Dat komt omdat de algemene regel is dat iedereen mag afgaan op wat er op een bepaald tijdstip in het handelsregister is ingeschreven. Een late uitschrijving van een statutair bestuurder kan ongeloofwaardig zijn, zoals in de besproken uitspraak het geval was. Tip Schrijf tijdig een wijziging in het bestuur van een rechtspersoon bij in het handelsregister. Hiermee voorkomt u dat de verkeerde persoon aansprakelijk kan worden gesteld door de fiscus.

(Bron: Pellicaan)

Een dochter die de aandelen in een vastgoedonderneming van haar vader krijgt, hoeft geen overdrachtsbelasting af te tikken. De rechter vindt dat de overdracht van de aandelen in de bv ook onder de vrijstelling valt. Ook al is dat volgens de letter van de wet alleen weggelegd voor IB-ondernemers.

In deze zaak voor de rechtbank in Haarlem draaide het om een bv die zich bezighield met aankoop, verkoop en verhuur van vastgoed. De directeur-grootaandeelhouder (dga) van die bv schonk in 2013 alle aandelen aan zijn dochter. Ten tijde van de bedrijfsoverdracht moment was de vastgoedportefeuille bijna €6 miljoen waard.
De dochter deed bij haar aangifte overdrachtsbelasting een beroep op de vrijstelling volgens de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Zij kreeg later een naheffingsaanslag van dik drie ton voor haar kiezen, plus rente. De dochter vocht die aanslag aan bij de rechtbank.

Drempel bedrijfsoverdracht lager

Het idee van de vrijstelling is dat de overdrachtsbelasting geen te hoge drempel opwerpt voor ouders die hun onderneming willen overdragen aan hun kinderen. Naar de letter van de wet geldt die vrijstelling echter alleen voor eenmanszaken en andere ondernemers voor de inkomstenbelasting. Niet voor bv’s dus. Maar op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad zou de vrijstelling ook hier kunnen gelden, zo stelde de rechtbank in zijn uitspraak.

Bv en eenmanszaak gelijk behandelen

Verder wees de rechter op de wetsgeschiedenis. Daaruit bleek onder meer dat het de bedoeling is geweest om het ‘in wezen gelijke ook fiscaal gelijk te behandelen’. In dit geval stelde de rechtbank dat als de bv-structuur er niet was geweest, en de onderneming een eenmanszaak was geweest, de vrijstelling ook van toepassing was geweest. Daarom keurde de rechtbank de vrijstelling goed. De naheffingsaanslag werd vernietigd.

(Bron: Rendement.nl)