Nieuwe RJ-uiting omtrent DGA-pensioen van de BV

De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft RJ-Uiting 2017-8 gepubliceerd. Die gaat over de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer voor DGA’s. “In deze RJ-Uiting zijn de commentaren op RJ-Uiting 2017-3 verwerkt en zijn de voorgestelde wijzigingen in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving ongewijzigd definitief gemaakt.”

In de uiting 2017-3 ‘Ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder’ heeft de raad wijzigingen voorgesteld en de gevolgen behandeld van de nieuwe wet. In de nieuwe uiting geeft de raad onder meer aan dat het in 2017 afstempelen en omzetten naar een oudedagsverplichting of afkopen een gebeurtenis na balansdatum is die geen nadere informatie geeft over de feitelijke situatie op balansdatum ultimo 2016. “Derhalve wordt deze niet in de jaarrekening 2016 verwerkt. Daarnaast is de RJ er in een commentaar op gewezen dat door gebruik te maken van de toegestane coulanceperiode nog tot uiterlijk 30 juni 2017 fiscaal gefacilieerde opbouw van pensioen in eigen beheer mogelijk is. Dit is in deze RJ-Uiting verwerkt.”

Afstempeling

De RJ is van mening dat afstempeling een vermogensmutatie betreft die betrekking heeft op de financiële relatie van de rechtspersoon met de DGA in diens hoedanigheid van aandeelhouder. “Als gevolg hiervan wordt de vrijval van de pensioenvoorziening vanwege de afstempeling rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt, inclusief het effect op eventuele belastinglatenties.” Het effect van afstempeling wordt verwerkt op het moment dat die onvoorwaardelijk is overeengekomen en als gevolg daarvan feitelijk de contractvoorwaarden van de pensioenovereenkomst zijn gewijzigd.
“Als afstempeling plaatsvindt na balansdatum maar vóór het opmaken van de jaarrekening, is sprake van een gebeurtenis na balansdatum die indien van toepassing conform artikel 2:380a BW in de toelichting moet worden vermeld, onder mededeling van de omvang van de financiële gevolgen.”

Waardering en presentatie

Om administratieve lasten te besparen, heeft de RJ bepaald dat de oudedagsverplichting wordt gewaardeerd tegen de fiscale boekwaarde. Redenen daarvoor zijn dat het verschil tussen de commerciële en de fiscale waardering van een oudedagsverplichting relatief klein is, de omstandigheid dat de omvang van de uitgaven in alle gevallen gelijk zal zijn aan de fiscale waarde en dat de fiscale waarde naar verwachting veelal hoger zal zijn dan de commerciële waarde.
“Voorts heeft de RJ bepaald dat een oudedagsverplichting, gezien het specifieke karakter daarvan, afzonderlijk dient te worden gepresenteerd onder de schulden.” De wijze waarop een oudedagsverplichting wordt aangewend, heeft geen invloed op (de grondslagen voor) de waardering of presentatie van die verplichting.

Afkoop van afgestempelde pensioenaanspraken of een oudedagsverplichting leidt tot een kortlopende schuld aan de Belastingdienst voor de verschuldigde loonheffing en een schuld aan de (voormalige) DGA voor het nettobedrag van de afkoop. “Afhankelijk van hetgeen wordt overeengekomen tussen de rechtspersoon en de DGA, betreft dit een kortlopende dan wel langlopende schuld. Afkoop van afgestempelde aanspraken zal over het algemeen geen effect (meer) hebben op het vermogen en/of resultaat van de rechtspersoon.”

(Bron: Accountancyvanmorgen)