Liquide middelen zelfstandige werkzame advocaat deels overtollig

X was zelfstandig werkzaam als advocaat. Het saldo van de in zijn onderneming aanwezige liquide middelen, die hij aanhield op een vrij opneembare internetspaarrekening, varieerde van € 191.518 in 2007 tot € 356.898 in 2014, met een maximum van € 438.788 in 2009. De inspecteur concludeerde na een boekenonderzoek in 2015 dat de liquide middelen vanaf 2009 duurzaam overtollig waren voor zover zij het bedrag van € 50.000 overschreden. Het ondernemingsvermogen van X werd verlaagd, waardoor in het verleden toevoegingen aan de fiscale oudedagsreserve (FOR) voor te hoge bedragen hadden plaatsgevonden. De inspecteur corrigeerde dit met toepassing van de foutenleer middels een navorderingsaanslag IB 2013. X ging in beroep. Rechtbank Gelderland besliste dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat een bedrag van € 50.000 aan liquide middelen volstond. Hij had de redelijkheid van de post liquide middelen bepaald aan de hand van de liquide middelen die nodig waren voor de financiering van lopende bedrijfsuitgaven en te verwachten investeringen. Met het aanhouden van liquide middelen die dienden ter dekking van risico’s, tot opbouw en instandhouding van reserves dan wel – meer algemeen – tot versteviging van de onderneming, had de inspecteur echter geen rekening gehouden. De Rechtbank vond het aannemelijk dat de risico’s die specifiek X betroffen en de versteviging van diens onderneming in financieel onzekere tijden, een hoger bedrag aan liquide middelen rechtvaardigden. De Rechtbank stelde het tot het ondernemingsvermogen te rekenen deel van de liquide middelen in goede justitie vast op € 175.000 per 31 december 2013 en verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)