Archive for december, 2017

Het EU-Hof van Justitie heeft de vragen beantwoord van het Duitse Bundesfinanzhof over de factuurvereisten voor de aftrek van voorbelasting. De Duitse rechter wilde weten of een factuur voldoet aan de eis van het “volledige adres” in de zin van artikel 226, onderdeel 5, van de BTW-richtlijn, wanneer de ondernemer die goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht, op de door hem uitgereikte factuur een adres vermeldt waar hij weliswaar per post bereikbaar is, maar waar hij geen economische activiteit uitoefent. De vragen waren gesteld in zaak van autohandelaar RGEX GmbH die over 2008 een aftrek van voorbelasting claimde voor van EXTEL GmbH afgenomen motorvoertuigen. De Duitse Belastingdienst weigerde de aftrek, omdat het op de facturen van EXTEL genoemde adres slechts een postbusadres was waar EXTEL geen economische activiteiten verrichtte. De andere zaak betrof die van Igor Butin die ook in motorvoertuigen handelde. De Duitse Belastingdienst weigerde zijn BTW-aftrek met betrekking tot facturen van een leverancier die uitsluitend via internet handelde en op de facturen vermelde adres een brievenbusadres waar de leverancier alleen de post ophaalde. Het EU-Hof besliste dat de BTW-richtlijn zo moet worden uitgelegd dat die zich verzet tegen een nationale regeling die als voorwaarde voor de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting stelt dat op de factuur het adres is vermeld van de plaats waar de opsteller van deze factuur zijn economische activiteit uitoefent.

(Bron: FUTD)

De bijzondere rechtspositie van een statutair bestuurder

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), personeelszaken, arbeidscontract en arbeidstijden
Reacties uitgeschakeld voor De bijzondere rechtspositie van een statutair bestuurder

Een vennootschap wil na drie maanden al van een bestuurder af. De vennootschap moet van de rechter maar liefst een ton betalen aan de bestuurder. Hoe kan dat?

De rechtspositie van een statutair bestuurder van een vennootschap met een (al dan niet schriftelijke) arbeidsovereenkomst, wordt gekenmerkt door het feit dat de bestuurder zowel een vennootschapsrechtelijke als een arbeidsrechtelijke relatie heeft met die vennootschap. In het geval vennootschap en bestuurder niet meer met elkaar verder willen, zullen beide banden moeten worden beëindigd. Met name aan de arbeidsrechtelijke beëindiging kunnen nogal wat haken en ogen zitten.

In het vennootschapsrechtelijke regime wordt de bestuurder benoemd door het orgaan van de vennootschap dat bevoegd is tot benoeming, in beginsel de algemene vergadering van aandeelhouders (ava). Afspraken over onder meer beloning worden doorgaans vastgelegd in een arbeidsovereenkomst.

Op basis van de vennootschapsrechtelijke relatie met de vennootschap kan een bestuurder, met inachtneming van de vennootschapsrechtelijke formaliteiten, te allen tijde worden ontslagen door het orgaan van de vennootschap dat bevoegd is tot benoeming (in beginsel dus de ava). Volgens vaste rechtspraak eindigt met een rechtsgeldig vennootschapsrechtelijk ontslag ook de arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder, tenzij er een wettelijk verbod bestaat om de arbeidsovereenkomst op te zeggen (bijvoorbeeld in geval van ziekte) of als partijen anders zijn overeengekomen.

Nuance

Het voorgaande dient enigszins te worden genuanceerd. Het is namelijk ook vaste rechtspraak dat op de beëindiging van het dienstverband van een statutair bestuurder het arbeidsrecht van toepassing is. Terwijl de vennootschapsrechtelijke relatie met de vennootschap in principe op ieder moment kan worden beëindigd, vereist het arbeidsrecht voor ontslag van een werknemer een ‘redelijke grond’. Het arbeidsrecht voorziet in een uitputtende lijst (‘a’ tot en met ‘h’) van deze redelijke gronden:

a. verval arbeidsplaatsen – bedrijfseconomisch;

b. langdurig arbeidsongeschikt (>24 maanden);

c. frequent verzuim met onaanvaardbare gevolgen;

d. disfunctioneren;

e. verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;

f. weigeren werk wegens gewetensbezwaar en aanpassing niet mogelijk;

g. verstoorde arbeidsverhouding;

h. andere omstandigheden dan a tot en met g, die zodanig zijn dat voortzetting niet kan worden gevergd.

De zogenaamde ‘h’-grond, bijvoorbeeld een onoverkomelijk verschil van inzicht tussen de vennootschap en de werknemer, wordt vaak gebruikt als basis voor het arbeidsrechtelijk ontslag van een statutair bestuurder. De h-grond fungeert als ‘restgrond’ en is bedoeld voor omstandigheden, die van een zodanige aard zijn dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.

Als een statutair bestuurder rechtsgeldig vennootschapsrechtelijk wordt ontslagen zonder dat een redelijke grond aanwezig is, dan eindigt weliswaar het dienstverband, maar kan hij of zij mogelijk een ‘billijke vergoeding’ eisen van de vennootschap. De hoogte van de billijke vergoeding is vrij onvoorspelbaar. Tot zeer recent werd aangenomen dat het bedrag van de billijke vergoeding niet erg hoog kon zijn, omdat de billijke vergoeding in feite niet bedoeld is als schadevergoeding. De gevolgen van de beëindiging van een dienstverband zouden bovendien al moeten worden gedekt door de wettelijke transitievergoeding.

Geen redelijke grond

Uit een recente uitspraak van de Hoge Raad volgt echter dat rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de verwachte duur van het dienstverband, als geen opzegging zou hebben plaatsgevonden. De persoonlijke situatie van een werknemer komt hierdoor, anders dan voorheen, nadrukkelijker in beeld.

In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant werd een werkgever veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van maar liefst 100.000 euro aan een statutair bestuurder met een bruto jaarsalaris van 150.000 euro die slechts drie maanden in dienst was en werd ontslagen zonder dat daarvoor een redelijke grond aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat (slechts) een onoverbrugbaar verschil van inzicht in dit geval geen grond was voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, omdat met de statutair bestuurder niet was gesproken over het verschil van inzicht en de werkgever zich niet had ingespannen om het verschil van inzicht op te lossen.

Bepaalde tijd

Een oplossing kan zijn om aan een statutair bestuurder in eerste instantie een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan te bieden. Als de statutair bestuurder hiermee niet akkoord gaat, is de oplossing mogelijk gelegen in het opnemen van een proeftijd in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op die manier kan een statutair bestuurder gemakkelijker worden ontslagen in de eerste twee maanden (afhankelijk van de omstandigheden van het geval) van het dienstverband, zonder dat de werkgever een billijke vergoeding zal moeten betalen. Het blijft de vraag of de statutair bestuurder bereid is om een proeftijd te aanvaarden. Zo niet, dan zouden specifieke exit-regelingen met al dan niet gestaffelde vergoedingen nog een uitkomst kunnen bieden.

 (Bron: Accountant.nl)

Gebruikelijk loon en loon uit vroegere dienstbetrekking

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Gebruikelijk loon en loon uit vroegere dienstbetrekking

Een dga geniet zowel loon uit tegenwoordige dienstbetrekking als uit vroegere dienstbetrekking bij zijn bv en meent dat bij de vaststelling van het gebruikelijk loon met het loon uit vroegere dienstbetrekking rekening moet worden gehouden. Volgens Hof Den Bosch is dit onterecht: uit de wettekst volgt dat het fictief loon moet worden bepaald zonder rekening te houden met loon uit vroegere dienstbetrekking.

 Een dga is in dienstbetrekking bij zijn bv en verricht advieswerkzaamheden in deeltijd. Op 22 april 2011 bereikt hij de pensioengerechtigde leeftijd. Hij verlaagt zijn gebruikelijk loon van € 60.000 naar € 30.000 per jaar. Daarnaast ontvangt hij een pensioenuitkering van de bv. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat het gebruikelijk loon van de dga € 60.000 per jaar moet zijn. Hij vordert over 2011 tot en met 2013 over € 30.000 per jaar na. Na bezwaar vermindert de inspecteur het gebruikelijk loon naar € 42.000, rekening houdend met de doelmatigheidsmarge (30%).

 

In geschil is of bij de bepaling van de hoogte van het gebruikelijk loon de pensioenuitkering van belang is. Partijen zijn het er over eens dat het gebruikelijk loon voor soortgelijke werkzaamheden met dezelfde deeltijdfactor € 60.000 bedraagt. Hoewel dat in artikel 12a Wet LB 1964 alleen het algemeen begrip ‘loon’ wordt gebruikt, waaronder ook het loon uit vroegere dienstbetrekking kan vallen, blijkt uit de letterlijke tekst van het artikel dat het ziet op de werknemer die arbeid verricht. Hieruit concludeert het hof dat het fictief loon moet worden bepaald zonder rekening te houden met loon uit vroegere dienstbetrekking (uit het zelfde lichaam). Deze uitleg komt overeen met doel en strekking van het artikel. Dat bepaalt een zakelijk loon (uit tegenwoordige dienstbetrekking) voor de dga vast te stellen en ongewenste salarisconstructies tegen te gaan. Bijvoorbeeld door een lager loon voor de dga vast te stellen, waardoor hij minder loon- en inkomstenbelasting hoeft te betalen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat er een verband gelegd wordt tussen de omvang van de werkzaamheden en het loon uit die dienstbetrekking. Slechts de zakelijkheid wordt getoetst, niet zozeer het totaal ontvangen loon. Een zakelijk handelend werknemer neemt geen genoegen met € 30.000 als voor soortgelijke werkzaamheden met dezelfde deeltijdfactor € 60.000 wordt betaald.
Het hof oordeelt verder dat de afname van het aantal declarabele uren van de dga niet zodanig groot is dat dit tot vermindering van het gebruikelijk loon van € 60.000 moet leiden. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

(Bron: PKF)

Onbelaste bonus voor de dga

Categories: Kennisbank, Kennisbank voor het MKB (BV), Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, personeel
Reacties uitgeschakeld voor Onbelaste bonus voor de dga

Als dga bent u voor de fiscus gewoon een werknemer. Met alle bijbehorende voordelen, zoals de werkkostenregeling. Hoe kunt u daar nu van profiteren?

Vrije ruimte

Volgens de werkkostenregeling mag u jaarlijks 1,2% van de totale loonsom van uw bv besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen, de zogenaamde vrije ruimte. Bij een loonsom van bijvoorbeeld € 500.000 is dit dus € 6.000. Een werknemer kan ook meer aan vergoedingen en verstrekkingen krijgen dan 1,2% van zijn loonsom, maar dan houdt de bv dus minder over voor de overige werknemers.

Onbelaste vergoedingen en verstrekkingen

Vergoedingen en verstrekkingen mag u in de vrije ruimte onderbrengen en blijven dan onbelast. Bijvoorbeeld een fiets, een kerstpakket of een financieel extraatje.

Ook voor de dga

Omdat u als dga ook een werknemer van de bv bent, mag u zichzelf ook onbelast zaken laten vergoeden en verstrekken. Heeft de bv dit jaar dus nog niet alle vrije ruimte besteed, dan kan dat een mooie aanleiding zijn om uzelf als dga een onbelaste bonus te verstrekken.

Toetsen aan gebruikelijkheid

Er geldt echter wel een voorwaarde en dat is dat alle vergoedingen en verstrekkingen gebruikelijk moeten zijn binnen een branche. Ze mogen niet meer dan 30% afwijken van wat ‘normaal’ is. De fiscus doet echter over vergoedingen en verstrekkingen tot € 2.400 per werknemer per jaar niet moeilijk. Dergelijke vergoedingen en verstrekkingen zijn dus altijd gebruikelijk.

Tip: Ga na of uw bv dit jaar nog genoeg vrije ruimte over heeft om uzelf een leuke, belastingvrije bonus te geven. Houd wel de jaarlijkse grens van € 2.400 in de gaten. Staat uw echtgenote of partner overigens ook op de payroll, dan kunt u hem of haar natuurlijk ook een bonus geven.

(Bron: HLB)

Uitspraak

In verband met het verschuldigd worden van minimumloon over meerwerk vervalt per 1 januari 2018 ook de bepaling volgens welke overwerk geen deel uitmaakt van het loon waarover het minimumloon en de vakantietoeslag moeten worden berekend. Daardoor is per 1 januari 2018 ook vakantietoeslag verschuldigd over overwerk. De bepaling kent directe werking en er is geen overgangsrecht getroffen waardoor ter zake van overwerkloon dat vóór 1 januari 2018 is verricht na 1 januari 2018 geen vakantietoeslag verschuldigd zou zijn. Dat betekent dat na 1 januari 2018 ook vakantietoeslag moet worden betaald over overwerk dat vóór 1 januari 2018 is verricht.

 

Commentaar

Werkgevers die willen voorkomen dat vakantietoeslag over vóór 1 januari 2018 verricht overwerk moet worden betaald, dienen er voor te zorgen dat het overwerk vóór 1 januari 2018 wordt uitbetaald of wordt opgenomen door minder te werken. Opname na 1 januari 2018 voorkomt ook uitbetaling die inclusief vakantietoeslag zou moeten plaatsvinden, maar als de opname dan achterwege blijft zou toch weer uitbetaling inclusief vakantietoeslag moeten plaatsvinden.

(Bron: Van Zijl Advocaten)