Een woonbestemming maakt nog geen woning

Voor het lage overdrachtsbelastingtarief van 2% voor woningen moet er op het moment van eigendomsoverdracht sprake zijn van een gebouw dat naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Een naar woondoeleinden gewijzigde bestemming verandert daar niets aan. Dit bleek uit een zaak die voor Hof Arnhem-Leeuwarden.

 

Een bv had in 2015 een kantoorgebouw gekocht van een stichting voor € 1.285.097. Twee maanden later verkocht de bv dit pand aan een vrouw voor € 1.350.000. Daarbij werd een aannemingsovereenkomst gesloten om het pand – exclusief benedenverdieping – te laten verbouwen tot 29 woonappartementen. De stichting droeg de juridische eigendom van het pand over aan de vrouw. Daarbij was op dat moment sprake van een wijziging naar woonbestemming en een omgevingsvergunning met woonbestemming voor de te realiseren 29 appartementen. De vrouw voldeed op aangifte 6% overdrachtsbelasting over € 1.350.000 en maakte vervolgens bezwaar tegen haar aangifte, omdat zij vond dat slechts 2% overdrachtsbelasting verschuldigd was over het aan de woonappartementen toe te rekenen gedeelte van de koopsom (de 29 nog te realiseren woonappartementen). Zij stelde dat het pand deels als woning was aan te merken, omdat bij verkrijging al vaststond dat 29 woonappartementen zouden worden gerealiseerd en dat voor de toepassing van het tarief gekeken moest worden naar de feitelijke situatie bij oplevering van de appartementen.

 

Het hof volgde de vrouw niet hierin. Het hof overwoog dat nu het pand ten tijde van levering naar zijn aard een kantoorgebouw was, waaraan ook nog geen aanpassingen waren verricht, geen sprake was van een woning. Een onroerende zaak die geen woning is, maar wordt verbouwd tot woning komt niet in aanmerking voor het lage tarief van 2%.

(PKF Wallast)