Archive for juni, 2018

Complexe eigenwoningregeling: voorkom nadelige gevolgen

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Complexe eigenwoningregeling: voorkom nadelige gevolgen

Heeft u een woning die ten minste één jaar als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan? En, staat die woning sindsdien tijdelijk ter beschikking, door bijvoorbeeld uitzending naar het buitenland? Dan kan de voormalige eigen woning en bijbehorende renteaftrek in box 1 in stand blijven onder de volgende voorwaarden:

  1. De woning mag niet aan derden ter beschikking worden gesteld;
  2. De belastingplichtige mag samen met zijn of haar partner niet met betrekking tot een andere woning inkomsten uit de eigen woning genieten.

Op 16 februari 2018 heeft Gerechtshof ‘s- Hertogenbosch een uitspraak gedaan waarbij de uitzendregeling van artikel 3.111, lid 6 Wet IB 2001 centraal stond. In deze uitspraak was niet geheel volgens bovenstaande voorwaarden gehandeld. De volgende zaak werd behandeld:

‘Leegstaande’ woning gedurende tijdelijke uitzending

De belanghebbende was in 2009 uitgezonden via zijn werkgever naar het buitenland. Tot het moment van uitzending woonde de belastingplichtige samen met zijn partner en twee kinderen in de woning. Toen de belanghebbende samen met zijn partner in 2009 naar het buitenland verhuisde, bleven de twee kinderen in de eigen woning achter.

In de woning wonende kinderen van een uitgezonden belastingplichtige behoren vaak niet meer tot zijn huishouden. De staatssecretaris heeft echter goedgekeurd dat de uitzendregeling onder bepaalde voorwaarden toch kan worden toegepast:

  • Vanaf het moment van de uitzending wonen uitsluitend de kinderen van belastingplichtige of zijn/haar partner in de woning;
  • De kinderen zijn jonger dan 27 jaar. Als een kind 27 jaar wordt, vervalt vanaf dat moment de goedkeuring;
  • De kinderen behoren direct voorafgaand aan de uitzending tot het huishouden van de belastingplichtige;
  • De kinderen blijven de woning om niet bewonen. Er wordt dus geen huur betaald.

Beschikkingstelling aan een derde

De twee kinderen uit de betreffende casus voldeden aan de voorwaarden van de goedkeuring, zodat de uitzendregeling van toepassing zou kunnen blijven. Echter, de belastingplichtige had als familiegunst ook toegestaan dat een neef, die in de betreffende stad studeerde, af en toe in de woning logeerde als hij colleges moest volgen. De neef woonde feitelijk nog bij zijn ouders in en verbleef grotendeels daar. De neef heeft zich drie maanden voor de uitzending ingeschreven in de woning van de belastingplichtige.

Conclusie: woning opnemen in box 3 in plaats van box 1

De neef behoort volgens het Hof niet tot het huishouden van de belastingplichtige. De woning wordt dus ter beschikking gesteld aan een derde (de neef) waardoor de belastingplichtige geen beroep kan doen op de uitzendregeling. De woning dient hierdoor te worden opgenomen in box 3 in plaats van box 1. Een goedbedoelde familiegunst kan tot grote financiële gevolgen leiden.

(Bron: BDO)

Bent u kapper, bloemist, schilder of stukadoor? Verkoopt u boeken, verstrekt u geneesmiddelen of geeft u gelegenheid tot sportbeoefening? Of verricht u een van de overige prestaties die door de wetgever onder het verlaagd btw-tarief zijn gebracht? Dan moet u vanaf 1 januari 2019 méér btw berekenen over de door u geleverde goederen en diensten. Met ingang van 1 januari 2019 wordt het verlaagde btw-tarief verhoogd van 6% naar 9%. Ons advies: pas uw prijzen voor prestaties die onder het verlaagde tarief vallen aan en richt uw btw-administratie tijdig in.

De btw-verhoging werd door het kabinet aangekondigd in het Regeerakkoord Rutte III en dient ter financiering van de verlaging van de inkomstenbelasting. De tariefsverhoging  wordt opgenomen in het Belastingplan 2019 en treedt, na instemming van zowel de Tweede als Eerste Kamer, per 1 januari 2019 in werking.

Heeft de btw-verhoging gevolgen voor u?

De tariefsverhoging geldt voor alle goederen en diensten die momenteel zijn onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6%:

  • eet- en drinkwaren;
  • genees- en verbandmiddelen;
  • kunstvoorwerpen en antiquiteiten;
  • boeken;
  • bloemen, bomen en planten;
  • het geven van gelegenheid tot sportbeoefening;
  • diensten verricht door schoenmakers, kleermakers en kappers;
  • het schilderen en stukadoren van bepaalde woningen;
  • personenvervoer;
  • hotelovernachtingen en kampeerdiensten;
  • het verlenen van toegang tot circussen, dierentuinen, openbare musea, muziek- en toneeluitvoeringen, bioscopen, sportwedstrijden en attractieparken;
  • schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen.

Verricht u één van bovenstaande prestaties of één van de andere prestaties onderworpen aan het verlaagd btw-tarief? Dan moet u met ingang van 1 januari 2019 een btw-tarief van 9% berekenen aan uw afnemers. Pas daarom tijdig uw prijzen aan en voer de tariefsverhoging door in uw btw-administratie.

Vooruitbetalingen: 6% of 9% btw?

Om te bepalen welk btw-tarief van toepassing is, moet in beginsel worden aangesloten bij het moment van verschuldigdheid. Dit is het moment waarop de factuur is uitgereikt dan wel had moeten zijn uitgereikt óf, ingeval geen verplichting bestaat tot het uitreiken van een factuur, het moment van presteren. Betaalt uw afnemer vóórdat de factuur is uitgereikt c.q. de prestatie heeft plaatsgevonden, dan wordt aangesloten bij het moment van ontvangst van de betaling.

Geen overgangsregeling

In een recent gepubliceerd nieuwsbericht heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd geen overgangsregeling in te stellen voor de verhoging van het verlaagde btw-tarief op 1 januari 2019. Betalingen die u ontvangt vóór 1 januari 2019 waarbij de samenhangende prestatie plaatsvindt op of na 1 januari 2019 zijn daarom onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6%.

Lopende contracten

De verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% per 1 januari 2019 kunt u doorberekenen aan uw afnemers, ongeacht hetgeen is bepaald in een eventuele overeenkomst. In een overeenkomst opgenomen strijdige bedingen zijn nietig.

(Bron: Berk)

Afspraken in het echtscheidingsconvenant over de verdeling van de koopwoning hebben soms vervelende en onbedoelde fiscale consequenties. Dit kan grote financiële gevolgen hebben. Daarom is het verstandig om deze fiscale consequenties vooraf goed in beeld te brengen en op te nemen in het echtscheidingsconvenant.

 

Een voorbeeld

Een paar, gehuwd op basis van gemeenschap van goederen, bezit een eigen koopwoning met overwaarde. Omdat sprake is van gemeenschap van goederen, hebben zowel man als vrouw recht op 50% van de overwaarde. Het gescheiden paar was overeengekomen dat de man een maandelijkse partneralimentatie zou betalen van ongeveer € 1.915. Ook hebben ze afgesproken dat de vrouw de volledige overwaarde van de voormalige echtelijke woning zou krijgen in ruil voor een verlaging van de alimentatie naar € 600 per maand. De belastinginspecteur ziet in de volledige toerekening van de overwaarde aan de vrouw een belaste afkoop van een gedeelte van de alimentatie. Een fiscale procedure tot aan de Hoge Raad brengt hierin geen verandering. De vrouw moet een groot bedrag aan belasting betalen.

Niet alleen de juridische, maar ook de fiscale problematiek bij echtscheidingen is bijzonder complex en de gevolgen kunnen zeer ingrijpend zijn. Door een goede formulering van het echtscheidingsconvenant kunnen problemen als hierboven voorkomen worden. Raadpleeg daarom op voorhand een specialist met ervaring op het gebied van fiscale gevolgen bij echtscheiding.

(Bron: ABAB)

Salaris dga? Zorg voor een goede onderbouwing!

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, loon
Reacties uitgeschakeld voor Salaris dga? Zorg voor een goede onderbouwing!

Bent u directeurgrootaandeelhouder (dga) en hebt u dus een aanmerkelijk belang hebt in uw bedrijf? Dan geldt voor u de gebruikelijkloonregeling. Zorg daarbij voor een goede onderbouwing van het gebruikelijk loon, zodat u geen correcties van de Belastingdienst krijgt.

 

Op 23 april 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van een WOB-procedure de interne documenten gepubliceerd van de Belastingdienst over de toepassing van de gebruikelijk loonregeling van artikel 12a Wet op de Loonbelasting 1964. Hierna gaan wij verder in op wat deze documenten voor u als dga betekenen.

Hoe werkt de gebruikelijkloonregeling?

Per 1 januari 2015 is de gebruikelijkloonregeling zodanig gewijzigd dat het de Belastingdienst makkelijker moet maken om het te lage loon van de dga te corrigeren. Als het gebruikelijk loon lager is dan € 45.000, moet u als dga aannemelijk maken dat het om een zakelijk loon gaat. Is het gebruikelijk loon € 45.000 of hoger, dan moet de Belastingdienst aannemelijk maken dat het loon niet gebruikelijk is.

Uitgangspunt

Het uitgangspunt is dat het loon op minimaal 75% van het loon van een werknemer in de meest vergelijkbare dienstbetrekking moet worden vastgesteld. Vervolgens moet er ook getoetst worden aan het loon van de werknemers binnen de organisatie, het loon moet minimaal net zo hoog zijn. Als de werknemer van wie de hoogte van het loon getoetst wordt over bijzondere capaciteiten beschikt, mag het loon van de dga ook lager worden vastgesteld. Pas als er op basis van de twee hiervoor genoemde toetsen geen gebruikelijk loon kan worden vastgesteld, moet het minimaal op € 45.000 worden vastgesteld.

Gebruikelijk loon onderbouwen?

De belangrijkste conclusie uit de gepubliceerde documenten is dat de Belastingdienst niet beschikt over een database met informatie om het gebruikelijk loon vast te stellen. Er wordt door de Belastingdienst onder andere naar de volgende twee websites verwezen: www.loonindex.nl en www.gemiddeld-inkomen.nl/gemiddeld-salaris-per-beroep/.

Tip: Maak een goede vastlegging van salarissen van vergelijkbare beroepen.

Als u op basis van de publieke bronnen vaststelt wat het loon is voor een medewerker in de meest vergelijkbare dienstbetrekking, en uw salaris op minimaal 75% daarvan vaststelt, zal het voor de Belastingdienst lastig zijn om uw salaris te corrigeren. Daarbij is van belang dat de informatie waarop de vaststelling van het gebruikelijk loon is gebaseerd in de administratie bewaard wordt. Op deze manier zal het risico dat de Belastingdienst bij correcties achteraf een boete oplegt, kleiner worden.

(Bron: Boon Accountants)

inds 1 juli 2015 is met de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) de ontbindingsvergoeding vervangen door de transitievergoeding. Ook is de billijke vergoeding ontstaan. Wanneer heeft een medewerker recht op deze vergoeding?

Word een medewerker na (minimaal) twee jaar dienstverband ontslagen? Dan heeft de medewerker meestal recht op een financiële vergoeding: de transitievergoeding. Werknemers kunnen de transitievergoeding gebruiken om de overstap naar een andere baan makkelijker te maken, bijvoorbeeld door scholing.

De berekening van de transitievergoeding is wettelijk vastgelegd en valt lager uit dan de ontbindingsvergoeding. Soms heeft een werknemer recht op een (extra) billijke vergoeding.

De billijke vergoeding

Met de invoering van de Wwz is ook de billijke vergoeding ontstaan. De rechter kan bij ontslag (ook wanneer de werknemer ontslag neemt vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever kan een billijke vergoeding worden toegewezen) de medewerker een extra vergoeding toekennen. Voor het toekennen van deze billijke vergoeding moet worden aangetoond dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld óf dat de wet in een andere situatie daarop aanspraak geeft.

Dit is bijvoorbeeld het geval als de opzegging door de werkgever in strijd is met de daarvoor geldende regels. Of als een arbeidsovereenkomst wordt ontbonden door een verstoorde arbeidsrelatie, dieveroorzaakt is door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

Hoe wordt de billijke vergoeding berekend?

Over de berekening van de billijke vergoeding bestond verwarring. Vorig jaar heeft de Hoge Raad met een uitspraak van 30 juni 2017 (tijdens het ‘Hairstyle-arrest’) hierover meer duidelijkheid gegeven.

De Hoge Raad neemt als uitgangspunt voor de berekening dat de werknemer gecompenseerd wordt voor het verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De werknemer heeft recht op een vergoeding op maat. Daarbij moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van het ontslag voor de werknemer. Voorwaarde: die gevolgen moeten toegerekend kunnen worden aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

Specifieke omstandigheden

Er zijn diverse omstandigheden die de hoogte van de billijke vergoeding bepalen. Zo stelt de Hoge Raad dat er gekeken moet worden naar wat het (verwachte) loon van de werknemer zou zijn geweest als de opzegging van de arbeidsovereenkomst zou worden vernietigd – óf op rechtmatige wijze beëindigd had kunnen worden (en op welke termijn).

Ook de duur van het dienstverband en de kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt bepalen de hoogte van de billijke vergoeding. Daarbij moet de rechter rekening houden met de eventuele toekomende transitievergoeding.

Trend is gezet

Sinds de uitspraak van de Hoge Raad weten rechters beter waar zij aan toe zijn. Alle omstandigheden en gevolgen van de ontslagsituatie spelen namelijk een rol.

Na de uitspraak zijn al diverse hogere billijke vergoedingen toegekend door lagere rechters. Zo kende de Kantonrechter Noord-Holland twee billijke vergoedingen toe van respectievelijk 530.000 euro (16 januari) en 628.000 euro (24 april).

Risico bij overtreding

Duidelijk is dat werkgevers goed op de hoogte moeten zijn van de wettelijke regels over de transitievergoeding en debillijke vergoeding. Houdt u zich niet aan de regels? Dan loopt u het risico om alsnog een hoge billijke vergoeding te moeten betalen.

(Bron: Flynth)

Een groot deel van de werknemers in Nederland reist voor zijn werk. Woon-werkverkeer levert een groot aandeel daarin. Wat zijn de spelregels voor het vergoeden van de reiskosten?

In Nederland bent u als werkgever niet verplicht om reiskosten uit te betalen. Toch zijn er een aantal regels en uitzonderingen waar u rekening mee moet houden.

Spelregels volgens cao

Bent u aangesloten bij een cao? Dan kan het zijn dat in de een reiskostenvergoeding is opgenomen. Als dat het geval is, dan bent u wél verplicht om deze vergoeding aan uw personeel te verstrekken.

In veel gevallen geldt dit ook voor de flexibele schil in uw onderneming, zoals uitzendkrachten.

Reiskosten eigen vervoer

Reist uw medewerker met het eigen vervoer naar het werk? Dan mag u een onbelaste vergoeding toekennen van maximaal 19 cent per kilometer voor woon-werkverkeer. Deze vergoeding kunt u omrekenen naar een vaste vergoeding per maand die u jaarrond aan de medewerker verstrekt.

Reiskosten openbaar vervoer

ProRail verwacht in 2030 tot 45% meer treinreizigers. Reist uw medewerker ook met het openbaar vervoer naar het werk? Dan kunt u de werkelijk gemaakte kosten onbelast vergoeden.

Stel: u verstrekt een ov-jaarkaart aan uw medewerker. De totale kosten die uw medewerker jaarlijks maakt, zijn lager dan de prijs van de ov-jaarkaart. Dan mag u alleen de kosten vergoeden die gelden voor het zakelijk verbruik. Het restgebruik (privégebruik van de ov-jaarkaart) komt voor rekening van de medewerker.

Andere oplossingen

Naast het vergoeden van reiskosten zijn er ook andere oplossingen voor uw medewerkers. Denk aan een fiets van de zaak via een cafetariaregeling of de werkkostenregeling (WKR), het opstellen van een mobiliteitsplan óf een auto van de zaak.

(Bron: Flynth)

Heeft uw personeel nog vakantiedagen staan van 2017? Dan moeten deze verlofdagen in juni nog worden opgenomen. Gebeurt dit niet, dan vervallen de verlofdagen. In een enkel geval mag uw werknemer de verlofdagen vijf jaar doorschuiven.

Wettelijke vakantiedagen

Iedereen heeft volgens de wet recht op vakantiedagen. Het aantal hangt af van het aantal dagen en uren dat per week wordt gewerkt. Dit aantal moet je vermenigvuldigen met vier om aan het aantal wettelijke vakantiedagen te komen.

Voorbeeld: Een werknemer werkt twee dagen per week, acht uur per dag. Hij heeft recht op 2 x 4 = 8 dagen vakantie van acht uur.

Vervallen wettelijke vakantiedagen

Wettelijke vakantiedagen komen zes maanden na het einde van het jaar te vervallen. De wettelijke vakantiedagen over 2017 blijven dus staan tot 1 juli 2018 en komen daarna te vervallen.

Bovenwettelijke vakantiedagen

Veelal bestaat er recht op meer vakantie. Bijvoorbeeld omdat dit per cao geregeld is. Deze zogenaamde bovenwettelijke vakantiedagen vervallen niet na zes maanden, maar pas na vijf jaar.

Uitzondering

Het vervallen van wettelijke vakantiedagen na zes maanden is de regel, maar hierop is een uitzondering mogelijk. Als een werknemer namelijk niet in staat was zijn vakantiedagen op tijd op te nemen, bijvoorbeeld omdat deze daarvoor te ziek was. Of omdat zijn werkgever het hem onmogelijk maakte om de vakantiedagen op te nemen. Ook in deze gevallen vervallen de wettelijke vakantiedagen pas na vijf jaar.

Overuren

Vakantiedagen zijn niet hetzelfde als overuren, dus bovenstaande heeft hier geen betrekking op. Werkgever en werknemer moeten hiervoor onderling uitmaken of deze betaald worden of niet, dan wel gecompenseerd worden in vrije tijd. In cao’s kan dit zijn bepaald.

(Bron: DRV)

Kamer niet goed geïnformeerd over problemen Belastingdienst

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Kamer niet goed geïnformeerd over problemen Belastingdienst

e Tweede Kamer is de afgelopen jaren niet goed op de hoogte gebracht over de problemen bij de Belastingdienst. Weliswaar deelde het ministerie van Financiën stapels rapporten, maar die waren ‘niet diepgaand en systematisch genoeg’ om inzicht te krijgen in wat er precies aan de hand is.

Dat zegt staatssecretaris Menno Snel. De Tweede Kamer sprak hem woensdag 13 juni opnieuw aan op de informatievoorziening rond de reorganisatie bij de fiscus. Die verloopt heel stroef, onder meer door ict-problemen en een uit de hand gelopen vertrekregeling.

De oppositie zou graag zien dat de vernieuwing de status van groot project krijgt. Dat zou betekenen dat de staatssecretaris de Kamer veel gedetailleerder op de hoogte moet houden van alle vorderingen. Snel is daar niet direct voorstander van, maar wil wel graag bekijken hoe de informatievoorziening kan worden verbeterd.

Verouderd

Ook zijn de it-systemen waarmee de Belastingdienst werkt dermate verouderd dat de belastinginning in gevaar kan komen. Eind april greep Snel in. Dat was nodig, omdat het anders zou leiden tot een ’terruggang in het presteren van de Belastingdienst’. De reorganisatie gaat niet zoals gepland en er werd te veel tegelijkertijd aangepakt, concludeerde Snel.

 

Bron: RTL nieuws

Wetsvoorstel Wet spoedreparatie fe naar Tweede Kamer

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, fiscale eenheid
Reacties uitgeschakeld voor Wetsvoorstel Wet spoedreparatie fe naar Tweede Kamer

De staatssecretaris van Financiën heeft het beloofde wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid (fe) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit voorstel moet leiden tot een gelijkere behandeling van de binnenlandse fe en die in een vergelijkbare EU-situatie.

Het Europees Hof van Justitie heeft op 22 februari jl. aangegeven dat de renteaftrekregeling een ongerechtvaardigde discriminatie van binnenlandse moeders met buitenlandse dochtervennootschappen vormt waarvoor in sommige gevallen de renteaftrek niet mogelijk is. Nederland moest dus zijn wetgeving inzake de fiscale eenheid aanpassen. De staatssecretaris heeft daartoe nu het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

Niet meer gunstiger uitpakken

De aanpassing van de Wet op de vennootschapsbelasting moet ertoe leiden dat een binnenlandse fe-situatie niet gunstiger meer uit kan pakken dan een vergelijkbare EU-situatie. Hierdoor moeten de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage, bepaalde onderdelen van de deelnemingsvrijstelling, de renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, de herwaarderingsverplichting voor laagbelaste beleggingsdeelnemingen en de verliesverrekening bij wijziging van het belang, moeten worden toegepast alsof er geen fe is. Deze regelingen moeten worden toegepast alsof de onderdelen van de fe zelfstandig belastingplichtig zijn. Dit wil zeggen dat de werkzaamheden en het vermogen van de dochtermaatschappijen voor de toepassing van de in deze spoedreparatiemaatregel genoemde bepalingen geen deel uitmaken van de werkzaamheden en het vermogen van de moeder.

Overgangsmaatregel voor renteaftrekbeperking

Voor de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage is een overgangsmaatregel opgenomen voor de periode van 25 oktober 2017, 11 uur tot en met 31 december 2018. Tot eind 2018 geldt er een drempel voor het toepassen van de beperking van de renteaftrek. Voor onderlinge schulden binnen de fe waarvan de rentes opgeteld onder de € 100.000 blijven, geldt namelijk de beperking niet. De schuld moest op 25 oktober 2017 – en om 11:00 uur dus – dan al wel bestaan. In het wetsvoorstel is ook een verzuim in de innovatiebox hersteld.

(Bron: Rendement)

Borgstelling onzakelijk vanwege ‘oneindig risico’

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor Borgstelling onzakelijk vanwege ‘oneindig risico’

Om de financiering bij een geldschieter rond te krijgen kan bijvoorbeeld een directeur-grootaandeelhouder (dga) zelf borg staan voor zijn onderneming. Maar dat moet dan wel onder zakelijke voorwaarden gebeuren. Iemand die voor onbepaalde tijd borg staat voor ‘alle huidige en toekomstige verplichtingen’ van de bv valt daar dus niet onder, blijkt uit een recent gepubliceerde uitspraak.

Deze zaak kwam aan het rollen naar aanleiding van de aanslag inkomstenbelasting van een man. Die had in zijn aangifte een aftrekpost van € 300.000 opgevoerd voor een ‘voorziening borgstelling’. Hij had die borgstelling afgegeven voor een onderneming waarvan hij samen met zijn broer aandeelhouder was. Maar de inspecteur zette een streep door de aftrekpost voor de inkomstenbelasting, omdat hij vond dat er sprake was van een onzakelijke borgstelling. In plaats van een flinke teruggave binnenhalen zou de man dus juist belasting moeten betalen.

Zakelijke voorwaarden bij borgstelling voor bv

Net als bij leningen tussen bijvoorbeeld de dga en de bv moeten ook bij een borgstelling voor een onderneming de voorwaarden zakelijk zijn. Dit betekent algemeen gezegd dat de dga bij de borgstelling geen risico’s mag aangaan die een onafhankelijke derde nooit zou aandurven. Ook moet de dga een borgstellingsprovisie krijgen die recht doet aan de risico’s en aan het bedrag van de borgstelling.
De bewijslast dat de borgstelling onzakelijk was lag in deze zaak bij de inspecteur. En die kwam met een behoorlijk lijstje argumenten. Zo stond de man volgens de overeenkomst borg voor ‘alle huidige en toekomstige verplichtingen’ van de bv, zonder nadere voorwaarden. Volgens de inspecteur leidde dat tot een oneindig risico voor de man. Bovendien stond de bv flink in het rood, terwijl het om een behoorlijk grote borgstelling ging. Volgens de inspecteur was het uitgesloten dat een onafhankelijke derde zo’n groot risico zou willen nemen.

Risico is niet te overzien

Het gerechtshof volgde de lijn van de inspecteur. De rechter liet het oneindige risico daarbij zwaar wegen. Dat de man ook borg zou blijven staan voor alle toekomstige schulden leidde tot een ‘debiteurenrisico dat niet was te overzien en dat niet bepaalbaar was’. Het hof betitelde de borgstelling daarom als onzakelijk en schrapte de voorziening als aftrekpost uit de aangifte inkomstenbelasting.

(Bron: Rendement)