Archive for augustus, 2018

Er komt een nieuwe regeling voor het onderhoud van monumentenpanden. De huidige fiscale aftrek van 80% wordt vanaf 2019 vervangen door een subsidie.

Dit staat in een brief aan de Tweede Kamer van de minister van OCW.  De nieuwe subsidieregeling moet nog wel door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd.

Subsidie in plaats van aftrek
Voor monumentenwoningen mag op dit moment een deel van de kosten in aftrek worden gebracht. Hoe hoger uw belastingtarief, hoe meer dit oplevert. In de nieuwe regeling krijgt u een subsidie van 35% van de kosten. De nieuwe subsidie is dus niet langer afhankelijk van het belastingtarief.

Ongeveer gelijk?
In de brief staat dat de nieuwe subsidie ongeveer gelijk is aan de huidige fiscale aftrek van 80%. Maar, een simpele rekensom leert dat lagere inkomens er iets op vooruit gaan en hogere inkomens er fors op achteruit.

Toets op kwaliteit
In de nieuwe subsidieregeling komt er wel vooraf een toets op de kwaliteit. Doel van de nieuwe regeling is namelijk een betere besteding van de middelen. De nieuwe regeling wordt in 2021 geëvalueerd om te kijken of deze aan de wensen voldoet.

Heeft u vragen over de fiscale aftrek van monumentenpanden, neem dan contact op met uw adviseur!

(Bron: Schipper Groep)

Het kabinet heeft bepaald dat per 1 januari 2019 het verlaagde btw-tarief van 6% wordt verhoogd naar 9%. Hierdoor worden bepaalde goederen en diensten vanaf 2019 3% duurder. De goederen en diensten die onder dit verlaagde btw-tarief vallen zijn onder andere voedingsmiddelen, geneesmiddelen, agrarische goederen, boeken, kappersdiensten, restaurantdiensten en personenvervoer.

Deze verhoging heeft vooral invloed op particulieren en ondernemers die geen recht hebben op aftrek van de door hun betaalde btw. Behoort u tot deze groep? Dan kan het verstandig zijn om deze goederen en diensten in te kopen voor 1 januari 2019, zodat u nog gebruik kan maken van het 6% tarief (een besparing van 3% btw). Het is belangrijk dat niet alleen de goederen en diensten voor 1 januari 2019 zijn ingekocht, maar dat deze ook voor 1 januari 2019 worden geleverd en verricht. Voor de prestaties die worden verricht voor 1 januari 2019 maar na 1 januari 2019 worden gefactureerd, geldt het 6% btw-tarief.

Daarnaast is het van belang om als ondernemer vanaf 1 januari 2019 9% btw af te dragen over de prestaties die onder het verlaagde btw-tarief vallen.

(Bron: DRV)

Overname van bedrijf door vennoot of werknemer?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, schenken en erven
Reacties uitgeschakeld voor Overname van bedrijf door vennoot of werknemer?

Ondernemers kunnen hun onderneming beëindigen zonder met de fiscus af te hoeven rekenen. Dit kan door de onderneming geruisloos door te schuiven aan een vennoot of medewerker. De voorwaarden waaronder dit kan geschieden, zijn onlangs verruimd.

Geruisloos doorschuiven

Als u als ondernemer uw onderneming staakt, moet u met de fiscus afrekenen over in de onderneming opgebouwde reserves. Zo is het bedrijfsgebouw vaak in waarde gestegen. Afrekenen kan soms worden voorkomen door geruisloos door te schuiven. De overnemer zet de onderneming dan voort tegen de oude boekwaardes. Te zijner tijd moet hij wel over de reserves afrekenen, tenzij ook hij er bij staking voor kiest geruisloos door te schuiven. Geruisloos doorschuiven zal zich wel vertalen in een lagere overnameprijs.

Vennoten en werknemers

Geruisloos doorschuiven kan onder meer naar medevennoten en werknemers van een onderneming. Eén van de voorwaardes is dat de overnemer minstens 36 maanden voor de overname onafgebroken medevennoot of werknemer moet zijn geweest.

Uitbreiding regeling

De uitbreiding van de regeling is met name gunstig voor werknemers van seizoensbedrijven. Bepaald is namelijk dat voor hen de periode van 36 maanden onderbroken mag worden. Wel moeten zij in de jaren voorafgaand aan de overname minstens één maand per jaar in de onderneming gewerkt hebben en het totaal aantal gewerkte maanden moet minstens 36 zijn.

Voorbeeld: Een werknemer die zes jaar voorafgaand aan de overname ieder jaar zes maanden in de onderneming heeft gewerkt, voldoet nu dus ook aan de voorwaarde.

Combi werknemer – vennoot

Daarnaast is goedgekeurd dat ook een combinatie van werknemer en vennoot voortaan mogelijk is. Iemand die eerst een jaar in dienst is als werknemer en daarna twee jaar als vennoot, kan de regeling dus ook gebruiken.

Sabbatical

Een andere belangrijke wijziging is dat onder bijzondere omstandigheden onderbreking van de periode van 36 maanden voor een werknemer die een sabbatical opneemt, geen probleem hoeft te zijn. De inspecteur zal aan de hand van de feiten beoordelen of er van bijzondere omstandigheden sprake is. De duur van de sabbatical is bijvoorbeeld van belang.

(Bron: DRV)

Geen afwaarderingsverlies bij earn-out vordering

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Geen afwaarderingsverlies bij earn-out vordering

De Hoge Raad oordeelt dat de waardeverandering van een vordering die is verkregen als tegenprestatie bij de verkoop van een deelneming niet aftrekbaar is onder toepassing van de earn-out regeling.

De Hoge Raad oordeelt dat de waardeverandering van een vordering die is verkregen als tegenprestatie bij de verkoop van een deelneming niet aftrekbaar is onder toepassing van de earn-out regeling.

(Bron: Deloitte)

Een van de maatregelen uit het voorstel voor de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is het afschaffen van de sectorindeling in de premieheffing voor de WW in 2020. Ook voor de gedifferentieerde premies voor ZW en WGA wordt de sectorindeling op termijn afgeschaft. Om voor het in werking treden van de WAB een piekbelasting bij de Belastingdienst te voorkomen, past minister Koolmees de regels voor de sectorindeling al per direct aan met drie specifieke maatregelen. De maatregelen zullen terugwerken tot 29 juni 2018 17.00 uur, en worden hieronder verder toegelicht.

Vanaf 1 januari 2020 bepaalt het soort contract (vast of flexibel) de hoogte van de WW-premie. De sectorpremie wordt afgeschaft en op termijn ook de (gedeeltelijke) sectorale differentiatie voor de Werkhervattingskas (ZW en WGA). Dit vloeit voort uit het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).

Sectorindeling: hoofdpijndossier

De sectorindeling is in de afgelopen jaren een steeds groter hoofdpijndossier geworden voor de Belastingdienst. De problemen worden met name veroorzaakt door de verouderde omschrijvingen van de sectoren, waardoor het vaak moeilijk is om de werkzaamheden van een werkgever aan een sector toe te wijzen, en door het sterk toegenomen ‘shopgedrag’ van werkgevers tussen sectoren om zo laag mogelijke premies af te dragen. Dit heeft geleid tot een sterke toename van het aantal aanvragen tot herindeling.

Maatregelen sectorindeling

Ook is het aantal bezwaar-, beroeps- en cassatiezaken over indelingsbeslissingen sterk gestegen – inmiddels zijn het er ruim duizend per jaar. Dit legt volgens minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onverantwoord groot beslag op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst. Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving neemt hij daarom per direct drie maatregelen.

Deze 3 maatregelen zijn per 29 juni 2018 ingegaan:

  • Wijzigingen in de sectorindeling kunnen niet meer met terugwerkende kracht worden aangevraagd en over verstreken periodes kunnen te veel betaalde premies niet meer worden terugontvangen. Een aanpassing van de sectorindeling kan alleen nog maar op een datum in de toekomst ingaan. Er is één uitzondering: als er door een verkeerde indeling te weinig sectorpremie betaald is, dan kan de Belastingdienst de indeling wél met terugwerkende kracht veranderen.
  • Men kan geen gesplitste aansluitingen meer aanvragen. De Belastingdienst behandelt geen verzoeken meer om verschillende delen van de onderneming in verschillende sectoren in te delen.
  • Men kan geen groepsaansluitingen meer aanvragen. De Belastingdienst behandelt geen verzoeken meer om concern, nevenbedrijven en –instellingen in dezelfde sector in te delen.

De maatregelen hebben geen invloed op de huidige indeling. Indien er al een gesplitste aansluiting of een groepsaansluiting is, houdt men deze zolang aan de voorwaarden voldaan wordt.

(Bron: BDO)

nstrumenten voor het inzetten van extern personeel zonder btw

Categories: Geen categorie
Reacties uitgeschakeld voor nstrumenten voor het inzetten van extern personeel zonder btw

wee belangrijke instrumenten bij de gezamenlijke inzet van personeel zonder btw-heffing zijn de overeenkomst van opdracht en de vrijstelling voor nauw samenhangende prestaties.

Gezamenlijke inzet personeel

Het veranderende zorglandschap vraagt steeds meer om samenwerking. En daarmee om gezamenlijke inzet van personeel. De voornaamste oorzaken zijn decentralisatie van het sociale domein, integrale ziekenhuisbekostiging en nieuwe bekostigingsvormen in de eerstelijnszorg. Ook bieden steeds meer partijen personeel aan, of zij faciliteren de inzet van zzp’ers. De btw speelt hierbij een belangrijke rol.

Overeenkomst van opdracht

Wanneer géén sprake is van het uitlenen van personeel, maar van het aannemen van een medische prestatie – in de vorm van een overeenkomst van opdracht -, ligt een btw-vrijstelling binnen handbereik. Ideaal voor, bijvoorbeeld, de onderaanneming van zorg, de inzet van een praktijkondersteuner in meerdere huisartsenpraktijken of het ‘delen’ van een neuroloog tussen twee ziekenhuizen. Maar het is wel zaak om een zorgvuldig geformuleerde overeenkomst van opdracht op te stellen, die uiteraard aansluit bij de feitelijke situatie. Zoals de overeenkomst die een schilder sluit voor het schilderen van een huis.

Nauw samenhangende prestaties

Wanneer wél sprake is van het uitlenen van personeel, hoeft dat niet automatisch te leiden tot btw-heffing. De btw-vrijstelling voor het verzorgen en verplegen van in een instelling opgenomen personen geldt ook voor prestaties die daarmee nauw samenhangen. Het uitlenen van personeel kan onder bepaalde omstandigheden kwalificeren als een handeling die nauw samenhangt met de verzorging en verpleging. Belangrijke kanttekening is dat de Belastingdienst deze vrijstelling alleen zal toestaan bij medische werkzaamheden die ‘naar hun aard een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel’ van de aan patiënten geboden vrijgestelde medische verzorging vormen.

Positie zzp’ers

In de praktijk blijkt dat de ene zzp’er btw in rekening brengt en de andere niet. Iedere zzp’er (en opdrachtgever) moet zelf beoordelen of de dienstverlening onder een btw-vrijstelling valt. Voor zzp’ers die feitelijk kwalificeren als werknemer van de opdrachtgever, is btw in het geheel niet aan de orde. Een zzp’er die zijn diensten daadwerkelijk zelfstandig verricht, kan zichzelf (volgens een uitspraak van de Hoge Raad in 2014) niet uitlenen als personeel Die zzp’er zal moeten beoordelen of zijn/haar diensten onder een btw-vrijstelling vallen. Ander aandachtspunt is het groeiende fenomeen van bemiddelende organisaties of platforms, die de vraag naar tijdelijke zorgprofessionals en het aanbod van zzp’ers in de zorg bij elkaar brengen. Is de bemiddelaar te kwalificeren als werkgever van de ‘vermeende’ zzp’ers? Dan moet die organisatie als uitzendbureau btw in rekening brengen.

Conclusie

Het uitlenen of delen van personeel kan gepaard gaan met niet te onderschatten btw-gevolgen. Dankzij een aantal goede instrumenten is het mogelijk btw-heffing te voorkomen. Belangrijk is vooraf de gevolgen en mogelijkheden in kaart te (laten) brengen. Een goede en duidelijke overeenkomst is vervolgens onontbeerlijk. Wie volledige zekerheid wil over de btw, kan de overeenkomst afstemmen met de Belastingdienst.

(Bron: BDO)

Onlangs publiceerde de Autoriteit Persoonsgegevens het onderzoeksrapport over het btw-identificatienummer. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gereageerd op de resultaten van het onderzoek.

De conclusie uit het onderzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens was dat het gebruik van het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer van de ondernemers geen wettelijke grondslag heeft en dus in strijd is met de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De staatssecretaris van Financiën onderschrijft de resultaten en conclusies die de Autoriteit Persoonsgegevens trekt volmondig. In zijn brief geeft hij echter ook aan dat het omzetten van het btw-identificatienummer naar een bruikbaar alternatief uitermate complex is.

De afgelopen jaren is er al meerdere malen onderzoek verricht naar alternatieven voor het burgerservicenummer in het btw-identificatienummer. Uit deze onderzoeken volgt dat de mogelijke alternatieven grote operationele gevolgen hebben.

Alternatief

Na hernieuwd onderzoek in het afgelopen voorjaar kwam er een alternatief naar voren dat op dit moment verder wordt onderzocht. Alle bestaande en nieuwe ondernemers krijgen dan een nieuw btw-identificatienummer voor extern gebruik. Dit nieuwe nummer kunnen ondernemers gebruiken in alle uitingen aan derden (op facturen, website e.d.) en ook in de correspondentie naar de Belastingdienst.

In de systemen van de Belastingdienst zal het oude (op het burgerservicenummer gebaseerde) btw-identificatienummer nog steeds worden gebruikt. Voor een goede koppeling in de systemen tussen het nieuwe en het oude btw-identificatienummer gebruikt de Belastingdienst een conversieservice.

Hoewel dit alternatief nog onderzocht wordt, is het duidelijk dat ook deze variant enorm complex is om door te voeren. Met name de verouderde systemen bij de Belastingdienst kunnen problemen opleveren bij de conversieservice. Daarnaast brengt deze mogelijkheid risico’s met zich mee voor de juiste afhandeling van btw-heffing en -verrekening.

Niet voor 1 januari 2019

De omzetting van het btw-identificatienummer zal niet kunnen worden gerealiseerd voor 1 januari 2019. De staatssecretaris gaat met de Autoriteit Persoonsgegevens om tafel om een overgangsperiode voor de realisatie van de omzetting te bespreken. Bovendien zal de omzetting van het btw-identificatienummer ook gevolgen hebben voor het bedrijfsleven, wat een invoeringstermijn rechtvaardigt.
(Bron:ABAB(

In een onlangs verschenen arrest van de Hoge Raad (‘de HR’) oordeelt de HR dat bij de overdracht van een onderneming de overnemer niet is gebonden aan de btw-afspraken die de overdrager heeft gemaakt met de Belastingdienst omtrent de toepassing van de ‘unit-theorie’.

De HR oordeelde daarnaast dat belanghebbende ook overdrachtsbelasting verschuldigd was over de gekapitaliseerde waarden van de canon en retributie.


De zaak

Belanghebbende heeft in 2013 een complex van onroerende zaken tezamen met de lopende huurovereenkomsten verkregen (hierna: ‘de onroerende zaken’). Eén onroerende zaak functioneert als kantoortoren. De onroerende zaken betreffen een voortdurend erfpachtrecht en een voortdurend opstalrecht. De overdracht kwalificeerde als een overdracht van een onderneming als bedoeld in art. 37d wet OB.

Op verzoek van verkoper is een aantal jaren voorafgaand aan de onderhavige transactie door de Belastingdienst bevestigd dat iedere etage van de kantoortoren als een aparte onroerende zaak moest worden beschouwd met een eigen datum van eerste ingebruikneming en herzieningstermijn (dit in lijn met de tekst van het zogenoemde Vastgoedbesluit). Belanghebbende verdeelt echter de kantoortoren in evenzoveel onroerende zaken als er aparte delen zijn verhuurd (units), met meerdere onroerende zaken per verdieping tot gevolg. Het beoogde gevolg daarvan is een ruimere toepassing van de samenloopvrijstelling voor de overdrachtsbelasting.

In geschil is:

  • Of belanghebbende gebonden is aan de hiervoor vermelde btw-afspraken die in dit kader door verkoper met de Belastingdienst zijn gemaakt. Het standpunt van de inspecteur leidt tot een beperktere toepassing van de samenloopvrijstelling omdat als een deel van een etage reeds meer dan twee jaren daarvoor in gebruik is genomen, de vrijstelling voor de gehele verdieping niet kan worden toegepast, en zo niet.
  • Of per etage (inspecteur) of per unit (belanghebbende) bepaald dient te worden of de samenloopvrijstelling kan worden toegepast, met andere woorden, of in onderhavige geval de ‘unit-theorie’ kan worden toegepast.
  • Voorts is in geschil of de Inspecteur de gekapitaliseerde waarde van de toekomstig verschuldigde canons c.q. retributies terecht tot de heffingsgrondslag van de overdrachtsbelasting heeft gerekend.

Oordeel HR

In geval van een overdracht van een onderneming treedt de overnemer btw-technisch in de plaats van overdrager. Op grond van de tekst en de parlementaire geschiedenis van artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting kan volgens de HR niet worden geconcludeerd dat de overnemer is gebonden aan tussen de overdrager en de inspecteur gemaakte btw-afspraken.

Bij de vaststelling of een gedeelte van een onroerende zaak zelfstandig als onroerende zaak kan worden aangemerkt, heeft als uitgangspunt te gelden dat niet met elkaar verbonden dan wel, indien verbonden, juridisch of fysiek te onderscheiden onroerende zaken afzonderlijk in aanmerking moeten worden genomen wanneer zij afzonderlijk (kunnen) worden gebruikt. Of dit in casu het geval kan zijn moet door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden beoordeeld.

Ten slotte oordeelt de HR met betrekking tot het derde geschilpunt dat het oordeel van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch geen verdere motivering vereist. Belanghebbende is dan ook overdrachtsbelasting verschuldigd over de gekapitaliseerde waarden van de canon en de retributie.

Gevolgen voor de praktijk

Btw-afspraken met de Belastingdienst c.q. ingenomen posities
Al heeft de HR het niet zo ruim geformuleerd, er is wel eindelijk duidelijkheid over de behandeling van btw-afspraken met de Belastingdienst en ingenomen posities, namelijk dat er keuze is voor de belastingplichtige om al dan niet een positie over te nemen van de overdrager. Er vanuit gaande dat de Belastingdienst wel is gebonden aan een dusdanige uitspraak. Volledig zeker is dit echter niet.

Heffingsgrondslag overdrachtsbelasting
De stelling dat alleen een onderbouwde verklaring van koper dat hij de koopsom heeft bepaald alsof sprake was van eigendom is niet voldoende. Daarbij adviseren wij, ook in geval de notaris hier niet om verzoekt, om voor de zekerheid toch voor een taxatierapport of een dergelijke verklaring van een taxateur zorg te dragen om discussies als de bovenstaande zo veel als mogelijk te vermijden.

(Bron: Deloitte

Eén op de vier ondernemers overweegt om te investeren en daarvoor extra financiering aan te vragen. Misschien bent u zo’n ondernemer. De investering begint met een financieringsaanvraag. U heeft maar één kans om uw aanvraag in te dienen. Het is daarom cruciaal dat u uw aanvraag goed presenteert. Het draait hierbij om de ondernemer, onderneming en aanvraag.

 

Ondernemer

Als ondernemer heeft u een belangrijke rol in het aanvraagproces van de bedrijfsfinanciering. Achter elke financieringsaanvraag zit een strategie, een doel, een plan. De geldverstrekker moet overtuigd worden van de kennis en kunde van u als ondernemer, om dit plan tot een succes te brengen en de onderneming gedegen voort te zetten. Laat uw sterkten zien, maar vooral ook uw zwakten.  Het gaat erom hoe je deze kwaliteiten optimaal inzet en op welke manier je omgaat met de aandachtspunten. Laat zien dat u volledig achter uw onderneming en idee staat. Leg hierbij niet het  volledige risico bij de geldverstrekker, maar neem zelf ook een deel voor eigen rekening.

Onderneming

De geldverstrekker wil weten aan welke onderneming geld wordt geleend en op welke manier het geld wordt verdiend. Hierbij wordt een risico-inventarisatie gemaakt. Wat is de kans dat het geld niet wordt terugbetaald binnen de afgesproken termijn en hoeveel schuld is er dan nog over? Deze risico-afweging wordt gemaakt door te kijken naar de financiële situatie van de onderneming in het verleden, heden en in de toekomst. Voorzie uw aanvraag van een duidelijk onderbouwde prognose en wees hierbij realistisch. Neem hierin op hoe groot de financiële buffers van een ondernemer zijn en hoe de winstgevendheid eruitziet. De verstrekker verwacht dat u hier zelf goed over na hebt gedacht.

Financieringsaanvraag

Het is belangrijk dat u een goed en volledig beeld geeft van uw plannen. En dat uw aanvraag voldoet aan de gestelde eisen en dat deze volledig is. Op basis hiervan wordt uw aanvraag beoordeeld op haalbaarheid. Hoe meer achtergrondinformatie u geeft, hoe professioneler u overkomt. U maakt zo meer kans op financiering.

Financieringsgesprek

Als uw aanvraag wordt beoordeeld, moet u mogelijk uw plan verdedigen. Het financieringsgesprek is het moment van de waarheid. De geldverstrekker heeft uw aanvraag bekeken en is benieuwd naar de rest van uw verhaal. In het gesprek toetst hij of het financieringsplan goed in elkaar steekt. Pas tijdens het gesprek wordt beoordeeld of uw plannen haalbaar zijn. Wees voorbereid op lastige inhoudelijk financiële vragen. Laat u desgewenst ondersteunen door een specialist. Hij kan het woord voor u doen.

Zorg dat u voldoende voorbereidingstijd neemt en uw aanvraag volledig is en goed onderbouwd. Zo vergroot u de slagingskans van uw financieringsaanvraag. Een specialist kan u hierbij ondersteunen.