Archive for oktober, 2018

Speelt u met de gedachte of het tegenwoordig nog wel zin heeft om te sparen? En bent u op zoek naar andere mogelijkheden om uw geld te laten groeien? Dan is dit wellicht het juiste moment om te beginnen met beleggen. Om u daarbij op weg te helpen gaan we hieronder dieper in op een aantal veelvoorkomende vragen.

Wat is beleggen eigenlijk precies?

Sparen of beleggen? Een bekende vraag die steeds vaker voorbij komt in de media en misschien ook in uw eigen omgeving. Goed, sparen kennen we wel. Maar wat is beleggen precies? Beleggen betekent dat u uw geld investeert in bijvoorbeeld aandelen, obligaties of vastgoed om daarmee in de toekomst een financieel voordeel te behalen. Zo kunt u beleggen om uw pensioen aan te vullen, de studie van uw kind betalen, noem het maar op.

Wilt u grote of kleine bedragen beleggen?

Een bekend misverstand is dat je veel geld moet hebben om te kunnen starten met beleggen. Dat is in werkelijkheid niet het geval. Zo kunt u al starten vanaf een eenmalige inleg van € 1.000,- maar ook al met een periodieke inleg vanaf € 50,- per maand. Meer beleggen kan natuurlijk altijd.

Kunt u het bedrag voor langere tijd missen?

Een belangrijke vraag die u uzelf moet stellen. In tegenstelling tot spaargeld levert beleggen over het algemeen meer op als u het geld voor langere tijd belegt. Dus als u bijvoorbeeld verwacht binnenkort een grote uitgave te moeten doen, zet dat bedrag dan op uw spaarrekening. Het is bovendien verstandig om een financiële buffer op uw spaarrekening aan te houden voor onverwachte uitgaven.

Dus heeft u al een goede financiële buffer en op korte termijn geen grote uitgaven op de planning? Dan kunt u overwegen om te beginnen met beleggen.

Bent u bereid om risico te lopen?

Beleggen is nooit zonder risico. En rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor toekomstige rendementen. Een vaak gehanteerde stelregel is dat beleggingen waarvan een hoger rendement verwacht wordt, een hoger risico met zich meebrengen. Uw beleggingen kunnen tussentijds in waarde dalen. Daar moet u tegen kunnen, anders is beginnen met beleggen wellicht niets voor u. Gelukkig heeft u zelf ook invloed op het risico dat u loopt. Zo kunt u bijvoorbeeld uw beleggingen spreiden en is de ene vorm van beleggen risicovoller dan de andere.

Wilt u zelf beleggen of uw geld laten beleggen?

Als u gaat starten met beleggen is het daarom goed om te kijken welke vorm het beste bij u past. Wilt u experts voor u laten beleggen of wilt u het zelf gaan doen? De meeste mensen zijn zelf geen beleggingsexpert of hebben geen tijd om de beurzen te volgen. Hierdoor lopen ze meer risico als ze zelf gaan beleggen.

Wilt u zelf gaan beleggen? Zorg er dan voor dat u:

  • Een inschatting maakt van uw beleggingsrisico;
  • Continu op de hoogte bent van het financiële nieuws;
  • Kennis opbouwt over beleggingsproducten en beleggingsterminologie;
  • Rationeel en rustig blijft handelen.

Klinkt dit als een ingewikkeld en uitdagend proces? En wilt u toch uw geld beleggen, maar heeft u te weinig kennis of te weinig tijd om dit zelf te doen? Dan kunt u bij Nationale-Nederlanden kiezen voor Beheerd Beleggen. Onze experts nemen u dan het werk uit handen. Zij houden de economische ontwikkelingen en wereldwijde beurzen dagelijks nauwlettend voor u in de gaten en ondernemen actie als dat nodig is.

(Bron: NN)

De vraag of een vermogensbestanddeel tot het ondernemingsvermogen dan wel tot het privévermogen behoort, is afhankelijk van de wil van de ondernemer. Op de inspecteur rust daarom de bewijslast om aannemelijk te maken dat liquide middelen duurzaam overtollig zijn.

Een advocaat werkte zelfstandig als ondernemer. In de loop der jaren had hij de in de onderneming aanwezige liquide middelen aangehouden op een internetspaarrekening. Na een boekenonderzoek concludeerde de Belastingdienst dat sprake was van overtollige liquide middelen. Daardoor moest een groot deel van de oudedagsreserve (OR) vrijvallen.

Toekomstige risico’s

Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in geschil of sprake is van overtollige liquide middelen. Volgens het hof staat het een ondernemer in het algemeen vrij om liquide middelen tot ondernemingsvermogen te etiketteren. Daarbij gaat het niet alleen om liquide middelen die dienen ter financiering van lopende bedrijfsuitgaven en te verwachten investeringen, maar ook liquide middelen die dienen ter dekking van toekomstige risico’s, tot opbouw en instandhouding van reserves dan wel meer in het algemeen tot versteviging van de onderneming. Het hof bevestigt dat de rechtbank terecht oordeelde dat op de inspecteur de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat de liquide middelen duurzaam overtollig waren. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de overtolligheid van de liquide middelen niet aannemelijk heeft gemaakt. De advocaat heeft de grenzen der redelijkheid niet overschreden door de liquide middelen tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De advocaat had vanwege toekomstige onzekere omstandigheden terecht de liquide middelen tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. De advocaat heeft een kleine advocatenpraktijk die hij drijft met nog een andere advocaat. Zijn compagnon heeft aangegeven te vertrekken en dit kan een behoorlijke impact hebben op de continuïteit van de onderneming. Ook is van belang dat de advocatenpraktijk in grote mate afhankelijk is van de gefinancierde rechtsbijstand. Deze staat door bezuinigingen onder druk en er is ook daadwerkelijk een omzetdaling geweest in latere jaren. Het hof oordeelt dat de advocaat de liquide middelen terecht tot het ondernemingsvermogen mocht rekenen en de OR niet hoefde vrij te vallen.

(Bron: Taxence)

Er staan grote veranderingen op komst in de inkomstenbelasting. Allereerst worden de tarieven van de inkomstenbelasting in box 1 bij inkomens vanaf € 20.142 verlaagd per 1 januari 2019. Tevens verdwijnen er in 2021 twee belastingschijven, waardoor er nog slechts twee overblijven.

Op weg naar ‘vlaktaks’

Met de tariefsaanpassing gaat het kabinet op weg naar een vlaktaks, ofwel een belasting met een zelfde tarief voor iedereen. Zover is het echter nog niet. Wel zijn er vanaf 2021 nog slechts twee tarieven, 37,05% en 49,5%.

Tariefsaanpassing in 2019

De aanpassing van de tarieven start in 2019. Het tarief van de eerste schijf, tot een inkomen van € 20.142, gaat met 0,1%-punt omhoog van 36,55% naar 36,65%. Het tarief van de tweede en derde schijf, voor het deel van het inkomen tussen €20.142 en  € 68.507, dalen fors: van 40,85% naar 38,1%. Over het deel van het inkomen boven € 68.507 betaalt men nu 51,95%. Dit wordt volgend jaar 51,75%.

Wat scheelt dat nu netto?

Iemand met een inkomen van bijvoorbeeld € 35.000 gaat door de tariefwijziging volgend jaar € 380 minder belasting betalen. Hogere inkomens profiteren nog meer. Bij een inkomen van bijvoorbeeld  € 65.000 hoort een voordeel van € 1.215. Inkomens tot zo’n € 20.000 betalen echter maximaal twee tientjes meer belasting.

Twee schijven vanaf 2021

Vanaf 2021 hebben we in box 1 nog maar twee belastingschijven. Tot een inkomen van zo’n € 68.500 geldt dan een tarief van 37,05%. Over het meerder geldt een tarief van 49,5%.

Belasting % in box 1
Inkomen max € 20.142
Inkomen max € 34.404 Inkomen max € 68.507 Inkomen > € 68.507
2018 36,55 40,85 40,85 51,95
2019 36,65 38,10 38,10 51,75
2021 37,05 49,50

Let op! De omzetting naar 2 belastingschijven in box 1 geldt voor degenen die nog geen recht hebben op AOW. Voor AOW-gerechtigden gelden andere tarieven. Voor hen zullen drie schijven blijven bestaan.

Toptarief eerder bereikt

De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd, onder andere vanwege de inflatie. Dit geldt echter tot 2024 niet voor het beginpunt van het toptarief. Dit wordt bevroren op het huidige niveau van € 68.507. Belastingplichtigen bereiken daardoor sneller het toptarief. De verwachting is dat zo’n 7% van alle belastingplichtigen daardoor nog het toptarief betaalt. Zonder de bevriezing zou dit slechts 5,5% zijn geweest.

(Bron: HLB)

De kleineondernemersregeling in de btw wordt in 2020 herzien. De huidige regeling gaat uit van een per saldo af te dragen bedrag aan btw, de nieuwe regeling hanteert een omzetgrens.

Let op! De plannen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd.

Kleine ondernemersregeling

De huidige kleineondernemersregeling (KOR) in de btw betekent dat ondernemers die per saldo € 1.883 of minder btw per jaar hoeven af te dragen, een korting krijgen op het af te dragen bedrag. Wie in een jaar niet meer dan € 1.345 aan btw hoeft af te dragen, hoeft zelfs niets te betalen.

Ontheffing administratieve verplichtingen

De ondernemers die per saldo geen belasting hoeven te betalen, kunnen op verzoek ook ontheven worden van de administratieve verplichtingen voor de btw. Ze mogen in dat geval ook geen btw op de facturen vermelden en kunnen door hen betaalde btw niet in aftrek brengen.

Omzetgrens

De nieuwe regeling gaat uit van een omzetgrens van € 20.000. Ondernemers die minder omzet hebben dan € 20.000, kunnen ervoor kiezen geen btw in rekening te brengen. De regeling is dus niet verplicht.

Ook voor bv’s

De nieuwe KOR gaat ook gelden voor rechtspersonen, zoals bv’s. Die kunnen momenteel niet van de regeling gebruik maken.

Overschrijding grens in het jaar

Ondernemers die in de loop van het jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, zijn vanaf dat moment gewoon btw-plichtig, inclusief alle bijbehorende fiscale en administratieve verplichtingen.

Keuze melden

Ondernemers die in 2020 de nieuwe KOR willen toepassen, dienen dit te melden bij de belastinginspecteur. Dit kan vanaf 1 juni 2019. De melding moet uiterlijk 20 november 2019 binnen zijn, anders gaat de nieuwe KOR pas in op 1 april 2020.

Let op! Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR kan slechts éénmaal per drie jaren worden herzien.

(Bron: HLB)

Maatregelen voor de dga in het Belastingplan 2019

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, diversen
Reacties uitgeschakeld voor Maatregelen voor de dga in het Belastingplan 2019

De aangekondigde verhoging van het Box 2 tarief voor dga’s blijft beperkter dan in het Regeerakkoord werd aangekondigd. Het Box 2 tarief gaat in twee stappen omhoog naar 26,25% (ipv 27,3%) in 2020 en 26,9% (ipv 28,5%) in 2021. Dat is natuurlijk positief nieuws.

Gekoppeld aan de voorgenomen verlaging van de vennootschapsbelastingtarieven in de komende jaren daalt de gemiddelde belastingdruk op winsten < € 200.000 via een B.V. van 40% nu tot 38,6% in 2021.  Voor het deel van de winsten > € 200.000 daalt de gemiddelde belastingdruk van 43,8% nu tot 43,3% in 2021.

2018

2019

2020

2021

Box 2-tarief

25%

25%

26,25%

26,9%

VPB-tarief, winst < 200.000

20%

19%

17,50%

16%

Totaal

40,0%

39,3%

39,2%

38,6%

VPB-tarief, winst > 200.000

25%

24,3%

23,9%

22,5%

Totaal

43,8%

43,2%

43,9%

43,3%

Helaas komt er geen overgangsrecht voor de bestaande opgebouwde winstreserves.
Indien deze na 1 januari 2020 worden uitgekeerd, gaat de gemiddelde belastingdruk op deze reserves iets omhoog door het feit, dat deze winsten nog belast zijn geweest tegen de oude hogere vennootschapsbelastingtarieven.

In Box 3 blijft alles ongewijzigd. Er zijn nog geen maatregelen opgenomen tegen het verschuiven van vermogen (bijvoorbeeld spaargeld) van Box 3 naar Box 2. Door de gematigde verhoging van het Box 2 tarief blijft het dus gunstig om vermogen in de B.V. te beleggen in plaats van dividend uit te keren en in privé via Box 3 te gaan te beleggen. Ook levert het overbrengen  van privé-spaartegoeden en laagrentende beleggingen (tot ca 4%)  naar een B.V. direct voordeel op door de besparing van de relatief hoge forfaitaire Box 3 heffing.

Het is even afwachten of de aangekondigde verlaging van het vennootschapsbelastingtarief ongewijzigd wordt doorgevoerd. Deze maatregel staat nl. in hetzelfde wetsvoorstel opgenomen als de omstreden afschaffing van de dividendbelasting. Er bestaat nog altijd de mogelijkheid dat dit voorstel niet ongewijzigd de eindstreep haalt of wordt uitgesteld.

Verder is er een belangrijke maatregel aangekondigd over de dga met schulden aan zijn B.V. Na 1 januari 2022 mag een dga nog maar € 500.000 onbelast lenen van zijn bv. Alle schuldvorderingen boven dit bedrag  worden vanaf die datum belast in box 2, dus als inkomen uit aanmerkelijk belang. Voor bestaande eigenwoningschulden zal een overgangsmaatregel worden getroffen, voor andere schulden (bijvoorbeeld leningen ivm ander vastgoed) niet. Het is nog niet duidelijk hoe het wetsvoorstel er precies uitziet, hier wordt pas in de loop van 2019 meer over bekend. Hopelijk worden hier nog uitzonderingen mogelijk gemaakt voor andere leningen, zodat de dga niet verplicht wordt om alles bij een bank te gaan financieren.

Heeft u als dga schulden aan de B.V. van meer dan € 500.000 dan kan het gunstig zijn om in 2019 het meerdere af te lossen uit dividend. In 2019 geldt nl. nog het Box 2 tarief van 25%.

Andere opties zijn het aflossen van de schulden uit eigen gelden, dan wel het onderbrengen van de lening bij een externe financier. Bij ongewijzigd doorgaan van de nieuwe regeling dient er in elk geval in 2022 voldoende liquiditeit beschikbaar te zijn om in de voorkomende gevallen de nieuwe heffing te kunnen betalen.  Het is van belang hier tijdig op voor te gaan sorteren.

(Bron: HLB)

Sinds 2014 wordt het fiscale voordeel van de hypotheekrenteaftrek geleidelijk verlaagd met 0,5% per jaar, voor zover de rente wordt afgetrokken tegen het hoogste inkomstenbelasting tarief in box 1. Per 1 januari 2019 is de hypotheekrente aftrekbaar tegen 49% (2018: 49,5%).

 

In de originele plannen van het kabinet zou de afbouw doorlopen tot de hypotheekrente in 2041 tegen slechts 38% zou kunnen worden afgetrokken. Maar die afbouw wordt vanaf 2020 versneld met 3% per jaar in plaats van 0,5% per jaar. In 2020 kan daarom de hypotheekrente nog tegen 46% worden afgetrokken. In 2021 is het maximale aftrektarief 43% en in 2022 40%. In 2023 zal nog een keer een verlaging van 2,95% worden doorgevoerd, waardoor de hypotheekrente definitief aftrekbaar is tegen maximaal 37,05%. Dit percentage komt overeen met de plannen van de regering om een tweeschijvenstelsel in te voeren, waarbij de eerste schijf een tarief van 37,05% kent.

 

Tip: heeft u de lening voor uw eigen woning afgesloten bij uw eigen vennootschap, dan kan het voordelig zijn om de schuld met betrekking tot de eigen woning over te brengen naar box 3. Echter, deze schuld overbrengen is niet zomaar mogelijk. De juiste timing en advisering op dit gebied is van essentieel belang.

(Bron: WVDB)

De minister van OCW heeft de brief “Erfgoed Telt; de betekenis van erfgoed voor de samenleving” naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt ook ingegaan op een omvorming van de fiscale aftrek voor onderhoud aan monumenten in een subsidieregeling. Bij de Tweede Kamer is een (aangehouden) wetsvoorstel aanhangig om de fiscale aftrek voor onderhoud van particuliere rijksmonumentenpanden af te schaffen en om te zetten in een subsidieregeling. Een integraal stelsel van instandhouding en onderhoud van monumenten in Nederland is volgens de minister meer gebaat bij een subsidieregeling voor particulier onderhoud van monumentenpanden dan de huidige fiscale aftrek. De fiscale aftrek wordt daarom per 2019 omgezet in een subsidie. Alle plannen voor onderhoud aan monumenten worden dan beoordeeld op basis van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten. Voor eigenaren/bewoners die nu gebruik kunnen maken van de fiscale aftrek komt er één nieuwe, voor iedereen gelijke regeling voor onderhoud. Hier kunnen eigenaren een beroep op doen voor de instandhouding van hun rijksmonumentale woning. Eigenaren kunnen maximaal 35% subsidie krijgen voor gemaakte instandhoudingskosten.

(Bron: WVDB)

Onder de huidige wetgeving is afschrijving op gebouwen in eigen gebruik mogelijk tot 50% van de WOZ-waarde van dat gebouw. Op gebouwen die ter beschikking worden gesteld aan derden mag maar worden afgeschreven tot aan de volledige WOZ-waarde van het gebouw. Met ingang van 1 januari 2019 gaat dit veranderen.

Wijzigingen in afschrijving op vastgoed

Vanaf 1 januari 2019 mogen ondernemingen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting ook op gebouwen in eigen gebruik nog maar afschrijven tot 100% van de WOZ-waarde van de betreffende gebouwen. Mogelijk krijgt uw onderneming te maken met deze afschrijvingsbeperking.

 

Het lage btw-tarief wordt per 2019 verhoogd van 6% naar 9%. De verhoging geldt voor alle goederen en diensten waarop nu (nog) het 6%-tarief van toepassing is.

Verhoging btw

Door de btw-verhoging gaat u dus meer betalen voor onder meer:

  • Goederen: voedingsmiddelen, dranken (exclusief alcoholische dranken), water, geneesmiddelen, boeken, tijdschriften, bloemen planten.
  • Diensten: sportactiviteiten, fietsenmaker, kapper, schilderen en stukadoren, personenvervoer, hotelovernachtingen, toegang tot dierentuinen, musea, pretparken, bioscopen en schoonmaakdiensten.

Aanpassen administratie voor verhoging btw

Voor ondernemers is het van belang om administratieve systemen (boekhoudprogramma’s, factureringsprogramma’s) tijdig aan te passen zodat zij het nieuwe btw-tarief van 9% correct kunnen toepassen en afdragen. Een aantal prestaties verdient hierbij bijzondere aandacht:

  • De staatssecretaris wil ondernemers niet met extra administratieve lasten belasten bij de verhoging van het btw-tarief. De Belastingdienst zal daarom niet naheffen op in 2018 betaalde prestaties, die pas in 2019 worden verricht. Voorbeelden hiervan zijn concerten en sportevenementen, die dit jaar al zijn betaald, maar pas in 2019 plaatsvinden. Dit geldt voor alle goederen en diensten waarop het verlaagde tarief van toepassing is.
  • Bij een doorlopende prestatie, zoals bijvoorbeeld abonnementen op tijdschriften die voor langere periodes vooruit worden gefactureerd, moet over de periode na 1 januari 2019 3% extra btw worden bijbetaald. Deze verhoging mag worden doorberekend zonder aanpassing van de bestaande overeenkomst.
  • Bij het opstellen van offertes voor de uitvoering van prestaties over 2019 kan nu al rekening gehouden worden met het btw-tarief van 9%.
  • Ondernemers die geen recht op btw-aftrek hebben (van btw vrijgestelde handelingen) kunnen geplande investeringen nog in 2018 doen.
  • Uit de uitgereikte facturen moet duidelijk blijken wanneer de prestatie is verricht.

(Bron: ABAB)

Het belastingplan 2019 vermeldt een stijging van het maximumbedrag van de arbeidskorting. Deze korting blijft over een groter deel van het inkomen van de werknemers oplopen en wordt daarna sneller afgebouwd. Ook andere heffingskortingen stijgen

Met de stijging van de arbeidskorting gaan werknemers met een loon tussen het wettelijk minimumloon en een modaal inkomen er niet op achteruit. De maximale arbeidskorting wordt de komende jaren stapsgewijs verhoogd tot hij in 2021 op € 3.945 uitkomt. Daarna wordt de arbeidskorting met 6% afgebouwd om uiteindelijk bij een inkomen van iets meer dan € 100.000 op nul uit te komen. Dit geldt alleen voor werknemers jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. Ook andere heffingskortingen stijgen, waarvan hieronder een overzicht.

Tabel met heffingskortingen

(Bron: ABAB)