All posts in Kennisbank voor de eenmanszaak of vof, belastingen, verkopen, kopen of staken van een onderneming

Moeten ondernemingsschulden op de balans van een onderneming als tegenprestatie worden gezien voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)? De Hoge Raad heeft hierover in een recent arrest duidelijkheid gegeven.

Op 17 april 2012 schreef ik in vervolg op een uitspraak van Hof Leeuwarden van 21 februari 2012 een blog over de vraag of ondernemersschulden op de balans van een onderneming als tegenprestatie moeten worden gezien. Als dat zo is, mogen ze op grond van een expliciete bepaling in de Successiewet bij het bepalen van de grondslag voor de toepassing van de BOR[1] buiten aanmerking blijven. Over deze vraag heeft de Hoge Raad nu duidelijkheid gegeven.

Om het belang te duiden van een behandeling van een schuld als tegenprestatie voor de BOR, herhaal ik hier het voorbeeld uit mijn zojuist genoemde eerdere blog.

________________________________________________________
Voorbeeld
­
De balans van een onderneming ziet er als volgt uit:
­

Bedrijfspand € 3.000.000 Eigen vermogen € 2.500.000
Overige activa €    500.000 Leningen € 1.000.000
__________ __________
€ 3.500.000 € 3.500.000

 

Wat is de grondslag voor de BOR?

Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van de vraag of de schulden wel of niet als tegenprestatie moeten worden gezien. Zo nee, dan is de grondslag voor de BOR € 2.500.000 (het saldo bezittingen minus schulden). Zo ja, dan is de grondslag € 3.500.000.

________________________________________________________

 

In situaties waarin de verkrijger naast het ondernemingsvermogen (substantieel) overig vermogen verkrijgt, leidt de € 1.000.000 hogere grondslag voor de BOR tot een substantieel voordeel (bij BOR van 83% over ondernemingsvermogen en een tarief van 20%: € 166.000).

De Hoge Raad heeft op 12 juli jongstleden geoordeeld, anders dan het hof, dat de ondernemingsschulden niet zijn aan te merken als tegenprestatie. Kortom, de grondslag voor de BOR bedraagt in bovenstaand voorbeeld € 2.500.000.

De Hoge Raad verwerpt de visie van het hof dat het in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als er een verschil bestaat tussen enerzijds de situatie waarin een belastingplichtige de onderneming overneemt met inbegrip van de ondernemingsschulden (geen tegenprestatie, dus lagere grondslag voor BOR) en anderzijds de situatie waarin de belastingplichtige uitsluitend de activa overneemt en de hogere koopsom die hiervan een gevolg is, financiert met een externe lening (wel tegenprestatie, dus hogere grondslag voor BOR). Volgens de Hoge Raad zijn dit rechtens verschillende situaties die een verschillende behandeling rechtvaardigen.

De Hoge Raad oordeelde verder nog dat de latente belastingschuld over stille reserves in de onderneming die in mindering was gebracht op de door belastingplichtige te betalen koopsom, wél als tegenprestatie kon worden aangemerkt. Deze latente belastingschuld hoeft dus bij het bepalen van de grondslag voor de BOR niet in mindering worden gebracht.

Het loont de moeite om na te gaan of er nog aangiften in behandeling zijn, of niet onherroepelijk vastgestelde aanslagen waarbij de belastinglatentie niet als tegenprestatie is aangemerkt. In dat geval kan toepassing van het in deze blog behandelde arrest nog tot een voordeel leiden.

(Bron: Pleinplus)