All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag

Iedere eigenaar van een appartement is automatisch ook lid van een Vereniging van Eigenaars (VvE). Dit heeft gevolgen voor de inkomstenbelasting.

Wat doet de Vereniging van Eigenaars (VvE)?

De VvE behartigt de gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaren en beheert de gemeenschappelijke delen van het appartementencomplex. Een eigenaar van een appartement betaalt meestal maandelijks servicekosten om gemeenschappelijke uitgaven te betalen, zoals de opstalverzekering van het appartementengebouw en de schoonmaak en verlichting van de gezamenlijke ruimten in het gebouw. Ook wordt van de servicekosten het groot onderhoud betaald, bijvoorbeeld de vernieuwing van het dak of het schilderwerk. Omdat deze kosten niet elk jaar voorkomen, wordt hiervoor een reservefonds gevormd.

Reservefonds wettelijk verplicht bij VvE

Iedere VvE is wettelijk verplicht voor het gebouw een reservefonds te hebben. Vereniging van Eigenaars moeten jaarlijks een minimumbedrag sparen voor groot onderhoud door storting in het VvE reservefonds, gebaseerd op een meerjarenonderhoudsplan óf 0,5% van de herbouwwaarde. Omdat iedere appartementseigenaar vanuit de servicekosten bijdraagt aan het reservefonds, heeft hij ook recht op zijn aandeel in het reservefonds. Het aandeel in het reservefonds van de Vereniging van Eigenaars is afhankelijk van het breukdeel in de VvE. Dit breukdeel kunt u vinden in de splitsingsakte of het splitsingsreglement.

Wist u dat een appartement dat uw eigendom is en waarin u zelf woont, kwalificeert als uw eigen woning (box 1) maar dat uw aandeel in het reservefonds opgenomen wordt bij uw spaargelden en beleggingsvermogen (box 3)?

In juni bevestigde het gerechtshof nogmaals dat het lidmaatschapsrecht van een VvE moet worden aangemerkt als een vermogensrecht dat in de rendementsgrondslag van box 3 moet worden opgenomen. De appartementseigenaren moeten dus hun aandeel in het reservefonds van de VvE als bezitting in box 3 (overige bezittingen) opnemen. U bent daarover, als uw totale box 3-vermogen boven een bepaalde grens komt, inkomstenbelasting verschuldigd. U geeft niet het totale reservefonds op, maar slechts uw aandeel daarin.

Vrijstelling in box 3 voor het aandeel in het reservefonds?

Bepaalde belangenorganisaties pleiten al jaren voor een regeling waarin het aandeel in het reservefonds valt in box 1. Het aandeel in het vermogen van de Vereniging van Eigenaars hoort immers thuis bij de eigen woning. Zij vinden de regeling onrechtvaardig, want het aandeel in het reservefonds is niet meer van de eigenaars. Bij verkoop van het appartement kunnen ze het niet terugkrijgen. In het verleden heeft het kabinet echter aangegeven geen onrechtvaardigheid te zien, want andere eigenaren van een eigen woning leggen zelf ook reserves aan voor toekomstig onderhoud. Daarom acht zij een vrijstelling niet nodig.

Tip 

Vraag het bestuur of de beheerder van uw VvE tijdig om de jaarcijfers per 31 december van het voorgaande jaar om uw aangifte inkomstenbelasting juist te kunnen doen. Let bij het vaststellen van de jaarrekening van de Vereniging van Eigenaars ook op mogelijkheden om het vermogen van de VvE (en daarmee het aandeel in het reservefonds) te verkleinen.

(Bron: ABAB)

Elk jaar kiest de Belastingdienst, in het kader van de themagerichte toezichtaanpak, rubrieken die in de aangiften inkomstenbelasting extra aandacht krijgen.

Bij de behandeling van de aangiften over het belastingjaar 2023 krijgen de volgende vier rubrieken extra aandacht:

  • Specifieke zorgkosten;
  • Financieringskosten eigen woning;
  • Giften;
  • Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Voor 2023 heeft de Belastingdienst daarmee gekozen voor een aantal veelvoorkomende aftrekposten. Naar verwachting zal de Belastingdienst, indien één van deze rubrieken van toepassing is bij een ingediende aangifte inkomstenbelasting, vaker navraag doen over de onderbouwing van bovenstaande posten middels een vragenbrief. Het is dus van belang om de onderbouwing van deze posten, tijdens en ook na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2023, op orde en beschikbaar te hebben.

(Bron: HLB)

Staatssecretaris Van Rij heeft voorstellen ingediend tot wijziging van de belasting- en invorderingsrente per 1 januari 2024. Het doel hiervan is om de onderlinge verschillen tussen de diverse rentepercentages die de Belastingdienst hanteert te verkleinen. Lees in dit artikel wat dit voor u als ondernemer betekent.

Wat is belastingrente en invorderingsrente?

Belastingrente is een vergoeding die u betaalt als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen (bijvoorbeeld omdat u te laat aangifte heeft gedaan) of omdat u belasting moet (bij)betalen. In de meeste gevallen ontvangt u geen rente als u recht heeft op een belastingteruggave.

U betaalt invorderingsrente als u na de uiterste betaaldatum nog een bedrag aan belasting moet betalen. Dit geldt ook als u uitstel van betaling hebt gekregen. De periode waarover u invorderingsrente moet betalen, begint op de dag na de uiterste betaaldatum en loopt tot de dag waarop het geld op de rekening van de Belastingdienst is bijgeschreven.

U ontvangt invorderingsrente als de Belastingdienst u niet binnen de daarvoor gestelde termijnen de te veel betaalde belasting terugbetaalt.

Andere berekeningswijze per 1 januari 2024

Door een andere berekeningswijze zal de belastingrente voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage per 1 januari 2024 naar verwachting 10% gaan bedragen. Voor de overige belastingen is dit naar verwachting 7,5%. De invorderingsrente gaat naar verwachting voor alle belastingsoorten 4% bedragen.

Let op! De Europese Centrale Bank stelt op 31 oktober de ECB-rente opnieuw vast en dan worden de definitieve percentages pas bekend.

Voorkom betalen van belastingrente

Voorkom belastingrente over 2023 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag? Vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van uw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.

Tip! Wijkt de winst af van de verwachtingen? Vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag vennootschapsbelasting aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van waarschijnlijk 10% of u voorkomt  bij een teruggave dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

(Bron: Moore DRV)

De belastingrente voor onder meer inkomstenbelasting is op 1 juli 2023 gestegen. Ons advies: vraag tijdig een voorlopige aanslag aan en beperk zo de rente die u moet betalen. 

U betaalt belastingrente als de Belastingdienst uw aanslag niet op tijd kan vaststellen. Bijvoorbeeld als u de aangifte inkomstenbelasting na 1 mei indient. Of de aangifte vennootschapsbelasting meer dan 5 maanden na het einde van het boekjaar. 

Stijging voor vrijwel alle belastingen

Op 1 juli 2023 is deze belastingrente voor vrijwel alle belastingen gestegen van 4% naar 6%. Dit geldt bijvoorbeeld voor de inkomstenbelasting, erfbelasting, loonbelasting en overdrachtsbelasting. Alleen de vennootschapsbelasting en de zogenaamde bronbelasting hebben een afwijkende belastingrente. Deze stijgt nu niet, maar staat momenteel al op 8%. Ook hier is het dus de moeite waard om de rente zoveel mogelijk te beperken.  

Vraag tijdig voorlopige aanslag aan

Is het u niet gelukt om uw belastingaangifte op tijd in te dienen? Dan adviseren wij u om alsnog zo snel mogelijk een (aangepaste) voorlopige aanslag aan te vragen. Zo beperkt u de termijn waarover u rente moet betalen. Wel is het belangrijk dat deze voorlopige aanslag zo goed mogelijk overeenkomt met de werkelijkheid. Als de definitieve aanslag hoger uitvalt dan de voorlopige aanslag, moet u over het verschil namelijk alsnog belastingrente betalen.  

Beperk invorderingsrente, los coronaschulden af

Naast belastingrente kunt u te maken krijgen met invorderingsrente. U betaalt invorderingsrente als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Deze invorderingsrente is op 1 juli 2023 gestegen van 2% naar 3% en zal op 1 januari 2024 verder worden verhoogd naar 4%. De invorderingsrente geldt ook voor coronabelastingschulden. Wij raden dan ook aan deze coronaschulden indien mogelijk versneld af te lossen. 

(Bron: Flynth)

Het belastingrentepercentage voor alle belastingen behalve vennootschaps- en bronbelasting stijgt per 1 juli 2023 van 4 naar 6 procent. Eerder dit jaar werd ook een verhoging van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en bronbelasting aangekondigd (van 8 naar 10,5 procent), maar die werd teruggedraaid omdat het kabinet de gehele belastingrenteregeling opnieuw gaat bekijken. Vooralsnog zijn er geen berichten bekend dat de verhoging voor de andere belastingen nu ook niet doorgaat.

Wat is belastingrente?

Belastingrente is een vergoeding aan of van de overheid voor gemiste rente. Als sprake is van een te betalen bedrag, kan rente verschuldigd zijn. Krijgt u een belastingteruggaaf, dan ontvangt u meestal geen rentevergoeding. Alleen in uitzonderingsgevallen kunt u een rentevergoeding ontvangen.

Hoe kunt u het in rekening brengen van belastingrente zo veel mogelijk beperken?

Voor de inkomstenbelasting kunt u ervoor zorgen dat uw (voorlopige) aanslagen zo realistisch mogelijk worden vastgesteld. Dat voorkomt of beperkt bijbetalingen met rente. Zijn uw (voorlopige) aanslagen over 2022 of eerder mogelijk te laag vastgesteld? Neem dan contact op met uw belastingadviseur om de gevolgen voor de belastingrente in kaart te brengen.

Voor de erfbelasting geldt het volgende. Indien erfgenamen binnen 8 maanden na het overlijden aangifte doen of verzoeken om een voorlopige aanslag en deze aangifte of dit verzoek wordt door de inspecteur gevolgd, wordt geen belastingrente in rekening gebracht. U kunt de belastingrente beperken door tijdig een zo realistisch mogelijke voorlopige aanslag erfbelasting aan te vragen. Wij raden u daarom aan om zo spoedig mogelijk na een overlijden contact op te nemen met uw belastingadviseur. Voor de erfbelasting geldt dat nooit belastingrente wordt vergoed. Belastingrente is niet van toepassing op aanslagen schenkbelasting.

(Bron: BDO)

De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft de vraag beantwoord wanneer in situaties van co-ouderschap voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt voldaan aan art. 44b Uitv.reg. IB 2001 (versie 1 januari 2021) na het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2022, 22/00188, V-N 2022/42.3.

Na het arrest bestaat in situaties van co-ouderschap recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting wanneer het kind in een periode van zes maanden ten minste 78 dagen in een doorgaans repeterend ritme in elk van beide huishoudens verblijft en aan de overige voorwaarden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt voldaan. Deze periode van zes maanden hoeft niet aaneengesloten plaats te vinden.

(Bron: Belastingdienst)(

Staatssecretaris Van Rij heeft op 15 maart de definitieve percentages voor 2022 voor bank- en spaartegoeden en schulden van de Wet rechtsherstel box 3 in het Staatsblad gepubliceerd. De percentages gaan per 16 maart 2023 in en gelden met terugwerkende kracht.

De rente op bank- en spaartegoeden is vastgesteld op 0,00%. (Was 0,01%). Voor schulden bedraagt het percentage 2,28%. Dit was 2,46%. Voor beleggingen/andere bezittingen is het nu 5,53%. Deze regeling treedt in werking met ingang van 16 maart 2023 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 (voor bank- en spaartegoeden) en tot 1 januari 2022 voor schulden.

Wet bankenbelasting

Op grond van artikel 12 van de Wet bankenbelasting wordt het bedrag van de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet bankenbelasting opgenomen doelmatigheidsvrijstelling iedere vijf kalenderjaren startend per 1 januari 2018 geïndexeerd. Het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling is abusievelijk nog niet geïndexeerd per 1 januari 2023. De onderhavige regeling bewerkstelligt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 de vereiste indexatie van het bedrag van de in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet bankenbelasting opgenomen doelmatigheidsvrijstelling. Daarbij wordt als correctiefactor het product van de tabelcorrectiefactoren, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de laatste vijf kalenderjaren genomen. Bij de berekening wordt het bedrag van de doelmatigheidsvrijstelling naar boven afgerond op een veelvoud van € 100 miljoen. De tabelcorrectiefactoren van de laatste vijf kalenderjaren zijn als volgt:

JaarTabelcorrectiefactor
20191,012
20201,016
20211,016
20221,013
20231,063

De Wet rechtsherstel box 3 stelt regels voor de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen (het box 3-inkomen) over de kalenderjaren 2017 tot en met 2022, om de heffing in box 3 in overeenstemming te brengen met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021.1 In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat het op dat moment, sinds 1 januari 2017, geldende box 3-stelsel in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voor die situaties vindt op grond van de Wet rechtsherstel box 3 rechtsherstel plaats.

Wet rechtsherstel box 3

Bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 wordt het vermogen in box 3 onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, schulden en overige bezittingen. Na de verdeling van het vermogen over de drie verschillende vermogenscategorieën wordt het rendement over het vermogen forfaitair bepaald. Voor elke vermogenscategorie geldt een eigen forfaitair rendementspercentage. Op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Wet rechtsherstel box 3 worden de forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden voor het kalenderjaar 2022 na afloop van het kalenderjaar 2022 vastgesteld. Dit wordt door middel van deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2022 bewerkstelligd.

Bron: Ministerie van Financiën

Als de belastingregels in specifieke situaties onevenredig hard uitpakken, kan de belastingplichtige soms nog een beroep doen op de ‘hardheidsclausule’. Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft op verzoek een overzicht van deze clausules naar de Tweede Kamer gestuurd.

Kamerlid Omtzigt had de staatssecretaris om een overzicht gevraagd in een debat over oplossingen voor gedupeerden van de toeslagenaffaire. De parlementaire commissie die dit debacle eerder onderzocht concludeerde namelijk onder meer dat uitvoerders rekening moeten kunnen houden met omstandigheden van mensen. Een hardheidsclausule is daar één van de mogelijkheden voor, zo erkent Van Rij.

Hardheidsclausule voor specifieke situaties

De hardheidsclausule is bedoeld voor specifieke situaties waarin de regels onevenredig nadelig uitpakken, en die de wetgever niet heeft voorzien of bedoeld. Was dat wel zo geweest, dan had de wetgever die nadelige gevolgen voorkomen, zo is de gedachte. De lat voor het toepassen van de hardheidsclausule ligt dus vrij hoog. Als de belastingwet vanwege persoonlijke omstandigheden nadelig uitpakt of als de belastingplichtige de wet persoonlijk onredelijk vindt, biedt een beroep op de clausule geen soelaas. En dus ook niet als de wetgever bepaalde gevolgen wel heeft voorzien, maar die voor lief heeft genomen.

Tegen afwijzing geen bezwaar en beroep mogelijk

Toch komt het nog wel geregeld voor dat het ministerie van Financiën een beroep op de hardheidsclausule goedkeurt. Zo is afgelopen februari een verzoek gehonoreerd voor een situatie waarbij een belastingplichtige revisierente moest betalen over vrijgekomen lijfrentekapitaal. En in december 2022 heeft Financiën ook een verzoek ingewilligd van een belastingplichtige die vanwege een specifieke situatie geen inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) kreeg.
Belastingplichtigen die een beroep willen doen op de hardheidsclausule kunnen dit sturen naar: Ministerie van Financiën, Corporate Dienst Vaktechniek, Team Brieven en Beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Overigens is tegen een eventuele afwijzing van een verzoek geen bezwaar en beroep mogelijk.

Invorderingswet krijgt ook hardheidsclausule

Niet alle wetten bevatten een hardheidsclausule. Op fiscaal gebied staat er al jarenlang een dergelijke clausule in de Algemene wet rijksbelastingen (AWR), zo schrijft Van Rij aan de Tweede Kamer. In de AWR staan de algemene regels voor de belastingheffing op landelijk niveau, zoals aan welke voorwaarden een aangifte moet voldoen. Ook in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) staat sinds medio 2020 een hardheidsclausule. De Awir bevat algemene regels voor het toekennen van toeslagen. Momenteel wordt er nog gewerkt aan het invoeren van een hardheidsclausule in de Invorderingswet, zo meldt Van Rij. In deze wet staan de regels waar de Belastingdienst zich aan moet houden bij het invorderen van bijvoorbeeld belastingschulden.

(Bron: Rendement)

Naar aanleiding van de massaal bezwaar plus-procedure heeft staatssecretaris Van Rij toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers voor de jaren 2017 tot en met 2020 aanspraak kunnen maken op een definitieve uitspraak van de rechter, ook als zij geen verzoek hebben ingediend. Niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt ontvangen de komende periode een informatiebrief van de Belastingdienst.

Zij hoeven zelf geen actie te ondernemen. De Belastingdienst houdt alle ingediende individuele verzoeken apart tot er een uitspraak is.  

In de informatiebrief staat:

  • Een ontvangstbevestiging van het ingediende beroep of bezwaar.
  • Meer informatie over de aankomende massaal bezwaar plus-procedure. 
  • De boodschap dat men automatisch meedoet en daarom geen individueel verzoek hoeft in te dienen voor de overige jaren (2017 tot en met 2020), als ze dat nog niet hebben gedaan.
  • Het verdere verloop van de procedure en de mededeling dat zij hierover automatisch bericht ontvangen.

De Belastingdienst stuurt de brief naar degene die het verzoek heeft ingediend. Dit kan de belastingplichtige zijn, of de gemachtigde van de belastingplichtige. Zijn er meerdere verzoeken over verschillende jaren ingediend? Dan stuurt de Belastingdienst per verzoek een informatiebrief.

Alleen niet-bezwaarmakers die later alsnog bezwaar hebben gemaakt, krijgen de informatiebrief.

Voorbeeldbrieven

Voorbeeldbrief Massaal bezwaar plus box 3
Voorbeeldbrief Ontvangstbevestiging van uw bezwaar

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 10 februari 2023

De fiscale definitie van het partnerbegrip wordt bepaald door de wet, niet door de wijze waarop de belastingplichtigen hun gezinsleven vormgeven, concludeert Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De zaak (1 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6321) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd, maar leven in twee aparte woningen en staan op twee aparte adressen ingeschreven in de basisadministratie. Zij voeren ieder een eigen huishouding. Zij hebben geen verzoek ingediend tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

Man en vrouw doen voor het jaar 2018 apart van elkaar aangifte inkomstenbelasting. Zowel de man als de vrouw geven de woning waar ze verblijven op als eigen woning. De inspecteur stelt dat sprake is van fiscaal partnerschap en dat daarom maar sprake kan zijn van één eigen woning op grond van art. 3.111 lid 8 Wet IB 2001. Omdat de man eerder aangifte heeft gedaan geldt zijn woning als eigen woning.

Omdat er geen keuze is gemaakt hoe groot ieders aandeel is in de eigen woning wordt dit volgens art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 bepaald op 50% voor de man en 50% voor de vrouw. De man is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat sprake is van een individuele belastingplicht bij een gescheiden huishouden en geeft aan dat het doel van het huwelijk puur is ingegeven door de zorgplicht voor het in standhouden van elkaars grafrechten na overlijden.

De rechtbank volgt de inspecteur. Man en vrouw zijn met elkaar gehuwd. Op grond van de bepalingen van art. 5a lid 1 en 4 AWR en art. 1.2 Wet IB 2001 zijn de man en de vrouw fiscaal partner.

Belang voor de praktijk

Voor de belastingheffing geldt als beginsel wat er in de wet staat. Al geeft een belastingplichtige een andere invulling aan het begrip huwelijk dan te doen gebruikelijk, dan nog heeft hij zich te schikken naar de uitgangspunten die de wetgever heeft gekozen en de fiscale rechtsgevolgen die hieraan zijn verbonden.

Over de rechtvaardiging hiervan is eerder al een procedure gevoerd, Hoge Raad 13 april 2018. Volgens deze uitspraak is het niet aan de rechter om te treden in de politieke afwegingen en keuzes van de wetgever, en de rechter mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen (art. 11 Wet algemene bepalingen).

Het is natuurlijk de vraag of de zorgplicht voor het in standhouden van de grafrechten niet op andere wijze had kunnen worden ingevuld.