All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, omzetbelasting

Annuleringen, ontbindingen en beëindigingen van overeenkomsten komen regelmatig voor, met name in de huidige coronatijd. In sommige gevallen komen daar annulerings- en/of ontbindingsvergoedingen aan te pas. De btw-problematiek rondom deze vergoedingen is een lastige. De vraag is of btw is verschuldigd over die vergoeding omdat die onderdeel vormt van de vergoeding voor de te verrichte prestatie, of dat sprake is van een onbelaste schadevergoeding. Recent oordeelde het Hof van Justitie over deze problematiek in de zaak Vodafone Portugal. De zaak betrof een situatie waarin een afnemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet meer na kon komen. In dit artikel geven wij naar aanleiding van deze zaak een overzicht van welke omstandigheden een rol spelen bij het antwoord op de vraag of een annulerings- of ontbindingsvergoeding wel of niet belast is met btw wanneer een afnemer besluit geen gebruik meer te maken van uw product of dienst.

Aanwijzingen uit de rechtspraak

Of btw is verschuldigd over een annulerings- of ontbindingsvergoeding is sterk afhankelijk van de specifieke situatie. Het onderstaande overzicht geeft weer welke factoren een rol spelen bij het antwoord op de vraag of de annulerings- of ontbindingsvergoeding belast is met btw. Omdat de btw-gevolgen sterk afhankelijk zijn van de specifieke situatie, adviseren wij u altijd contact op te nemen met uw btw-adviseur. De onderstaande tabel geeft slechts een indicatie.

OmstandigheidBelaste vergoedingOnbelaste schadevergoeding
Heeft de afnemer het volledige bedrag betaald of slechts een voorschot? VolledigVoorschot
Mag u het volledige bedrag behouden als de afnemer annuleert of is de afnemer in geval van een voorschot alsnog de volledige vergoeding verschuldigd?JaNee
Heeft de afnemer reeds het recht verkregen om van de door u aangeboden prestatie gebruik te maken?JaNee
Is het bedrag dat u mag houden, bedoeld als compensatie van te lijden schade?NeeJa
Is in de gesloten overeenkomst reeds het bedrag van de ontbindings- of annuleringsvergoeding bepaald dan wel staat de berekeningswijze daarvan vast?JaNee
Is de verkoop bindend en definitief?JaNee

Zorg ervoor dat u geen cash laat liggen?

Met name in deze periode staat de liquiditeit van ondernemers onder druk. Het is dan ook van belang dat u geen geld laat liggen. De btw begrepen in het deel van de vergoeding dat u al heeft ontvangen van de afnemer, maar wegens annulering terugbetaalt aan de afnemer, kunt u sowieso terugvragen. Let er wel op dat hier voorwaarden aan verbonden zijn. Als u al hebt gefactureerd dan adviseren wij om een creditfactuur uit te reiken. Wanneer het deel van de vergoeding dat u mag behouden, kwalificeert als schadevergoeding, dan kunt u ook voor dat gedeelte de btw terugvragen. Zoals aangeven hangt dit af van de specifieke situatie.

(Bron: BDO)

In deze tijden van coronacrisis krijgen veel ondernemers of organisaties te maken met annuleringen of met het omboeken van bijvoorbeeld reizen. Zo heeft de reisbranche een speciale corona-voucher in het leven geroepen voor het annuleren of omboeken van een reis. 

Een dergelijke voucher kan zeker een oplossing zijn voor ondernemers om hun bedrijf gezond te houden en het door klanten betaalde bedrag veilig stellen. Maar wat zijn de btw gevolgen? In dit artikel zetten wij op hoofdlijnen de relevante btw-gevolgen uiteen en maken daarbij een onderscheid tussen verschillende scenario’s. Deze scenario’s zijn slechts voorbeelden. Ook andere situaties kunnen zich voordoen. 

Uitgeven van nieuwe vouchers

Een eerste scenario is dat een ondernemer die zijn business ziet teruglopen kiest voor het verkopen van vouchers (eventueel met korting) om (extra) omzet te behalen. Er worden dan nieuwe vouchers uitgegeven zonder dat al een goed of dienst is afgenomen. Een voucher is een instrument, welke de consument als (gedeeltelijke) tegenprestatie kan inwisselen voor goederen of diensten. Hoe in dit scenario de btw-gevolgen uitwerken, is afhankelijk van de situatie. Er bestaan voor de btw namelijk twee soorten vouchers: vouchers voor enkelvoudig gebruik en voor meervoudig gebruik. 

Bij een voucher voor enkelvoudig gebruik is het verschuldigde btw-bedrag bij uitgifte bekend. Zo zullen het btw-tarief dat van toepassing is en het land waar btw is verschuldigd vast moesten staan. Is het verschuldigde btw-bedrag niet bij voorbaat duidelijk dan is sprake van een voucher voor meervoudig gebruik. Bij de uitgifte en verkoop van vouchers voor enkelvoudig gebruik is direct btw verschuldigd. Bij de uitgifte van vouchers voor meervoudig gebruik is pas btw verschuldigd bij de inwisseling. 

Uitgeven van tegoedbonnen bij annuleringen

Een tweede scenario is dat een ondernemer of organisatie geen geld terug geeft bij annulering of niet het volledige bedrag teruggeeft, maar een tegoedbon verstrekt. Voor de gevolgen van annuleringen verwijzen wij naar ons eerdere perspectief. De tegoedbon geeft recht op hetzelfde goed of de dienst waarvoor al eerder (deels) is betaald, maar kan ook recht geven op een ander goed of andere dienst. 

Indien bij inwisseling van deze tegoedbon niet hoeft te worden bijbetaald, is voor de btw sprake van een voucher. We verwijzen naar de uitleg over vouchers hiervoor. Het kan zijn dat u weliswaar vanwege de annulering recht heeft op btw-teruggaaf, maar vanwege het uitgeven van de voucher direct ook weer btw verschuldigd bent. 

Als altijd bijbetaald moet worden bij inwisseling, is sprake van een kortingsbon. De uitgifte van een kortingsbon tegen vergoeding is belast met btw. Mag de kortingsbon ook bij u worden ingewisseld dan mag u bij inwisseling de vergoeding waarover u btw verschuldigd bent verminderen met het bedrag van de kortingsbon. 

(Bron: BDO)

Als gevolg van de huidige coronacrisis en de verslechterde financiële situatie van uw afnemers kan het voorkomen dat u de berekening van vergoedingen bij doorlopende prestaties als managementvergoedingen, huur en abonnementen tijdelijk stop zet tot het moment dat de financiële situatie van uw afnemer weer een gezond niveau bereikt. Een dergelijke factureringsstop heeft echter wel btw-gevolgen. Dat is temeer gebleken uit een onlangs gepubliceerde uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat een tijdelijke factureringsstop niet tot opschorting van de managementovereenkomst leidt. Er moeten nog steeds facturen worden uitgereikt waardoor de btw op dat moment verschuldigd is. 

De zaak van Rechtbank Noord-Nederland

Belanghebbende in de zaak is een moedervennootschap met een 26% aandelenbelang in een dochtervennootschap. De vennootschappen hebben een managementovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst verrichtte de moedervennootschap managementactiviteiten aan haar dochter tegen een vooraf vastgestelde maandelijkse vergoeding.

Op enig moment is de dochtervennootschap in financiële problemen gekomen. In het kader hiervan hebben de partijen afgesproken dat tijdelijk niet alle managementvergoedingen gefactureerd zouden worden welke volgens de afspraak wel verschuldigd waren. De partijen hadden hierbij afgesproken dat de bedragen alsnog gefactureerd zouden worden op het moment dat de dochtervennootschap uit haar financiële moeilijkheden is gekomen. 

In de tussentijd heeft de moedervennootschap de verschuldigde bedragen als vordering in haar jaarstukken opgenomen. De dochtervennootschap heeft de verschuldigde bedragen als voorziening opgenomen. De adviseur van de dochtervennootschap heeft uiteindelijk aan de Belastingdienst verzocht een standpunt in te nemen over de situatie dat de nog te betalen managementvergoeding zou worden omgezet in aandelenkapitaal. Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen omzetbelasting aan de moedervennootschap opgelegd.

Hierbij speelde de vraag of de moedervennootschap voor de bedragen die zij nog van de dochtervennootschap te vorderen had, facturen had moeten uitreiken en daarmee btw verschuldigd is geworden. 

De Rechtbank oordeelde dat de onderlinge afspraak, dat pas betaald hoefde te worden als de financiële situatie van de dochtervennootschap zou verbeteren, geen opschortende voorwaarde vormt op grond waarvan zonder vervulling daarvan de overeenkomst niet tot stand zou komen. De managementovereenkomst loopt gewoon door. De onderlinge afspraak leidt volgens de rechtbank slechts tot een uitstel van betaling. Dit blijkt temeer uit het feit dat beide partijen de verschuldigde betalingen in hun jaarstukken hebben verwerkt. De moedervennootschap had derhalve facturen moeten uitreiken aan haar dochter. Omdat er geen facturen zijn uitgereikt, is de btw op grond van de wet verschuldigd geworden op het moment dat de facturen uitgereikt hadden moeten worden. 

Belang voor u als ondernemer

Deze uitspraak is belangrijk voor alle ondernemers die tijdelijk geen vergoedingen berekenen bij doorlopende prestaties zoals management, huur en abonnementen. Hoewel de afnemer nog niet betaalt, is wel een prestatie verricht waarvoor de afnemer in de toekomst een vergoeding is verschuldigd. U bent de btw over die prestatie ook gewoon verschuldigd.  

Wat te doen met uw factuur? 

Wij adviseren u in deze gevallen wel te factureren met btw en de afnemer uitstel van betaling te verlenen. Wanneer de afnemer recht op aftrek van voorbelasting heeft dan kan hij de btw op de factuur ook direct in aftrek brengen. In dat kader kunt u met de afnemer afspreken dat hij een deel van de factuur ter grootte van het btw-bedrag alvast wel aan u betaalt, zodat u geen financieel nadeel loopt. Als er geen factuur wordt uitgereikt, is de btw verschuldigd op het moment dat de factuur uiterlijk uitgereikt had moeten worden. Wordt deze btw niet tijdig voldaan, dan kan de Belastingdienst hiervoor naheffingsaanslagen opleggen, vermeerderd met boetes en belastingrente. 

Wanneer de afnemer uiteindelijk niet betaalt dan kan de verschuldigde btw overigens ook weer worden teruggevorderd.

Gevolgen kwijtschelding vergoeding

Wanneer u besluit de vergoeding volledig kwijt te schelden, let er dan op dat dit gevolgen kan hebben voor de aftrek van voorbelasting. U moet hierbij zelfs denken aan het terugbetalen van btw op investeringsgoederen die u gebruikt voor het verrichten van de prestaties aan uw afnemer en die u in het verleden in aftrek heeft gebracht. Berekent u bijvoorbeeld geen huur aan uw afnemer dan heeft u het pand in die periode gebruikt voor het verrichten van prestaties om niet waarvoor u geen recht op aftrek heeft. 

Als u in het verleden de btw in aftrek heeft gebracht, moet u een deel van die btw terugbetalen. Wij raden u aan met uw afnemer in contact te treden om te kijken of een lagere vergoeding overeengekomen kan worden dan wel uitstel van betaling kan worden overeengekomen om gevolgen voor het recht op aftrek te voorkomen. 

(Bron: BDO)

De uitbraak van het coronavirus kan ervoor zorgen dat u tijdelijk en buiten uw invloed in liquiditeitsproblemen komt. Daarom is het mogelijk om een verzoek om bijzonder uitstel van betaling te doen voor de verschuldigde inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting.

Deze regeling roept veel praktische vragen op die nog niet allemaal tot in detail beantwoord kunnen worden. Deze vragen gaan ook over het doen van de melding betalingsonmacht om bestuurdersaansprakelijkheid te voorkomen. Wij informeren u graag over de huidige stand van zaken. 

Wanneer uitstel van betaling aanvragen

Voor de loonbelasting en de btw is het belangrijk dat u de maandelijkse aangiften of de kwartaalaangiften in blijft dienen, ook als u deze niet kunt betalen. Als u niet de bij de aangifte behorende betaling verricht, volgt enige tijd later een naheffingsaanslag. Voor deze aanslag kunt u dan vragen om bijzonder uitstel van betaling. 

Voorbeeld
Voor de aangifte loonheffingen of btw over de maand maart of het eerste kwartaal 2020 geldt dat de aangifte en de bijbehorende betaling uiterlijk 30 april 2020 gedaan moeten worden. De aangifte moet u blijven doen. Wanneer u niet betaalt, zal in de loop van mei 2020 een naheffingsaanslag worden opgelegd. Pas daarna kunt u bijzonder uitstel van betaling vragen.

Telkens opnieuw uitstel aanvragen of is één keer voldoende?

Een veelgestelde vraag is of een reeds ingediend verzoek om uitstel van betaling, ook toeziet op later opgelegde belastingaanslagen. Hierover bestaat op dit moment geen duidelijkheid. Wij raden u aan om een eerder ingediend verzoek om uitstel van betaling aan te vullen, op het moment dat nieuwe aanslagen worden opgelegd. 

Om het voor u, uw adviseur en de Belastingdienst overzichtelijk te houden, raden wij u aan om per belastingplichtige uitstel van betaling aan te vragen. Bij een concern met meerdere BV’s betekent dat dus per BV. U kunt in een verzoek wel uitstel vragen voor meerdere reeds opgelegde aanslagen (aan die belastingplichtige). Ook een aanvulling van een reeds eerder ingediend verzoek kunt u voor meerdere aanslagen tegelijk doen.

Niet wachten met melding betalingsonmacht

Indien een vennootschapsbelastingplichtig lichaam niet in staat is om haar belastingschulden te betalen, kan het voorkomen dat de schuld wordt ingevorderd bij de bestuurder van dit lichaam.

Bestuurdersaansprakelijkheid geldt niet voor alle belastingschulden. De meest belangrijke belastingschulden waar deze aansprakelijkheid voor geldt zijn de loonheffingen, btw en pensioenpremies. Bestuurdersaansprakelijkheid geldt niet voor de inkomstenbelasting en voor de vennootschapsbelasting. Daarvoor hoeft u dus geen melding betalingsonmacht te doen. 

Het is belangrijk dat u (naast het aanvragen van uitstel van betaling ook) tijdig een melding betalingsonmacht doet per belastingplichtige. Tijdig is uiterlijk binnen twee weken nadat de betaling op aangifte had moeten worden gedaan. Let op! Dit moment is dus eerder dan het moment waarop u uitstel van betaling kunt aanvragen.

Voorbeeld
Voor de aangifte loonheffingen of btw over de maand maart of het eerste kwartaal 2020, geldt dat de bijbehorende betaling uiterlijk 30 april 2020 gedaan moet worden. De melding betalingsonmacht over deze tijdvakken moet dan dus gedaan zijn voor 14 mei 2020. 

Voor de melding betalingsonmacht geldt dat u een eenmaal gedane melding niet hoeft aan te vullen als nieuwe belastingschulden ontstaan die niet kunnen worden betaald. Dit is dus anders dan bij het uitstel van betaling!

(Bron: BDO)

De omstandigheid dat een ondernemer een vooruitbetaling per automatische incasso ontvangt, is nog geen reden om de btw-afdracht uit te stellen.

Volgens de exploitant van een fitnesscentrum hoefde de afdracht van de btw over in december 2010 ontvangen abonnementsgelden pas in 2011 plaats te vinden. Deze B.V. vond dat geen sprake was van een vooruitbetaling, omdat de abonnementsgelden via automatische incasso van de rekening van de abonnementhouders waren geïncasseerd. Bovendien waren de abonnementen te allen tijde op te zeggen. In zo’n situatie was het betaalde abonnementsgeld terug te vorderen. Hof Arnhem-Leeuwarden ziet in deze omstandigheden echter geen reden om de btw-afdracht uit te stellen. Op grond van de Btw-richtlijn is de btw in het geval van vooruitbetalingen verschuldigd op moment van ontvangst van het bedrag. Ook volgens de wet is de btw uiterlijk verschuldigd op het moment waarop de btw-ondernemer de vergoeding voor zijn prestatie ontvangt. Daarbij maakt volgens het hof niet uit of de afnemer van de prestatie toestemming geeft voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaakt. Ook de opzegbaarheid van het abonnement is in dit verband irrelevant. De B.V. had de btw over de vooruitbetalingen al in 2010 moeten afdragen, zodat de fiscus mag naheffen.

(Bron: Taxence)

De Belastingdienst kan eerder teruggegeven btw niet naheffen als de teruggave er niet toe heeft geleid dat er te weinig belasting is betaald. Dat uitgangspunt is ook van toepassing als de teruggave ambtshalve is verleend, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad.

De casus

X is dirigent. In 2013 dient X naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank bezwaarschriften omzetbelasting in over de jaren 2008 tot en met 2011. De rechtbank oordeelde in die uitspraak dat het verlaagde btw-tarief ook van toepassing is op repetities als deze nauw samenhangen met uitvoeringen. De bezwaarschriften worden vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. X staat dan met lege handen.
X geeft echter niet op en dient toch suppleties omzetbelasting in. Naar aanleiding van deze suppleties worden in 2013 ambtshalve teruggaven aan X verleend. De inspecteur stelt in 2013 echter ook een boekenonderzoek in en legt btw-naheffingsaanslagen op ter zake van de eerder teruggegeven btw, omdat de teruggaven verleend zouden zijn in strijd met het beleid van de Belastingdienst. De bezwaarschriften waren immers eerder al niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur stelt daarbij dat aan de uitspraak van de rechtbank geen terugwerkende kracht mag worden ontleend. Uiteindelijk komt de vraag op of naheffing mogelijk is bij eerder, volgens intern beleid van de Belastingdienst, onterecht teruggegeven btw.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan in deze zaak waaruit volgt dat naheffing door de Belastingdienst niet mogelijk is wanneer de (ambtshalve) teruggaaf niet ertoe heeft geleid dat te weinig btw is betaald. Ook niet als een inspecteur de teruggave heeft verleend in strijd met intern beleid van Belastingdienst.

(Bron: Van Oers)

Rechtbank Den Haag is het met de inspecteur eens dat X bv geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting. De leveranciers hebben allen afzonderlijk namelijk verklaard dat zij nooit leveringen aan X bv hebben verricht.

Belanghebbende, X bv, is een fiscale eenheid voor de btw, bestaande uit A bv en B bv. De aandelen zijn in handen van Q. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek wordt A bv veroordeeld voor witwassen en B bv voor het valselijk opmaken van facturen dan wel voorhanden hebben van valse of vervalste facturen. Q wordt veroordeeld voor het leiding geven aan witwassen en valsheid in geschrifte. De inspecteur legt OB-naheffingsaanslagen op aan X bv. Volgens de inspecteur heeft X bv namelijk geen recht op aftrek van de op de facturen vermelde btw omdat de facturen valselijk zijn opgemaakt en er geen prestaties aan deze facturen ten grondslag liggen.

Rechtbank Den Haag is het met de inspecteur eens dat X bv geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting. De rechtbank overweegt daarbij dat de leveranciers allen afzonderlijk hebben verklaard dat zij nooit leveringen aan X bv hebben verricht. Verder hebben zij ook verklaard dat zij de gefactureerde btw niet op aangifte hebben voldaan en blijkt dat de facturen zijn uitgereikt op instigatie van X bv. Nu X bv verder niets aanvoert om aan te tonen dat de leveringen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat de facturen juist zijn, kan zij de btw niet in aftrek brengen. Dat zij de facturen heeft betaald, is daarvoor onvoldoende.

(Bron: Taxlive)

De komende tijd krijgen eigenaren van eenmanszaken een nieuw BTW-identificatienummer toegestuurd. Dit wil echter niet zeggen dat ze hun oude BTW-nummer kunnen weggooien. Dit oude nummer moet de ondernemer namelijk nog wel blijven gebruiken voor de communicatie met de Belastingdienst zoals het indienen van de BTW-aangifte.

De toekenning van dit nieuwe BTW-nummer was nodig omdat het oude nummer het burgerservicenummer (BSN) bevatte van ondernemers met  een eenmanszaak. Dit is in strijd met de privacywet en zou ook (kunnen) leiden tot fraude. De BTW-ondernemer moet het nieuwe nummer vanaf 1 januari 2020 gaan gebruiken voor zijn zakelijke contacten. Hij zal dus factuurpapieren, internetsite en andere communicatiemiddelen voor die tijd moeten aanpassen.

Oude nummer niet in prullenbak

De toekenning van dit nieuwe nummer wil niet zeggen dat het oude nummer de prullenbak in kan. Dit nummer moet hij nog wel blijven gebruiken voor zijn communicatie met de fiscus, dus voor het doen van de aangifte BTW. De ondernemer moet dus twee nummers naast elkaar blijven gebruiken.

(Bron: Rendement)

Vanaf 1 januari 2010 geldt voor elektronische uitgaven het btw-tarief van 9%. Voor deze aanpassing was een wijziging van EU-regelgeving nodig. Doel van deze wijziging is de ongelijke behandeling van elektronische uitgaven (diensten) met de papieren uitgaven van boeken en kranten (leveringen) weg te nemen. Ook gaat het verlaagde tarief gelden voor de toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften. Het verlaagd tarief geldt niet voor interactieve routekaarten of voor digitale spelletjes, reclame, muziek en video content.

Quick fixes handelsverkeer tussen EU-lidstaten

1. Universele verplichte ‘call of stock’-regeling voor alle EU-lidstaten
Als een ondernemer voorraad aanhoudt in een EU-lidstaat, hoeft de leverancier enkel nog een intracommunautaire levering aan te geven in de EU-lidstaat van vertrek, zodra de afnemer de goederen afroept. De afnemer geeft op datzelfde moment een intracommunautaire verwerving aan in het land van aankomst. Feitelijk in grote lijnen de huidige Nederlandse regeling. Let op: toepassing van deze regeling is in 2020 in alle EU-landen verplicht. Dit kan inhouden dat een ondernemer eerder geïmplementeerde bedrijfsprocessen gebaseerd op btw-registratie in het buitenland met ingang van 1 januari 2020 moet aanpassen.

2. Universele regeling ABC- transacties
De toerekening van de intracommunautaire levering binnen een ketentransactie (ABC-transactie) wordt in alle EU-lidstaten op dezelfde wijze bepaald. Als de eerste of laatste partij in een ketentransactie niet het transport regelt, zijn straks nieuwe regels van kracht. Partij B, die het transport regelt, wordt de zogenoemde ‘intermediary operator’. De intracommunautaire levering wordt dan toegerekend aan de goederenlevering die deze ‘intermediary operator’ verricht. Versterkt B aan A zijn btw-idnummer van een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek van de goederen, dan verricht A een intracommunautaire levering. Geeft B aan A zijn btw-idnummer van de lidstaat van vertrek, dan verricht A een binnenlandse levering aan B en B een intracommunautaire levering aan C.

3. Bewijs nultarief
De ondernemer moet aan de hand van twee niet tegenstrijdige bewijsstukken, van twee onafhankelijke partijen kunnen aantonen dat vervoer plaatsvindt van de ene naar de andere EU-lidstaat. Bijvoorbeeld twee vervoersdocumenten zoals een CMR en een factuur van de vervoerder, of een vervoersdocument met een verzekeringsovereenkomst of een bankdocument als betalingsbewijs voor het vervoer, een notarieel document waarin de aankomst van de goederen wordt bevestigd of een getekend ontvangstbewijs van een voorraadhouder. Naar wil voorkomen zal de huidige Nederlandse praktijk van het aantonen van het vervoer aan de hand van set van documenten en bewijzen en de afhaalverklaring voor de praktijk zeer relevant blijven, met name in geval van eigen vervoer of indien men geen bewijsstukken van onafhankelijke derden kan verkrijgen. Hiermee komt dan de bewijslast inzake de toepassing van het nultarief wel bij de ondernemer te liggen.

4. Btw-identificatienummer en opgaaf ICP
Wanneer de leverancier de Opgaaf ICP niet of onjuist invult, kan hij het btw-nultarief niet toepassen. Herstel van een opgaaf ICP blijft onder voorwaarden wel mogelijk.

KOR
Hoewel de wetswijziging reeds in 2019 was aangenomen, melden we het volgende over de nieuwe Kleine Ondernemers Regeling (KOR) per 1 januari 2020. Niet de hoogte van het jaarlijks af te dragen btw-bedrag maar de omvang van de jaarlijkse omzet is doorslaggevend. De nieuwe Kleine Ondernemers Regeling per 1 januari 2020 kan -in tegenstelling tot de huidige KOR- ook worden toegepast door in Nederland gevestigde rechtspersonen.

De KOR is facultatief. Je kunt in geval van een jaaromzet beneden de grens van € 20.000 er voor kiezen de KOR niet toe te passen (dus wel btw afdragen, een btw-administratie voeren en aangiften omzetbelasting doen). Een verzoek voor toepassing van de KOR per 1 januari 2020 dient uiterlijk 20 november 2019 door de belastingdienst te zijn ontvangen. Ondernemers die nu al gebruik maken van de regeling ontheffing administratieve verplichtingen worden door de belastingdienst automatisch aangemeld voor de nieuwe KOR per 1 januari 2020. Wenst men dit niet, dan kan men zich afmelden.

De nieuwe KOR werkt als een echte btw-vrijstelling. Bij een jaarlijkse omzet lager dan € 20.000 is geen btw verschuldigd. De ondernemer die de nieuwe KOR per 1 januari 2020 toepast, mag geen btw in rekening brengen en kan geen btw als voorbelasting verrekenen/terugvragen.

Btw in eerdere jaren verrekend op investeringen moet bij keuze voor de nieuwe KOR in principe worden herzien (4 jaar na het boekjaar van ingebruikneming voor roerende zaken en 9 jaar na het boekjaar van ingebruikneming voor onroerende zaken). Bij btw-herziening ten gevolge van de KOR per 1 januari 2020 lager dan € 500, kan herziening achterwege blijven. Een keuze voor de voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar. Het doel hiervan is het jojo-en met de regeling te vermijden. Is de omzet op enig moment meer dan € 20.000 per jaar dan vervalt vanaf de transactie waarmee de € 20.000 wordt overschreden de KOR.

Let op bij het bepalen van keuze voor de nieuwe KOR in de volgende situaties:

  • Btw belaste huur van een bedrijfspand. Keuze voor de KOR heeft tot direct gevolg dat de btw belaste verhuur stopt. De huurder zal op basis van de huurovereenkomst of de algemene bepalingen de btw-schade (o.a. btw-herziening en niet meer aftrekbare btw op exploitatiekosten) van de verhuurder moeten vergoeden. De nadelige effecten hiervan zijn veelal groter dan de voordelen van de nieuwe KOR!
  • Omvangrijke voorraden goederen of bedrijfsmiddelen waarop btw is verrekend (dus herziening), of plannen tot aanschaffing hiervan (geen aftrek).
  • Btw belaste exploitatie van een recent met btw aangekochte vakantiewoning (herziening).
  • Aftrek btw op zonnepanelen samen met een deel van het dak van een nieuwbouwwoning (herziening wellicht > € 500 per jaar).

BTW-ID voor eenmanszaken en ZZP-ers 
Met het oog op de privacywetgeving krijgen eenmanszaken / ZZP-ers per 1 januari 2020 van de Belastingdienst een nieuw btw-identificatienummer, het btw-id. In dit nieuwe btw-id is het BSN van de ondernemer niet langer verwerkt. Het nieuwe btw-id is geldig vanaf 1 januari 2020 en is een persoonlijk, uniek nummer dat bestaat uit een reeks van 14 tekens. Vanaf 1 januari 2020 moeten ondernemers het btw-id op facturen en hun website vermelden om zich te identificeren als btw-plichtig ondernemer. Daarmee voldoen zij aan de wettelijke eisen. Voor handel binnen de EU is het belangrijk dat deze ondernemers hun nieuwe btw-id tijdig doorgeven aan hun leveranciers. Ondernemers houden hun huidige ‘oude’ btw-nummer voor communicatie met de Belastingdienst en voor de btw-aangifte.

(Bron: HLB)

Vanaf 1 januari 2020 kunnen ondernemers en organisaties met een omzet tot en met € 20.000 (ex. btw) gebruikmaken van de vernieuwde kleineondernemersregeling (KOR). In plaats van een belastingvermindering komt er een btw-vrijstelling en hoeft geen btw-aangifte meer te worden gedaan. Ondernemers en organisaties die in aanmerking komen voor de regeling kunnen zelf kiezen of zij eraan deelnemen. Wanneer ondernemers per 1 januari 2020 gebruik willen maken van de KOR moeten zij dit uiterlijk 20 november 2019 kenbaar maken aan de Belastingdienst.

In 2019 nog afdrachtgerelateerd, vanaf 2020 omzetgerelateerd

De huidige regeling is een belastingvermindering en gebaseerd op het bedrag aan af te dragen btw. Dit kan als het saldo van ontvangen btw minus betaalde btw minder is dan 1.883 euro per jaar. U draagt dan minder of soms zelfs helemaal geen btw af. De KOR kunt u alleen gebruiken als natuurlijk persoon (eenmanszaak) of bij samenwerking van natuurlijke personen (vof of maatschap). Vanaf 2020 is een omzetgerelateerde vrijstelling omzetbelasting van kracht. Deze kunt u gebruiken als de omzet exclusief btw in een kalenderjaar niet hoger is dan € 20.000. Hiervoor tellen alle leveringen en diensten mee die zonder toepassing van de nieuwe KOR met btw belast zijn, ook de btw-vrijgestelde omzet uit:

  • levering en verhuur van onroerende zaken
  • financiële diensten
  • verzekeringsdiensten

De omzet uit andere btw-vrijgestelde diensten telt niet mee voor de omzetgrens. Hieronder vallen bijvoorbeeld medische diensten, sportdiensten en diensten door schrijvers en journalisten.

Minder administratie

Iedere ondernemer, ongeacht de rechtsvorm, kan voor de nieuwe vrijstellingsregeling kiezen, ook een vereniging of stichting. U berekent dan geen btw over uw leveringen en de btw op kosten (voorbelasting) mag u ook niet aftrekken. U houdt slechts een beperkte btw-administratie bij en hoeft geen btw-aangifte in te dienen. De keuze geldt voor minimaal 3 jaar, of tot u de € 20.000 omzet overschrijdt.

Overschrijden van 20.000 euro-grens

Maakt u meer dan 20.000 euro omzet in een kalenderjaar? Dan moet u btw berekenen vanaf de levering waarmee u de 20.000 euro-grens overschrijdt. Vanaf dat moment moet u ook weer de normale btw-administratie bijhouden. De omzet voor overschrijding blijft vrij van btw. De volgende 3 jaar kunt u geen gebruik maken van deze regeling.

Wanneer is de nieuwe KOR niet interessant?

Voldoet u aan de voorwaarden? Dan kan het gebruik van de nieuwe KOR gemak bieden. U hoeft geen btw-administratie meer bij te houden en ook geen btw-aangifte meer te doen. Voor ondernemers die willen weten of zij in aanmerking komen voor de nieuwe KOR, ontwikkelde de Belastingdienst een handig hulpmiddel.

De KOR is echter niet interessant als de volgende situatie(s) zich voorvoordoen:

  • Gaat u een investering doen? Dan kunt u als u de nieuwe KOR gebruikt, de btw op die investering niet verrekenen als voorheffing.
  • Hebt u in de afgelopen 5 jaren btw op investeringen als voorheffing afgetrokken? Dan krijgt u te maken met een herziening van de btw als de afgetrokken btw gedeeld door 5 jaren meer is dan 500 euro. U moet dat bedrag aan btw dan terugbetalen. Voor investeringen in onroerend goed rekent u met 10 jaren.
  • Verhuurt u een pand btw-belast? Dan kunt u de nieuwe KOR niet gebruiken.
  • Hebt u veel zakelijke klanten? Bij gebruik van de nieuwe KOR kunt u geen btw op inkopen en zakelijk kosten verrekenen. Uw ‘inkoopprijs’ wordt dus hoger. Om dezelfde marge te houden moet u uw verkoopprijs-zonder-btw verhogen. Voor zakelijke klanten wordt uw product dan minder interessant.
  • Hebt u vooral particulieren en organisaties die geen btw kunnen verrekenen als klant? Bij dezelfde verkoopprijs als vóór gebruik van de nieuwe KOR wordt uw marge hoger. Dan is de nieuwe KOR interessant voor u.
  • Hebt u buitenlandse klanten of transacties waarbij de btw is verlegd? Dan moet u toch aangifte omzetbelasting doen. Lees hierover meer op de website van de Belastingdienst.

Wilt u gebruikmaken van nieuwe regeling? Neem actie vóór 20 november!

Wilt u de nieuwe kleineondernemersregeling vanaf 1 januari 2020 gebruiken? Kom dan in actie. Zorg dat uw aanmelding vóór 20 november binnen is bij de Belastingdienst. Hebt u onder de huidige KOR een ontheffing van administratieve verplichtingen? Dan gaat u automatisch over naar de nieuwe regeling. Daarover hebt u van de Belastingdienst al een brief gekregen. Ook na 20 november 2019 kunt u zich aanmelden voor de nieuwe KOR. De ingangsdatum schuift dan op naar het eerstvolgende kwartaal. Meer informatie over de nieuwe KOR vindt u op de website van de Belastingdienst. Twijfelt u nog? Laat u adviseren door een van onze adviseurs.

(Bron: HLB)