All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, ondernemerschap

De Belastingdienst heeft onlangs een nieuwe modelovereenkomst voor zzp’ers in de bouw gepubliceerd. Dit is gebeurd op initiatief van de brancheorganisatie Bouwend Nederland. De nieuwe modelovereenkomst bevat een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige. Als er sprake is van een situatie waarbij de opdrachtnemer het aangenomen werk weer uitbesteedt aan een ander, dan dient er tussen deze twee partijen een nieuwe modelovereenkomst te worden afgesloten.

Modelovereenkomst

Opdrachtgevers kunnen een modelovereenkomst gebruiken om zekerheid te verkrijgen over de vraag of er sprake is van een dienstbetrekking bij het inhuren van een opdrachtnemer. 

Via de modelovereenkomst kan een dienstbetrekking worden uitgesloten. Dit betekent dat de opdrachtgever dan geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen hoeft in te houden. De modelovereenkomst betekent echter niet automatisch dat de opdrachtnemer fiscaal gezien als ondernemer wordt aangemerkt.

Let op! Opdrachtgever en -nemer moeten de modelovereenkomst beiden ondertekenen en de werkzaamheden moeten ook conform de afspraken in de modelovereenkomst worden uitgevoerd.

Tip! Bekijk de nieuwe modelovereenkomst zelfstandigen bouw.

(Bron: De Jong en Laan)

Is de arbeidsrelatie van de zzp’er een overeenkomst van opdracht of toch een arbeidsovereenkomst? Het vraagstuk houdt de gemoederen van werkgevers en zelfstandigen al jaren bezig. Een recente uitspraak van de Hoge Raad maakt nu duidelijk welke beoordelingscriteria het zwaarst wegen. 

Wet DBA 

Wanneer is er sprake van een arbeidsovereenkomst en wanneer werkt een zzp’er op basis van een overeenkomst van opdracht? De wet DBA (deregulering beoordeling arbeidsrelaties) moest vanaf 1 mei 2016 eindelijk een duidelijk antwoord op deze vaak terugkerende vraag geven. Ze was bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Bij schijnzelfstandigheid werkt de zzp’er eigenlijk in loondienst. Maar de Belastingdienst handhaaft al jaren niet en volgens minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit nog zeker tot 1 januari 2025 het geval. Alleen bij overduidelijke excessen grijpt de Belastingdienst in. Overigens kijkt de Belastingdienst alleen naar de aspecten van loonbelasting en sociale verzekeringspremies. Zij bemoeit zich niet met de vraag of tussen opdrachtgever en zzp’er een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is ontstaan.   

Deliveroo op de vingers getikt 

Dat laatste doet werknemersorganisatie FNV wel. Zij heeft maaltijdbezorgdienst Deliveroo op dit punt aangepakt. Het online platform is inmiddels niet meer in Nederland actief, maar werkte van 2017 tot vorig jaar met bezorgers op basis van een overeenkomst van opdracht. Volgens FNV was hier sprake van schijnzelfstandigheid en waren de bezorgers feitelijk in loondienst. De vakbond spande daarom een rechtszaak aan. 

Op vrijdag 24 maart 2023 deed de Hoge Raad uitspraak. Alle Deliveroo-bezorgers hebben volgens de rechter inderdaad een arbeidsovereenkomst met de bezorgdienst. Dat betekent dat de bezorgers arbeidsrechtelijke claims tegenover Deliveroo hebben. Ze hebben bijvoorbeeld recht op loon, vakantiebijslag, vakantiedagen en pensioen. 

Beoordelingscriteria voor arbeidsrelatie 

Eén van de uitgangspunten van de rechter is dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst geen keuzemogelijkheid is. De partijbedoeling is niet van belang en de afspraak dat partijen geen arbeidsovereenkomst willen aangaan heeft weinig waarde. De rechter beoordeelt enkel of de arbeidsrelatie voldoet aan deze criteria: arbeid (gedurende zekere tijd), loon en gezagsverhouding. Als van deze drie elementen sprake is, hebben de partijen een arbeidsovereenkomst. 
Daarnaast is de praktijk belangrijker dan wat partijen op papier hebben gezet. Zo doet de afspraak dat de arbeidskracht zich kan laten vervangen er bijvoorbeeld niet toe als dat in de praktijk niet of nauwelijks is gebeurd. 

Ondernemerschap arbeidskracht 

Het ondernemerschap van de arbeidskracht is een belangrijke aanwijzing voor de vorm van de arbeidsrelatie. Het ontbreken van serieus ondernemersrisico bij deze partij wijst op een arbeidsovereenkomst. Naast ondernemersrisico beoordeelt een rechter ook aspecten als meerdere opdrachtgevers, het doen van investeringen en het gebruiken van eigen werkmaterialen en middelen.  Ten slotte is van belang op welke wijze de werkzaamheden van de arbeidskracht zijn ingebed in de organisatie van de opdrachtgever. Zo maakt het in een bakkerij verschil of iemand brood bakt (een kernactiviteit) of ramen lapt. Werkzaamheden die de kernactiviteit van een onderneming raken leiden eerder tot een arbeidsovereenkomst. 

Toekomstige wetgeving 

Inmiddels is duidelijk dat de uitspraak van de Hoge Raad vooruitloopt op toekomstige wetgeving. Het is de verwachting dat elementen als materieel gezag tussen partijen, inbedding van de arbeidskracht in de organisatie en zelfstandig ondernemerschap van de arbeidskracht, wettelijk worden vastgelegd.  
Voor de liefhebber: de hele uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Deliveroo kunt u lezen op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2023:443. De uitspraak bewijst eens te meer hoe belangrijk het juist opzetten van een constructie met zzp’ers is. Hiermee voorkomt u dat u ongewild wordt geconfronteerd met een arbeidsovereenkomst. 

(Bron: Flynt)

In beginsel ben je als werkgever de lage WW-premie verschuldigd als sprake is van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met jouw werknemer. Maakt deze werknemer in een kalenderjaar echter meer dan 30% extra uren dan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren, dan ben je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd (herziening).

Let op! De hoge WW-premie bedraagt in 2023 7,64% en de lage WW-premie 2,64%. Als je met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie verschuldigd bent, kost dat dus 5% extra.

Steven AkseHR adviseur

Tip! Als in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gemiddeld 35 uren of meer per week zijn opgenomen, hoef je niet te herzien als de werknemer meer dan 30% extra uren maakt.

Berekening per werkgever

De berekening van de meer dan 30% extra uren gebeurt aan de hand van het aantal verloonde uren en de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uren over het gehele kalenderjaar. Deze berekening vindt echter plaats per werkgever.

Bij omzetting van jouw eenmanszaak in een bv, is sprake van twee werkgevers. De bv wordt dan namelijk gezien als een nieuwe werkgever. Dit betekent dat de berekening van de meer dan 30% extra uren over twee perioden moet plaatsvinden. Een keer voor de periode vóór oprichting van de bv en een keer voor de periode ná oprichting van de bv. Dat dit niet altijd gunstig uitvalt, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Je hebt een werknemer in dienst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 20 uur in de week. In de maanden mei, juni, juli, augustus en september werkt deze werknemer gedurende 21 weken 33 uur per week (overwerk). Over het gehele jaar verloon je voor deze werknemer dus 1.313 uren (31 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 1.040 uren (52 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. Deze werknemer werkt over het gehele jaar 26,25% meer dan contractueel overeengekomen. Je hoeft daarom niet met terugwerkende kracht alsnog de hoge WW-premie te betalen.

Als je echter in dit kalenderjaar jouw onderneming inbrengt in een bv en de bv bij de notaris opricht op bijvoorbeeld 2 oktober 2023 is dat anders. Tot 2 oktober 2023 verloon je in jouw eenmanszaak voor deze werknemer dan 1.053 uren (18 weken x 20 uren + 21 weken x 33 uren), terwijl contractueel 780 uren (39 weken x 20 uren) zijn overeengekomen. De werknemer werkt over deze periode 35% meer dan contractueel overeengekomen. Dat betekent dat je in jouw eenmanszaak met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 alsnog de hoge WW-premie moet betalen tot en met september.

Tip! Je kunt de hoge WW-premie uit het voorbeeld voorkomen door met jouw werknemer overeen te komen dat de contracturen in de periode mei tot en met september worden uitgebreid van 20 naar 33 uren. In dat geval blijf je de lage WW-premie betalen, onder de voorwaarden dat tijdens de extra 13 uren hetzelfde werk wordt verricht onder dezelfde arbeidsvoorwaarden. Dit geldt in ieder geval in de jaren 2020 tot en met 2023. Vanaf 2024 is dit waarschijnlijk anders.

(Bron: De Jong en Laan)

Lange tijd is uitgekeken naar dit arrest omdat de arbeidsmarkt steeds meer en andere varianten van arbeid kent. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo in Nederland werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst en dus niet op basis van zelfstandigheid. Dit oordeel zorgt ervoor dat de bezorgers werknemersbescherming krijgen. Denk aan het recht op ontslagbescherming, loondoorbetaling bij ziekte, vakantiegeld en vakantiedagen. De gevolgen voor de praktijk zijn groot. In dit artikel leest u wat dit voor u kan betekenen.

Drie eisen van de arbeidsovereenkomst

De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan in de zaak van de bezorgers van het inmiddels uit Nederland vertrokken platform Deliveroo. Er is namelijk voldaan aan de drie eisen die de wet aan een arbeidsovereenkomst verbindt:

  • Persoonlijke arbeidsverrichting door de werknemer.
  • Loonbetaling door de werkgever.
  • Het werken onder gezag van de werkgever.

Dat de bezorgers de vrijheid hadden om wel of niet in te loggen op de app en het feit dat zij de vrijheid hadden zich te laten vervangen, zijn geen reden om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken. Volgens de Hoge Raad moeten deze argumenten worden bezien in de context van alle omstandigheden. In deze situatie wegen de aspecten die wél op een dienstbetrekking wijzen zwaarder dan de vrijheden die minder op een dienstbetrekking wijzen. Er is dus sprake van een dienstbetrekking; wezen gaat voor schijn.

Welke omstandigheden noemt de Hoge Raad?

Om het onderlinge verband van alle genoemde omstandigheden te bepalen gaat de Hoge Raad uit van een zogenaamde holistische benadering, waarbij gekeken moet worden naar diverse gezichtspunten. Van belang kunnen onder meer zijn:

  • De aard en duur van de werkzaamheden.
  • De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald.
  • De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht.
  • Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren.
  • De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen.
  • De wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd.
  • De hoogte van deze beloningen.
  • De vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het verwerven van een reputatie, acquisitie, fiscale behandeling,  voor wie hij werkt of heeft gewerkt (-gelet op het aantal opdrachtgevers) en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Wetgever aan zet

Het is nu aan de wetgever om een en ander tot uitdrukking te brengen in nieuwe wetgeving. Met name de nadere invulling van het begrip ‘organisatorische inbedding’ is van belang voor bedrijven die werken met zzp’ers die werkzaamheden verrichten die tot de normale bedrijfsvoering behoren.

Wat betekent dit voor u?

Het arrest van de Hoge Raad heeft mogelijk ook gevolgen voor uw organisatie. Er zal in de regel eerder sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Op basis van alle omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Inbedding van het werk in de organisatie van de opdrachtgever is slechts één van deze omstandigheden maar neemt geen bijzondere positie in.

Nieuw is dat in deze toets meer aandacht besteed lijkt te gaan worden aan de vraag of de werker zich in het maatschappelijk verkeer gedraagt of kan gedragen als ondernemer. Daarnaast zal meer nadruk komen te liggen op hoe partijen in de praktijk werken zoals de aard en duur van de werkzaamheden, beloning en de werkwijze. Aan contractuele bepalingen, die enkel tot doel hebben het bestaan van een arbeidsovereenkomst uit te sluiten wordt dus ook weinig waarde aan gehecht. Daarmee roept dit arrest de vraag op wat dit betekent voor de Wet DBA. De toekomst zal dit uitwijzen.

(Bron: Moore DRV)

Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) groeit al jaren. Echter blijkt uit de praktijk dat aan de snelle groei van zelfstandigen nadelen kunnen kleven. Zo is er sprake van een ongelijk speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Veel zelfstandigen zijn onvoldoende beschermd tegen inkomensschokken door werkverlies of ziekte. Bovendien dragen zelfstandigen relatief beperkter bij aan de financiering van het sociale zekerheidsstelsel. Hierdoor wordt het moeilijker om kwetsbaardere werknemers voldoende bescherming te bieden. Daarnaast komt schijnzelfstandigheid regelmatig voor wat kan leiden tot oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Kortom, er is sprake van onvoldoende balans als het gaat om werken met en als zelfstandige(n).

Maatregelen

Het kabinet wil de balans herstellen door verschillende maatregelen in te voeren om het werken met en als zelfstandige(n) toekomstbestendiger te maken. Voor de zomer van 2022 heeft het kabinet langs drie lijnen maatregelen aangekondigd. Op 16 december 2022 hebben minister Van Gennip (SZW) en staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) een voortgangsbrief gepubliceerd, waarin de huidige stand van zaken ten aanzien van de voorziene maatregelen op het gebied van werken met en als zelfstandige(n) is opgenomen.

Gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen zonder personeel (lijn 1)

Het kabinet heeft al verschillende maatregelen getroffen die bijdragen aan een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen. Zo wordt per 2023 de zelfstandigenaftrek (versneld) afgebouwd en is de fiscale oudedagsreserve uitgefaseerd. Verder wordt in de brief de voortgang beschreven van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, de mogelijkheden voor collectief onderhandelen voor zelfstandigen en de versterking van de positie van zelfstandigen in de Sociaal Economische Raad (SER).

Verduidelijking van regelgeving (lijn 2)

De tweede lijn ziet op het verduidelijken van de regelgeving. Dit richt zich niet alleen op het bieden van bescherming voor diegenen die daar recht op hebben, maar ook op het scheppen van duidelijkheid voor echte zelfstandigen over de ruimte die ze hebben om te ondernemen. Hierin wordt gekeken naar de regels over wanneer als werknemer wordt gewerkt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden. In deze regelgeving wil het kabinet meer duidelijkheid creëren over de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) om werknemers van zelfstandigen te onderscheiden. Dit wil het kabinet bereiken door de regels vanuit de jurisprudentie overzichtelijk samen te brengen door de drie hoofdelementen uit de jurisprudentie in de regelgeving vast te leggen:

  1. Materieel gezag: Worden er instructies gegeven en wordt er toezicht gehouden op het werk?
  2. Inbedding van het werk: Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgever?
  3. Zelfstandig ondernemerschap: Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie?

Deze drie hoofdelementen zullen verder worden ingevuld en uitgewerkt in samenwerking met betrokkenen.

Verder werkt het kabinet aan een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook is voorgesteld in het middellange termijn advies van de SER. Dit rechtsvermoeden richt zich voornamelijk op werknemers met een minder goede onderhandelingspositie en voor wie het lastig kan zijn om hun rechten op te eisen. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werknemer indien hij/zij onder het gestelde uurtarief wordt betaald. Wanneer een werknemer een beroep doet op het rechtsvermoeden, is het aan de werkgever om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Het kabinet streeft ernaar dat voor de zomer van 2023 een conceptwetsvoorstel voor internetconsultatie voorligt. Het plan is dat begin 2024 een wetsvoorstel met uitgewerkte wijzigingen bij de Tweede Kamer is ingediend, zodat de wetgeving voor 1 januari 2025 kan worden gepubliceerd.

Verbetering van de handhaving op schijnzelfstandigheid (lijn 3)

Op dit moment vindt de beoordeling over de kwalificatie arbeidsrelatie voor de loonheffingen plaats binnen de lijnen van het handhavingsmoratorium. Dit houdt in dat corrigerend wordt opgetreden bij kwaadwillende onjuiste kwalificaties van de arbeidsrelatie of in gevallen waarbij aanwijzingen van de Belastingdienst, dat er sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd.

Het kabinet streeft ernaar de handhaving binnen korte termijn te versterken en het handhavingsmoratorium op 1 januari 2025 volledig op te heffen.  Het uiteindelijke doel is dat burgers en bedrijven de regels zoveel mogelijk uit zichzelf gaan naleven. Om dit te bereiken gaat de Belastingdienst actief samenwerken en hulp bieden aan partijen die willen en kunnen voldoen aan de fiscale en sociale verplichtingen. Ook komt er meer aandacht voor dossiers waar onzekerheid over de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie bestaat.

Tot slot wil het kabinet via een werkprogramma de specifieke problematiek in sectoren als kinderopvang, onderwijs en de zorg aanpakken. De werkdruk in deze sectoren kan mensen er namelijk toe bewegen om zzp’er te worden, wat op zijn beurt kan leiden tot meer werkdruk bij de werknemers in dienst. Het kabinet zal daarom voor deze sectoren de samenhang tussen de generieke maatregelen en de sectorspecifieke maatregelen voor onderwijs, zorg en kinderopvang nadrukkelijk bewaken. Indien nodig worden aanvullende maatregelen genomen, waarbij ook oog is voor het belang van goed werkgeverschap in die sectoren.

(Bron: Van Oers)

Het kabinet wil de wet DBA vervangen. De nieuwe wet, die opdrachtgevers en -nemers meer duidelijkheid moet bieden wanneer er wel of niet sprake is van een dienstbetrekking, treed naar verwachting pas veel later of misschien wel helemaal niet in werking. Punten waar op dit moment aan gewerkt wordt zijn:

Opdrachtgeversverklaring via webmodule

In deze nieuwe wet wordt bepaald via een webmodule, waarin diverse vragen over de aard van de arbeidsrelatie worden gesteld, of er al dan niet “buiten” dienstbetrekking wordt gewerkt. Voorwaarde is uiteraard wel dat de vragen naar waarheid zijn beantwoord en er daadwerkelijk conform de gegeven antwoorden wordt gewerkt.

Als de werkzaamheden “buiten” dienstbetrekking plaatsvinden geeft de webmodule een ‘opdrachtgeversverklaring’ af. Daarmee krijgen opdrachtgevers zekerheid over het niet hoeven inhouden van loonheffing en premies. De webmodule is naar verwachting eind 2019 gereed.

Gezagscriterium

Een belangrijke voorwaarde voor een dienstbetrekking is het bestaan van een gezagsverhouding. Dit criterium is echter verre van duidelijk. Daarom wordt aan het Handboek Loonheffingen 2019 een verduidelijkende bijlage toegevoegd om deze onduidelijkheid weg te nemen. 

Arbeidsovereenkomst bij laag tarief

Om schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen, ontwikkelt het kabinet ook een wet waarbij zelfstandigen minimaal een uurtarief tussen € 15 en € 18 betaald moeten krijgen. Het is daarbij de bedoeling dat de gesloten overeenkomst van deze groep zelfstandigen wordt omgezet naar een arbeidsovereenkomst.

Dit is echter mogelijk in strijd met Europese regelgeving. Daarom kijkt het kabinet ook naar alternatieven die wél passen binnen de Europese regelgeving. De wet voor laagbetaalde zelfstandigen treedt waarschijnlijk later in werking.

Opt out

Hoger betaalde zelfstandigen kunnen onder de nieuwe wetgeving samen met hun opdrachtgever juist kiezen voor een opt-outregeling. Blijkt achteraf niet aan de voorwaarden voor de opt-out te zijn voldaan, dan kan met terugwerkende kracht worden beoordeeld of sprake is van een dienstbetrekking. De opdrachtnemer die een opt-out verklaring heeft getekend, heeft geen recht op een eventuele uitkering. Ook deze wetgeving gaat naar verwachting later in.

(Bron: DRV)

Na lang wachten is de webmodule gereed die opdrachtgevers helpt te beoordelen of sprake is van een dienstbetrekking of juist niet. De webmodule is geïntroduceerd door de overheid omdat de regels rondom de inhuur van zelfstandigen nog steeds onduidelijk zijn. Deze regels zijn nu opgenomen in de veel besproken wet DBA (Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties). De webmodule die u als opdrachtgever anoniem kunt invullen helpt u om uw (potentiële) arbeidsrelatie te beoordelen.

Pilot zes maanden voor webmodule beoordeling arbeidsrelatie

Op dit moment is de webmodule een pilot. Daardoor heeft de uitkomst nog geen juridische status. De pilot duurt minimaal 6 maanden. De webmodule is de vinden via het Ondernemersplein van de KVK.

Nadat u de vragen in de webmodule heeft ingevuld zijn er 3 mogelijke uitkomsten:

  • Indicatie dat de werkzaamheden buiten een dienstbetrekking kunnen worden uitgevoerd.
  • Indicatie dat sprake is van een dienstbetrekking.
  • Geen oordeel mogelijk op grond van de gegeven antwoorden.

Voorlopig geen handhaving op de Wet DBA

Tot oktober 2021 zal geen handhaving op de Wet DBA (Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties) plaatsvinden, tenzij sprake is van kwaadwillendheid of een verzoek van de belastingdienst om de arbeidsrelatie als dienstbetrekking aan te merken niet wordt uitgevoerd.

(Bron: DRV)

Sinds 2016 is de Verklaring Arbeidsrelatie vervangen door de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie. Hoewel sommige zzp’ers zich afvragen of dit een verbetering is, gaf de Verklaring Arbeidsrelatie ook niet altijd zekerheid. Zeker niet als de aanvrager fouten had gemaakt bij het aanvragen van deze verklaring.

Een vrouw werkte in de jaren 2012 en 2013 als ziekenverzorgende. Zij verrichtte deze werkzaamheden uitsluitend via aangewezen zorginstellingen. De vrouw had voor 2012 en 2013 om een Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-WUO) gevraagd. De Belastingdienst verleende de vrouw voor deze jaren een VAR-WUO. Maar bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2012 en 2013 nam de inspecteur toch het standpunt in dat de vrouw geen ondernemer was. De vrouw begon daarop een beroepsprocedure.

Geen ondernemerschap

Hof Arnhem-Leeuwarden stelt ten eerste dat de vrouw geen ondernemer was.  De eindverantwoordelijkheid voor de te verlenen zorg lag namelijk bij de zorginstellingen. Deze zorgaanbieders hadden daardoor een instructiebevoegdheid. Ook kon de vrouw zich niet zonder toestemming van de zorgaanbieder laten vervangen. Zij lijkt evenmin enig ondernemersrisico te lopen.

VAR wekt geen vertrouwen

Vervolgens stelt de vrouw dat de afgegeven VAR-WUO bij haar te honoreren vertrouwen heeft opgewekt. Omdat de VAR-beschikkingen niet zijn herzien, moet de inspecteur bewijzen dat dit vertrouwen niet is opgewekt. Hij doet dit door erop te wijzen dat de vrouw een vraag in het aanvraagverzoek voor de VAR fout heeft beantwoord. Zij heeft namelijk ten onrechte ingevuld dat zij zich zonder toestemming kon laten vervangen. Bovendien heeft zij in de aanvraag voor 2013 aangegeven dat zij haar werkzaamheden voor 50% via bemiddeling verricht. In werkelijkheid is dat 100%. Daardoor heeft de Belastingdienst een verkeerde voorstelling van zaken gekregen. Onder deze omstandigheden wekt een VAR geen te honoreren vertrouwen op, zo oordeelt het hof. Het hof oordeelt dat de vrouw resultaat uit overige werkzaamheden heeft genoten.

(Bron: Taxence)

Het kabinet vindt het nodig om de arbeidsmarkt (op verschillende punten) te hervormen om onder meer duidelijkheid te creëren over de kwalificatie van de arbeidsrelatie en te komen tot een gelijker speelveld op het gebied van fiscaliteit, sociale zekerheid en arbeidsrecht. Het huidige kabinet zal daartoe een eerste stap maken, maar de echte veranderingen worden overgelaten aan het volgende kabinet. In dit artikel informeren wij u over de stand van zaken met betrekking tot het werken met zelfstandigen, gelet op de recente ontwikkelingen en voor zover het de loonheffingen aangaat.

Wetsvoorstellen ‘Minimumtarief voor zelfstandigen’ en ‘Zelfstandigenverklaring’ worden niet verder uitgewerkt

Het ‘Wetsvoorstel Minimumtarief voor zelfstandigen’ en het ‘Wetsvoorstel Zelfstandigenverklaring’ heeft gezorgd voor vele reacties vanuit het veld. De gekozen maatregelen zouden grote administratieve lasten met zich meebrengen, voor veel onduidelijkheid zorgen, geen draagvlak hebben en niet uitvoerbaar en handhaafbaar zijn voor de uitvoerende instanties. Het kabinet heeft aangegeven dat het niet goed mogelijk is om tegemoet te komen aan de bezwaren zonder tegelijkertijd fors afbreuk te doen aan de effectiviteit van de maatregelen. Een goed alternatief is niet voorhanden. Dit alles in acht nemende, heeft het kabinet doen besluiten de wetsvoorstellen niet verder uit te werken.

Webmodule

De plannen met betrekking tot de webmodule blijven in stand. Met de webmodule ontwikkelt het kabinet een instrument om opdrachtgevers duidelijkheid en waar mogelijk zekerheid te geven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen.

Als uit de beantwoording van de vragen in de webmodule volgt dat buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, dan ontvangt de opdrachtgever een zogeheten opdrachtgeversverklaring. Met deze opdrachtgeversverklaring krijgt de opdrachtgever zekerheid dat een bepaalde opdracht buiten dienstbetrekking (en buiten fictieve dienstbetrekking) kan worden uitgevoerd. Voor deze opdracht heeft de opdrachtgever zekerheid dat geen loonheffingen hoeft te worden ingehouden en/of afgedragen. De vrijwaring geldt uiteraard alleen voor zover de vragen in de webmodule naar waarheid zijn ingevuld en er in de praktijk dienovereenkomstig wordt gewerkt. Wordt een indicatie dienstbetrekking afgegeven, dan heeft dit geen rechtsgevolgen. Echter, de kans dat daadwerkelijk sprake is van een dienstbetrekking is reëel en de opdrachtgever doet er dan ook verstandig aan om bij een indicatie dienstbetrekking te onderzoeken of de wijze waarop de arbeidsverhouding is vormgegeven, moet worden herzien. Als de webmodule geen oordeel kan geven, kan de opdrachtgever gebruik maken van de andere instrumenten die duidelijkheid geven over de aard van de arbeidsrelatie.

Opdrachtgevers worden niet verplicht de webmodule te gebruiken, omdat de webmodule bedoeld is als hulpmiddel voor opdrachtgevers die twijfelen aan de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Er is geen registratie van afgegeven opdrachtgeversverklaringen, omdat de webmodule anoniem wordt ingevuld.

Pilot webmodule

De webmodule is nog niet definitief. Naar verwachting start op 11 januari 2021 een pilot. In de zomer van 2021 kan dan vervolgens een evaluatie van de pilot plaatsvinden en een beslissing worden genomen over het verdere vervolg van de webmodule. Na afloop van de pilot webmodule beslist het kabinet op welk moment de handhaving (gefaseerd) wordt opgestart, op z’n vroegst is dat 1 oktober 2021.

Handhaving en toezicht

De Belastingdienst houdt toezicht op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. De uitvoering hiervan geschiedt binnen de kaders van het handhavingsmoratorium. De Belastingdienst kan onder het handhavingsmoratorium alleen handhaven (naheffingsaanslagen en/of boetes opleggen) als er sprake is van kwaadwillendheid of indien aanwijzingen niet binnen een redelijke termijn zijn opgevolgd.

De looptijd van het toezichtsplan is inmiddels verlengd tot 1 januari 2022.

Modelovereenkomsten

De modelovereenkomsten kunnen voorlopig nog worden gebruikt en verlengd worden als dat nodig is. Of deze overeenkomsten blijven bestaan, wordt nog bekeken. 

(Bron: BDO)

Als zzp’er kunt u, naast uw reguliere werkzaamheden, een extra parttimebaan in loondienst hebben. Soms kunt u deze extra inkomsten via de absorptieregeling onder de winst van uw bedrijf scharen. Handig om bijvoorbeeld te voldoen aan het urencriterium. In dit artikel vertellen we u alles wat u moet weten over de absorptieregeling, zoals wanneer u deze kunt toepassen en wat de voordelen zijn.

Fiscale voordelen via de absorptieregeling

Met de absorptieregeling kunt u looninkomsten onder voorwaarden als winst aanmerken. Het voordeel hiervan is, dat hierdoor de fiscale voordelen met betrekking tot de winst ook op uw looninkomsten van toepassing zijn. Denk daarbij aan de mkb-vrijstelling, zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.

Samenhang werkzaamheden vereist voor absorptieregeling

Looninkomsten mogen echter alleen als winst worden aangemerkt, indien voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Zo moet er om te beginnen een nauwe samenhang bestaan tussen de werkzaamheden in dienstbetrekking en die als ondernemer. Is die er niet, dan kunt u de absorptietheorie niet toepassen.

Inkomsten uit loon lager dan winst

Verder is vereist dat de looninkomsten een ondergeschikte plaats innemen ten opzichte van de winst van uw bedrijf. Wanneer dit het geval is, staat nergens zwart op wit, maar de inkomsten uit de dienstbetrekking moeten in ieder geval fors minder zijn dan de winstinkomsten.

Tip! Voldoet u aan alle voorwaarden voor de absorptieregeling? Dan werkt dit positief door in het urencriterium. De in loondienst gewerkte uren tellen dan namelijk hiervoor mee.

Acteur vangt bot bij toepassen absorptieregeling

Onlangs wilde een acteur de absorptieregeling toepassen, maar de fiscus en ook de rechtbank Noord-Holland gingen hiermee niet akkoord. De looninkomsten van de acteur bedroegen in het jaar namelijk € 46.850, terwijl het winstinkomen bijna € 55.000 bedroeg. Volgens de rechtbank waren de looninkomsten niet van bijkomstige aard, en namen deze geen onderschikte plaats in ten opzichte van de werkzaamheden in het kader van de onderneming.

Meer bekendheid absorptieregeling door coronacrisis

De absorptieregeling is vrij onbekend, maar daar kan vanwege de coronacrisis zomaar verandering in komen. Zzp’ers zullen momenteel soms vanwege de onzekere toekomst (parttime) een dienstbetrekking vervullen. Ze zullen dan vanwege de fiscale faciliteiten deze inkomsten het liefst als onderdeel van de winst aan willen merken.

Let op! Houd er rekening mee dat de werkzaamheden in loondienst moeten samenhangen met de werkzaamheden die u verricht in de onderneming én dat de looninkomsten ondergeschikt moeten zijn.

Bent u ondernemer, heeft u relatief kleine looninkomsten naast uw winst uit onderneming en wilt u gebruik maken van deze mogelijkheid? Laat u goed adviseren over de mogelijkheden!

(Bron: DRV)