All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag

De fiscale definitie van het partnerbegrip wordt bepaald door de wet, niet door de wijze waarop de belastingplichtigen hun gezinsleven vormgeven, concludeert Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De zaak (1 november 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:6321) verloopt als volgt. Man en vrouw zijn gehuwd, maar leven in twee aparte woningen en staan op twee aparte adressen ingeschreven in de basisadministratie. Zij voeren ieder een eigen huishouding. Zij hebben geen verzoek ingediend tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed.

Man en vrouw doen voor het jaar 2018 apart van elkaar aangifte inkomstenbelasting. Zowel de man als de vrouw geven de woning waar ze verblijven op als eigen woning. De inspecteur stelt dat sprake is van fiscaal partnerschap en dat daarom maar sprake kan zijn van één eigen woning op grond van art. 3.111 lid 8 Wet IB 2001. Omdat de man eerder aangifte heeft gedaan geldt zijn woning als eigen woning.

Omdat er geen keuze is gemaakt hoe groot ieders aandeel is in de eigen woning wordt dit volgens art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 bepaald op 50% voor de man en 50% voor de vrouw. De man is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat sprake is van een individuele belastingplicht bij een gescheiden huishouden en geeft aan dat het doel van het huwelijk puur is ingegeven door de zorgplicht voor het in standhouden van elkaars grafrechten na overlijden.

De rechtbank volgt de inspecteur. Man en vrouw zijn met elkaar gehuwd. Op grond van de bepalingen van art. 5a lid 1 en 4 AWR en art. 1.2 Wet IB 2001 zijn de man en de vrouw fiscaal partner.

Belang voor de praktijk

Voor de belastingheffing geldt als beginsel wat er in de wet staat. Al geeft een belastingplichtige een andere invulling aan het begrip huwelijk dan te doen gebruikelijk, dan nog heeft hij zich te schikken naar de uitgangspunten die de wetgever heeft gekozen en de fiscale rechtsgevolgen die hieraan zijn verbonden.

Over de rechtvaardiging hiervan is eerder al een procedure gevoerd, Hoge Raad 13 april 2018. Volgens deze uitspraak is het niet aan de rechter om te treden in de politieke afwegingen en keuzes van de wetgever, en de rechter mag de innerlijke waarde of billijkheid van de wet niet beoordelen (art. 11 Wet algemene bepalingen).

Het is natuurlijk de vraag of de zorgplicht voor het in standhouden van de grafrechten niet op andere wijze had kunnen worden ingevuld.

Onderneemt u vanuit meerdere bv’s? Dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv’s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid mogelijk. De voorwaarden luisteren nauw en alhoewel een fiscale eenheid zeker voordelen kent, zijn er ook enkele belangrijke nadelen. In dit uitgebreide artikel komt zowel de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting als de fiscale eenheid in de omzetbelasting aan bod.

Fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Op verzoek kan een holding (moedervennootschap) samen met een of meer dochtervennootschappen (werk-bv’s) voor de vennootschapsbelasting worden aangemerkt als een fiscale eenheid. Juridisch blijven de vennootschappen gescheiden, maar fiscaal worden zij gezien als één belastingplichtige. De resultaten van de dochtervennootschap(pen) worden namelijk toegerekend aan de moedervennootschap.

Let op! Een verzoek om een fiscale eenheid moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst. Hiervoor moeten een aantal formulieren worden ingevuld. Het verzoek moet binnen drie maanden na de gewenste ingangsdatum zijn ingediend.

Voorwaarden aangaan fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Niet alle bv’s kunnen zomaar een fiscale eenheid met elkaar vormen. Er gelden een aantal eisen:

  • De moedervennootschap bezit ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van het nominaal gestorte aandelenkapitaal van de dochtervennootschap. Dit aandelenbezit vertegenwoordigt ten minste 95% van de statutaire stemrechten in de dochtervennootschap. In alle gevallen geeft het aandelenbezit recht op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% van het vermogen van deze dochtervennootschap.
  • De boekjaren van de deelnemende bv’s moeten samenvallen. Er geldt een uitzondering wanneer een bv in de loop van het jaar wordt opgericht.
  • Alle deelnemende bv’s moeten dezelfde winstbepalingsregels hanteren.
  • Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Let op! Doordat de moedervennootschap ten minste 95% van het gehele juridische en economische eigendom van de aandelen in de dochtervennootschap moet bezitten, is het niet mogelijk om een fiscale eenheid te vormen als de aandelen in de dochtervennootschap zijn ondergebracht en gecertificeerd in een Stichting Administratiekantoor (STAK).

Het is ook mogelijk om in bepaalde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid te vormen tussen Nederlandse vennootschappen. Zo is bijvoorbeeld een fiscale eenheid mogelijk tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij, wanneer de tussenliggende dochtermaatschappij is gevestigd in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland of Liechtenstein. Ook kunnen twee in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met elkaar een fiscale eenheid aangaan als de moedermaatschappij is gevestigd in de EU of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein.

Einde fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Een fiscale eenheid eindigt uiteraard automatisch als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Zo eindigt de fiscale eenheid bijvoorbeeld als de moedervennootschap een deel of alle aandelen in de dochtervennootschap verkoopt en daardoor minder dan 95% van de aandelen bezit. Ook op gezamenlijk verzoek van de moedervennootschap en de dochtervennootschap kan een fiscale eenheid worden verbroken (ontvoeging). Verbreking kan niet eerder plaatsvinden dan op de datum van het verzoek aan de Belastingdienst (dus niet met terugwerkende kracht). Door liquidatie en vereffening van een vennootschap binnen de fiscale eenheid, komt de fiscale eenheid ten aanzien van de vereffende vennootschap uiteraard ook ten einde. Dit wordt formeel echter niet aangemerkt als een ontvoeging. Dat is van belang, omdat sommige antimisbruikmaatregelen alleen in werking treden bij een ontvoeging en dus niet bij een vereffening.

Voordelen fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent enkele belangrijke voordelen. We noemen hier een aantal voordelen. Zo kunnen verliezen en winsten direct onderling worden verrekend.

Let op! Dit voordeel is minder groot geworden, omdat de voorwaartse verliesverrekening per 1 januari 2022 onbeperkt mogelijk is. De verrekening is daarnaast beperkt tot maximaal € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van € 2 miljoen kan dus € 1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor de voorwaartse als de achterwaartse verliesverrekening. De achterwaartse verliesverrekening is één jaar gebleven.

Ook kan er zonder fiscale gevolgen tussen de bv’s ‘geschoven’ worden met activa waarop een stille reserve rust. Reorganisatie is daardoor onder voorwaarden binnen de fiscale eenheid zonder belastingheffing mogelijk en is er geen winstneming op transacties binnen de fiscale eenheid. Wel geldt in dergelijke gevallen de voorwaarde dat de fiscale eenheid zes jaar (soms drie jaar) in stand moet blijven. Anders kan mogelijk alsnog belastingheffing over de stille reserves plaatsvinden.

Tip! Bij een fiscale eenheid hoeft er maar één aangifte vennootschapsbelasting in worden gediend.

Nadelen fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Naast voordelen zijn er ook een aantal belangrijke nadelen. Er kan bijvoorbeeld maar eenmaal geprofiteerd worden van het 15%-vennootschapsbelastingtarief over de eerste € 395.000 belastbare winst (tarieven 2022). Over het meerdere is 25,8% belasting verschuldigd. Zijn er binnen de fiscale eenheid meerdere bv’s met een winst boven de € 395.000, dan wordt er dus maar één keer gebruik gemaakt van het 15%-tarief.

Let op! Ook voor de investeringsaftrek kan een nadeel optreden. Deze wordt namelijk beperkt doordat de investeringen van alle deelnemende bv’s bij elkaar worden opgeteld. Hierdoor bereikt de fiscale eenheid eerder de grenzen waarbij de investeringsaftrek gelijk blijft, respectievelijk afneemt of er zelfs helemaal geen recht meer op bestaat. Alleen bij investeringen door de individuele bv’s van niet meer dan € 2.400 per jaar kan een voordeel ontstaan. Ook kan een voordeel ontstaan als  binnen de fiscale eenheid onderling investeringsgoederen aan elkaar ter beschikking worden gesteld.

Een ander belangrijk nadeel is dat iedere bv hoofdelijk aansprakelijk is voor de totale belastingschuld van de fiscale eenheid. De bv is dus niet alleen aansprakelijk voor het gedeelte van de vennootschapsbelastingschuld dat betrekking heeft op de winst die zij zelf heeft behaald.

Verder kunnen bij het verbreken van de fiscale eenheid problemen ontstaan. Zo zal in bepaalde gevallen moeten worden afgerekend over de meerwaarde van activa. Ook de verrekening van verliezen van voor en na de fiscale eenheidsperiode met winsten uit deze periode is aan beperkingen gebonden.

Een nadeel kan verder optreden als binnen de fiscale eenheid één onderdeel failliet gaat. De onbetaalde schulden kunnen tot belaste winst binnen de fiscale eenheid leiden, omdat deze anders onbelast zouden blijven.

Fiscale eenheid in de omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent zo haar eigen regels. Voor het vormen van een fiscale eenheid gelden de volgende voorwaarden:

  • Alle deelnemers moeten in beginsel btw-ondernemer zijn.
  • Alle deelnemers moeten in Nederland wonen of gevestigd zijn of een vaste inrichting in Nederland hebben.
  • Alle deelnemers moeten op financieel, organisatorisch en economisch gebied dusdanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen. Op financieel gebied betekent dit dat meer dan 50% van de aandelen van elk van de vennootschappen direct of indirect in dezelfde handen is. Van organisatorische verwevenheid is sprake als de vennootschappen onder één overkoepelende leiding staan. Economische verwevenheid wil zeggen dat de deelnemers bijvoorbeeld een gemeenschappelijke klantenkring hebben of dat de ene vennootschap in belangrijke mate aanvullende activiteiten verricht voor de andere vennootschap.

Tip! Het is ook mogelijk om een fiscale eenheid te vormen met een andere rechtsvorm, bijvoorbeeld een cv of een stichting, maar ook met een natuurlijk persoon. Zo kan er dus een fiscale eenheid bestaan tussen de bv en haar directeur-grootaandeelhouder (dga) als deze dga bijvoorbeeld een pand verhuurt aan zijn bv.

Aangaan fiscale eenheid in de omzetbelasting

Indien wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden, bestaat de fiscale eenheid automatisch. De Belastingdienst hoeft daarvoor niet per se een beschikking af te geven. Er moet dan toch al worden gehandeld als fiscale eenheid. Op verzoek kunnen vennootschappen ook een beschikking voor de fiscale eenheid vragen aan de Belastingdienst. De belastinginspecteur kan ook op eigen initiatief een fiscale eenheid vaststellen. In allebei de gevallen zal de inspecteur een beschikking afgeven en staat de fiscale eenheid als zodanig bij de Belastingdienst geregistreerd.

Tip! Indien twijfel bestaat of er wel of niet wordt voldaan aan de voorwaarden terwijl de fiscale eenheid wel wenselijk is, is het verstandig om de fiscale eenheid bij beschikking te laten vaststellen.

De voor- en nadelen fiscale eenheid omzetbelasting

De fiscale eenheid in de omzetbelasting kent als belangrijk voordeel dat de deelnemende vennootschappen geen btw betalen over onderlinge leveringen van goederen en diensten. Dit kan financieel voordelig zijn, als zonder fiscale eenheid de door een van de vennootschappen in rekening gebrachte btw bij de andere vennootschap niet (volledig) aftrekbaar zou zijn. Bijvoorbeeld omdat die andere vennootschap btw-vrijgestelde prestaties verricht.

Ook hoeft er maar één btw-aangifte te worden gedaan. Niet iedere vennootschap hoeft dus meer apart een aangifte omzetbelasting te doen. Als dit wenselijk is, kan dat overigens wel. Er vindt dus een (gecombineerde) aangifte op naam van de fiscale eenheid plaats. De fiscale eenheid krijgt één btw-nummer.

Op het moment dat gekozen is om namens de fiscale eenheid één btw-aangifte te doen, heeft dit ook gevolgen voor de ICP-aangifte. Bij keuze voor één btw-aangifte is ook maar één ICP-aangifte vereist. Let wel, het is in deze situatie noodzakelijk, middels een formulier van de website van de Belastingdienst, de intracommunautaire verwervingen en diensten per onderdeel van de fiscale eenheid te specificeren.

Let op! Op facturen moeten de individuele vennootschappen gewoon het eigen btw-nummer vermelden, niet het nummer van de fiscale eenheid.

Een belangrijk nadeel is dat alle deelnemende vennootschappen in de fiscale eenheid hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid te betalen btw. Dit geldt echter pas zodra een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst. Zo is het dus mogelijk om te handelen als fiscale eenheid zonder beschikking, zodat ook geen onderlinge aansprakelijkheid bestaat. Wel zal het bestaan van de fiscale eenheid dan eerder onder de aandacht van de Belastingdienst komen, waardoor de Belastingdienst uit zichzelf een beschikking kan afgeven. Daarom kan het soms verstandig zijn om – ondanks dat aan de voorwaarden is voldaan – toch niet als fiscale eenheid te handelen (mits er geen beschikking is uiteraard).

Let op! Omdat de fiscale eenheid in de omzetbelasting van rechtswege bestaat als wordt voldaan aan de voorwaarden, kan een fiscale eenheid niet op verzoek worden verbroken. Er vindt pas een verbreking plaats zodra niet meer wordt voldaan aan een of meerdere van de drie verwevenheden.

Tip! Voldoet een van de vennootschappen niet meer aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid, meld dit dan zo snel mogelijk bij de Belastingdienst. Die vennootschap kan dan niet langer deel uitmaken van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Zonder melding is de fiscale eenheid wel verbroken, maar blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de btw-schulden bestaan.

(Bron: Abab)

Bent u aanmerkelijkbelanghouder in een bv en wilt u geld uitkeren aan uzelf? Dat kan, bijvoorbeeld door het uitkeren van dividend door de bv aan u in privé. Daar zitten wel wat haken en ogen aan. De mogelijkheden én aandachtspunten op een rij.

Tarief box 2 inkomstenbelasting

Als de bv dividend uitkeert aan u als aanmerkelijkbelanghouder (aandelenbelang van minstens 5%), dan moet u in box 2 inkomstenbelasting betalen over dit dividend. Het tarief in box 2 blijft in 2023 gelijk aan het tarief in 2022. Keert u in 2023 dividend uit naar privé, dan betaalt u daarover een tarief van 26,9%.

Let op: houd bij het uitkeren van dividend altijd de wettelijke regels in de gaten. Denk bijvoorbeeld aan de uitkeringstoets, die zeker nu, tijdens de coronacrisis, extra aandacht behoeft. Om aansprakelijkheid van u als aandeelhouder en/of bestuurder te voorkomen, is het belangrijk deze uitkeringstoets zorgvuldig uit te voeren en dit goed vast te leggen.

Plannen om uw bv op te heffen?

Heeft u een bv en overweegt u om deze te ontbinden? Dan is de liquidatie-uitkering die u daarbij ontvangt van uw bv, net als een dividend, belast met inkomstenbelasting in box 2.

Inkopen van eigen aandelen

Ook als uw bv haar eigen aandelen inkoopt, leidt dit voor u als aandeelhouder tot belastingheffing in box 2. Het verschil tussen de economische waarde van de ingekochte aandelen en het gemiddeld op de aandelen gestorte kapitaal is belastbaar.

Wet excessief lenen

Op 1 januari 2023 trad de Wet excessief lenen in werking. Deze wet moet het voor aanmerkelijkbelanghouders (dga’s) onaantrekkelijk maken om overmatig te lenen bij hun eigen bv. Alle schulden aan uw bv – met uitzondering van bepaalde eigenwoningschulden – worden boven een drempelbedrag van € 700.000 belast in box 2 van de inkomstenbelasting (dus alsof er sprake is van een dividenduitkering). Het drempelbedrag geldt voor fiscale partners samen en niet per persoon. De eerste peildatum is 31 december 2023. Tip: breng vóór deze datum de schulden aan uw bv zoveel mogelijk terug, zo mogelijk tot onder het bedrag van € 700.000.

Voorlopige aanslag aanpassen

Keert uw bv dividend uit? Dan moet uw bv daarop 15% dividendbelasting inhouden én afdragen aan de Belastingdienst. Omdat u over het dividend in privé 26,9% inkomstenbelasting verschuldigd bent in 2023, moet u per saldo nog bijna 12% van het uitgekeerde (bruto) dividend bijbetalen. De door de bv afgedragen dividendbelasting mag u namelijk verrekenen met uw inkomstenbelasting in box 2. Zorg ervoor dat uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting tijdig wordt aangepast. Zo voorkomt u dat u belastingrente verschuldigd bent over de later bij te betalen inkomstenbelasting.

(Bron: Abab)

De betaalpauze van 3 maanden, voor het aflossen van de opgebouwde belastingschuld in verband met corona, is onlangs verlengd naar zes maanden. Lees hier wat dit voor jou betekent.

Vanaf 1 oktober 2022 moeten bedrijven starten met het aflossen van hun opgebouwde belastingschuld in verband met corona. Besloten was dat, onder voorwaarden, een betaalpauze van drie maanden kan worden ingelast. Deze betaalpauze is onlangs verlengd naar zes maanden.

Aflossen

Het aflossen van de belastingschuld moet in beginsel plaatsvinden vanaf 1 oktober 2022 in zestig maandelijks gelijke termijnen. Dat betekent dat de schuld in vijf jaar moet zijn afgelost.

Tip! Voor sommige bedrijven staat de Belastingdienst, onder voorwaarden, een termijn van zeven jaar toe.

Jacqueline RijsbergenSenior belastingadviseur

 0528-355234 jacqueline.rijsbergen@jonglaan… Bezoek Linkedln paginaE-mail Jacqueline

Deel deze pagina

whatsapp
linkedin
facebook
twitter
email

Versoepelingen

Op verzoek is het, onder voorwaarden, ook mogelijk om de schuld per kwartaal af te lossen. Daarnaast kan de ondernemer eenmalig schriftelijk verzoeken om een betaalpauze. Deze betaalpauze bedroeg in eerste instantie maximaal drie maanden, maar is onlangs verlengd naar maximaal zes maanden.

Voorwaarden betaalpauze zes maanden

Voorwaarden voor de betaalpauze van maximaal zes maanden is dat uit het schriftelijke verzoek blijkt waaruit de aflossingsproblemen bestaan. Daarnaast moeten vanaf 1 april 2022 alle reguliere belastingschulden op tijd zijn voldaan.

Let op! De termijn waarbinnen moet zijn afgelost, wordt door de betaalpauze niet verlengd. Dit betekent dat na de betaalpauze de maand- of kwartaalbedragen verhoogd worden.

Digitaal

Staatsecretaris Van Rij heeft toegezegd dat verzoeken om gebruik te maken van de versoepelingen vanaf november 2022 via een digitaal loket bij de Belastingdienst kunnen worden ingediend. Hij gaf verder aan dat de wens van verdergaande digitalisering voor de toekomst hoog op de agenda staat.

(Bron: De Jong en Laan)

Op 24 december 2021 zette de Hoge Raad met een verrassend arrest een streep door de spaartaks. Er mag niet over méér worden geheven dan over het werkelijk genoten rendement. Bezwaarmakers kregen gelijk en (mogelijk) recht op vermindering, afhankelijk van de omstandigheden. Nu is er ook een antwoord op de vraag hoe de Belastingdienst omgaat met de niet-bezwaarmakers.  

Hebben niet-bezwaarmakers recht op vermindering? 

Kunnen spaarders ook geld terugkrijgen als ze niet binnen 6 weken bezwaar tegen de betreffende aanslag inkomstenbelasting hebben gemaakt? Formeel kan dat niet, maar in de wet staat dat je wel ambtshalve vermindering van de aanslag kan aanvragen tot 5 jaar na afloop van het betreffende jaar. De vraag was of dat voor vermindering van de heffing in box 3 ook zou kunnen werken. 

De Hoge Raad heeft dit jaar echter beslist dat de Belastingdienst een verzoek om ambtshalve vermindering van een te hoge aanslag over box 3 niet hoeft toe te kennen. Het gevolg van dit arrest is dat de overheid juridisch niet verplicht is om niet-bezwaarmakers tegemoet te komen voor de (achteraf) te hoge heffing over het box 3 vermogen. Dit arrest maakt ook duidelijk dat een verzoek om ambtshalve vermindering om een tegemoetkoming te krijgen, weinig zin heeft. 

Verschillende opties voor compensatie 

Staatssecretaris van Rij heeft verschillende opties in kaart gebracht om mensen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3 toch tegemoet te komen. Dit ging om de volgende mogelijkheden: 

  • Volledige tegemoetkoming voor niet-bezwaarmakers of; 
  • Gedeeltelijke tegemoetkoming voor niet-bezwaarmakers, waarbij verschillende mogelijkheden zijn uitgewerkt 

Het volledig tegemoetkomen van de niet-bezwaarmakers kost ongeveer 7 miljard euro.  

Definitief geen compensatie 

De Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft rond Prinsjesdag een Kamerbrief gepubliceerd waarin hij uitgebreid ingaat op de overwegingen van het kabinet bij het besluit om geen tegemoetkoming te bieden aan niet-bezwaarmakers tegen de box 3-heffing. In het kort komt het erop neer dat voor een tegemoetkoming van iedereen met box 3 vermogen geen geld beschikbaar is/kan komen. Alle manieren van een gedeeltelijke compensatie of een compensatie van een specifieke doelgroep is ingewikkeld en zou tot nieuwe procedures kunnen leiden. Gelet op de huidige economische situatie heeft het kabinet daarom besloten om het beperkt beschikbare geld in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht van burgers en om geen herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers. 

Toch ambtshalve vermindering aanvragen? 

Hoewel de Hoge Raad eerder dit jaar heeft beslist dat de Belastingdienst een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag mag afwijzen, is er een kleine kans dat dit gerechtelijke oordeel toch nog wijzigt in een nieuwe procedure. De reden is dat in die procedure niet alle argumenten op tafel zijn gekomen. In een bezwaar- en beroepsprocedure tegen een afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering ontstaat bij de rechter een nieuwe (kleine) kans op succes. 

Heb je geen bezwaar gemaakt en wil je kans op een teruggave houden, overweeg dan om ambtshalve vermindering aan te vragen bij de Belastingdienst. Voor het belastingjaar 2017 is het dan van belang dat je het verzoek voor 31 december 2022 indient. 

(Bron: Alfa)

Heeft u eerder corona-uitstel van betaling gekregen voor uw belastingschulden, dan moet u deze vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden terugbetalen. In een Kamerbrief van 8 september 2022 heeft Staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de vormgeving van versoepelingen van de betalingsregeling van de corona-belastingschuld bekendgemaakt.

Verlenging van vijf naar zeven jaar

Is uw bedrijf verder financieel gezond, maar heeft u alleen te maken met tijdelijke liquiditeitsproblemen, dan kunt u onder voorwaarden een verlenging krijgen van de betalingsregeling van vijf naar zeven jaar.

De voorwaarden worden nog verder uitgewerkt in een beleidsbesluit, maar de verlening geldt in ieder geval niet voor:

  • Bedrijven die gebruik hebben gemaakt van het belastinguitstel, maar er financieel niet slecht voorstaan.
  • Bedrijven die een corona-belastingschuld hebben opgebouwd, maar de jaren voor corona niet of nauwelijks winst hebben gemaakt.
  • Bedrijven met een openstaande corona-belastingschuld lager dan € 10.000.

Als u in aanmerking komt voor een verlenging, dan kunt u een gemotiveerde aanvraag met een liquiditeitsprognose indienen bij de Belastingdienst gedurende de hele looptijd van de betalingsregeling. De schriftelijke onderbouwing wordt zwaarder bij een belastingschuld hoger dan € 50.000.

Flexibilisering

Alle bedrijven en ondernemers, ook die met een belastingschuld lager dan € 10.000, komen in aanmerking voor kwartaalaflossing en een eenmalige betaalpauze van maximaal 3 maanden. Het toekennen van een betaalpauze leidt niet tot een verlenging van de duur van de betalingsregeling. De resterende termijnen worden dan dus hoger. Verzoeken voor een betaalpauze of kwartaalbetaling worden tijdens de betalingsregeling eenmalig ingewilligd.

TIP U moet invorderingsrente betalen als u een belastingaanslag niet op tijd betaalt. Dat geldt ook voor de openstaande belastingschuld die onder de betalingsregeling valt. De invorderingsrente is in verband met de coronacrisis tijdelijk verlaagd van 4% naar 0,01%. Máár die invorderingsrente gaat nu wel stapsgewijs terug naar het oude niveau. Op 1 juli 2022 is de rente al verhoogd naar 1%. Op 1 januari 2023 vindt een verdere verhoging plaats naar 2%, om vervolgens in 2 stappen uit te komen op 4% op 1 januari 2024.
U hoeft niet vast te houden aan de terugbetaling van de belastingschuld in 60 maanden. Heeft u de mogelijkheid om versneld de schuld af te lossen, dan kan het met het oog op de stijgende invorderingsrente juist voordelig zijn om dat ook te doen.

(Bron: Flynth)

Ouders die na een echtscheiding de zorg voor een of meer kinderen jonger dan 12 jaar verdelen en daarnaast werken, kunnen beiden recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Er wordt dan al snel gesproken over co-ouderschap. De zorg voor het kind of de kinderen moet dan min of meer gelijkelijk tussen beide ouders worden verdeeld. Als dat onvoldoende gebeurt, is er in fiscale zin geen sprake van co-ouderschap en mist een van beide ouders mogelijk de IACK. We zetten hier alles wat u moet weten rondom de IACK op een rij.

Hoeveel bedraagt de IACK

De IACK bedraagt dit jaar 11,45% van uw arbeidsinkomen boven € 5.153, met een maximum van € 2.815 per jaar. U moet wel ten minste € 5.153 verdienen of, wanneer u ondernemer bent, recht hebben op de zelfstandigenaftrek.

Voorwaarden IACK

  • U hebt een kind dat geboren is ná 31 december 2008 en in 2021 minstens 6 maanden is ingeschreven op uw woonadres. Bent u co-ouder? Dan mag uw kind ook zijn ingeschreven op het adres van uw ex.
  • U hebt geen fiscale partner of u hebt minder dan 6 maanden een fiscale partner. Of u hebt langer dan 6 maanden een fiscale partner én u verdient minder dan uw fiscale partner.

Wanneer bent u co-ouder?

U bent in 2021 co-ouder als het kind in een herhalend ritme in totaal minimaal 156 dagen per kalenderjaar bij elke ouder is. Over de verdeling van de zorg is nogal wat te doen geweest, met verschillende rechterlijke uitspraken. Zo gold tot voor kort nog dat het kind minstens drie dagen per week bij een ouder moest verblijven om aan de voorwaarden te voldoen. Die eis is nu versoepeld doordat het aantal dagen op jaarbasis wordt beoordeeld, mits er sprake is van een zekere regelmaat.

Rechtzaak: een dag is écht 24 uur

Eerder kwam een zaak voor de Hoge Raad waarin opnieuw de verdeling van de zorgplicht tussen ouders aan de orde kwam. De ouders in deze zaak hadden een kind van één jaar dat een aantal dagen per week van ’s ochtends 7.30 uur tot ’s avonds 19.30 uur bij de moeder verbleef. Deze merkte dit verblijf aan als één dag, maar de Hoge Raad ging hier niet in mee. De Hoge Raad besliste dat één dag moet worden opgevat als 24 uur. Omdat momenteel de eis gesteld wordt dat een kind minstens 156 dagen per jaar bij een ouder verblijft, is het arrest ook nu nog van belang.

Op de site van de Belastingdienst wordt aangegeven dat ook dagdelen meetellen. Dit komt bijvoorbeeld neer op drie dagen per week. Of de rechter deze uitleg onderschrijft, is nog onzeker.

Tip! Wilt u op zeker spelen, spreek dan een schema af waarbij u uw kind(eren) per jaar ten minste 156 hele dagen van 24 uur verzorgt, in een herhalend ritme.

Tip! Heeft u twee of meer jonge kinderen met uw ex-partner? Door bij ieder (minstens) één kind in te schrijven, voldoet u beiden automatisch aan de voorwaarden zolang het betreffende kind jonger is dan 12 jaar. U hoeft dan niet te voldoen aan de ingewikkelde regels van co-ouderschap.

(Bron: DRV)

Op de portalen van de Belastingdienst en de Douane worden vertrouwelijke gegevens verwerkt. Het is daarom belangrijk dat ondernemers veilig kunnen inloggen op deze portalen. De lidstaten van de EU hebben samen de eIDAS-verordening gemaakt. Hierin staan de eisen voor de betrouwbaarheidsniveaus van inlogmiddelen. De portalen van de Belastingdienst en de Douane moeten worden beveiligd met betrouwbaardere inlogmiddelen, zoals eHerkenning. eHerkenning is vergelijkbaar met DigiD, maar dan voor bedrijven. De Belastingdienst eist eHerkenning met niveau 3 om in te loggen op Mijn Belastingdienst Zakelijk. Het oude ondernemersportaal van de Belastingdienst kan thans nog worden gebruikt voor het indienen van btw-aangiften, maar dit gaat op termijn worden stopgezet.

Om ondernemers tegemoet te komen, komt er een compensatieregeling. Alle organisaties die eHerkenning alléén nodig hebben voor het doen van hun belastingaangiften kunnen gebruikmaken van de regeling. Dit geldt niet voor eenmanszaken. Zij kunnen aangifte doen met DigiD.

Compensatie kosten eHerkenning

De regeling compenseert één eHerkenningsmiddel per organisatie per jaar. De machtiging aan een intermediair wordt niet gecompenseerd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) betaalt de vergoeding van € 24,20 inclusief btw rechtstreeks uit aan de ondernemer die kosten heeft gemaakt voor de aanschaf van het Belastingdienst eH3-inlogmiddel. Het bedrag van de vergoeding is gebaseerd op de laagste prijs in de markt. De vergoeding kan online worden aangevraagd via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Compensatie kosten intermediair of software als geen eHerkenning mogelijk is

eHerkenning kan thans alleen worden aangevraagd door organisaties die in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven. Niet alle belastingplichtigen kunnen zich echter in het Handelsregister inschrijven. Zij kunnen op dit moment dus ook nog geen eHErkenning aanvragen. Wordt er thans loonaangifte of aangifte vennootschapsbelasting gedaan via het oude portaal voor ondernemers van de Belastingdienst en is er geen inschrijving bij KvK waardoor geen eHerkenning kan worden aangevraagd? Dan dient u voorlopig aangifte te doen via een softwarepakket of met behulp van een intermediair. Ook dan is er recht op compensatie van maximaal € 450 inclusief btw per kalanderjaar via Aanvraag Vergoeding kosten aanschaf aangiftesoftware of inhuur intermediair.

Meer algemene informatie is terug te vinden op eHerkenning aanvragen.

(Bron: Van Oers)

Corona: Denk aan tegemoetkoming voor melding betalingsonmacht

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag
Reacties uitgeschakeld voor Corona: Denk aan tegemoetkoming voor melding betalingsonmacht

Bent u bestuurder van een bv of een andere rechtspersoon waarvoor de Nederlandse vennootschapsbelasting geldt? Dan kunt u door de ontvanger van de belastingen aansprakelijk worden gesteld als die rechtspersoon bepaalde belasting- en premieschulden niet betaalt. Om die aansprakelijkheid te voorkomen, moet u normaal gesproken een melding van betalingsonmacht doen. Dan kunt u alleen nog aansprakelijk worden gesteld als de ontvanger aannemelijk maakt dat:

  • er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de drie jaren voorafgaand aan het tijdstip van de melding;
  • En het niet betalen van de belastingen/premies hiervan een gevolg is.

Normaal moet u binnen twee weken na de dag waarop de belasting op de aangifte betaald moet zijn een rechtsgeldige melding doen van betalingsonmacht. Heeft u echter om uitstel van betaling gevraagd in verband met corona, dan is een aparte melding van betalingsonmacht niet nodig.

Achteraf alsnog niet rechtsgeldig geacht

De melding van betalingsonmacht wordt alsnog niet-rechtsgeldig geacht als achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis. Doe bij twijfel dus op de gebruikelijke wijze melding van betalingsonmacht binnen de daarvoor gestelde termijn van twee weken.

Tegemoetkoming alleen bij uitstel vanwege corona

De tegemoetkoming ziet alleen op schulden die meedelen in het bijzonder uitstel van betaling wegens de coronacrisis. Voor nieuw opgekomen schulden na afloop van dat uitstel moet u dus wel tijdig een melding betalingsonmacht doen!

Pensioenpremies

De tegemoetkoming geldt niet voor te betalen pensioenpremies aan een bedrijfspensioenfonds. Kan een BV zijn premies voor het bedrijfspensioenfonds niet voldoen, dan moest/moet daarvoor dus wél ‘gewoon’ een tijdige melding betalingsonmacht worden gedaan.

(Bron: Flynth)

Eén van de belangrijke maatregelen die de overheid heeft getroffen om ondernemingen te helpen tijdens de coronacrisis is een ruimhartig beleid inzake het verkrijgen van uitstel van betaling voor belastingschulden. Daarbij maakt de Belastingdienst onderscheid tussen uitstel voor maximaal drie maanden en uitstel voor langer dan drie maanden.

Kort uitstel (voor drie maanden)

Als u een verzoek tot bijzonder uitstel (i.v.m. corona) doet op of na 12 maart 2020, dan zal de Belastingdienst de invorderingsmaatregelen opschorten voor drie maanden. Dit geldt dan zowel voor aanslagen waar u op dat moment uitstel voor heeft gevraagd, als de aanslagen die in die drie maanden nog extra zijn opgelegd. Het moet daarbij wel gaan om de belastingschulden die voor bijzonder uitstel in aanmerking komen. Dat zijn: loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Vanaf tijdvakken vanaf 1 mei 2020 kunt u als vergunninghouder van personenauto’s ook uitstel van betaling krijgen voor de bpm.

Na afloop van deze drie maanden is het dan in beginsel zo dat u weer aan uw nieuwe betalingsverplichtingen moet gaan voldoen. Het aflossen van de achterstallige schulden moet u doen vanaf 1 oktober 2021 gedurende een periode van maximaal 36 maanden in gelijke termijnen. Uiteraard mag u ook eerder starten met aflossen.

Voor zogenaamde ‘pre corona belastingschulden’ (schulden die nog van voor de corona crisis stammen, waar u wellicht al een afwijkende regeling voor had getroffen) geldt dat deze tijdelijk ‘mee’ mochten gaan in de drie maanden uitstel. Als u geen verlenging heeft aangevraagd, mogen deze pre coronaschulden niet mee worden genomen in de betalingsregeling van 36 maanden, maar moeten dan direct worden voldaan.

U kunt ook uitstel aanvragen voor een langere periode. Dat kunt u nu direct doen, maar u kunt ook nog wachten, als u nog niet weet of u langer uitstel nodig heeft.

NB. Mocht u eerst kort uitstel hebben aangevraagd en toch langer uitstel nodig hebben, dan moet dit  in beginsel worden aangevraagd vóór het aflopen van de drie maandstermijn. Voor het aanvragen van de verlenging van het uitstel is een speciaal digitaal formulier beschikbaar.

Langer dan drie maanden uitstel

Aan uitstel langer dan drie maanden worden meer eisen gesteld dan aan het korte uitstel van drie maanden. Deze voorwaarden zijn:

  • De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.
  • Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan.
  • Er is wel telkens regulier aangifte gedaan.
  • Het uitstel geldt alleen voor de specifieke belastingschulden waarvoor corona-uitstel mogelijk is. 
  • Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist.
  • De ondernemer moet verklaren geen dividenden en bonussen te zullen uitkeren, of eigen aandelen te zullen inkopen.

Omvang totale belastingschuld

Meer of minder dan 20.000 euro
Als de totale belastingschuld minder dan 20.000 euro bedraagt (op het moment van de eerste aanvraag van uitstel), hoeft er geen speciale verklaring bij het verzoek te worden gevoegd. Wel zult u aannemelijk moeten maken dat u aan de overige voorwaarden voldoet, namelijk dat uw betalingsproblemen er (nog steeds) zijn en dat ze hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn veroorzaakt. Het is dus niet zo dat uw problemen alléén door de coronacrisis mogen komen, maar andere redenen mogen dus alleen bijkomstig zijn.

Meer dan 20.000 euro: derde-deskundige verklaring
Is de totale openstaande belastingschuld meer dan € 20.000 ten tijde van het eerste verzoek om uitstel, dan moet een derde deskundige een verklaring verstrekken. In deze verklaring moet het volgende zijn opgenomen:

  • Een verklaring dat aannemelijk is dat sprake is van werkelijke betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel of naar verwachting op korte termijn daarna (met deze korte termijn bedoelt de overheid met name aan te sluiten bij de periode waarin de actuele coronabeperkingen van het kabinet ten aanzien van uw onderneming gelden).
  • Een verklaring dat aannemelijk is dat deze betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan.
  • Een liquiditeitsprognose die volgens de derde-deskundige plausibel is. 

De eerste twee vereisten zullen naar verwachting weinig discussie opleveren. De laatste eis zal het meest lastige zijn om in te vullen. Het zal immers niet altijd meevallen om een plausibele liquiditeitsprognose op te stellen als nog niet duidelijk is wanneer de ondernemer zijn bedrijf weer goed kan opstarten. 

De prognose mag echter worden opgesteld aan de hand van de feiten en omstandigheden die op het moment van het indienen van het verzoek om uitstel van betaling bekend zijn. Enige inschatting zal daarbij altijd onvermijdelijk zijn.

Wie komt in aanmerking als derde-deskundige? 

De verklaring van de derde hoeft geen assuranceverklaring te zijn. De verklaring hoeft niet, maar mag wel door een externe accountant worden opgesteld. Het mag ook gaan om een externe consultant, een externe financier of een brancheorganisatie. Wel is het vanzelfsprekend aan de ontvanger om te beoordelen of de verklaring van voldoende kwaliteit is. 

Zonder meer uitstel, of toch meer voorwaarden?

Het is niet zo dat er altijd automatisch uitstel wordt verleend. In de meeste gevallen zal dat wel het geval zijn, echter kan de ontvanger in bijzondere omstandigheden er toch toe besluiten om geen uitstel te verlenen of al verleend uitstel van betaling in te trekken. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als de ontvanger vreest dat zijn verhaalsmogelijkheden in gevaar komen.
Krijgt u geen uitstel? Neem dan contact met ons op. 

Hoe wordt het lange bijzondere uitstel verder afgewikkeld?

Indien u uitstel heeft voor langer dan drie maanden, geldt dit voor belastingaanslagen die uiterlijk worden opgelegd tot en met 30 juni 2021. Met ingang van 1 oktober 2021 moet u uw nieuwe betalingsverplichtingen hervatten. Ook moet u dan beginnen met het aflossen van de achterstallige schulden. U kunt aflossen gedurende een periode van maximaal 36 maanden in maandelijks gelijke termijnen. Bij verlengd uitstel mag u ook pre coronaschulden meenemen in de betalingsregeling van 36 maanden.

Mocht u de schulden niet binnen deze periode kunnen aflossen, neem dan contact met ons op. Wellicht kan de ontvanger in overleg overgaan tot het toepassen van maatwerk.

(Bron: BDO)