All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting

Van het toegenomen financiële belang van belastingrente voor de heffing van inkomsten- en vennootschapsbelasting – actueel tarief tot 10%! – was u allicht al op de hoogte. Dat belastingrente ook aan de orde kan zijn bij de (na)heffing van omzetbelasting en dus tot significante extra kosten kan leiden, krijgt tot dusver praktisch vaak wat minder aandacht. Met deze bijdrage brengen we daarin graag verandering.

Suppletieplicht

Indien u een verkeerd bedrag aan omzetbelasting in een reguliere aangifte omzetbelasting heeft aangegeven, dient u dat normaal gesproken te corrigeren door het indienen van een suppletieaangifte omzetbelasting (met uitzondering van correcties van per saldo minder dan € 1.000, die u in een eerstvolgende reguliere aangifte kunt corrigeren). Indien u nog een bedrag verschuldigd bent, zal de Belastingdienst hiervoor een naheffingsaanslag opleggen.

Waar u rekening mee moet houden, is dat u over een te betalen bedrag in een naheffingsaanslag belastingrente verschuldigd kunt zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval indien u de suppletieaangifte later indient dan drie maanden na afloop van het jaar waarover u de omzetbelasting verschuldigd bent. De belastingrente wordt berekend vanaf de eerste dag na afloop van het betreffende suppletiejaar tot en met 14 dagen na de datum van de gemoeide naheffingsaanslag. Voor 2024 bedraagt het percentage voor de belastingrente voor de omzetbelasting maar liefst 7,5%.

Gezien de hoogte van dit percentage is het raadzaam om belastingrente zo veel als mogelijk te voorkomen.

Tip: dien uw suppletieaangifte omzetbelasting over 2023 vóór 1 april 2024 in, dan voorkomt u dat u over het verschuldigde bedrag aan omzetbelasting belastingrente moet betalen. Ook het voortvarend voldoen aan overige suppletieverplichtingen, voorkomt het nodeloos oplopen van belastingrentelasten.

Naheffingen

Hoewel ingediende suppleties een veelvoorkomende reden vormen voor het opleggen van naheffingsaanslagen, kunnen die praktisch ook het resultaat zijn van correcties door de Belastingdienst. Onze ervaring bij boekenonderzoeken door de Belastingdienst is dat zij de belastingplichtige bij de aankondiging daarvan verzoeken om geen suppletieaangiften in te dienen, zolang het boekenonderzoek loopt. Hierdoor kan het indienen van een suppletieaangifte en het formaliseren van de daarbij behorende naheffingsaanslag behoorlijke vertraging oplopen; de belastingrente loopt dan al die tijd onnodig op. Ons advies is om in voorkomend geval te overleggen met de Belastingdienst om openstaande suppletieverplichtingen tussentijds toch te mogen indienen ter voorkoming van extra belastingrentelasten.

(Bron: HLB)

Een balansschuld omzetbelasting per einde boekjaar kan tot een naheffingsaanslag omzetbelasting over dat boekjaar ter hoogte van die balansschuld leiden. Alleen een geslaagd beroep op opgewekt vertrouwen kan dit dan voorkomen.

Een vennootschap onder firma (vof) heeft een onderneming voornamelijk bestaande uit de handel in exclusieve gebruikte en nieuwe horloges. De vof koopt de horloges in van ondernemers en particulieren op voornamelijk beurzen in binnen- en buitenland. Daarnaast koopt de vof horloges rechtstreeks in bij ondernemers in Spanje. Na een onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat de vof horloges met Spaanse btw heeft ingekocht in Spanje en in Nederland met de margeregeling heeft verkocht. Dat is niet toegestaan. Begin 2017 heeft de vof met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten over de fiscale gevolgen van het boekenonderzoek voor de jaren 2011 tot en met 2015 met betrekking tot de margeregeling. Uit de aangifte IB/PVV 2017 van een firmant blijkt dat er een balansschuld omzetbelasting van € 23.355 is. De Belastingdienst heeft daarom een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Balansschuld btw is gelijk aan het bedrag van naheffingsaanslag

Bij rechtbank Gelderland is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag is opgelegd op basis van de balansschuld omzetbelasting over 2016, die is opgenomen bij de aangifte IB/PVV 2017 van een van de firmanten. Als de balansschuld juist is, is de naheffingsaanslag ook correct. De firmanten zijn akkoord gegaan met de balansschuld omzetbelasting van eind 2016. Dus de naheffingsaanslag is correct.

Geen opgewekt vertrouwen

Wel geeft de firmant aan dat die dacht dat de balansschuld 2016 ook zou worden afgeboekt net als de schuld van 2015. Dit staat echter niet in de vaststellingsovereenkomst. De firmant kan ook geen beroep doen op opgewekt vertrouwen. De vaststellingsovereenkomst is duidelijk en er is geen enkel ander stuk waaruit zou blijken dat de inspecteur zichzelf heeft verplicht om ook 2016 in de afspraak mee te nemen. Uitlatingen van de adviseur kan de inspecteur ook niet binden.

Mogelijk faillissement van de vof niet relevant

De firmant heeft nog aangegeven dat deze naheffingsaanslag het einde van de vof zou kunnen betekenen. Daarom heeft de rechtbank extra goed gekeken naar mogelijkheden om de aanslag te kunnen verminderen, maar die mogelijkheden heeft de rechtbank niet kunnen vinden. De vof kan eventueel een betalingsregeling met de ontvanger treffen. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

(Bron: Taxence)

Veel activiteiten die vroeger alleen fysiek op locatie plaatsvonden vinden tegenwoordig online plaats. Bijvoorbeeld onderwijs op afstand, maar ook concerten en bijvoorbeeld een museumbezoek. Worden die activiteiten fysiek op locatie verricht dan is btw verschuldigd in het land waar de afnemer fysiek naar toe moet om de dienst af te nemen. Hoe zit dat indien sprake is van online activiteiten? 

Type dienst van belang voor btw-aangifte

Van belang is wat voor soort dienst wordt verricht en of de afnemer een ondernemer of particulier is. Dit artikel gaat over het online verrichten van culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve, vermakelijkheids- en soortgelijke activiteiten

Elektronische diensten

Allereerst is van belang wat voor soort dienst wordt verricht. Indien geen sprake is van interactie en de dienst automatisch wordt verricht via het internet dan zal sprake zijn van een elektronische dienst. Deze dienst is belast daar waar de afnemer is gevestigd. Hierbij kan de dienstverrichter de btw verleggen naar de afnemer (waardoor die afnemer de btw is verschuldigd) indien de afnemer een ondernemer is en hij niet in het land van de afnemer is gevestigd. Is de afnemer een particulier dan is de dienstverrichter de btw verschuldigd. Is hij niet gevestigd in het land van de afnemer dan kan hij de btw in eigen land aangeven via de One Stop Shop. 

Culturele e.d. diensten

Is sprake van interactie dan is geen sprake van automatische dienstverlening en zal van een elektronische dienst waarschijnlijk geen sprake zijn. Culturele e.d. diensten zijn belast daar waar zij materieel worden verricht. Gaat het om een dienst aan een ondernemer dan is nog vereist dat sprake is van het verlenen van toegang tot een evenement. Deze diensten zijn belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. 

Culturele e.d. diensten B2C 
In een situatie waarin online vermakelijkheidsdiensten worden verricht aan consumenten heeft het Hof van Justitie in 2019 in de zaak Geelen geoordeeld dat de plaats waar de dienst materieel wordt verricht de plaats is waar de organisator is gevestigd. Het Hof van Justitie deed dit in een casus waarin de afnemers zich ook in het land van de dienstverrichter bevonden. De vraag is daarom of tot dezelfde conclusie wordt gekomen indien de afnemers zich in andere land bevinden. Er hebben zich in de praktijk al situaties voorgedaan waarin de belastingdienst een ander standpunt inneemt dan in de rechtspraak. Ook het btw-comite heeft een ander standpunt ingenomen als het Hof van Justitie. 

Culturele e.d. evenementen B2B 
Over een situatie waarin de afnemer een ondernemer is, heeft het Hof van Justitie recent geoordeeld in de zaak Westside Unicat. Volgens het Hof van Justitie is alleen sprake van het toegang verlenen tot het evenement wanneer een ondernemer zowel de inhoud van het evenement organiseert als toegang verleend. Een ondernemer die dus alleen de inhoud ter beschikking stelt aan een andere ondernemer die vervolgens toegang verleent, valt dus niet onder de bijzondere regeling voor evenementen. Zijn diensten zijn belast in het land waar zijn afnemer is gevestigd indien dat een ondernemer is. Wordt wel toegang verleend en de inhoud verzorgd dan is de dienst belast daar waar de dienst materieel wordt verricht. Ook hier geldt dat er onduidelijkheid bestaat over waar die dienst dan is belast. 

(Bron: BDO)

De fiscale eenheid btw per 1 januari enkel voor Nederlandse vestigingen

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor De fiscale eenheid btw per 1 januari enkel voor Nederlandse vestigingen

Per 1 januari 2024 is het niet langer mogelijk om buitenlandse vestigingen binnen de EU op te nemen in een Nederlandse fiscale eenheid btw. Dit is het gevolg van een wijziging van het besluit vaste inrichting uit juli 2022. De gevolgen van deze wijziging zijn aanzienlijk voor de btw-kwalificatie van prestaties binnen ondernemingen die deel uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid btw en die beschikken over buitenlandse vestigingen. Met name in de financiële sector wordt gebruik gemaakt van de Nederlandse grensoverschrijdende fiscale eenheid btw. Het is belangrijk om u tijdig voor te bereiden. Heeft u dat al gedaan? 

De Nederlandse fiscale eenheid btw: voortaan territoriaal begrensd

In juli 2022 heeft de staatssecretaris onder invloed van het Skandia-arrest en het arrest Danske Bank van het Hof van Justitie zijn zienswijze op de Nederlandse grensoverschrijdende fiscale eenheid gewijzigd en zijn beleid hierover aangepast in het besluit Vaste inrichting. Volgens de staatssecretaris is het op grond van deze jurisprudentie niet langer mogelijk om buitenlandse vestigingen op te nemen in de fiscale eenheid. Het besluit ziet toe op de fiscale eenheid btw die zich in de EU bevindt en is dus niet van toepassing op fiscale eenheden buiten de EU. Is een non-EU vestiging opgenomen in een fiscale eenheid aldaar, dan wordt deze fiscale eenheid genegeerd en dat betekent dat de prestaties tussen het hoofdhuis en de vaste inrichting onbelastbaar zijn.

Met deze wijziging komt er helaas per 1 januari 2024 een einde aan de Nederlandse grensoverschrijdende fiscale eenheid btw. 

Impact Nederlandse praktijk 

Als gevolg van de koerswijziging van de staatssecretaris kunnen een buitenlands hoofdhuis en een buitenlandse vaste inrichting vanaf 1 januari 2024 geen deel meer uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid btw. De Nederlandse fiscale eenheid btw en een buitenlandse vestiging worden daardoor voor de btw afzonderlijke btw-ondernemers. Dit betekent dat transacties tussen de Nederlandse fiscale eenheid btw en buitenlandse vestigingen per 1 januari 2024 binnen de reikwijdte van de btw vallen en dus belast worden met btw (tenzij een vrijstelling geldt of de plaats van prestatie buiten de EU is), met alle btw-gevolgen en btw-risico’s van dien. U kunt hierbij denken aan:

  • Negatieve gevolgen voor wat betreft niet-aftrekbare btw  (bij organisaties met een beperkt aftrekrecht).
  • Een mogelijk positieve impact door prestaties (zoals kostendoorbelastingen) tussen de Nederlandse fiscale eenheid btw en buitenlandse vaste inrichting aan te merken als btw-belast welke recht geven op aftrek van voorbelasting. 
  • Het ontstaan van nieuwe aangifte- en compliance-verplichtingen in het buitenland.
  • Het opnieuw moeten inregelen van uw administratie en ERP-systemen
  • Overwegen de concernstructuur te reorganiseren  

Heeft u nog niet in kaart gebracht op welke wijze diensten binnen de onderneming worden ingekocht en doorbelast en wat de mogelijke btw-gevolgen zijn van de wijzigingen? Dan is het raadzaam om dit op korte termijn te doen. Wellicht kan uw concernstructuur zodanig worden aangepast dat een gunstigere btw-behandeling mogelijk is, bijvoorbeeld door diensten rechtstreeks door de vaste inrichting te laten inkopen of diensten deels door het hoofdhuis en deels door de vaste inrichting te laten inkopen. 

(Bron: BDO)

Vanaf 2023 geldt 0% btw voor de levering en installatie van zonnepanelen op en in de onmiddellijke nabijheid van woningen. De staatssecretaris beantwoordde een 5-tal vragen over de toepassing van het nultarief.

0% BTW OP LE­VE­RING EN IN­STAL­LA­TIE VAN ZON­NE­PA­NE­LEN

De staatssecretaris beantwoordde onlangs een 5-tal vragen over de toepassing van het nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen. 

ZonnepanelenBtwBelastingadvies

De staatssecretaris beantwoordde onlangs een 5-tal vragen over de toepassing van het nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen. 

  1. Wat is een woning?
  2. Wat is een zonnepaneel?
  3. Waarop geldt het 0% btw-tarief
  4. Hoe werkt de regeling op nieuwbouwwoningen?
  5. Kun je vooruitbetalen in 2022?

Hans WiersmaSenior belastingadviseur

 0548-537476 hans.wiersma@jonglaan.nl Bezoek Linkedln paginaE-mail Hans

Deel deze pagina

whatsapp
linkedin
facebook
twitter
email

1. Wat is een woning?

Voor toepassing van 0% btw moeten de zonnepanelen geïnstalleerd worden op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning. Elke onroerende zaak die bestemd is voor permanente bewoning door een particulier is een woning. Ook elk pand dat niet voldoet aan deze definitie, maar welke volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) mede een woonfunctie heeft of een vakantiewoning is, wordt voor het 0% btw-tarief echter aangemerkt als woning.

Let op! Het maakt niet uit wie de afnemer is van de zonnepanelen. Het nultarief geldt daarom ook voor woningcorporaties die zonnepanelen (laten) installeren op of in de onmiddellijke nabijheid van hun woningen.

2. Wat is een zonnepaneel?

Een zonnepaneel wekt uit zonlicht via zonnecellen elektriciteit op. Toepassing van 0% btw is alleen mogelijk voor zonnepanelen en niet voor andere producten die gebruikmaken van de zon maar daar geen elektriciteit mee opwekken of voor zogenaamde combiproducten. Zo geldt het nultarief niet voor:

  • zonnecollectoren die zonlicht in warmte omzetten;
  • PTV-panelen; 
  • zonneramen;
  • zonwering met zonnecellen.

Let op! Op zonnepanelen als dakbedekking is ook 0% btw van toepassing. Zonnepanelen als dakbedekking zijn dakpannen of dakpanelen die naast een energieopwekkende functie ook het dak wind- en waterdicht maken.

3. Waarop geldt het 0% btw-tarief?

Toepassing van 0% btw is alleen mogelijk voor levering en installatie van zonnepanelen. Dit omvat alle leveringen en diensten die direct noodzakelijk zijn voor het aanbrengen en functioneren van de zonnepanelen.

Let op! Verhuur van zonnepanelen blijft belast met 21% btw, dus ook wanneer deze zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen zijn geïnstalleerd.

4. Hoe werkt de regeling op nieuwbouwwoningen?

Nieuwbouwwoningen die met zonnepanelen worden opgeleverd, kennen straks twee regimes:

  • Zonnepanelen zonder een functie als dakbedekking (niet-geïntegreerde zonnepanelen) worden afgesplitst van de bouwsom en belast met 0% btw.
  • Zonnepanelen met ook een functie als dakbedekking (geïntegreerde zonnepanelen) gaan mee in de bouwsom tegen 21% btw.

5. Kun je vooruitbetalen in 2022?

Betaalt een afnemer in 2022 al voor zonnepanelen die in 2023 geleverd en geïnstalleerd worden op of in de onmiddellijke nabijheid van een woning, dan is hierover in beginsel 21% btw verschuldigd en dus niet 0% btw. De leverancier/installateur moet in die situatie een factuur verstrekken met 21% btw.

Tip! De regels rondom de btw op vooruitbetaling zijn afhankelijk van het tijdstip waarop een factuur wordt uitgereikt of had moeten worden uitgereikt. Dit laatste moet vóór het tijdstip van opeisbaarheid van de vooruitbetaling. Neem bij vragen over uw specifieke situatie contact met ons op.

Let op! Het plan om de btw op de levering en installatie van zonnepanelen op of in de nabijheid van woningen terug te brengen naar 0% moet nog door de Tweede en Eerste Kamer worden aangenomen.

(Bron: De Jong & Laan)

Welke btw is voor een holding aftrekbaar? En welke niet?

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Welke btw is voor een holding aftrekbaar? En welke niet?

Het is niet ongebruikelijk dat een holding kosten maakt die (mede) worden gebruikt voor de activiteiten van dochterondernemingen. Maar wat nu als een holding, die kwalificeert als btw-ondernemer, diensten van derden afneemt en deze inbrengt in het kapitaal van een dochteronderneming? Heeft deze holding dan recht op btw-aftrek voor deze kosten? Het Hof van Justitie (hierna: HvJ) heeft recent in de zaak W-GmbH geoordeeld dat een holding geen recht heeft op btw-aftrek voor diensten die zijn afgenomen van derden en door de holding zijn ingebracht in het kapitaal van dochterondernemingen. Wij hebben u eerder geïnformeerd over de conclusie van de Advocaat-Generaal van het HvJ in deze procedure. Wij verwachten dat de Belastingdienst na deze uitspraak extra alert gaat zijn op situaties waarin holdings kosten maken voor activiteiten van dochtervennootschappen. Wij raden aan om hierop te anticiperen en bij voorbaat actie te ondernemen.

Feiten

W-GmbH is een holding die aandelen houdt in twee commanditaire vennootschappen die zich voornamelijk bezighouden met de ontwikkeling van vastgoed. De dochterondernemingen verrichten voor het grootste gedeelte vrijgestelde prestaties voor de btw. Hierdoor hebben de dochterondernemingen niet of nauwelijks recht op aftrek van btw op aan hen in rekening gebrachte kosten. In verband met de projecten van de dochters wordt besloten kapitaal bijeen te brengen. Hiertoe brengt W-GmbH in beide vennootschapen diensten in ter waarde van 9,4 mln en 30,26 mln euro. Deze diensten heeft zij afgenomen van een derde partij. Op het moment waarop wordt besloten dat W-GmbH de diensten zal inbrengen, wordt ook een overeenkomst gesloten waarin wordt afgesproken dat W-GmbH administratieve en managementdiensten tegen vergoeding zal verrichten aan de dochterondernemingen waardoor W-GmbH kwalificeert als btw-ondernemer. Deze administratieve en managementdiensten zijn belast met btw, waardoor W-GmbH een recht op aftrek van btw heeft. W-GmbH brengt de btw op de ingekochte diensten die zij heeft ingebracht in de dochterondernemingen volledig in aftrek.

HvJ: geen gebruik door de holding, geen aftrek

Het HvJ oordeelt in lijn met de conclusie van de A-G, dat W-GmbH geen recht heeft op btw-aftrek. Het daadwerkelijk gebruik van de ingekochte diensten is namelijk bepalend. De kosten worden noch gebruikt voor de managementdiensten van W-GmbH, noch voor de economische activiteiten van W-GmbH in het algemeen. Er bestaat daarom geen enkel rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de kosten en de activiteiten van W-GmbH. De kosten worden daarentegen wel gebruikt voor de grotendeels vrijgestelde activiteiten van de dochterondernemingen. De inbreng in natura zelf levert ook geen recht op btw-aftrek op. Deze inbreng is volgens het HvJ vergelijkbaar met het enkel en alleen houden van aandelen dat geen economische activiteit is voor de btw.

Gevolgen voor uw situatie?

Naar aanleiding van de zaak W-GmbH verwachten wij dat de Belastingdienst extra alert gaat zijn op situaties waarin holdings kosten maken die (mede) thuishoren bij een deelneming. Wij hebben u eerder de volgende tips gegeven waarmee u rekening kunt houden.

  • Zorg ervoor dat de holding ondernemer voor de btw is. Dat is het geval indien de holding duurzaam tegen vergoeding diensten verleend aan haar deelnemingen. De soort dienstverlening is niet van belang. Let op dat ten aanzien van elke deelneming diensten moeten worden verricht. Is dat bij een deelneming niet het geval dan is in zoverre geen sprake van btw-ondernemerschap en bestaat dus ook geen recht op aftrek.
  • Zorg ervoor dat indien u btw op gemaakte kosten in aftrek brengt er een voldoende relatie is tussen de gemaakte kosten en de activiteit van de holding die bestaat uit het verwerven, houden en verkopen van aandelen en het verrichten van de hiervoor genoemde diensten en zorg ervoor dat u die relatie kunt bewijzen aan de hand van uw boekhouding en/of andere documenten.
  • Omschrijf zowel in de statuten als in de overeenkomsten met dochtervennootschappen nauwkeurig welke activiteiten de holding verricht (ten behoeve van de dochtervennootschappen). Blijf ook monitoren of de activiteiten van de holding overeenkomen met hetgeen in de statuten en/of de overeenkomsten is opgenomen. Pas zo nodig de statuten of overeenkomsten aan. Begeleidt u als holding een aandelenverkoop door een van uw dochterondernemingen zorg er dan voor dat u ook hiervoor een opdracht heeft van uw dochteronderneming.
  • Zorg er in geval van kostendoorbelastingen voor dat er aan deze kostendoorbelasting een overeenkomst ten grondslag ligt op basis waarvan de holding bepaalde goederen of diensten inkoopt ten behoeve van de dochteronderneming.

Gaat het om kosten die niet bij de holding terecht horen, maar bij een dochteronderneming, breng de btw dan niet in aftrek, maar zorg voor een factuur op naam van de partij voor wie de kosten zijn, zodat die – op basis van zijn of haar eigen aftrekrecht – de btw in aftrek kan brengen. Let op: het is dan wel van belang dat die andere partij ook als afnemer van de prestatie kan worden aangemerkt. Bij diensten is de afnemer degene met wie de dienstverrichter een overeenkomst heeft. Zorg er dus voor dat de overeenkomst tussen dienstverrichter en de partij voor wie de kosten bestemd zijn, bestaat. Het ontmoet overigens geen bezwaar dat de holding een dergelijke factuur betaalt of dat de factuur naar het adres van de holding wordt gestuurd. Als de tenaamstelling en de partij in de overeenkomst maar de partij betreft voor wie de ingekochte goederen en diensten zijn bestemd.

Ook kan er een overeenkomst van opdracht worden gesloten met de holding zodat zij als tussenschakel fungeert tussen de leverancier en de uiteindelijke afnemer.

(Bron: BDO)

Verkoop je (via je webshop) goederen of diensten aan particuliere kopers in andere lidstaten of heb je plannen in die richting, dan heb je vanaf 1 juli a.s. te maken met nieuwe btw-regels. Een van de belangrijkste wijzigingen is dat je je kunt aanmelden voor het nieuwe éénloketsysteem. Wat dat is, waarom je dat zou doen, hoe dat werkt en wat je daarvoor moet doen, leggen we hieronder uit.    

Wat gaat er veranderen?  

Een belangrijke wijziging is dat je straks als (webshop)ondernemer bij de leveringen van EU-goederen veel sneller dan je gewend bent de btw bent verschuldigd in de lidstaten van je particuliere klanten. 
Nu is het nog zo dat je je pas vanaf een bepaalde omzetdrempel in het buitenland hoeft te registreren. België kent daarvoor bijvoorbeeld een omzetdrempel van € 35.000. Blijf je daaronder, dan hoef je in België niets te doen en reken je Nederlandse btw die je in Nederland afdraagt. 
Vanaf 1 juli wordt dat anders. En om te voorkomen dat je je in andere lidstaten moet registreren, heb je de keuze om gebruik te maken van het éénloketsysteem. Dit wordt ook wel de Unieregeling genoemd.  

Lever je bijvoorbeeld digitale diensten aan particulieren in andere lidstaten? Dan kun je ook gebruik maken van hetzelfde éénloketsysteem. 

Nieuw drempelbedrag 

Vanaf 1 juli geldt er een nieuw drempelbedrag van € 10.000. Deze geldt voor alle leveringen en digitale diensten gezamenlijk aan particuliere klanten in andere lidstaten. Als je EU-omzet op jaarbasis onder dat drempelbedrag blijft, kun je ervoor kiezen om Nederlandse btw te blijven rekenen. Met de nieuwe regels en het éénloketsysteem heb je dan niets te maken. Gevolg is ook dat je al heel snel met buitenlandse btw hebt te maken. 

Je hoeft overigens geen gebruik te maken van de nieuwe drempel. Als je verwacht deze omzetgrens toch wel te halen, kun je net zo goed al vanaf 1 juli voor het éénloketsysteem kiezen. Je hoeft dan niet te wachten op het moment dat je de omzetgrens overschrijdt. Let op: als de nieuwe omzetdrempel al in 2020 is overschreden, dan gaan wij ervan uit dat je in 2021 geen keuze hebt. Je bent dan de btw verschuldigd in de lidstaten van je klanten. Met de keuze voor het éénloketsysteem voorkom je vervolgens de btw-registraties in de andere lidstaten.  

Wat houdt het éénloketsysteem in? 

Het éénloketsysteem, ook wel ‘One-Stop-Shop’ of kortweg ‘OSS’ genoemd, biedt de mogelijkheid om via een portal van de site van de Nederlandse Belastingdienst de buitenlandse btw-aangifte in te dienen. Deze ‘OSS’-aangiften dien je dus in naast de ‘gewone’ btw-aangiften.   
In de OSS-aangifte geef je per lidstaat de behaalde omzet aan en bereken je op basis van de lokale btw-tarieven de verschuldigde btw. De OSS-aangifte biedt niet de mogelijkheid om buitenlandse voorbelasting terug te vragen. Deze btw kan via een afzonderlijk verzoek teruggevraagd worden.   
Als je kiest voor het éénloketsysteem, dan geldt dat in beginsel voor alle EU-omzet die je behaalt uit zowel je verkoop van goederen (afstandsverkopen) als diensten. Je kunt dus niet per lidstaat een keuze te maken.  

Hoe en wanneer meld je je aan? 

Aanmelden moet digitaal via de daarvoor beschikbare portal van de Belastingdienst, te vinden onder ‘Mijn Belastingdienst zakelijk’. Je kunt je nu al aanmelden! Als het goed is, dan kun in dat geval al vanaf 1 juli gebruik maken van het éénloketsysteem. Later aanmelden dan 1 juli kan ook, maar dan kun je ook pas later gebruik maken van deze faciliteit en moet je tot die tijd de buitenlandse btw afdragen in de betreffende lidstaat. De verwachting is dat veel ondernemers zich nu al aanmelden om vanaf 1 juli voor het éénloketsysteem te kiezen.  

Waarom zou je je aanmelden? 

De belangrijkste reden om je aan te melden voor het éénloketsysteem is dat je daarmee voorkomt dat je je moet registreren in de lidstaten van je klanten. Je bespaart jezelf administratieve rompslomp en extra kosten. Zeker als je nu nog geen btw-registraties hebt in de lidstaten van je klanten, ligt het voor de hand te kiezen voor het éénloketsysteem. 

Maar ook als je al in één of meerdere lidstaten btw-aangifte doet, ben je goedkoper uit als je deze registraties intrekt en vanaf 1 juli via het OSS-systeem aangifte gaat doen. Daar komt bij dat als je niet kiest voor het éénloketsysteem, je gehouden bent in alle lidstaten waarin je zakendoet, je te registreren. 

Waarom zou je je niet aanmelden? 

Een reden om je niet aan te melden voor het éénloketsysteem zou kunnen zijn dat je in de lidstaten van je klanten veel kosten maakt. Deze kunnen namelijk niet in de OSS-aangifte worden teruggevraagd. Waardoor je via een afzonderlijk (digitaal) verzoek deze buitenlandse btw terug moet vragen. Teruggaaf kan dan langer duren dan via het indienen van een aangifte in de betreffende lidstaat.     

Een andere reden om je (voorlopig even) niet aan te melden is als je al bent geregistreerd in de lidstaten van je klanten en daar aangifte doet. Je zou kunnen overwegen dit ook na 1 juli nog even te continueren en aan te kijken hoe het nieuwe éénloketsysteem uitwerkt in de praktijk.   

Wat verandert nog meer? 

Andere wijzigingen per 1 juli hebben betrekking op niet-EU-goederen. De btw-vrijstelling bij invoer van kleine zendingen tot € 22 zal vervallen. Daarvoor in de plaats kan per 1 juli onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van de zogenaamde ‘Invoerregeling’ of te wel de ‘iOSS’ binnen het éénloketsysteem. Het gaat dan om zendingen van maximaal €150 bestemd voor particulieren in andere lidstaten. Je betaalt dan geen btw bij invoer, maar via het éénloketsysteem. In dat geval kunnen ook faciliterende platformen een belangrijke rol spelen. Voor een korte uitleg verwijzen wij graag naar een eerder nieuwsbericht van ons. 

Denk ook zeker aan het volgende 

Ongeacht of je wel of niet kiest voor het éénloketsysteem, heb je vanaf 1 juli voor je buitenlandse EU-omzet te maken met buitenlandse btw. Je zult daarom met het volgende rekening moet houden: 

  • Je administratieve processen zullen zodanig moeten zijn ingericht dat daaruit de omzet per lidstaat moeten blijken. Als de software daarop (nog) niet is uitgerust, dan zal dat handmatig moeten; 
  • Je zult te maken krijgen met verschillende btw-tarieven. Dit heeft gevolgen voor de prijstelling, je website, facturering en softwaresystemen (ERP).  

(Bron: Alfa)

Verkoopt u vanuit Nederland goederen aan consumenten (hieronder vallen ook zakelijke afnemers zonder btw-nummer) in andere EU-landen? Dan heeft u vanaf 1 juli 2021 mogelijk te maken met gewijzigde btw-regels. Dit kan een grote impact hebben op de bedrijfs- en aangifteprocessen binnen uw organisatie.

Geen drempelbedragen meer

Vanaf 1 juli 2021 zal namelijk niet langer gebruik worden gemaakt van drempelbedragen. Hierdoor zijn de buitenlandse btw-regels eerder op u van toepassing. Wanneer u een omzet heeft van meer dan € 10.000 aan goederenverkopen en digitale dienstverlening aan consumenten in andere EU-landen, zijn deze verkopen voor de btw belast in het land van de consument. Dit betekent dat u zich in principe in deze landen moet registreren voor de betaling van lokale btw. Om dit te vereenvoudigen, kan vanaf 1 juli 2021 gebruik worden gemaakt van een OSS-aangifte. In deze speciale aangifte kunnen alle EU-verkopen in één keer worden aangegeven. De Nederlandse Belastingdienst zal dit vervolgens verdelen over de betreffende EU-landen.

Speciale invoerregeling

Wanneer de goederen eerst van buiten de EU zijn ingevoerd en vervolgens worden geleverd aan consumenten in andere EU-landen, dan kunt u gebruik maken van een speciale invoerregeling. Hierdoor is de invoer van leveringen in de EU met een waarde van maximaal € 150 niet btw-belast. Vervolgens kunt u de lokale btw van het land van uw consument, middels één IOSS-aangifte aangeven en betalen.

Voor de (I)OSS-aangifte is het wenselijk om voor 1 juli geregistreerd te zijn. Hiervoor moet u in het bezit zijn van e-herkenning. Registratie voor de (I)OSS-aangifte is een keuze. Hieraan zijn verschillende voor- en nadelen verbonden. Het kan in sommige gevallen gunstig zijn om hiervan geen gebruik te maken. Daarnaast biedt de nieuwe regelgeving ook mogelijkheden voor uw organisatie.

(Bron: Flynth)

De kleineondernemersregeling (KOR) is sinds 1 januari 2020 veranderd. U kunt nu kiezen voor een vrijstelling voor de btw als u in Nederland bent gevestigd en uw omzet per kalenderjaar onder de € 20.000 blijft. U hoeft dan geen btw te betalen over de omzet. Het jaarlijks voordeel dat u kunt behalen is daarmee maximaal € 4.200.

Wat is de KOR? 

De KOR is gerelateerd aan de hoogte van uw omzet. Er gelden specifiek regels voor de berekening van de KOR-omzet. De KOR-omzet kan dus afwijken van de jaaromzet op uw btw-aangifte. Uw KOR-omzet mag niet boven de € 20.000 uitkomen. Als u voldoet aan de voorwaarden betaalt u geen btw over uw omzet. Daarentegen kunt u dan ook geen btw op uw kosten aftrekken. Blijft uw omzet onder de € 20.000 dan kunt u gebruikmaken van deze regeling. Komt uw omzet in een jaar boven de € 20.000 dan mag u drie jaar lang niet meer mee doen. Voor bepaalde incidentele verkopen geldt een uitzondering.

Wanneer is de KOR gunstig?

De regeling is vaak niet interessant als u klanten heeft die btw kunnen aftrekken. Het kan u wel administratieve handelingen en de kosten voor het indienen van btw-aangiften besparen. De KOR kan met name interessant zijn als u veel particuliere klanten heeft of klanten die de door u gefactureerde btw niet (of deels) kunnen aftrekken. Dit geldt als uw klanten vrijgestelde handelingen verrichten, bijvoorbeeld in de sectoren onderwijs, zorg, sport, cultuur en in de sociale sector. De btw die u normaal gesproken moet afdragen, houdt u onder de KOR in uw eigen zak, omdat u dan geen btw in rekening brengt aan uw klanten.

Gebruikmaken van de KOR in 2021? Weeg de voor- en nadelen goed af

Wilt u per 2021 aan de nieuwe KOR deelnemen? Meld uw onderneming dan vóór 3 december 2020 aan bij de Belastingdienst. In verband met de coronacrisis is het belangrijk een goede afweging te maken. Ga na wat de voor- en nadelen van de KOR zijn. Belangrijk is dat u een inschatting maakt of uw omzet in 2021 onder de € 20.000 blijft. Is uw omzet over 2020 lager door de coronacrisis? Dan is de KOR voor u wellicht minder interessant. Wij geven u in een notendop vier situaties waarin de regeling wel óf niet interessant is:

  1. Moet u meer btw betalen dan u terugkrijgt? Dan kan de regeling interessant zijn. Krijgt u vooral btw terug? Dan ligt de KOR minder voor de hand. Uw activiteiten zijn dan namelijk vrijgesteld, waardoor u geen btw op uw inkoopfacturen terugkrijgt. Houd ook rekening met een besparing in tijd, omdat u (in principe) geen btw-aangifte hoeft te doen.
  2. Heeft u vooral particuliere klanten? Dan kan de regeling interessant zijn. Particulieren kunnen namelijk geen btw terugvragen. De prijs die uw particuliere klanten betalen is ook echt het bedrag wat van zijn of haar bankrekening wordt afgeschreven. Bij deelname aan de KOR 2020 regeling mag u bij particulieren geen btw in rekening te brengen.  Wilt u het bedrag dat uw particuliere afnemer daadwerkelijk betaalt, in 2021 constant houden ten opzichte van 2020? Dan kunt u de prijzen aan uw particulieren afnemers verhogen met het btw-bedrag dat u niet meer doorberekend. Uw marge/winst is dan hoger (gedeeltelijke/volledig doorberekening) óf uw kostprijs lager (geen of gedeeltelijke doorberekening).
  3. De KOR eindigt automatisch bij een omzet boven de € 20.000 (+ drie jaar afkoelen). De vrijstelling vervalt dan en u moet weer verplicht btw voor belaste prestaties in rekening brengen. De normale btw-regels gelden weer.
  4. Verwacht u veel inkoopkosten en investeringen? Dan is het waarschijnlijk beter om te wachten met de KOR. U kunt hierop geen btw aftrekken.

Let op!

Niet al uw omzet telt voor de berekening van de omzetgrens van € 20.000. Zorg dat uw berekeningen juist zijn. Soms moet u toch (incidenteel) aangifte doen, bijvoorbeeld als u voor  € 10.000 uit het buitenland koopt of als een buitenlandse ondernemer de btw naar u verlegt.

Complexe kleine ondernemersregeling

De regeling is complex omdat niet alle omzet meetelt voor de grens van € 20.000. Zo telt privégebruik van goederen, diensten én prestaties die belast zijn in een ander land niet mee voor de KOR.  Daarnaast moet u rekening houden met (on)roerende goederen die eerder zijn aangeschaft en de btw die u daarover heeft betaald. Soms kan de Belastingdienst namelijk naheffen doordat (on)roerende goederen niet (meer) worden gebruikt voor belaste prestaties: de afgetrokken btw wordt dan herzien. Er geldt wel een ‘herzieningsdrempel’ van € 500 aan btw per jaar.

Stel dat de betaalde btw bij aanschaf van een zakelijke auto € 2.000 bedroeg. De herzieningstermijn van een auto is ‘vijf jaren’. De herzieningsbtw per jaar is dan 1/5 x € 2.000 = € 400. U blijft daarmee onder de grens van € 500 zodat geen btw wordt herzien onder de KOR.

Ook eigenaren van geïnstalleerde zonnepanelen moeten er rekening mee houden dat ze mogelijk alsnog btw moeten terugbetalen. Let dus op dat u niet ‘te veel’ zonnepanelen op uw dak laat leggen, want de Belastingdienst legt u anders een naheffingsaanslag op. De grens ligt ongeveer op € 12.000 ex. btw.

Belangrijke punten bij toepassing KOR

  • U mag geen btw vermelden op uw facturen.
  • U kunt geen btw meer op kosten aftrekken.
  • De KOR geldt in principe voor drie jaar, tenzij de omzet boven de € 20.000 komt.
  • U mag pas na drie jaar ‘afkoeling’ weer aanmelden voor de nieuwe KOR.

Actie vereist?

De vraag is of u uw onderneming moet aanmelden voor de nieuwe KOR of juist niet. Heeft u te maken met de volgende situaties, dan adviseren wij u te (laten) beoordelen of de KOR u kansen biedt.

  • U heeft voornamelijk particulieren en/of ondernemers als klant die de btw niet kunnen aftrekken en uw jaarlijkse ‘KOR-omzet’ is minder dan € 20.000.
  • Uw onderneming is ontheven van administratieve verplichtingen. Let op: uw onderneming is automatisch overgegaan op de nieuwe KOR.
  • U heeft voor meer dan € 12.000 ex. btw aan zonnepanelen op uw privéwoning geplaatst.
  • U schaft in 2020 zonnepanelen aan of een tweede of derde set aan zonnepanelen voor plaatsing op uw privéwoning.  

Marge- en reisbureauregeling

Maakt u gebruik van de marge-,  globalisatie- of reisbureauregeling? De omzetgrens mag u dan niet meer berekenen op basis van de winstmarge, maar moet u bepalen op basis van de totale verkoopopbrengsten. De KOR-omzet van € 20.000 wordt dus eerder overschreden, waardoor u minder snel in aanmerking komt voor deze regeling.

(Bron: ABAB)

Onder de Nederlandse wet kan het gebeuren dat een ondernemer in één keer zijn afgetrokken voorbelasting moet herzien. Hoe vervelend dat voor hem is, het Europees recht staat zo’n herziening ineens in beginsel toe.

Een stichting kwalificeerde als een ondernemer voor de omzetbelasting. Zij had in 2013 zeven appartementen laten bouwen. Zij trok toen de voorbelasting af omdat deze appartementen toen voor belaste doeleinden waren bestemd. De oplevering was in juli 2014. Vier appartementen zijn met ingang van 1 augustus 2014 vrijgesteld verhuurd. In het derde kwartaal 2014 heeft de stichting het aan die appartementen toe te rekenen gedeelte van de voorbelasting in één keer herzien en op aangifte voldaan. Tegen deze voldoening is zij in bezwaar en beroep gekomen. Zij meent dat voor investeringsgoederen een herziening in één keer van de oorspronkelijk toegepaste aftrek op het tijdstip van de ingebruikneming in strijd is met het Europees recht.

Eindarrest

Omdat de hoogste nationale rechter daarover Unierechtelijke twijfel had, heeft hij prejudiciële vragen gesteld (14 december 2018, NTFR 2019/38). Na beantwoording ervan door het Hof van Justitie (17 september 2020, ECLI:EU:C:2020:731, C-791/18) wijst de Hoge Raad nu eindarrest. De herziening in een keer van alle in rekening gebrachte omzetbelasting bij ingebruikneming van een investeringsgoed is niet in strijd met het Unierecht. Daarmee verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond.

(Bron: Taxence)