All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, personeel

Is uw organisatie inhoudingsplichtig voor de loonheffingen? Dan bent u verplicht de Belastingdienst te informeren over betalingen gedaan aan bepaalde natuurlijke personen (renseigneringsverplichting). Let op: deze informatieplicht kan dus gelden voor commerciële ondernemingen maar evenzeer voor onderwijsinstellingen of andere non-profitorganisaties.

Per 1 januari 2022 geldt de bij wet ingevoerde renseigneringsplicht. Dit heeft belangrijke gevolgen voor uw organisatie. Uiterlijk op 31 januari 2023 moet u opgave hebben gedaan over het jaar 2022.

De wettelijke basis

In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (art. 53) is per 1 januari 2022 opgenomen dat bij wet aangewezen instellingen verplicht zijn om opgave te doen van door hen aan natuurlijke personen gedane betalingen.

Voor welk soort instellingen geldt de renseigneringsplicht?

De renseigneringsplicht geldt voor de volgende instellingen:

  1. Inhoudingsplichtigen op grond van de wet op de loonbelasting 1964;
  2. Collectieve beheerorganisaties

Heeft uw organisatie personeel in dienst dan valt u onder categorie 1.

Welke uitbetalingen aan natuurlijke personen zijn uitgezonderd van de renseigneringsplicht?

De renseigneringsplicht geldt niet voor betalingen aan:

  1. Werknemers, artiesten of beroepssporters;
  2. Vrijwilligers voor zover de vergoeding niet hoger is dan het wettelijk maximum (€ 190 per maand en € 1.900 op jaarbasis);
  3. Natuurlijke personen die een factuur hebben uitgereikt met btw.

Let op: dit betekent dat uw organisatie opgave moet doen van uitbetalingen aan natuurlijke personen die geen btw op de factuur vermelden of een factuur uitreiken met vermelding van een btw-vrijstelling. Enkele voorbeelden zijn:

  • ZZP-ers die geen btw in rekening brengen op grond van de Kleine Ondernemersregeling;
  • ZZP-ers die btw-vrijgestelde diensten verrichten;
  • Vergoedingen aan leden van de Raad van Toezicht

Welke gegevens moet u aanleveren?

De volgende gegevens moeten verplicht worden aangeleverd:

  1. Het uitbetaalde bedrag;
  2. BSN;
  3. Naam;
  4. Geboortedatum;
  5. Adresgegevens

Hoe moeten de gegevens worden aangeleverd?

Aanlevering van gegevens is mogelijk vanaf 1 januari 2023. De gegevens dienen op een door de Belastingdienst voorgeschreven wijze te worden aangeleverd. Voor meer informatie verwijzen wij u graag naar de site van de Belastingdienst.

Wat gebeurt er als u niet aan deze verplichting voldoet?

Het niet voldoen aan de actieve informatieplicht betekent strikt formeel een strafbaar feit. Dit kan leiden tot een boete van
maximaal € 9.000.

(Bron: Van Ree)

U kunt met uw werknemers een vaste onbelaste vergoeding afspreken, bijvoorbeeld voor het woon-werktraject. Voor veel werknemers hebben de maatregelen rondom de coronacrisis wat betreft de kosten van vervoer tot een verandering van hun reispatroon geleid. Het kabinet wil voorkomen dat die verandering meebrengt dat u de vaste reiskostenvergoeding moet aanpassen of geheel of gedeeltelijk tot het loon moet rekenen.  

Het kabinet heeft daarom geregeld dat de werkgever die een vaste reiskostenvergoeding aanbiedt daar nu in deze thuiswerktijden geen fiscale gevolgen aan hoeft te verbinden. U mag dan voor deze periode blijven uitgaan van het reispatroon waar de vergoeding al op gebaseerd was. Inmiddels is de einddatum voor deze tegemoetkoming weer verschoven. Dit keer naar 1 juli 2021.  

LET OP 

Deze goedkeuring ziet alleen op vaste reiskostenvergoedingen waarop de werknemer uiterlijk op 12 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht had. Het geldt dus bijvoorbeeld niet voor vaste reiskostenvergoedingen die betaald worden aan werknemers die pas na 12 maart 2020 in dienst zijn getreden. De Belastingdienst heeft een aantal voorbeelden op zijn site opgenomen. Ook als we weer geheel zouden terugvallen op de bestaande regelgeving, is een gerichte vrijgestelde vaste reiskostenvergoeding in meer situaties mogelijk dan vaak wordt verondersteld. Dat hangt vooral af van de mate van thuiswerk en de gekozen fiscale optie.

Puur fiscaal 

Het besluit geeft de mogelijkheid om een vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer onbelast te kunnen blijven geven. Maar het kan u juist de noodzakelijke financiële ruimte geven als u die reiskostenvergoeding niet meer betaalt. Daarbij moet zeker ook in aanmerking genomen worden dat u voor die onbelaste reiskostenvergoeding geen tegemoetkoming krijgt via de NOW. Wat arbeidsrechtelijk wel of niet mogelijk is in de verhouding tussen de u en uw werknemer hangt natuurlijk af van wat u met elkaar heeft afgesproken. Wilt u de reiskostenvergoeding stopzetten, dan zult u dus de arbeidsovereenkomst moeten raadplegen en eventueel het arbeidsvoorwaardenreglement en/of de van toepassing zijnde CAO. Bespreek de arbeidsrechtelijke (on)mogelijkheden met uw Flynth-adviseur. 

Overige steunmaatregelen in de sfeer van de loonheffingen 

Voor 2020 is ook een viertal andere tegemoetkomingen getroffen in de sfeer van de loonheffingen. Voor drie daarvan geldt dat deze ook nog (deels) worden verlengd in 2021. 

  • In 2020 gold een tijdelijke administratieve lastenverlichting in de sfeer van de loonheffingen. Deze is verlengd tot 1 juli 2021. 
  • Ook in 2021 geldt een goedkeuring voor de verlaging van het salaris van de dga onder de gebruikelijkloonregeling. Deze wijkt overigens wel af van die van 2020.
  • Net als in 2020 wordt ook in 2021 de vrije ruimte in de werkkostenregeling over de eerste € 400.000 verhoogd van 1,7% naar 3%. Voor zover de totale loonsom meer bedraagt dan € 400.000 geldt voor 2021 een vrije ruimte van 1,18%, in plaats van 1,2% in 2020. 
    Deze (verruiming van de) vrije ruimte kunt u ook benutten om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid van een structurele uitbreiding van onbelaste thuiswerkvergoedingen. Daarbij zal ook worden gekeken naar de huidige regelingen voor reiskostenvergoedingen. Naar verwachting zal de aanvullende regeling niet voor het einde van 2021 kunnen worden ingevoerd.
  • Buiten de vaste reiskosten mochten in 2020 (onder dezelfde voorwaarden) ook andere vaste vergoedingen ongewijzigd worden voortgezet. Die tegemoetkoming is (vooralsnog) niet verlengd in 2021.  

Naast deze in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis opgenomen tegemoetkomingen is in het Belastingplan 2021 de zogenaamde BIK (Baangerelateerde Investeringskorting)  opgenomen. Werkgevers kunnen (onder voorwaarden) een afdrachtvermindering op de loonbelasting en premie volksverzekeringen krijgen voor investeringsverplichtingen die zij aangaan op of na 1 oktober 2020 die volledig worden betaald in 2021 of 2022. Dat geldt dus heel expliciet niet voor investeringsverplichtingen die al volledig in 2020 zijn betaald. 

(Bron:Flynth)

Recent werd bekend dat rijksambtenaren een netto thuiswerkvergoeding van € 363 ontvangen ter dekking van extra kosten. Sindsdien vragen werkgevers regelmatig of zij hun werknemers een maandelijkse onbelaste thuiswerkvergoeding kunnen geven. Houd rekening met deze fiscale aspecten.

Kosten thuiswerken: de Nibud-berekening

De vergoeding van € 363 is gebaseerd op cijfers van het Nibud. Dit instituut heeft berekend dat thuiswerken gemiddeld € 2 per dag aan extra kosten met zich meebrengt. Daarbij is rekening gehouden met de kosten voor elektriciteit-, water- en gasverbruik, koffie en thee, wc-papier en afschrijving van bureaus en bureaustoelen. Voor deze kosten kent de wet geen vrijstelling. Een vergoeding voor deze kosten vormt dus loon. De kosten kunnen daarom alleen onbelast worden vergoed uit de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR).

Vast thuiswerkbudget

Als u een algemene thuiswerkvergoeding toekent voor bijvoorbeeld extra energiekosten of koffie en thee, dan vormt dit loon. Door slim gebruik te maken van de gerichte vrijstellingen uit de werkkostenregeling, kunt u bepaalde kosten onbelast vergoeden. Deze kosten komen dan niet ten laste van de vrije ruimte, mits u de kosten op de juiste wijze benoemt. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om kosten voor internet of een ergonomische bureaustoel. Let wel, uw werknemer moet deze kosten feitelijk maken. Bij arbo-voorzieningen geldt nog als voorwaarde dat uw werknemer geen eigen bijdrage mag betalen. De inrichting van uw thuiswerkbudget bepaalt dus in hoeverre kosten onbelast kunnen worden vergoed buiten de vrije ruimte van de werkkostenregeling.

Inventarisatie vrije ruimte werkkostenregeling

Voor kosten waarvoor geen vrijstelling geldt, kan de werkkostenregeling uitkomst bieden. Dit geldt bijvoorbeeld voor extra energiekosten of het kopje koffie thuis. Veel werkgevers hebben geen goed inzicht in hun WKR-positie of vergeten kosten toe te rekenen aan de vrije ruimte. Dit geeft een vertekend beeld en kan zorgen voor onaangename verrassingen. Daarom moet u eerst uw WKR-positie helder hebben, voordat u een algemene thuiswerkvergoeding opneemt in uw arbeidsvoorwaardenpakket.

(Bron: ABAB0

Als u personeel aanneemt, krijgt u te maken met diverse wettelijke administratieve verplichtingen op het gebied van loonheffingen. Door de coronamaatregelen kunt u daar wellicht niet aan voldoen. In 2020 neemt de Belastingdienst daarom een coulante houding aan. Deze maatregel wordt verlengd.

Administratieve verplichtingen

Doorgaans heeft een tekortkoming in de administratieve verplichtingen voor de loonheffingen grote gevolgen (bijvoorbeeld toepassing anoniementarief van 52%). Vanaf 12 maart 2020 neemt de Belastingdienst een soepel standpunt in als u uw administratieve verplichtingen voor de loonheffingen niet, niet op tijd of niet volledig kunt nakomen door de coronamaatregelen. Aanvankelijk zou de goedkeuring gelden tot 1 januari 2021. Nu de crisis voortduurt is besloten om de goedkeuring te verlengen tot 1 april 2021.

Let op: U moet wel kunnen motiveren dat u in alle redelijkheid niet kunt voldoen aan de verplichtingen. Werken uw werknemers, net als vóór de coronamaatregelen, op kantoor, dan kunt u geen beroep doen op een coulante houding van de Belastingdienst. Ook moet u de tekortkoming herstellen, zodra u dat kunt. 

Geen verlenging voor andere loonbelasting maatregelen

Vanaf 12 maart 2020 is ook een goedkeuring voor vaste (reis)kostenvergoedingen in 2020. Die maatregel wordt, zoals het er nu naar uitziet, niet verlengd.

(Bron: ABAB)

Als werkgever kunt u in elk geval tot 1 februari 2021 de bestaande vaste reiskostenvergoedingen aan uw werknemers onbelast blijven doorbetalen. Het kabinet heeft besloten deze maatregel tijdelijk te verlengen. Waar moet u op letten?

Voorwaarde onbelast doorbetalen

Eerder gaf het kabinet al goedkeuring voor het onbelast doorbetalen van de vaste reiskostenvergoeding. Ook als uw werknemers geen of minder reiskosten hebben. Deze goedkeuring gold aanvankelijk tot en met 31 december 2020. In verband met de aanhoudende coronacrisis heeft het kabinet besloten de goedkeuring te verlengen tot in elk geval 1 februari 2021. Voorwaarde is wel dat het vaste kostenvergoedingen betreft die al werden toegekend op 12 maart 2020. De goedkeuring geldt dus niet als er sprake is van gewijzigde omstandigheden na 12 maart 2020, bijvoorbeeld door een verhuizing of contractuitbreiding.

Het kabinet besluit in de loop van januari 2021 hoe ze met de vaste reiskostenvergoedingen willen omgaan ná 1 februari 2021. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen.

Wilt u meer weten over de fiscale en juridische aspecten rondom thuiswerken en kostenvergoedingen?

(Bron: ABAB)

Door veel werkgevers werd in verband met de coronacrisis gevraagd om een gerichte vrijstelling voor thuiswerkvergoedingen, zodat werkgevers deze vergoedingen onbelast uit konden keren aan haar werknemers.

Vrijstelling

Deze gerichte vrijstelling kwam er niet. Wel kunnen werkgevers via de werkkostenregeling onbelaste vergoedingen aan werknemers geven. De vrije ruimte die werkgevers hebben om deze onbelaste vergoedingen te geven is in het jaar 2020 eenmalig verhoogd van 1,7% naar 3% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Boven de € 400.000 blijft het percentage 1,7%.

Vrije ruimte

Als gevolg hebben veel werkgevers dit kalenderjaar meer fiscale ruimte om hun werknemers iets te doen toekomen. Temeer omdat in veel gevallen minder borrels en/of bedrijfsfeesten hebben plaatsgevonden. De werkgevers hebben dus vaak meer fiscale ruimte, maar minder ruimte benut.

Benutten fiscale ruimte

De werkgevers moeten natuurlijk naast fiscale ruimte ook het budget hebben om de kosten daadwerkelijk te kunnen maken. Mocht een werkgever echter zowel vrije ruimte in de werkkostenregeling als budget hebben, dan zijn dit mooie tijden om te bekijken wat er nog voor de werknemer kan worden gedaan.

Hieronder treft u zomaar een paar leuke ideeën aan:

  • Een digitale borrel via zoom of teams, waarbij u vooraf iets te snacken en te drinken toestuurt.
  • Kadootjes voor de kinderen van uw werknemers met kerst.
  • Een kleine netto bonus in de maand december (houd hierbij rekening met de gebruikelijkheid van een dergelijke beloning).
  • Een tegoedbon om eten thuis te laten bezorgen.
  • Een extra groot kerstpakket.

Daarnaast zijn er nog vele andere leuke ideeën mogelijk voor uw personeel. Misschien wel bij bedrijven bij u in de buurt of uit uw netwerk die u wilt steunen

Eindheffing

Let u wel op dat u in uw enthousiasme binnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling blijft? Anders moet uw organisatie 80% eindheffing afdragen over de overschrijding. U heeft tot 31 december 2020 de tijd om de vrije ruimte voor de werkkostenregeling van het jaar 2020 te benutten.

(Bron: Van Oers)

De Belastingdienst heeft antwoorden op veelgestelde vragen over loonheffingen tijdens de coronacrisis online gepubliceerd. Er komen verschillende onderwerpen aan de orde.

Door de coronamaatregelen werken werknemers nu vaker thuis. Dit kan gevolgen hebben voor bepaalde vergoedingen en verstrekkingen. De Belastingdienst geeft antwoord op 15 vragen over vaste reiskostenvergoedingen, ov-abonnementen, voorzieningen voor thuiswerken, de arbovrijstelling en het privégebruik auto van de zaak.

Voorziening voor thuiswerken na terugkeer naar kantoor

Een aantal vragen gaan over een vergoeding voor voorzieningen waarmee werknemers tijdens de coronacrisis thuis kunnen werken en die zij zelf kopen. Deze voorzieningen voldoen tijdens het thuiswerken aan het noodzakelijkheidscriterium van de werkkostenregeling. Als werknemers na de coronacrisis weer op hun vaste werkplek gaan werken, is het afhankelijk van de vraag of de voorziening nog steeds voldoet aan het noodzakelijkheidscriterium of de werkgever de vergoeding dan (deels) bij het belastbaar loon moet tellen. De Belastingdienst geeft een voorbeeld. Stel dat een werknemer een beeldscherm van € 300 koopt zodat hij beter thuis kan werken, en de werkgever deze aankoop vergoedt. De werknemer gaat na de coronacrisis gedeeltelijk weer op kantoor werken, maar de werkgever stemt ermee in dat hij ook gedeeltelijk blijft thuiswerken. Naar het redelijke oordeel van de werkgever blijft het beeldscherm ook na de coronacrisis noodzakelijk en telt de vergoeding hiervoor dan dus nog steeds niet mee voor het belastbare loon van de werknemer.

Leaseauto vrijwillig ingeleverd

Een andere vraag gaat over het vrijwillig inleveren van een auto van de zaak tijdens de coronacrisis. De ingeleverde auto’s staan in de afgesloten garage van de onderneming en de sleutels zijn ingeleverd. Dit heeft gevolgen voor de fiscale bijtelling, zo geeft de Belastingdienst aan. In deze situatie zijn de auto’s niet meer ter beschikking gesteld aan de werknemers. Voor de periode waarin dat het geval is, hoeft de werkgever in zijn aangifte loonheffingen geen bedrag op te tellen bij het belastbare loon van de werknemers voor het privégebruik van de auto’s.

(Bron: Rendement)

Gebruikelijk loon dga gaat naar € 46.000

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, personeel
Reacties uitgeschakeld voor Gebruikelijk loon dga gaat naar € 46.000

Als je als dga voor je bv’s werkt, moet je jaarlijks verplicht een zogenaamd gebruikelijk loon opnemen uit je bv’s. In 2020 bedraagt het gebruikelijk loon € 46.000. En welke andere mogelijkheden zijn er om geld uit je bv’s naar privé te halen? 

Verhoging per 2020 

De vaststelling van het gebruikelijk loon op € 46.000 betekent een verhoging met € 1.000 ten opzichte van 2019. Deze verhoging vloeit voort uit de algemene jaarlijkse indexering van een aantal bedragen in de belastingwetten. 

Hoger of lager gebruikelijk loon  

In enkele situaties moet het gebruikelijk loon hoger worden vastgesteld: 

  1. op het loon van de meestverdienende werknemer die in dienst is bij jouw bv’s of in jouw concern als dat hoger is dan € 46.000 
  1. op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking als dat meer bedraagt dan € 46.000 

Hierbij geldt wel dat als de uitkomst van 2 lager is dan de uitkomst van 1, je het loon mag bepalen aan de hand van 2, waardoor je als dga in die situatie toch minder loon hoeft te genieten dan die ene belangrijke werknemer. 

Als werknemers in dienstbetrekkingen die het meest vergelijkbaar zijn met die van jou als dga, echter minder dan € 46.000 verdienen op jaarbasis, mag het loon van jou als dga op het loon van die werknemers worden gezet.   

Meewerkende partner  

Heb je een partner die substantiële werkzaamheden verricht voor je bv’s, dan zal ook je partner loon moeten krijgen uit je bv’s. Met regelmaat is dat fiscaal juist aantrekkelijk, maar er zijn ook situaties waarbij dat juist niet het geval is, bijvoorbeeld als je partner al ander inkomen heeft. 

Hoger loon nadelig? 

In de praktijk kijken we bij het bepalen van de hoogte van het loon naar een aantal aspecten. We zullen hiervoor de wet- en regelgeving moeten respecteren, maar ook van belang is wat je als dga in privé nodig hebt. Wellicht is het gebruikelijke loon daarvoor onvoldoende. Dat kan een reden zijn om het loon juist hoger te stellen.  

Maar vaak is het dan zo dat dividenduitkeringen om vermogen naar privé te halen vanuit de bv aantrekkelijker zijn. Een derde mogelijkheid is nog om geld te lenen van je bv. Je moet dan wel het vermogen of de verdiencapaciteit hebben om deze lening terug te gaan betalen. Anders loop je het risico dat de fiscus het aanmerkt als verkapte dividenduitkering. 

(Bron: Alfa)

Zoals bekend is de WAB (Wet Arbeidsmarkt in Balans) per 1 januari 2020 een feit! De wet heeft valkuilen maar biedt ook kansen. Eén van de wijzigingen ziet op de WW-premie. Inmiddels heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vlak voor de jaarwisseling nog een paar versoepelingen aangereikt. Wilt u in 2020 de lage WW-premie van 2,94% betalen en niet de hoge WW-premie van 7,94%? Dan moet u een aantal zaken regelen, ik geef u graag antwoord op een vijftal vragen uit de praktijk.

Hoe komt u in aanmerking voor de lage WW-premie?

Voor de lage WW-premie moet een arbeidsovereenkomst aan drie voorwaarden voldoen:

  • het betreft een schriftelijke overeenkomst
  • voor onbepaalde tijd
  • met vaste uren (geen oproepovereenkomst).

Wat moet u doen? En voor wanneer?

Het is van belang dat u controleert of u van alle werknemers een schriftelijk getekende arbeidsovereenkomst in uw administratie heeft, die voldoet aan alle genoemde voorwaarden. Zo niet, of twijfelt u, laat dan alsnog de juiste arbeidsovereenkomst maken. Dit geldt ook voor de werknemers die al langere tijd bij u in dienst zijn, op basis van mondelinge afspraken of op basis van een stilzwijgende verlenging van een eerder contract.

Immers, bij het ontbreken van de juiste overeenkomst betaalt u de hoge WW-premie en bespaart u niets. Voor werknemers die op 31 december 2019 al bij u in vaste dienst waren moet u uw zaken regelen voor 1 april 2020. Voor nieuwe werknemers dient u het juiste contract meteen bij de indiensttreding te regelen.

Moet het schriftelijk of kan het ook digitaal?

Vastlegging kan schriftelijk, maar mag inmiddels ook digitaal gebeuren. In het recent vernieuwde Kennisdocument premiedifferentiatie WW heeft de minister namelijk geregeld dat niet alleen een, door beide partijen ondertekende, schriftelijke arbeidsovereenkomst of aanvulling mogelijk is. Een digitale handtekening of een instemming per e-mail in een HR-systeem, zoals bevestiging via een stemknop, voldoet ook. Het is wel belangrijk dat de e-mail de juiste inhoud heeft én dat u deze bevestigende e-mail goed bewaart in uw administratie.

Wat dient u op de loonstrook te vermelden?

Het is belangrijk dat op de loonstrook vermeld wordt welk type arbeidsovereenkomst de werknemer heeft: betreft het bepaalde of onbepaalde tijd? Tevens moet het aantal contracturen worden vermeld. De loonstrook moet overeenstemmen met de arbeidsovereenkomst van de werknemer. Het is niet mogelijk om een lage WW-premie te betalen bij een stilzwijgend verlengd contract. U moet simpelweg een schriftelijke overeenkomst kunnen aantonen. Zorg er dus voor dat u dit voor elkaar heeft. Hoe gaat u om met een tijdelijke urenuitbreiding?

Voor een tijdelijke urenuitbreiding betaalt u in principe de hoge WW-premie. Voor de oorspronkelijke vaste uren mag u de lage WW-premie blijven betalen. Het is daarbij wel belangrijk dat u dit goed vastlegt en de urenuitbreiding op tijd (vooraf) afstemt met uw loonadministrateur. U wilt immers voorkomen dat u achteraf over alle uren de hoge WW-premie moet betalen. Let ook op als u werknemers heeft die weliswaar in vaste dienst zijn, maar niet standaard elke week dezelfde uren werken. Ga ook dan op tijd in overleg met uw (loon)adviseur.

(Bron: AcconAVM)

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat mede namens de Staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer weten dat het voldoen aan de administratieve vereisten voor het toepassen van de WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract wordt uitgesteld naar 1 april 2020.

Met ingang van 1 januari 2020 treedt de Wet Arbeidsmarkt in Balans in werking, waaronder WW-premiedifferentiatie naar de aard van het contract. Werkgevers betalen hierdoor voor werknemers die een onbepaalde tijd-contract hebben een lagere WW-premie dan voor werknemers die een flexibel contract hebben. De administratieve vereisten die hiervoor gelden zijn dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet zijn.

De Belastingdienst heeft de mogelijkheid van het opstellen van een addendum in plaats van een volledige arbeidsovereenkomst reeds onder de aandacht gebracht bij de werkgevers. Niet alle werkgevers zijn in staat om voor 1 januari 2020 een nieuwe arbeidsovereenkomst of een addendum voor alle werknemers die zij voor onbepaalde tijd in dienst hebben in hun loonadministratie op te nemen. Daarom is de datum nu uitgesteld naar 1 april 2020. Vanaf 1 januari 2020 betalen werkgevers de lage WW-premie, mits er uiterlijk op 1 april 2020 een schriftelijke vastlegging in de loonadministratie is opgenomen. Voorwaarde is dat de werknemers reeds op 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst waren.

(Bron: Taxlive)