All posts in Nieuws

VERPLICHTE RAPPORTAGE ZAKELIJK EN WOON-WERKVERKEER WERK­NEMERS

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), juridisch, diversen
Reacties uitgeschakeld voor VERPLICHTE RAPPORTAGE ZAKELIJK EN WOON-WERKVERKEER WERK­NEMERS

Werkgevers met 100 of meer werknemers zijn straks verplicht om te rapporteren over het zakelijke verkeer en het woon-werkverkeer van hun werknemers. Deze verplichting maakt onderdeel uit van de Omgevingswet van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

De verplichting staat bekend onder de naam ‘Rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit’, afgekort WPM. Alleen werkgevers met 100 of meer werknemers in dienst moeten aan deze rapportageverplichting voldoen. Deze werkgevers moeten straks naast alle zakelijke reizen, ook het woon-werkverkeer van hun werknemers gaan bijhouden.

Let op! Voor de grens van 100 of meer werknemers moeten de werknemers van alle vestigingen (van een onderneming of rechtspersoon) bij elkaar worden opgeteld. Hierbij tellen alleen werknemers mee die een arbeidsovereenkomst hebben en minimaal 20 uren betaald werk per maand verrichten. Ingehuurde gedetacheerden en uitzendkrachten tellen niet mee.

Ingangsdatum 1 januari 2024?

In eerste instantie zou de verplichting vanaf 1 januari 2024 gelden, maar de ministerraad besloot in november om dit uit te stellen naar 1 juli 2024. Zo heb je iets meer tijd om je voor te bereiden.

Zorg dat je administratie op orde is

Heb je meer dan 100 werknemers in dienst? Dan ben je vanaf 1 juli 2024 verplicht om diverse gegevens bij te houden en te rapporteren. Zorg daarom dat jouw administratie hier klaar voor is!

Welke gegevens?

In een handreiking van RVO staat welke gegevens je moet bijhouden. Dit zijn bijvoorbeeld het totaal aantal kilometers dat jouw werknemer heeft afgelegd voor zakelijk verkeer en woon-werkverkeer, maar ook het jaartotaal aan kilometers, verdeeld in soort vervoermiddel en brandstoftype.

Deadline 30 juni 2025

De gegevens over de tweede helft van 2024 moet u uiterlijk 30 juni 2025 insturen. Je mag er overigens ook voor kiezen om wel over heel 2024 al te rapporteren. Vanaf 2025 ben je verplicht om over het hele jaar te rapporteren. De gegevens over heel 2025 moet je uiterlijk 30 juni 2026 insturen.

(Bron: De Jong & Laan)

Wil je als ondernemer een nieuwe bestelauto aanschaffen? Alleen in 2024 profiteer je nog van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Wil je als ondernemer een nieuwe bestelauto aanschaffen? Alleen in 2024 profiteer je nog van de vrijstelling voor de bpm. Deze vrijstelling wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Afschaffen per 2025

De overheid heeft besloten dat de vrijstelling van bpm op de aanschaf van nieuwe bestelauto’s per 1 januari 2025 wordt afgeschaft. Deze bestelauto’s worden daardoor voor ondernemers een stuk duurder. Zo rust bijvoorbeeld op een bestelauto op diesel met een catalogusprijs excl. btw van € 55.000 ruim € 15.000 bpm. Hoeveel de bpm volgend jaar wordt, is afhankelijk van de CO2-uitstoot.

Elektrisch alternatief?

Ondernemers kunnen nog in 2024 een bestelauto kopen zonder bpm. Als alternatief kan er ook een elektrische bestelauto aangeschaft worden. Daarvoor betaalt men in 2024 ook geen bpm en vanaf 2025 een vast bedrag van € 360. Dit bedrag stijgt jaarlijks mee met de inflatie. 

Subsidies elektrische bestelauto

Besluit je nog dit jaar een nieuwe elektrische bestelauto te kopen, dan heb je onder voorwaarden ook nog recht op de milieu-investeringsaftrek (MIA) en op de Subsidieregeling Emissieloze Bedrijfsauto’s (SEBA). De MIA bedraagt dit jaar nog 27% van het investeringsbedrag minus € 20.000. Vorig jaar was dit nog 45% minus € 11.000. De MIA is dus al flink verminderd en het is nog maar de vraag of deze in 2025 voor elektrische bestelauto’s nog zal bestaan. De SEBA bedraagt maximaal 12% van de catalogusprijs met een maximum van € 5.000.

Tip! Je bent waarschijnlijk niet de enige ondernemer die in 2024 nog een bestelauto zonder bpm wil aanschaffen. Wacht hiermee dus niet te lang.

(Bron: De Jong & Laan)

Iedere eigenaar van een appartement is automatisch ook lid van een Vereniging van Eigenaars (VvE). Dit heeft gevolgen voor de inkomstenbelasting.

Wat doet de Vereniging van Eigenaars (VvE)?

De VvE behartigt de gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaren en beheert de gemeenschappelijke delen van het appartementencomplex. Een eigenaar van een appartement betaalt meestal maandelijks servicekosten om gemeenschappelijke uitgaven te betalen, zoals de opstalverzekering van het appartementengebouw en de schoonmaak en verlichting van de gezamenlijke ruimten in het gebouw. Ook wordt van de servicekosten het groot onderhoud betaald, bijvoorbeeld de vernieuwing van het dak of het schilderwerk. Omdat deze kosten niet elk jaar voorkomen, wordt hiervoor een reservefonds gevormd.

Reservefonds wettelijk verplicht bij VvE

Iedere VvE is wettelijk verplicht voor het gebouw een reservefonds te hebben. Vereniging van Eigenaars moeten jaarlijks een minimumbedrag sparen voor groot onderhoud door storting in het VvE reservefonds, gebaseerd op een meerjarenonderhoudsplan óf 0,5% van de herbouwwaarde. Omdat iedere appartementseigenaar vanuit de servicekosten bijdraagt aan het reservefonds, heeft hij ook recht op zijn aandeel in het reservefonds. Het aandeel in het reservefonds van de Vereniging van Eigenaars is afhankelijk van het breukdeel in de VvE. Dit breukdeel kunt u vinden in de splitsingsakte of het splitsingsreglement.

Wist u dat een appartement dat uw eigendom is en waarin u zelf woont, kwalificeert als uw eigen woning (box 1) maar dat uw aandeel in het reservefonds opgenomen wordt bij uw spaargelden en beleggingsvermogen (box 3)?

In juni bevestigde het gerechtshof nogmaals dat het lidmaatschapsrecht van een VvE moet worden aangemerkt als een vermogensrecht dat in de rendementsgrondslag van box 3 moet worden opgenomen. De appartementseigenaren moeten dus hun aandeel in het reservefonds van de VvE als bezitting in box 3 (overige bezittingen) opnemen. U bent daarover, als uw totale box 3-vermogen boven een bepaalde grens komt, inkomstenbelasting verschuldigd. U geeft niet het totale reservefonds op, maar slechts uw aandeel daarin.

Vrijstelling in box 3 voor het aandeel in het reservefonds?

Bepaalde belangenorganisaties pleiten al jaren voor een regeling waarin het aandeel in het reservefonds valt in box 1. Het aandeel in het vermogen van de Vereniging van Eigenaars hoort immers thuis bij de eigen woning. Zij vinden de regeling onrechtvaardig, want het aandeel in het reservefonds is niet meer van de eigenaars. Bij verkoop van het appartement kunnen ze het niet terugkrijgen. In het verleden heeft het kabinet echter aangegeven geen onrechtvaardigheid te zien, want andere eigenaren van een eigen woning leggen zelf ook reserves aan voor toekomstig onderhoud. Daarom acht zij een vrijstelling niet nodig.

Tip 

Vraag het bestuur of de beheerder van uw VvE tijdig om de jaarcijfers per 31 december van het voorgaande jaar om uw aangifte inkomstenbelasting juist te kunnen doen. Let bij het vaststellen van de jaarrekening van de Vereniging van Eigenaars ook op mogelijkheden om het vermogen van de VvE (en daarmee het aandeel in het reservefonds) te verkleinen.

(Bron: ABAB)

Duurzaam investeren? Ontdek de wijzigingen van de EIA, MIA en Vamil

Wilt u duurzaam investeren in uw bedrijf? Wellicht komt u dan in aanmerking voor de regelingen EIA, MIA en Vamil. Voor 2024 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen deze fiscale regelingen. In dit artikel leest u welke wijzigingen van belang kunnen zijn voor u.

EIA, MIA en Vamil

Met de Energie-investeringsaftrek (EIA), de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) komt u mogelijk in aanmerking voor fiscaal voordeel als u investeert in energiebesparende bedrijfsmiddelen, duurzame energie of milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Op voorwaarde dat ze vermeld staan op de Energie- of Milieulijst.

Het is van belang dat u controleert of uw geplande investering hierin voorkomt. Is dat niet het geval? Kijk dan of u met een kleine aanpassing van uw keuze voor de investering, die met de technische specificaties wel op de lijst staat, alsnog gebruik kunt maken van een van deze investeringsregelingen. Zorg er in ieder geval voor dat u alle investeringsregelingen binnen drie maanden na het verstrekken van de opdracht aanvraagt bij de RVO.

De aftrekpercentages voor de investeringsregelingen zijn in 2024:

  • EIA: 40 procent
  • MIA en Vamil: afhankelijk van de investeringscode 27, 36 of 45 procent

Milieulijst (MIA en Vamil) aangepast

Op de nieuwe lijst voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) van 2024 zijn enkele aanpassingen doorgevoerd. Opvallend is dat bepaalde bedrijfsmiddelen zijn geschrapt. De nadruk ligt vooral op apparatuur die milieuvoordelen oplevert tijdens uw dagelijkse activiteiten als ondernemer of in het productieproces. Enkele wijzigingen om rekening mee te houden zijn:

  • Verminderde focus op ‘free riders’ om overlapping van stimuleringsmaatregelen te verminderen.
  • Beperkte ondersteuning voor biomassa, tenzij het afkomstig is van afval of bijproducten.
  • Nieuwe toevoegingen met betrekking tot watergebruik, zoals tapsystemen voor water en frisdrank. Het doel hiervan is het verminderen van wegwerpverpakkingen, met een focus op de circulaire economie.
  • Mobiliteit: bepaalde plug-in hybride aandrijvingen zijn verwijderd en er gelden nieuwe eisen voor waterstof.
  • Sterke focus op reductie van de uitstoot van stikstofoxiden, het bevorderen van biodiversiteit en bescherming van de waterkwaliteit.
  • De vereisten voor duurzame gebouwen zijn aangescherpt.

Wilt u meer informatie over alle aanpassingen? Neem dan contact op met uw adviseur.

Wat brengt de Energie-investeringsaftrek (EIA) in 2024?

De lijst voor de Energie-investeringsaftrek (EIA) lijkt dit jaar op de eerdere jaren, maar er zijn toch enkele aanpassingen. Het aftrekpercentage is verlaagd naar veertig procent. De meest opvallende wijzigingen per investeringscategorie zijn als volgt:

  1. Bedrijfsgebouwen
    Het aantal categorieën is verminderd van 31 naar 24, wellicht door snellere terugverdientijden. Opmerkelijk is de toevoeging van twee opties voor energieprestatieverbetering. Tevens is de energiezuinige ventilator nu alleen van toepassing op bewaarloodsen. Spouwmuurisolatie en warmtekrachtinstallatie zijn uitgesloten, maar meet- en regeltechniek en sensoren blijven toegestaan.
     
  2. Processen
    Het aantal categorieën blijft gelijk. De vacuümkoeler voor bakkerijen is aan de EIA-lijst toegevoegd. Het elektrische frituurtoestel is daarentegen verwijderd van de lijst. Nieuw zijn onder andere CO2-winning uit buitenlucht, energieprestatieverbetering in grootkeukenapparatuur en de fiber lasersnijmachine.
     
  3. Duurzame energie
    Alleen de zogenaamde Swill vergister is geschrapt. Voor zonnepanelen zijn er twee belangrijke veranderingen: de minimale grootte is nu 15 kWp en er geldt een maximale grens van 55 kWp.
     
  4. Energietransitie
    De elektrische frituurtoestellen zijn overgeheveld vanuit categorie 2 en komen hier op dezelfde wijze terug. Nieuw in deze categorie zijn het warmte- en koudenet en de CO2-afvang voor permanente opslag (CCS).

(Bron: Flynth)

Wet excessief lenen van kracht

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, lenen aan of van de BV
Reacties uitgeschakeld voor Wet excessief lenen van kracht

De eerste peildatum voor de Wet excessief lenen is 31 december 2023. Wij willen daarom de Wet excessief lenen nogmaals onder de aandacht brengen. Als u op 31 december 2023 meer dan € 700.000 heeft geleend bij uw BV, dan kan dit leiden tot een belastingheffing van 26,9% (tarief 2023) over het bedrag dat de grens van € 700.000 overstijgt. 

Eigenwoningleningen

In principe tellen alle schulden bij uw BV mee voor de Wet excessief lenen. Er geldt een uitzondering voor eigenwoningleningen die in box 1 in uw aangifte inkomstenbelasting zijn opgenomen: deze eigenwoningleningen tellen niet mee voor het bepalen van een eventuele excessieve schuld. Voor eigenwoningleningen in box 1 aangegaan vanaf 1 januari 2023 geldt de aanvullende voorwaarde dat er een recht van hypotheek moet zijn ingeschreven. 

Verlaging in 2024

De grens van € 700.000 wordt verlaagd naar € 500.000 in 2024. Als u op 31 december 2024 meer dan € 500.000 heeft geleend bij uw BV, dan kan dit in 2024 dus leiden tot een belastingheffing in box 2 over het bedrag dat de grens van € 500.000 overstijgt. 

(Bron: HLB)

Van het toegenomen financiële belang van belastingrente voor de heffing van inkomsten- en vennootschapsbelasting – actueel tarief tot 10%! – was u allicht al op de hoogte. Dat belastingrente ook aan de orde kan zijn bij de (na)heffing van omzetbelasting en dus tot significante extra kosten kan leiden, krijgt tot dusver praktisch vaak wat minder aandacht. Met deze bijdrage brengen we daarin graag verandering.

Suppletieplicht

Indien u een verkeerd bedrag aan omzetbelasting in een reguliere aangifte omzetbelasting heeft aangegeven, dient u dat normaal gesproken te corrigeren door het indienen van een suppletieaangifte omzetbelasting (met uitzondering van correcties van per saldo minder dan € 1.000, die u in een eerstvolgende reguliere aangifte kunt corrigeren). Indien u nog een bedrag verschuldigd bent, zal de Belastingdienst hiervoor een naheffingsaanslag opleggen.

Waar u rekening mee moet houden, is dat u over een te betalen bedrag in een naheffingsaanslag belastingrente verschuldigd kunt zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval indien u de suppletieaangifte later indient dan drie maanden na afloop van het jaar waarover u de omzetbelasting verschuldigd bent. De belastingrente wordt berekend vanaf de eerste dag na afloop van het betreffende suppletiejaar tot en met 14 dagen na de datum van de gemoeide naheffingsaanslag. Voor 2024 bedraagt het percentage voor de belastingrente voor de omzetbelasting maar liefst 7,5%.

Gezien de hoogte van dit percentage is het raadzaam om belastingrente zo veel als mogelijk te voorkomen.

Tip: dien uw suppletieaangifte omzetbelasting over 2023 vóór 1 april 2024 in, dan voorkomt u dat u over het verschuldigde bedrag aan omzetbelasting belastingrente moet betalen. Ook het voortvarend voldoen aan overige suppletieverplichtingen, voorkomt het nodeloos oplopen van belastingrentelasten.

Naheffingen

Hoewel ingediende suppleties een veelvoorkomende reden vormen voor het opleggen van naheffingsaanslagen, kunnen die praktisch ook het resultaat zijn van correcties door de Belastingdienst. Onze ervaring bij boekenonderzoeken door de Belastingdienst is dat zij de belastingplichtige bij de aankondiging daarvan verzoeken om geen suppletieaangiften in te dienen, zolang het boekenonderzoek loopt. Hierdoor kan het indienen van een suppletieaangifte en het formaliseren van de daarbij behorende naheffingsaanslag behoorlijke vertraging oplopen; de belastingrente loopt dan al die tijd onnodig op. Ons advies is om in voorkomend geval te overleggen met de Belastingdienst om openstaande suppletieverplichtingen tussentijds toch te mogen indienen ter voorkoming van extra belastingrentelasten.

(Bron: HLB)

Elk jaar kiest de Belastingdienst, in het kader van de themagerichte toezichtaanpak, rubrieken die in de aangiften inkomstenbelasting extra aandacht krijgen.

Bij de behandeling van de aangiften over het belastingjaar 2023 krijgen de volgende vier rubrieken extra aandacht:

  • Specifieke zorgkosten;
  • Financieringskosten eigen woning;
  • Giften;
  • Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Voor 2023 heeft de Belastingdienst daarmee gekozen voor een aantal veelvoorkomende aftrekposten. Naar verwachting zal de Belastingdienst, indien één van deze rubrieken van toepassing is bij een ingediende aangifte inkomstenbelasting, vaker navraag doen over de onderbouwing van bovenstaande posten middels een vragenbrief. Het is dus van belang om de onderbouwing van deze posten, tijdens en ook na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2023, op orde en beschikbaar te hebben.

(Bron: HLB)

Een balansschuld omzetbelasting per einde boekjaar kan tot een naheffingsaanslag omzetbelasting over dat boekjaar ter hoogte van die balansschuld leiden. Alleen een geslaagd beroep op opgewekt vertrouwen kan dit dan voorkomen.

Een vennootschap onder firma (vof) heeft een onderneming voornamelijk bestaande uit de handel in exclusieve gebruikte en nieuwe horloges. De vof koopt de horloges in van ondernemers en particulieren op voornamelijk beurzen in binnen- en buitenland. Daarnaast koopt de vof horloges rechtstreeks in bij ondernemers in Spanje. Na een onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat de vof horloges met Spaanse btw heeft ingekocht in Spanje en in Nederland met de margeregeling heeft verkocht. Dat is niet toegestaan. Begin 2017 heeft de vof met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten over de fiscale gevolgen van het boekenonderzoek voor de jaren 2011 tot en met 2015 met betrekking tot de margeregeling. Uit de aangifte IB/PVV 2017 van een firmant blijkt dat er een balansschuld omzetbelasting van € 23.355 is. De Belastingdienst heeft daarom een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Balansschuld btw is gelijk aan het bedrag van naheffingsaanslag

Bij rechtbank Gelderland is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag is opgelegd op basis van de balansschuld omzetbelasting over 2016, die is opgenomen bij de aangifte IB/PVV 2017 van een van de firmanten. Als de balansschuld juist is, is de naheffingsaanslag ook correct. De firmanten zijn akkoord gegaan met de balansschuld omzetbelasting van eind 2016. Dus de naheffingsaanslag is correct.

Geen opgewekt vertrouwen

Wel geeft de firmant aan dat die dacht dat de balansschuld 2016 ook zou worden afgeboekt net als de schuld van 2015. Dit staat echter niet in de vaststellingsovereenkomst. De firmant kan ook geen beroep doen op opgewekt vertrouwen. De vaststellingsovereenkomst is duidelijk en er is geen enkel ander stuk waaruit zou blijken dat de inspecteur zichzelf heeft verplicht om ook 2016 in de afspraak mee te nemen. Uitlatingen van de adviseur kan de inspecteur ook niet binden.

Mogelijk faillissement van de vof niet relevant

De firmant heeft nog aangegeven dat deze naheffingsaanslag het einde van de vof zou kunnen betekenen. Daarom heeft de rechtbank extra goed gekeken naar mogelijkheden om de aanslag te kunnen verminderen, maar die mogelijkheden heeft de rechtbank niet kunnen vinden. De vof kan eventueel een betalingsregeling met de ontvanger treffen. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

(Bron: Taxence)

De voorlopige percentages die ten grondslag liggen aan de vaststelling van het fictieve rendement van je vermogen voor de berekening van jouw voorlopige belastingaanslag 2024 zijn bekendgemaakt. Ook zijn de cijfers over de arbeidskorting en het eigenwoningforfait gepubliceerd.

BOX 3: DE PERCENTAGES

Het box-3-vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën met ieder een eigen fictief forfaitair rendement te weten banktegoeden, schulden en overige bezittingen.

Voor de overige bezittingen, zoals aandelen en een tweede woning, is voor 2024 al een definitief percentage bekend, namelijk 6,04%.

Voor de andere twee categorieën zijn voorlopige percentages vastgesteld om het fictieve rendement voor 2024 te bepalen, te weten:

  • voor banktegoeden 1,03%; 
  • voor schulden 2,47%. 

Bovengenoemde percentages zullen worden toegepast bij het opleggen van de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting voor 2024.

Let op! Voor het opleggen van de definitieve aanslagen wordt uitgegaan van de definitieve percentages. Deze zijn dus voor banktegoeden en schulden nog niet bekend.

Arbeidskorting

De bedragen met betrekking tot de arbeidskorting zijn gebaseerd op de zogenaamde tabelcorrectiefactor en de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. 

  • De tabelcorrectiefactor is vastgesteld op 9,4941%. Deze zou oorspronkelijk 9,9% bedragen, maar is verminderd om geld vrij te maken voor het extra verhogen van de kinderbijslag. 
  • De hoogte van de arbeidskorting is afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen en verschilt dus per belastingplichtige. Het maximum stijgt in 2024 van € 5.052 naar € 5.532.

Eigenwoningforfait

Eigenaren van een woning moeten jaarlijks een bedrag bij het inkomen optellen, het zogenaamde eigenwoningforfait. Dit forfait kan jaarlijks worden aangepast op basis van de gestegen huurprijzen en prijzen van koopwoningen. Voor 2024 leidt dit tot een ongewijzigd forfait van 0,35%.

(Bron: De Jong & Laan)

Als starter op de woningmarkt heb je, onder voorwaarden, recht op vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij aankoop van een woning. De waarde van de woning moet dan wel onder een bepaald bedrag blijven. Dit bedrag is per 1 januari 2024 verhoogd naar € 510.000.

STARTERSVRIJSTELLING

Om een beroep te kunnen doen op de startersvrijstelling van de overdrachtsbelasting moet de koper van de woning op het moment van levering bij de notaris tussen de 18 en 35 jaar oud zijn. Een andere voorwaarde is dat de koper de woning zelf voor langere tijd gaat bewonen. De koper moet dit ook verklaren bij de notaris.

Let op! Elke koper kan maar één keer gebruikmaken van de vrijstelling. Deed een koper al eerder een beroep op de vrijstelling, dan kan dat niet nog een keer. Ook niet als de koper op dat moment nog geen 35 jaar oud is.

Datum levering bij notaris bepalend

Voor de vrijstelling is de datum van levering van de woning bij de notaris bepalend. Op dat moment moet aan alle voorwaarden voor de vrijstelling voldaan zijn. Kocht je daarom in 2023 een woning met een waarde van bijvoorbeeld € 480.000? Dan is de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing als de levering bij de notaris ook in 2023 plaatsvond, maar wel als de levering bij de notaris in 2024 plaatsvindt. Uiteraard moet dan wel aan alle ander voorwaarden van de startersvrijstelling zijn voldaan.

(Bron: De Jong & Laan)