Archive for mei, 2013

Het recht van de Belastingdienst op informatie over ondernemingen reikt ver. Hierdoor kunnen ondernemers verplicht worden om gegevensdragers ter beschikking te stellen aan de fiscus. De ondernemer kan er eventueel zelf voor zorgen dat deze geen informatie bevatten die de inspecteur niet hoeft te weten door de administratie te splitsen.

Informatieverplichting

Iedere belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de belastingheffing bij de belastingplichtige zelf. Deze verplichting geldt ook als de ontvanger van de belastingen gegevens en inlichtingen opvraagt voor de inning van de belastingschuld. Voor ondernemers die hun onderneming via een eenmanszaak drijven betekent dit dat zij zelf moeten voldoen aan het informatieverzoek van de Belastingdienst. Wordt de onderneming via een bv gedreven, dan moeten  de bestuurders voldoen aan de informatieverzoeken met betrekking tot de fiscale positie van de bv. Als een belastingplichtige een vertegenwoordiger aanwijst, kan de Belastingdienst ook deze vertegenwoordiger benaderen voor inlichtingen. Als hoofdregel geldt dat men de fiscus niet ongevraagd inlichtingen hoeft te geven. Hierop bestaan uitzonderingen, zoals de verplichting om een correctie op te sturen bij een onjuiste aangifte loonheffingen.

 

Derden

Voor een beperkte groep personen en lichamen bestaat ook een informatieplicht met betrekking tot de fiscale positie van derden. Deze groep bestaat uit de administratieplichtigen en de inhoudingsplichtigen (werkgevers). Zo is een werkgever verplicht de Belastingdienst te vertellen over het privégebruik van een bestelauto van de zaak door zijn werknemer als deze werknemer (ten onrechte) beschikt over een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto. Geestelijken, notarissen, advocaten, procureurs, artsen en apothekers hoeven de fiscus geen informatie over derden te verstrekken als dat in strijd is met hun ambtelijke geheimhoudingsplicht. Zij hebben een verschoningsrecht.

 

Administratieplicht

Bedrijven zijn daarnaast ook administratieplichtig. Zij moeten daardoor een administratie voeren die voldoende inzicht geeft in onder andere de fiscale positie van de onderneming. Een ambtenaar van de Belastingdienst kan bij een controle om inzage in de administratie vragen. Administratieplichtigen moeten in beginsel aan dit verzoek voldoen. Zij moeten zelfs toestaan dat de controleur kopieën van de administratie maakt. Het is aan te raden de door de controleambtenaar gewenste kopieën zelf te maken en daarbij exact te registreren welke gegevens en kopieën aan de controleambtenaar zijn verstrekt. Zo kunt u bijhouden waar de medewerker van de Belastingdienst zich mee bezig houdt. Administratieplichtigen zijn ook verplicht de ambtenaar inzage te geven in de opzet en werking van hun administratie, zodat de controle binnen een redelijke termijn kan gebeuren.

Gesplitste administratie

Wie niet zijn hele administratie aan de controleur wil geven, doet er goed aan een gesplitste administratie bij te houden. Het ene deel bevat dan informatie die de controleur mag inzien en het andere deel informatie die hij links kan en moet laten liggen. Een Noorse holding, die haar administratie bijhield op een server die zij met andere bedrijven deelde, had geen splitsing gemaakt. Toen de Noorse belastingdienst een controle hield, vroeg de controleur om een kopie van alle gegevens op de server. De holding weigerde eerst, maar moest uiteindelijk van de belastingrechter toch een back-up maken en overhandigen. De holding bracht de zaak vervolgens voor het Europese Hof van de Rechten voor de Mens. Het Hof constateerde dat de Noorse fiscus het Europees recht niet had geschonden. De controle was een jaar van tevoren aangekondigd, zodat de holding maatregelen had kunnen nemen. Bovendien waren na de controle de digitale gegevens op de back-up gewist en de papieren kopieën vernietigd.

Relevante informatie

De bevoegdheid van de fiscus om informatie op te vragen is echter niet oneindig. De gevraagde informatie moet van belang kunnen zijn voor de heffing of invordering van belastingen. Een informatieverzoek mag dus slechts zien op fiscaal relevante informatie. De grenzen van de informatiebevoegdheid zijn echter zeer ruim. Dit komt omdat de betekenis van bepaalde gegevens vaak alleen valt te bepalen aan de hand van hun onderlinge samenhang. Overigens mag men wel informatie of gegevens weigeren als de fiscus deze alleen vraagt om een boete op te kunnen leggen.

Behoorlijk gedrag van de fiscus

Bij zijn verzoek om inlichtingen moet de controleur zich wel redelijk opstellen. Hij mag het de belastingplichtige niet te moeilijk maken om te voldoen aan de informatieverplichting. De fiscus is daarbij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

(Bron: Taxence)

Uitleg over het boekenonderzoek
Met een eigen bedrijf heb je vaak veel voordelen. Zo zijn bijna alle kosten die je voor je bedrijf maakt, aftrekbaar bij de belastingdienst. Toch is het niet verstandig om hier te makkelijk mee om te gaan.
Per 1 januari 2007 zijn een groot aantal administratieve regeltjes, zoals vergoeding voor je mobiele telefoon, kerstpakket en lunchvergoedingen, vereenvoudigd of afgeschaft. Omdat De Belastingsdienst het aantal boekenonderzoeken wil uitbreiden, is de kans groot dat ze ook bij jou op de stoep staan.
Wat is een boekenonderzoek?
Het boekenonderzoek is een controle van de administratie. Het kan gaan om een onderzoek over een bepaalde periode of om controle van bepaalde onderdelen van de boekhouding. Van elk boekenonderzoek wordt een verslag gemaakt. Je krijgt automatisch een kopie van het openbare deel van dit verslag.
Wat wordt er gecontroleerd?
Bij controles wordt een verband gelegd tussen de aangiften, de jaaropgaven en de administratie. Bij een algemeen boekenonderzoek, wordt jouw gehele administratie onderzocht. Dit onderzoek vindt het minst vaak plaats, en meestal naar aanleiding van:
  • de door jou ingediende aangiften;
  • een klikbrief;
  • onderzoek bij derden.
Welke controles zijn nog meer mogelijk?
Naast het algemeen boekenonderzoek kan er een deelcontrole plaats vinden. Dit is een controle naar de juiste afdracht van de omzetbelasting of loonbelasting. Bij een controle naar de omzetbelasting wordt gekeken of:
  1.     Er aansluiting is tussen jouw jaarrekening en de aangiftes omzetbelasting;
  2.     Je het nultarief correct toepast;
  3.     Je daadwerkelijk datgene exporteert wat je zegt te exporteren;
  4.     Daarnaast worden de facturen nagelopen.
De snelste en eenvoudigste controle, die de fiscus ook nog vaak het meeste oplevert, is de loonbelastingcontrole. Bij deze controle wordt alles gecontroleerd wat te maken heeft met jouw werknemers.
Ben ik verplicht om mee te werken aan een controle?
Ja, je bent verplicht om mee te werken aan een controle. Dat houdt het volgende in:
  • Je moet de controleurs toegang geven tot de gebouwen waarin jouw onderneming is gevestigd;
  • Je moet alle gegevens en inlichtingen aan de controleurs geven die in het kader van de controle van belang kunnen zijn;
  • Je moet inzage geven in je administratie en toestaan dat er kopieën van worden gemaakt. Dit geldt ook als het gaat om belastingen, premies en inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringwet van je werknemers.
  • Je moet inzage geven in de opzet en werking van jouw administratie.
Tip:
Om de controles voorspoedig te laten verlopen, is het raadzaam om de berekeningen te bewaren die zijn gemaakt bij de opstelling van de aangiften en jaaropgaven.
Moet ik bepaalde documenten bewaren?
Ja. Voor zogenoemde basisgegevens geldt een bewaarplicht van 7 jaar. Onder basisgegevens vallen:
  • het grootboek;
  • de debiteuren- en crediteurenadministratie;
  • de in- en verkoopadministratie;
  • de voorraadadministratie;
  • de loonadministratie.
Je moet de volgende gegevens ten minste 5 volle kalenderjaren na het einde van de dienstbetrekking bewaren:
  • de kopie van het identiteitsbewijs, en eventueel de aard en het nummer hiervan;
  • de loonbelastingverklaring of de gegevens van de werknemer voor de loonheffingen;
  • een verzoek om de loonheffingskorting wel of niet toe te passen;
  • (eventueel) de bijlage studenten- en scholierenregeling.
Let op!
Ook als je stopt met ondernemen, moet je de gegevens blijven bewaren.
Bron: De Belastingdienst
Tip van Ambitions.nu: Het is handig om privé-gegevens of andere gegevens die u liever niet wilt afstaan afgescheiden te bewaren van u administratie en eventuele backupserver van uw administratie. De fiscus kan namelijk de volledige backupserver opvragen bij een boekenonderzoek.

Ondernemers denken te gemakkelijk over een dividenduitkering. Met het nieuwe bv-recht dient hier een uitkeringstoets door de directie aan vooraf te gaan. Dat is nog niet bij iedere ondernemer gewoon met alle risico’s van dien.

Het dividend is de betaling van (een deel van) de winst van een onderneming aan haar aandeelhouders. Er moet altijd een uitkeringstoets worden gedaan wanneer de uitkering plaatsvindt vanuit het vermogen, dit geldt ook bij interim-dividend. Bestuurders en aandeelhouders zijn aansprakelijk voor eventuele tekorten die er in de vennootschap ontstaan door de dividenduitkering. Er zit een aantal haken en ogen aan de uitkeringstoets en de manier waarop deze wordt toegepast.

Pas vooral op in de volgende gevallen:

  • Wanneer de aandeelhouder en directie van een bedrijf een en dezelfde persoon is. Dit zorgt voor tegenstrijdige belangen. Binnen kleine bedrijven is dit vaak het geval;
  • Wanneer het bedrijf op punt van faillissement staat. Zowel de dividend uitgekeerde als directie zijn dan aansprakelijk;
  • Wanneer er in de periode van de uitkeringstoets leningen aflopen waardoor de liquiditeit in gevaar komt. Doe daarom vooraf een liquiditeitsprognose;
  • Wanneer er sprake is van interim-dividend. Interim-dividend is een voorschot op het uiteindelijke dividend. Dit dividend wordt al voor afsluiting van het boekjaar uitgekeerd. Die vragen om inzicht in de winsten die je in de toekomst gaat maken.
  • Wanneer er sprake is van bepaalde concernverhoudingen, bv. wanneer de dochtervennootschap aan de moedervennootschap moet uitkeren.

(Bron: Pleinplus

Probleemanalyse, het plan van aanpak en andere zaken

Als je werknemer ziek is, ben je verplicht om via re-integratie te voorkomen dat je werknemer langdurig ziek thuis zit en uiteindelijk in de WIA of WW terechtkomt. Tijdens de re-integratie moet je een re-integratieverslag aanleggen. Re-integratie is de manier waarop jij en je werknemer er samen voor zorgen dat je zieke werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk kan. Dat is niet vrijblijvend: het is verplicht vanuit de Wet Verbetering Poortwachter.

Re-integratieverslag

Een onderdeel van het re-integratietraject is het re-integratieverslag. Dat moet het volgende bevatten:
1. De probleemanalyse
Als je werknemer ziek is, moet je binnen zes weken een probleemanalyse laten opstellen door je bedrijfsarts of arbodienst. In de probleemanalyse staat nauwkeurige beschreven wat de klachten en de oorzaak van het verzuim is. Ook bevat de analyse een onafhankelijk advies over de vraag of je werknemer zijn werk in de toekomst nog zal kunnen doen en – zo ja – over de manier waarop je werknemer het beste kan re-integreren. Dit advies moet je delen met je zieke personeelslid.
2. Het plan van aanpak
Op basis van de probleemanalyse ga je met je werknemer in gesprek over de re-integratie, dat leidt tot een plan van aanpak. Dit moet binnen acht weken op tafel liggen, klaar om uitgevoerd te worden. Het doel van het plan van aanpak is terugkeer van je werknemer op de werkvloer. Maak daarom afspraken over opleiding, aangepast werk, begeleiding en/of aanpassing van de werkplek. Bespreek ook het aantal contactmomenten: kies bijvoorbeeld voor een vaste dag en tijdstip in de week waarop je je werknemer belt om te vragen hoe het gaat.
3. Verslagen van de voortgangsgesprekken 
Minstens één keer in de zes weken moet je een voortgangsgesprek met je werknemer houden. De verslagen hiervan neem je op in het re-integratieverslag.
4. Een eerstejaarsevaluatie
Als je zieke werknemer na een jaar nog niet terug is, dan is het tijd om met hem te bespreken hoe het in het afgelopen jaar is gegaan. Is je werknemer goed op weg om weer aan het werk te gaan of heeft het plan van aanpak een aanpassing nodig? Misschien blijkt dat je werknemer andere begeleiding nodig heeft of dat er binnen jouw bedrijf toch te weinig mogelijkheden zijn voor je medewerker. Stel het plan van aanpak dan bij en ga – zo nodig – op zoek naar werk voor je personeelslid bij een andere werkgever. Als het plan van aanpak nog steeds van toepassing is, gaan jullie gewoon verder op de ingeslagen weg.
5. Een actueel oordeel bij de probleemanalyse
Als je werknemer ruim anderhalf jaar ziek is, kan hij een WIA-uitkering aanvragen. Om te bekijken of hij zo’n uitkering kan krijgen, heeft het UWV informatie nodig over de actuele situatie van je werknemer. Met het formulier ‘Actueel oordeel bij de probleemanalyse’ van het UWV geeft je bedrijfsarts aan hoe de situatie nu is. Als het dienstverband van je werknemer eindigt tijdens zijn ziekte, kan je werknemer mogelijk een Ziektewet-uitkering krijgen. Ook dan moet je het formulier invullen.
6. Een eindevaluatie
Het laatste onderdeel van het re-integratieverslag is de ‘Eindevaluatie plan van aanpak’. Dat formulier vullen jij en je werknemer samen in. In deze eindevaluatie beschrijf je de stand van de re-integratie op het moment dat je werknemer een WIA-uitkering aanvraagt. Dat doe je op basis van het actuele oordeel bij de probleemanalyse van de arbodienst of bedrijfsarts. Deze eindevaluatie moet je invullen uiterlijk twee weken voordat je werknemer de aanvraag voor de WIA-uitkering moet doen.
(Bron: MKB Servicedesk)

De Belastingdienst gaat bij ondernemers controleren of zij nog openstaande btw-schulden hebben over vorige jaren. De controle gebeurt op een vergelijking van de btw-aangiften en de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.

Jaarrekening

Btw-schulden komen regelmatig aan het licht bij het opstellen van de jaarrekening. De meeste ondernemers sturen de belastingdienst binnen 3 maanden na afloop van het jaar een aanvulling op hun btw-aangifte en betalen alsnog de openstaande schuld.

Verplichting

Sinds 1 januari 2012 zijn ondernemers die de afgelopen 5 jaar te veel of te weinig btw hebben aangegeven verplicht om dit te melden aan de Belastingdienst. De verplichting is er sinds 1 januari maar vanaf 1 april 2012 moeten deze correcties door middel van een verplicht formulier worden aangeven. Kleine btw-correcties – dat wil zeggen de correctie per saldo 1000 euro te betalen of 1000 euro terug te ontvangen bedraagt – moeten worden verwerkt in de eerstvolgende aangifte omzetbelasting.

Btw-schulden alsnog aangeven

De Belastingdienst waarschuwt: “Hebben uw klanten nog btw-schulden over voorgaande jaren aan te geven? En wilt u voorkomen dat zij worden geconfronteerd met een hoge boete? Corrigeer dan vóór 1 juni 2013 de eerder ingestuurde aangiften.” Corrigeren kan met het formulier Suppletie omzetbelasting, dit formulier is ook als invulbare PDF beschikbaar in het BTW Programma.

Teruggaaf

Ondernemers die over de afgelopen jaren nog recht hebben op een teruggaaf btw kunnen dit aanvragen met hetzelfde formulier.

(Bron: Elsevierfiscaal)

Wet om verzuim van personeel te verkorten

Tijdens het lezen van artikelen over langdurig verzuim of re-integratie, heb je ‘m vast weleens voorbij zien flitsen: de Wet Verbetering Poortwachter. Maar wat is het nu eigenlijk?
De Wet Verbetering Poortwachter is een wet die is bedoeld om het aantal werknemers dat langdurig ziek is, terug te dringen. Uitgangspunt: snel en effectief ingrijpen verkort het verzuim van je personeel.

Gezamenlijke inspanning

Ziek zijn is voor niemand prettig. Voor je werknemers niet, maar ook niet voor jou als werkgever. Nog vervelender wordt het als een werknemer door ziekte langdurig uit de roulatie is of zelfs arbeidsongeschikt raakt. Dat is het moment waarop de Wet Verbetering Poortwachter om de hoek komt kijken. Deze wet gaat namelijk de strijd aan met langdurig verzuim door ziekte en verlangt van jou en je werknemer dat jullie je samen met de arbodienst of een gecertificeerde bedrijfsarts inspannen om je werknemer weer zo snel mogelijk aan het werk te krijgen.

Verplichtingen

Werkgevers en werknemers hebben een aantal verplichtingen, die al beginnen in de eerste week van de ziekmelding.
Voor het eerste jaar:
  • Ziektegevallen moeten uiterlijk binnen één week na de eerste ziektedag worden gemeld bij de arbodienst of bedrijfsarts.
  • Is de werknemer zes weken ziek, dan moet door de arbodienst of bedrijfsarts een probleemanalyse worden gemaakt. Hierin staat waarom de werknemer niet meer kan werken, wat zijn mogelijkheden tot herstel zijn en wanneer hij het werk weer denkt te kunnen hervatten.
  • Binnen acht weken na de ziekmelding of uiterlijk twee weken na de probleemanalyse stel je in overleg met je werknemer een Plan van Aanpak (PvA) op. In dit plan beschrijf je wat jullie gaan doen om de werknemer weer aan het werk te krijgen. Het PvA is een onderdeel van het re-integratiedossier.
  • Is er sprake van dreigend langdurig verzuim, dan moet je een re-integratiedossier bijhouden. Hierin staan het verloop van de ziekte en alle activiteiten die jullie hebben ondernomen om terugkeer naar werk mogelijk te maken.
  • Iedere zes weken moet je de voortgang met de werknemer bespreken.
  • Samen met de werknemer kies je een casemanager. Deze persoon begeleidt en controleert de uitvoering van het PvA. (dit is overigens niet verplicht).
  • In de 42e week moet je de werknemer ziekmelden bij het UWV.
Na een jaar:
  • Blijft de werknemer onverhoopt lang ziek, dan volgt tussen week 46 en 52 een eerstejaarsevaluatie. Jij en de werknemer evalueren het afgelopen jaar en stellen vast welk re-integratieresultaat jullie in het tweede ziektejaar willen behalen en hoe jullie dat gaan doen.
  • Is de werknemer na twintig maanden nog niet volledig aan de slag, dan stel je in overleg met de werknemer een re-integratieverslag op. Hierin staan alle afspraken en concrete resultaten van de geplande werkhervatting.
  • Hebben alle inspanningen niet geleid tot terugkeer naar het werk, dan ontvangt de werknemer in de 87e week een WIA-aanvraagformulier van het UWV. Dit formulier moet hij binnen drie weken terug sturen aan het UWV. Snel daarna beoordeelt UWV het re-integratieverslag, voert een WIA-keuring uit en start de WIA-uitkering als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan.
  • Indien noodzakelijk moet de werkgever het werk, de werkplek en/of de arbeidsmiddelen van de werknemer aanpassen.

Doorbetaling loon

Werkgevers moeten hun werknemers bij ziekte twee jaar lang 70 procent van het laatste loon doorbetalen. Voor het eerste ziektejaar ben je daarnaast wettelijk verplicht minimaal het minimumloon door te betalen. Dat geldt niet voor het tweede ziektejaar.
Als je niet kan aantonen dat je je voldoende hebt ingespannen om de werknemer te laten re-integreren, dan kan je verplicht worden om ook het derde jaar loon door te betalen.

Passend werk

Lukt het niet om de werknemer terug te laten keren in zijn oude functie, dan moet je hem passend werk aanbieden binnen het bedrijf. Laat hem bijvoorbeeld werken in deeltijd of geef hem een aangepast  takenpakket. In het uiterste geval kun je hem een andere functie aanbieden of helpen richting een baan bij een andere werkgever. Weigert de werknemer dit werk te aanvaarden, dan kan dit leiden tot stopzetting van het loon en zelfs tot ontslag.

Beoordelen van de situatie

Naast de wettelijke verplichtingen hebben werkgevers ook een aantal mogelijkheden om de situatie te beoordelen:
  • Je mag de werknemer niet vragen wat hem scheelt, maar wel vragen wanneer hij verwacht weer aan het werk te kunnen.
  • Je kunt de werknemer vragen een bezoek te brengen aan de bedrijfsarts. Die beoordeelt of de werknemer in staat is aangepast werk te doen en hoe lang het verzuim kan gaan duren. Ook de arbodienst kan een bezoek aan de zieke werknemer brengen in de vorm van een spoedcontrole.
  • Je kunt de werknemer weer met het werk laten beginnen op arbeidstherapeutische basis. Zo kan hij langzaam weer aan het werk wennen. Officieel is de werknemer dan nog wel ziek en moet zijn loon doorbetaald worden.
  • Als je met de werknemer en/of arbodienst van mening verschilt over de re-integratie, dan kun je bij het UWV een deskundigenoordeel aanvragen.
  • Een re-integratiebedrijf kan jou en de werknemer begeleiden bij de terugkeer naar het werk of naar ander werk in hetzelfde bedrijf of naar een andere werkgever.

Maatregelen tegen langdurig verzuim

  • Maak concrete afspraken in het PvA: wat doet de werknemer om weer aan het werk te komen? En wat doe jij om je werknemer weer aan het werk te helpen?
  • Bespreek het PvA regelmatig met de werknemer.
  • Verandert de situatie van de werknemer, zorg er dan voor dat er snel nieuwe afspraken worden gemaakt.

(Bron: Arboportaal, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Probleemanalyse en plan van aanpak

Als je werknemer kort ziek is (minder dan vier weken), dan hoef je eigenlijk niet eens zoveel te regelen als werkgever. Je hoeft niks te melden bij het UWV en hoeft geen re-integratieverslag aan te leggen. Een ander verhaal wordt het als je werknemer langer dan zes weken ziek is of dreigt te zijn: langdurig verzuim. Bij langdurig verzuim zijn jij en je werknemer verplicht om te werken aan re-integratie. Dat begint bij een probleemanalyse en een plan van aanpak.

Probleemanalyse

Als je werknemer een langere tijd ziek is, moet je binnen zes weken een probleemanalyse laten opstellen door je bedrijfsarts of arbodienst. Dit is verplicht vanuit de Wet Verbetering Poortwachter.
In deze probleemanalyse staan nauwkeurig de klachten en de oorzaak van het verzuim beschreven. Ook bevat de analyse een onafhankelijk advies over de vraag of je werknemer zijn werk in de toekomst nog zal kunnen doen en – zo ja – over de manier waarop je werknemer het beste kan re-integreren. Jij moet dit advies delen met je zieke personeelslid.

Plan van aanpak

Op basis van de probleemanalyse ga je vervolgens met je werknemer in gesprek over re-integratie, dat leidt tot een plan van aanpak. Dit moet binnen acht weken op tafel liggen, klaar om uitgevoerd te worden. Het doel van dit plan van aanpak is terugkeer van je werknemer op de werkvloer. Maak daarom afspraken over opleiding, aangepast werk, begeleiding en/of aanpassing van de werkplek. Bespreek ook het aantal contactmomenten: kies bijvoorbeeld voor een vaste dag en tijdstip in de week waarop je je werknemer belt om te vragen hoe het gaat.

Casemanager

Om te zorgen dat jullie allebei de gemaakte afspraken nakomen, kun je een casemanager aanwijzen. Dat kan een medewerker van de arbodienst zijn, maar ook een leidinggevende binnen je bedrijf of een andere medewerker. Het is de bedoeling dat zowel jij als je werknemer bij de casemanager terecht kan als iets niet volgens afspraak verloopt.
WIA
Is het zo slecht met je werknemer gesteld dat het voor hem of haar niet meer mogelijk is om terug te keren op de werkvloer? Als hij na twee jaar ziekte meer dan 35 procent arbeidsongeschikt is, heeft hij recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) bestaat uit twee regelingen: WGA en IVA. De WGA (werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) is voor werknemers die nog gedeeltelijk kunnen werken, de IVA (inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) is voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken.

WIA aanvragen

Jij als werkgever hoeft deze WIA niet aan te vragen, die taak ligt bij je zieke medewerker. Wat in deze situatie wél belangrijk is voor jou als werkgever, is dat het UWV bij de behandeling van de WIA-aanvraag altijd kijkt of jij en je werknemer genoeg hebben gedaan aan re-integratie.
(Bron: MKB Servicedesk)

De Kennisgroep Verzekeringsproducten heeft na afstemming met het ministerie van Financiën een aantal vragen beantwoord.

Overgangsrecht

Deze zien toe op het overgangsrecht met betrekking tot kapitaalverzekeringen eigen woning (KEW), spaarrekeningen eigen woning (SEW) en beleggingsrechten eigen woning (BEW). De actualisatie was nodig na de motie van kamerlid Knops over het besluit BLKB 2013 32.

Bestaande eigenwoningschuld

In het besluit is aangegeven dat het nog mogelijk is om vóór 1 april 2013 een KEW, SEW of BEW aan te gaan, te verhogen of te verlengen, mits de belastingplichtige of zijn partner op 31 december 2012 beschikt over een eigen woning en een bestaande eigenwoningschuld.

Gegarandeerd kapitaal

Hierbij mag het gegarandeerde kapitaal niet hoger zijn dan het bedrag van de bestaande eigenwoningschuld op 31 december 2012.  Bovendien is een dergelijk verzoek tijdig gedaan aan een verzekeraar, financiële instelling of tussenpersoon/bemiddelaar indien deze van de klant vóór 1 april 2013:

  • Een schriftelijk verzoek, al dan niet tot het doen van een offerte, heeft ontvangen (niet relevant is of het verzoek in behandeling is genomen)
  • Een mondeling verzoek heeft ontvangen en waarvan de klant vóór 1 april 2013 een schriftelijke ontvangstbevestiging van de aanbieder of tussenpersoon/bemiddelaar heeft ontvangen
  • Een mondeling verzoek heeft ontvangen en waarvan de klant vóór 1 april 2013 een schriftelijke afwijzing door aanbieder of tussenpersoon/bemiddelaar heeft ontvangen.

Tijdig verzoek

In alle gevallen waarin sprake is van een tijdig verzoek, kan de administratieve verwerking van het verzoek na 31 maart 2013, maar moet vóór 2014 plaatsvinden.

Verlengen looptijd

Een aandachtpunt bij het verlengen van de looptijd is dat een fictieve uitkering uit een KEW, SEW of BEW wordt aangenomen zodra de looptijd feitelijk langer wordt dan 30 jaar. Hierbij tellen mee jaren looptijd – ook vóór 2001 – van een voorgaande kapitaalverzekering, KEW, SEW of BEW die fiscaal geruisloos is omgezet in de huidige KEW, SEW of BEW.

(Bron: Elsevierfiscaal)

De rechtsvorm van je onderneming heeft gevolgen voor je aansprakelijkheid en belastingverplichtingen. Heel belangrijk dus dat je kiest voor de juiste rechtsvorm. Welke past bij jouw bedrijf?

Ben ik een eenmanszaak?

Veel starters kiezen voor de eenmanszaak als rechtsvorm. Een eenmanszaak is een bedrijf waarvan één persoon eigenaar is, al wil dat niet zeggen dat er ook maar één persoon werkt in de onderneming. Dus wil je (nu of later) personeel aannemen, dan kun je nog steeds kiezen voor een eenmanszaak. Verder is het goed om te weten dat voor de eenmanszaak geen oprichtingseisen gelden: je hebt bijvoorbeeld geen notariële akte nodig. Het enige wat je moet doen, is je inschrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Juridisch gezien bestaat er in de eenmanszaak geen onderscheid tussen privé-vermogen en zakelijk vermogen. En dat kan een risico zijn. Want als het mis gaat met je bedrijf, is de kans groot dat je ook bijvoorbeeld je koophuis en inventaris kwijtraakt aan de schuldeisers. Heb je een eenmanszaak en ben je getrouwd of ga je trouwen, kan het om die reden slim zijn om huwelijkse voorwaarden te laten opstellen.

Moet ik een vennootschap onder firma (vof) oprichten?

Een vennootschap onder firma (vof) heeft meerdere eigenaren (de vennoten of firmanten). Deze eigenaren kunnen bestaande personen zijn, maar ook rechtspersonen zoals besloten vennootschappen (bv’s).
Aan de oprichting van een vof worden geen bijzondere eisen gesteld, buiten inschrijving bij het Handelsregister. Wel is het wel raadzaam om afspraken over verantwoordelijkheden, bevoegdheden en winstverdeling schriftelijk vast te (laten) leggen.
De vennoten binnen een vof zijn hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat als de vof haar verplichtingen niet nakomt, iedere vennoot met zijn of haar privé-vermogen voor 100 procent aansprakelijk is, ook als deze schulden door een andere vennoot binnen de vof zijn aangegaan.

Ben ik onderdeel van een maatschap?

Een maatschap is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen (‘maten’), die onder een gemeenschappelijke naam een beroep uitoefenen. De maatschap komt veel voor in de medische en juridische wereld, denk bijvoorbeeld aan (tand)artsen, advocaten en fysiotherapeuten. Iedere maat brengt iets in, bijvoorbeeld arbeid, geld of goederen en het voordeel hieruit wordt verdeeld onder de maten.
Maatschappen moeten zich, afgezien van stille maatschappijen, sinds 2008 inschrijven in het Handelsregister. Het is niet verplicht om een notariële akte op te stellen bij de oprichting van een maatschap, maar het is wel aan te raden om onderlinge afspraken vast te leggen (bij een notaris), om ruzie tussen de maten te voorkomen. Zo doe je er bijvoorbeeld verstandig aan om vast te leggen wat de inbreng is van de maten, welke winstverdeling jullie gaan hanteren, hoe de verdeling van bevoegdheden is en wat er gebeurt als de maatschap wordt beëindigd. Goed hierbij om te weten is alle maten aansprakelijk zijn voor gelijke delen. Dat is dus een belangrijk verschil met de vof, waarbij iedere vennoot voor 100 procent aansprakelijk is.

Is een commanditaire vennootschap (cv) de oplossing?

Een commanditaire vennootschap (cv) is in feite een bijzondere vorm van de vof. Het is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen (vennoten). Bij een cv bestaan twee soorten vennoten: beherende en stille (commanditaire) vennoten. De stille vennoten zijn alleen financieel betrokken; zij mogen niet namens de cv naar buiten treden.
De oprichting van een commanditaire vennootschap is vormvrij; er gelden dus geen formele vereisten. Wel is het slim om schriftelijk vast te leggen wat jullie precies zijn overeengekomen. Een inschrijving in het Handelsregister is wederom wél verplicht.
Lukt het de vennootschap niet meer om verplichtingen na te komen, dan zijn de beherende vennoten privé hoofdelijk aansprakelijk voor 100 procent. Dit geldt niet voor de commanditaire vennoten. Zij zijn slechts aansprakelijk voor het bedrag dat zij hebben ingebracht.

Past een besloten vennootschap (bv) bij mij?

De besloten vennootschap is een rechtspersoon, waarbij het kapitaal in aandelen is verdeeld (over de aandeelhouders) en de risico’s van hoofdelijke aansprakelijkheid worden beperkt. Dat betekent dat niet jij, maar de bv in de meeste gevallen aansprakelijk is voor eventuele schulden. Het rechtspersoon bv heeft dezelfde juridische status, rechten en plichten als een natuurlijk persoon. Daarmee wordt de bv als geheel als ondernemer gezien, terwijl je een bv wel samen met anderen kunt oprichten.
Je hebt geen minimum(start)kapitaal nodig om een bv op te richten, Eén eurocent is al genoeg. Ook een notariële akte is niet meer nodig. Een inschrijving in het Handelsregister is dat wél. Totdat dit gebeurd is, ben je namelijk nog persoonlijk aansprakelijk.
Groot voordeel van een bv is dat je privé-bezittingen buiten schot blijven. Er is echter één ‘maar’: voor schulden ontstaan door wanbeleid kun je wél persoonlijk aansprakelijk gesteld worden.

Hoe zit het bij een naamloze vennnootschap (nv)?

Slechts weinig starters zullen bij de oprichting van hun bedrijf kiezen voor een nv. Dit is een vennootschap waarvan het kapitaal is verdeeld in aandelen, maar anders dan bij de bv zijn de aandelen van een nv overdraagbaar.
Voor het oprichten van een nv gelden vrijwel dezelfde eisen als bij het oprichten van een bv, behalve het feit dat je voor oprichting van een nv startkapitaal nodig hebt: 45.000 euro.
Zowel met een bv als met een nv moet je jaarstukken inleveren bij de KvK. Welke gegevens je daarin moet opnemen, is afhankelijk van de grootte van je bedrijf. Zo hoeft een klein bedrijf alleen een verkorte balans en een beperkte toelichting te sturen en moet een middelgroot bedrijf ook een jaarverslag en een winst-en verliesrekening toevoegen.

Wanneer kies ik voor een vereniging?

Een vereniging is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen (leden) met een gemeenschappelijk doel. Belangrijke voorwaarde is dat het niet je doel mag zijn om winst te maken om onder de leden te verdelen. Winst maken an sich mag wel, maar die moet dan ten goede komen aan het gemeenschappelijke doel.
De hoogste macht in een vereniging ligt bij de ledenvergadering, waarvan alle leden in principe één stem hebben. De ledenvergadering benoemt het bestuur, dat meestal bestaat uit leden.
Je hebt twee soorten verenigingen:
  • Bij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid ben je niet met je privé-vermogen aansprakelijk voor de verplichtingen; je richt deze vereniging op met een akte van de notaris en de notaris schrijft je in in het Handelsregister.
  • Bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid ben je met je privé-vermogen wél aansprakelijk voor verplichtingen. Die aansprakelijkheid kun je beperken door de vereniging in te schrijven in het Handelsregister.
Is mijn bedrijf eigenlijk een stichting?
Een stichting is bedoeld om met behulp van een vermogen een bepaald doel te realiseren. Deze doeleinden leg je vast in de statuten. Een stichting mag winst maken, maar net als bij een vereniging moet deze opbrengst wel ten goede komen aan een ideëel of sociaal doel. Een stichting wordt opgezet door één of meerdere personen. Dit kunnen natuurlijke personen zijn, maar ook rechtspersonen (zoals bij een bv). Een stichting heeft geen leden en wordt opgericht bij notariële akte of testament. Vergeet een stichting niet in te schrijven in het Handelsregister van de KvK, zodat de bestuuurders niet privé aansprakelijk zijn.
In het geval van schulden worden bestuurders van een stichting niet aansprakelijk gesteld. Als de stichting onder de heffing van de vennootschapsbelasting valt, zijn wel de anti-misbruikwetten van toepassing en kunnen bestuurders onder bepaalde omstandigheden alsnog aansprakelijk worden gehouden.

Hoe zit het bij een coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij?

Een bijzondere en weinig voorkomende rechtsvorm is de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij. De coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij zijn bijzondere verenigingen. Een coöperatie komt door middel van het afsluiten van overeenkomsten op voor de materiële belangen van haar leden. De winst mag worden uitgekeerd aan leden. Er zijn drie soorten: bedrijfscoöperatie, consumentencoöperatie en producten- of dienstencoöperatie.

Een coöperatie wordt opgezet door minimaal twee personen. De oprichting vindt plaats bij notariële akte. De coöperatie moet daarnaast worden ingeschreven in het Handelsregister en is verplicht om ieder jaar jaarstukken op te stellen en deze openbaar te maken.
(Bron: MKB Servicedesk)

Dagen, nachten, weken of zelfs maanden zwoegen op een ondernemingsplan: het zal veel startende ondernemers bekend in de oren klinken. Bedenk je eens wat er zou gebeuren als je deze tijd en energie zou steken in het verbeteren van je product of dienst. Of nog beter: in het vinden en contracteren van je eerste klant(en).

Stop met schrijven

Mijn advies: stop met schrijven en ga de wereld in. Praat met klanten, potentiële leveranciers en investeerders. Ja, je moet een plan hebben, een richting bepalen. Maar dat kan ook in één A4. Dus stop met het schrijven van een ondernemingsplan van 150 pagina’s en een exploitatiebegroting voor de komende 5 jaar. Gebruik de volgende 5 stappen om jouw ondernemingsplan te maken.

Stap 1. Waarom besta je?

Waarom ben je dit bedrijf begonnen (of ga je dit bedrijf beginnen)? Wat zijn jouw drijfveren om te kiezen voor de markt waarin je actief gaat worden en hoe staat het met je passie voor je bedrijf?
Oftewel: waarom heeft jouw bedrijf bestaansrecht? Misschien wel de moeilijkste vraag van allemaal, maar wel erg belangrijk om over na te denken. Het is de basis van alles!

Stap 2. Wat is je waardepropositie?

Je waardepropositie is eigenlijk de verklaring naar je klant: wat is je toegevoegde waarde? Waarom is datgene wat jij doet of levert van waarde? Op welke manier profiteert een klant van jouw product of dienst? Vanzelfsprekend heb je hier ideeën en gedachten over, maar durf dit ook te toetsen bij je klant. Ga in gesprek met je potentiële klanten en vraag hen of jouw ideeën hierover kloppen.

Stap 3. Voor wie doe je het?

Ken je klant. Wie is hij of zij? Focus op één (of maximaal vier) klantsegmenten. Durf er ook voor te kiezen om bepaalde mensen of bedrijven te laten gaan. Je kunt immers niet voor iedereen van toegevoegde waarde zijn. Benoem je klant in een duidelijk omschreven persona. Hang op de muur een duidelijke omschrijving van je klant. Hoe denkt hij? Wat voor keuzes maakt hij? Wat zijn de uitdagingen, wensen of behoeften die hij heeft waarvoor jij de oplossing vormt? Lees ook mijn eerdere column over focus.

Stap 4. Wat zijn je doelen ofwel: hoe meet je succes?

Stel je belangrijkste doelen. Beschrijf niet alleen twee of drie financiële doelen (omzet, winst, et cetera), maar ook ambities wat betreft klantbereik, klanttevredenheid en bijvoorbeeld het  bezoekersaantal op je website. Bedenk welke doelen relevant zijn voor jou om je “succes” te meten. Je stelt deze doelen niet voor een ander, maar voor jezelf. Kortom: als je graag bepaalde doelen wil halen, meet die dan ook.

Stap 5: Je verhaal aanpassen en verbeteren.

Als je de eerste vier stappen hebt uitgewerkt in één A4 (of misschien in twee), vormt dit de basis voor gesprekken met je potentiële klanten, leveranciers en andere belangrijke partners. Neem van mij aan dat er in je plan nog wel wat aanpassingen komen. Het verhaal wordt met de tijd scherper en scherper. Gun jezelf ook die ruimte het verhaal aan te passen en te verbeteren. Een ondernemingsplan is niet een statisch document, maar een organisch verhaal dat mee groeit met jou als ondernemer en met je onderneming. Niet voor niets is een veelgehoorde quote nog steeds: “Een ondernemingsplan overleeft maar zelden het eerste contact met de klant.”
(Bron: MKB Servicedesk)