Studiekostenbeding kan werkgever duur komen te staan

Werkgevers investeren vaak in werknemers op het gebied van kennis en vaardigheden. De werkgevers die dat doen willen werknemers uiteraard aan zich kunnen binden, hoewel de werknemer in beginsel is vrij om zijn kennis, ervaring en vaardigheden mee te nemen. De werkgever kan met de werknemer een opleidingskostenbeding overeenkomen, maar hoe zat het ook al weer met de vereisten waaraan een dergelijk beding moet voldoen, wil een werkgever daar met succes een beroep op kunnen doen?

Wat is een studiekostenbeding?
Een opleidings- of studiekostenbeding is een beding waarbij de werkgever en de werknemer overeenkomen dat de werknemer (meestal) bij het einde van de arbeidsovereenkomst studiekosten aan de werkgever terugbetaalt. Vaak verplicht de werknemer zich om alleen onder bepaalde voorwaarden terug te betalen, bijvoorbeeld wanneer de werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt (al dan niet binnen een bepaalde periode na het afronden van de opleiding), wanneer de werknemer de werkgever een dringende reden voor het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst heeft gegeven, of wanneer de werknemer de opleiding niet met goed gevolg afsluit. De omvang van de terugbetalingsplicht varieert, van studiekosten ‘in enge zin’ zoals studiemateriaal, inschrijf- en examenkosten tot ‘alle’ studiekosten, waaronder loon voor de periode waarin de opleiding is genoten en de werkzaamheden niet zijn verricht.

Wettelijk kader
Wettelijke regels – los van het algemeen verbintenissenrecht- zijn niet van toepassing op het studiekostenbeding en partijen zijn in beginsel vrij overeen te komen wat zij willen. In de praktijk blijkt dat rechters in het kader van ‘goed werkgeverschap’ of de ‘redelijk en billijkheid’ veelal de bedingen matigen of tenietdoen. In een klassiek arrest heeft de Hoge Raad voorwaarden gesteld waaraan het studiekostenbeding zou moeten voldoen.

Voorwaarden studiekostenbeding
De Hoge Raad heeft in het arrest Muller Zeesleepdienst/Van namelijk bepaald dat het systeem van de wet zich niet zonder meer verzet tegen bedingen die de werknemer verplichten alle studiekosten terug te betalen. De Hoge Raad stelt wel voorwaarden, zowel voorwaarden aan het beding zelf als bijkomende voorwaarden. Die voorwaarden zijn:

1. De werkgever geeft aan gedurende welke periode hij verwacht baat te hebben van de door de opleiding opgedane kennis en vaardigheden;
2. Met een werknemer moet uitdrukkelijk worden overeengekomen gedurende welke periode en onder welke omstandigheden hij is gehouden tot terugbetaling van studiekosten;
3. De gevolgen van het beding moeten voor de werknemer helder zijn. Er dient derhalve te worden omschreven welke kosten van de werknemer zullen worden teruggevorderd;
4. De terugbetalingsverplichting moet tijdens de vastgestelde periode evenredig afnemen (een glijdende schaal);
5. Het initiatief voor ontslag ligt niet bij de werkgever.

Daarnaast is het van belang een studiekostenbeding altijd helder te formuleren. Eventuele onduidelijkheden in de bewoording van een studiekostenbeding worden veelal aan de maker van het beding (de werkgever) tegengeworpen. De Hoge Raad begrenst het studiekostenbeding verder door nog een aantal randvoorwaarden te stellen (zoals bijvoorbeeld het feit dat bijzondere wettelijke regels grenzen kunnen stellen aan hetgeen partijen overeen komen).

Conclusie
Het is dus niet zo eenvoudig om als werkgever de gemaakte studiekosten terug te vorderen. Bij het opstellen van een opleidings- of studiekostenbeding is zorgvuldigheid geboden en er dient aan de voorwaarden uit Muller/Van Opzeeland worden voldaan. Vooral aan de periode waarbinnen de werknemer studiekosten moet terugbetalen en aan de duidelijke formulering van het beding dient aandacht te worden geschonken. Als de werknemer niet weet waartoe hij zich verplicht, zal een vordering tot terugbetaling snel stranden. Het verdient dan ook de voorkeur per opleiding een op maat gesneden studiekostenbeding overeen te komen.

(Bron: Pellicaan)