Archive for april, 2014

De loonbelasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige als voorheffing van de inkomstenbelasting. Normaal gesproken is de werkgever de inhoudingsplichtige. In bepaalde gevallen merkt de wet echter anderen aan als inhoudingsplichtigen.

Nederlandse inhoudingsplichtige

In Nederland is de inhoudingsplichtige degene die:

  • een of meer personen in dienstbetrekking heeft (de werkgever);
  • aan een of meer personen loon uit een vroegere dienstbetrekking verstrekt. Deze dienstbetrekking kan zijn geweest bij de verstrekker zelf of bij een ander;
  • aan een of meer personen uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander doet als gevolg van een aanspraak die niet tot het loon behoort.

 

VAR

Als een bedrijf gebruikt maakt van de prestaties van een arbeidskracht, die een verklaring arbeidsrelatie (VAR) winst uit onderneming of directeur-grootaandeelhouder overlegt, is het bedrijf niet inhoudingsplichtig. De aard van de verrichte werkzaamheden en de periode waarin deze werkzaamheden worden verricht, moeten wel vallen onder het bereik van de VAR. Het bedrijf zal bovendien de identiteit van de arbeidskracht moeten vaststellen.

 

Fictieve dienstbetrekking

Als sprake is van een fictieve dienstbetrekking, wijst de wet de volgende personen aan als inhoudingsplichtige:

  • de aanbesteder die een ander persoonlijk een werk tot stand laat brengen. Deze inhoudingsplicht ziet ook op de loonheffing op het loon van de degenen die de aannemer bijstaan;
  • degene die een bemiddelaar inschakelt;
  • de organisatie waar een stagiair in het kader van een leerwerkovereenkomst activiteiten verricht;
  • ouders die eigen kinderen van vijftien jaar of ouder laten meewerken in de onderneming;
  • het lichaam dat een raad van commissarissen heeft;
  • de coöperatie of de vennootschap met betrekking tot de werkzaamheden van de bestuurders;
  • de opdrachtgever van een thuiswerker. Thuiswerkers die zelf anderen inschakelen om hen bij te staan, kunnen zelf ook inhoudingsplichtig zijn;
  • degene die een inkomensvoorziening of een kostenvergoeding toekent aan een topsporter; en
  • het lichaam waarvoor een natuurlijk persoon werkzaamheden verricht als deze persoon of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft in dat lichaam.

Daarnaast heeft de fiscus nog andere mogelijkheden om iemand aan te wijzen als inhoudingsplichtige.

 

Buitenlandse werkgever

Soms stelt een buitenlandse onderneming een werknemer tijdelijk te werk in Nederland. Als een Nederlandse werkgever ontbreekt, bestaat voor de loonbelasting alleen in bepaalde situaties een inhoudingsplichtige. Wie niet in Nederland woont en daar evenmin is gevestigd, is namelijk alleen inhoudingsplichtig voor zover hij:

  • een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland heeft; of
  • zich bij de inspecteur heeft gemeld als inhoudingsplichtige met betrekking tot personen die bij hem in dienst zijn. Het loon van deze werknemers moet vallen onder de inkomstenbelasting. Bovendien moet de werkgever de loonadministratie houden in Nederland.

De Belastingdienst gaat ervan uit dat in ieder geval sprake is van een vaste inrichting:

  • bij het verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderneming gedurende een aaneengesloten periode van minimaal dertig dagen als deze werkzaamheden plaatsvinden in, op of boven het Noordzeewinningsgebied; of
  • bij het verrichten van werkzaamheden door tussenkomst.

Een Nederlands onderdeel van een concern kan de inspecteur verzoeken om te worden aangemerkt als inhoudingsplichtige in plaats van een buitenlands concernonderdeel. De Belastingdienst kan voorwaarden stellen aan deze overname van inhoudingsplicht.

 

Buitenlands aannemersbedrijf

Overigens moeten Nederlandse werkgevers beseffen dat zij ook inhoudingsplichtig kunnen zijn ten aanzien van werknemers die voor een buitenlandse vaste inrichting werken. Zo dreef een Nederlandse ondernemer een aannemersbedrijf. In 1999 startte hij een eenmanszaak in Duitsland. Toen hij via de Duitse eenmanszaak Nederlandse werknemers werkzaamheden liet verrichten in Nederland, vond de man dat hij daarvoor niet inhoudingsplichtig was. De Belastingdienst en de belastingrechter waren het daarmee niet eens. De ondernemer was immers een in Nederland wonende natuurlijk persoon die verschillende werknemers in dienst had. Daar hij ook een vaste inrichting in Duitsland zou hebben, deed niets af aan zijn inhoudingsplicht.

(Bron: Taxence)

Als u een oproepkracht na een bepaalde periode niet meer oproept, staat dit gelijk aan ontslag. De oproepkracht kan dan een beroep doen op het rechtsvermoeden. Dat wil zeggen dat hij recht heeft om tewerk te worden gesteld voor het aantal uren dat hij gemiddeld in de afgelopen drie maanden heeft gewerkt. Dit werd onlangs bevestigd in een zaak bij de kantonrechter in Amsterdam.

In de zaak besloot een werkgever een oproepkracht – met een oproepovereenkomst van een jaar –nadat zij vier maanden voor de organisatie had gewerkt, niet meer op te roepen. De oproepkracht stapte naar de rechter omdat zij vond dat ze op grond van het zogenoemde rechtsvermoeden recht had om gemiddeld 23 uur per week opgeroepen te worden. Dit was namelijk het gemiddelde aantal uren dat zij in de afgelopen drie maanden had gewerkt. Ze wou deze uren doorbetaald krijgen tot het einde van haar contract.

Werkgever had ontslagvergunning moeten aanvragen

De rechter bevestigde dat de oproepkracht een beroep kon doen op het rechtsvermoeden. Dit betekende dat zij recht had op loondoorbetaling voor het aantal uren dat zij gemiddeld de afgelopen drie maanden had gewerkt. Als de werkgever niet meer met de oproepkracht wilde werken, had hij hiervoor een ontslagvergunning moeten aanvragen bij UWV. Aangezien hij dit niet had gedaan, was de werkgever loon verschuldigd tot het einde van de oproepovereenkomst.

(Bron: HR Rendement)

Verwijzingshof ‘s-Hertogenbosch beslist dat de bijtelling privégebruik auto moet plaatsvinden over beide in het jaar 2009 aan X ter beschikking gestelde auto’s.

Belanghebbende, X, heeft het eerste deel van het jaar 2009 een auto van zijn werkgever ter beschikking gehad, die hij niet voor privédoeleinden heeft gebruikt. Van 13 mei 2009 tot 10 juli 2009 heeft X geen auto ter beschikking gehad van zijn werkgever. Vanaf 10 juli 2009 krijgt X de beschikking over een andere auto van de werkgever, die hij wel privé gaat gebruiken. Op 17 juli 2009 heeft X de inspecteur daarom verzocht om de “Verklaring geen privégebruik” met ingang van 10 juli 2009 in te trekken. De inspecteur legt X over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 12 mei 2009 de in geschil zijnde naheffingsaanslag lb/pvv op. De Hoge Raad heeft het beroep van de staatssecretaris gericht tegen de uitspraak van Hof Arnhem gegrond verklaard en de zaak verwezen naar Hof ‘s-Hertogenbosch om te bepalen of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Verwijzingshof ‘s-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van Rechtbank Arnhem . Als een belastingplichtige met de eerste auto minder dan 500 kilometer rijdt, zoals bij X, en met de andere auto meer dan 500 kilometer, moet de bijtelling ook voor de eerstbedoelde auto plaatsvinden. Dit geldt zelfs als vast zou staan, dat – anders dan het geval is bij X – met de eerstbedoelde auto in het geheel geen privékilometers zijn gereden. De kilometergrens geldt op jaarbasis en niet per auto.

(Bron: Taxlive)

Het kan zijn dat u uw ingediende aangifte wilt aanvullen of wijzigen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de aangifte inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting, de aangifte omzetbelasting en de aangifte loonheffingen.

Aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting

Een aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting kunt u aanvullen of wijzigen zolang hiervoor nog geen definitieve aanslag is opgelegd. U past de eerder verstuurde aangifte aan en verstuurt deze opnieuw. Wij nemen deze aangifte dan in behandeling. Hebt u voor de eerder verzonden aangifte al wel een definitieve aanslag gekregen? Dan kunt u een wijziging alleen nog doorgeven door bezwaar te maken. Dit kan met het online bezwaarformulier in het beveiligde gedeelte van onze internetsite. U kunt ook schriftelijk om een navorderingsaanslag vragen als u tot de conclusie bent gekomen dat de aanslag te laag is vastgesteld.

Aangifte omzetbelasting

Een ingediende aangifte omzetbelasting kunt u niet meer wijzigen. Wel kunt u de aangifte corrigeren met het formulier ‘Suppletie omzetbelasting’ als u te veel of te weinig btw hebt betaald. Dit formulier vindt u in het beveiligde gedeelte van de internetsite. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om digitaal een gewijzigde aangifte over hetzelfde tijdvak in te dienen.

Aangifte loonheffingen

Als u een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen hebt ingediend, moet u die altijd corrigeren.

(Bron: belastingdienst)

Rechter maakt ‘dode’ btw-letter springlevend

Categories: Nieuws, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, omzetbelasting
Reacties uitgeschakeld voor Rechter maakt ‘dode’ btw-letter springlevend

Nederlandse (tussen)houdstermaatschappijen die voor de btw niet kwalificeren als ondernemer zijn wel verlegde btw verschuldigd over adviesdiensten die zij inkopen van non-EU ondernemers. Met deze recente uitspraak maakt hof Amsterdam een wellicht door de praktijk ervaren dode bepaling in de Wet OB 1968 in één klap springlevend. Wie met het uit 2009 stammende HvJ EU-arrest Athesia Druck in de hand er van uit is gegaan dat adviesdiensten zonder btw mogen worden ingekocht van buiten de EU, zou weleens bedrogen kunnen uitkomen als de Hoge Raad zich aansluit bij de uitspraak van hof Amsterdam.

Uitspraak hof Amsterdam

In de zaak voor hof Amsterdam draait het om een in Nederland gevestigde tussenhoudstermaatschappij die geen prestaties verricht als btw-ondernemer. In 2006 maakt deze tussenhoudster voor de aankoop en financiering van een in Canada gevestigde deelneming gebruik van adviesdiensten van diverse buiten de EU gevestigde advocaten. De tussenhoudstermaatschappij is van mening dat zij geen btw verschuldigd is over de adviesdiensten en dat een bepaling in de Wet OB 1968 op dat punt in strijd is met de destijds geldende Zesde richtlijn. Een en ander zou ook blijken uit een uitspraak van het HvJ EU uit 2009 (arrest Athesia Druck). Uit dit arrest zou volgen dat de betreffende bepaling alleen toepassing kan vinden op adviesdiensten van buiten de EU aan binnen de EU gevestigde btw-ondernemers.

Korte metten

Hof Amsterdam heeft in zijn uitspraak vooralsnog korte metten gemaakt met een wellicht door de praktijk positieve interpretatie van het arrest Athesia Druck. Volgens het hof is de bepaling in de Wet OB 1968 niet in strijd met de Btw-richtlijn. De betreffende bepaling in de Wet OB 1968 schrijft voor dat de verleggingsregeling van toepassing is op het moment dat het werkelijk gebruik en de werkelijke exploitatie van de van non-EU ondernemers  ingekochte adviesdiensten plaatsvindt in Nederland. Kortgezegd is volgens hof Amsterdam de Nederlandse houdster “gewoon” verlegde btw verschuldigd.

Tegen deze uitspraak is inmiddels cassatie ingesteld. Het is nu aan de Hoge Raad om een eindoordeel over deze kwestie te vellen.

Van ‘dode’ naar ‘springlevende’ letter

“Het HvJ EU en daaropvolgend de Nederlandse rechters hebben gezorgd voor een hoop onduidelijkheid voor wat betreft de btw-behandeling van adviesdiensten van non-EU ondernemers aan onder andere Nederlandse houdstermaatschappijen”, zo legt Roderick Knipsael, btw-specialist bij Baker Tilly Berk uit. “Daar waar het in de procedures voornamelijk gaat om een interpretatieverschil van richtlijnbepalingen en wetsartikelen, gaat het in de praktijk om de btw-positie van Nederlandse houdstermaatschappijen. De uitspraak van het hof zou kunnen betekenen dat niet btw-plichtige houdstermaatschappijen toch verlegde btw op buiten de EU ingekochte adviesdiensten moeten aangeven in Nederland. Deze houdstermaatschappijen hebben geen recht op aftrek van voorbelasting waardoor deze btw direct een kostenpost vormt. Het kan zijn dat de Nederlandse houdster-praktijk hierop gaat anticiperen, bijvoorbeeld door middel van het btw-belast doorberekenen van de gemaakte advieskosten aan een vennootschap binnen het concern. Het kan ook zijn dat het concern ervoor kiest een andere vennootschap binnen het concern (of een nieuw op te richten vennootschap) de adviesdiensten te “laten” afnemen. Of dit definitief tot een aftrekrecht leidt valt nog te bezien.”

Werkelijk gebruik blijft onduidelijk

De huidige werkelijk-gebruikbepaling staat in artikel 6j van de Wet OB 1968. Dit artikel is alleen van toepassing wanneer ‘het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie’ van de diensten in Nederland plaatsvinden. “Een ander net zo belangrijk punt is wat nu precies bedoeld wordt met het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie” aldus Knipsael. “Helaas is dat tot op de dag van vandaag niet duidelijk. Voor bepaalde diensten is het werkelijke gebruik makkelijk te bepalen maar bij management- en adviesdiensten binnen een internationaal concernverband is dit heel wat lastiger. Voornamelijk bij moederbedrijven gevestigd buiten de EU is het niet duidelijk of zij advocaten, accountants en adviseurs inschakelen ten behoeve van (een werkelijk gebruik en exploitatie van) hun dochtermaatschappijen in de EU, of voor henzelf. Kan naar mijn mening beide kanten opgaan.”

Eenzijdige heffing

Knipsael betreurt het ook dat de Nederlandse wetgever destijds heeft besloten om de werkelijk-gebruikbepalingen uit de btw-richtlijn slechts gedeeltelijk te implementeren. “Doel van de richtlijnbepalingen is het voorkomen van niet-heffing dan wel het voorkomen van dubbele heffing. De wetgever heeft alleen gekozen om de niet-heffing te implementeren in artikel 6j van de Wet op de omzetbelasting. Dat terwijl artikel 59 bis onderdeel a van de Btw-richtlijn lidstaten de mogelijkheid biedt om diensten niet te belasten met Nederlandse btw ingeval van dubbele heffing en concurrentievervalsing. Jammer, want elk land buiten de EU heeft wel een consumptiebelasting, die vergelijkbaar is met de btw. In het licht van de groeiende continent-overschrijdende samenwerking, bijvoorbeeld met Amerika, kan dit leiden tot concurrentieverstoring.”

(Bron: Taxlive)

Voor de milieu-investeringsaftrek geldt dat er sprake moet zijn van een niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel. Een nieuw besluit van de staatssecretaris geeft een goedkeurende regeling voor demo’s.

De staatssecretaris schrijft dat gebleken is dat milieuvriendelijke voertuigen die als demonstratiemodel zijn gebruikt, niet in aanmerking kunnen komen voor milieu-investeringsaftrek omdat zij gelden als gebruikt. Met name bij deze voertuigen met een relatief nieuwe techniek bestaat echter wel behoefte aan demonstratiemodellen. Hij keurt daarom goed dat demo’s die op de milieulijst staan, gelden als niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen als deze voldoen aan de vereisten voor nieuwe vervoermiddelen in de Wet op de omzetbelasting 1968. Dat komt neer op maximaal zes maanden na eerste ingebruikneming of ten hoogste 6000 kilometer.

Daarnaast geeft de staatssecretaris uitleg over eis dat het bedrijfsmiddel niet eerder in gebruik mag zijn genomen voor gevallen waarin een koopoptie wordt uitgeoefend. Of er dan sprake is van een ongebruikt bedrijfsmiddel, hangt af van de intentie die de verkoper had met dit activum.
Als bijvoorbeeld bij huur of lease een optie tot koop na een relatief korte periode na de ingebruikneming van de zaak is opgenomen, en deze optie ook daadwerkelijk in die korte periode wordt uitgeoefend, zal er voor de verkoper in het algemeen eerder sprake zijn van voorraad dan van een bedrijfsmiddel. De koper investeert dan in een niet eerder gebruikt bedrijfsmiddel omdat voorheen bij de verkoper sprake was van voorraad terwijl bij de gebruiker nog geen sprake was van een bedrijfsmiddel.
Als in het huur- of leasecontract geen koopoptie is opgenomen, zal voor de verkoper in het algemeen sprake zijn van een bedrijfsmiddel dat hij exploiteert. Als de huurder of lessee daarna (al dan niet binnen korte tijd) tot koop van het gehuurde overgaat, is dan ook sprake van een investering in een eerder gebruikt bedrijfsmiddel.

Het besluit treedt met terugwerkende kracht tot 17 maart 2014 in werking.

(Bron: Auto en fiscus)

Op donderdag 12 april heeft staatssecretaris Weekers van Financiën samen met zijn Duitse collega de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken Emily Haber in Berlijn het nieuwe belastingverdrag met Duitsland ondertekend. Het verdrag voorkomt de betaling van dubbele belasting voor burgers en bedrijven, regelt een betere positie voor grensarbeiders en voorkomt het ontgaan van belasting.

In het verdrag wordt vorm gegeven aan de nieuwe compensatieregeling voor Nederlandse grensarbeiders die in Duitsland werkzaam zijn. De regeling betekent in de praktijk dat rekening wordt gehouden met Nederlandse fiscale aftrekposten, zodat de Nederlandse grensarbeider die in  Duitsland werkt bijvoorbeeld gewoon zijn hypotheekrente kan aftrekken. De grensarbeidersregeling zorgt er daarmee voor dat het voor inwoners van Nederland eenvoudiger en aantrekkelijker kan worden om in Duitsland te gaan werken. De regeling is met name goed nieuws voor de Nederlandse grensregio’s.

Het verdrag biedt ook voordelen voor het bedrijfsleven. Het geeft ondernemers zekerheid over wederzijdse investeringen tussen Nederland en Duitsland en voorkomt de betaling van dubbele belasting.

Staatssecretaris Weekers: “Ik ben zeer verheugd dat we een nieuw verdrag hebben kunnen sluiten. Duitsland is onze belangrijkste handelspartner. Dit moderne verdrag vervangt het huidige verdrag dat uit 1959 stamt en is daarmee het oudste verdrag dat Nederland nu heeft. Het is belangrijk een verdrag te hebben dat aan de eisen van deze tijd voldoet. Het stemt bovendien tot tevredenheid dat een goed werkende regeling voor grensarbeiders is opgenomen.”

Het nieuwe verdrag treedt naar verwachting op 1 januari 2015 in werking.

(Bron: Overheid)

Een octrooi, ook wel patent genoemd, is het exclusieve eigendomsrecht op je uitvinding. Dat voorkomt dat anderen jouw uitvinding, proces of product gaan
maken, gebruiken, doorverkopen, verhuren of leveren.

Als je een octrooi hebt op een vinding, kun je anderen verbieden om deze vinding na te maken of te verkopen. Zelfs als die ander de vinding geheel onafhankelijk
zelf bedacht en uitgevoerd heeft. Een octrooi geldt voor een bepaald land of een aantal landen en geldt maximaal 20 jaar, daarna is je vinding vrij te gebruiken
door iedereen. Als er nog wel een patent op je idee zit, kun je anderen wel toestemming geven om jouw uitvinding te maken, verkopen of beheren. Dat doe je
met een octrooilicentie

Wanneer kan ik een octrooi aanvragen?

Als je een octrooi wilt aanvragen, moet je vinding aan bepaalde eisen voldoen.

Nieuwheid: Je product of proces moet nieuw zijn. Dit betekent dat je idee vóór de datum van
indiening nergens ter wereld openbaar bekend mag zijn, ook niet als je daar zelf de oorzaak van bent door bijvoorbeeld een brochure of een presentatie.
Inventiviteit: De vinding moet ‘inventief’ zijn. Dit houdt in dat het voor de vakman niet voor de hand mag liggen.
Industriële toepasbaarheid: De vinding moet gaan over een product of productieproces, en je moet kunnen aantonen dat dit technisch kan functioneren. Zo kunnen diensten, ideeën zonder concrete uitwerking, natuurwetenschappelijke theorieën, rekenmethoden en esthetische vormgeving niet beschermd worden door een patent. Hier zijn weer
andere beschermingsvormen voor zoals het auteursrecht, het tekeningen- en modellenrecht of het merkenrecht.

Wanneer vraag ik een octrooi aan?

Het is raadzaam om een goede afweging te maken wanneer je octrooi wilt aanvragen, omdat het niet gratis is. Denk je dat een concurrent op het punt
staat om dezelfde vinding te doen als jij dan kun je maar beter zo snel mogelijk een patent aanvragen. Jij bent dan de enige die het octrooi krijgt en dus geld
met je vinding kan verdienen. Als je denkt dat een ander niet zo gauw op hetzelfde idee zal komen, is er minder haast geboden bij het aanvragen van een
octrooi. Je kunt dan beter eerst de markt goed onderzoeken op commerciële haalbaarheid en het product of proces (in het geheim) uitproberen en verbeteren.
Want als je eenmaal een octrooiaanvraag hebt gedaan, kost het ook geld om dat octrooi te onderhouden.

Hoeveel kost het om een octrooi aan te vragen?

Je krijgt bij het aanvragen van een octrooi te maken met verschillende kosten. Denk bijvoorbeeld aan aanvraagkosten. Doe je dat op papier in Nederland, dan
kost je dat 120 euro, doe je dat online dan kost een octrooiaanvraag je 80 euro. Na je aanvraag voert het Octrooicentrum Nederland een verplicht onderzoek uit
naar de stand van de techniek. De stand van de techniek is alles wat vóór de indiening van de octrooiaanvraag schriftelijk of mondeling openbaar toegankelijk
is gemaakt. Het doel van dit onderzoek is de status ervan te achterhalen. De kosten zijn 100 euro (nationaal) en 794 euro (internationaal).

Daarnaast heb je instandhoudingskosten die je betaalt vanaf het derde jaar nadat je de aanvraag hebt ingediend. Dat begint bij 40 euro per jaar, maar loopt
langzaam op tot 1400 euro. Als je de instandhoudingstaks jaarlijks betaalt, blijft je octrooi maximaal 20 jaar geldig.

Houd ook rekening met kosten voor handhaving van je octrooi. Hoeveel geld je daarvoor moet reserveren, hangt af van het risico van inbreuk en de juridische
kosten. Volgens de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland worden er jaarlijks zo’n 25 patentzaken voor de rechter uitgevochten, tegenover ongeveer 140.000
patenten die van kracht zijn voor ons land. Het is niet precies bekend hoeveel octrooien met inbreuk te maken krijgen. De tarieven voor regionale (Europese) en internationale octrooien liggen anders, kijk daarvoor op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl).

Waar kan ik een octrooi aanvragen?

Je vraagt een octrooi aan bij het Octrooicentrum Nederland. Dat is onderdeel van de Rjiksdienst voor Ondernemend Nederland (octrooicentrum.nl).

Kan ik een octrooi zelf aanvragen?

In principe kun je zelf een aanvraag indienen bij het Octrooicentrum Nederland, maar een octrooi is een technisch en juridisch document, waardoor het loont om
hulp in te schakelen. Een octrooi, geschreven door een octrooigemachtigde, heeft meer kans van slagen in een gerechtelijke procedure. Het tarief daarvoor is
afhankelijk van de complexiteit van je uitvinding en de tarieven van de gemachtigde die je inschakelt. Een Nederlandse aanvraag kost in totaal tussen de
2.000 en 10.000 euro. Je kunt de kosten wel enigszins drukken door veel uitzoekwerk vooraf zelf te doen (zie kader), zodat de gemachtigde zich vooral
kan concentreren op het beschrijven van je vinding.

Voor welke landen vraag ik octrooi aan?

Het is veel te duur om in alle landen van de wereld octrooi aan te vragen, daarom is het verstandig je af te vragen in welke landen het voor jou en jouw
vinding loont om patent aan te vragen. Handel je bijvoorbeeld in vitaminenmixen die alleen door Nederlandse voedselproducenten worden toegepast? Dan is een
Nederlands octrooi voor jou afdoende. Als je gebruikmaakt van een verpakking die voor veel landen geschikt is, kan een octrooi voor meerdere landen verstandig
zijn. Maar ook dan geldt dat het raadzaam is verstandige grenzen te trekken. Zoek als vitamineleverancier naar de landen waar veel gebruik wordt gemaakt van
vitaminetoevoegingen in voedsel. Realiseer je dat een land dat nu nog niet interessant is, dat in de toekomst wel kan worden.

Checklist aanvragen octrooi

  •         Kan mijn vinding door een octrooi worden beschermd?
  •         Bestaat mijn idee nog nergens ter wereld?
  •         Wat kost een octrooi?
  •         Is er een markt voor mijn product?
  •         Kan ik hulp krijgen bij het aanvragen van een octrooi?
  •         Voor welke landen vraag ik octrooi aan?

(Bron: MKB Servicedesk)

Uitgestelde levering drukt waarde aandelen

Categories: Links, Nieuws voor het MKB (BV), Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, personeel
Reacties uitgeschakeld voor Uitgestelde levering drukt waarde aandelen

Het is mogelijk dat tussen het uitoefenmoment van aandelenopties en de feitelijke levering van de aandelen verlies wordt geleden wegens een
koersdaling. In dat geval kan men een korting toepassen op de beurswaarde op het uitoefenmoment. De hoogte van de korting hangt af van de omstandigheden.

Een bestuurder van een Nederlandse bv die de opties in de Zweedse moedermaatschappij van de bv had uitgeoefend, wilde een kortingspercentage van
25% in aanmerking nemen. Hij had de opties in oktober 2007 uitgeoefend en behaalde daarmee een voordeel van € 326.475. Maar hij ontving de aandelen pas
twee maanden later. Zijn voordeel bedroeg op dat moment € 240.084 als gevolg van een koersdaling. De man gaf dit verlies in zijn aangifte inkomstenbelasting aan
als negatief loon en ging daarbij uit van de beurswaarde van de aandelen op het uitoefenmoment. Het hof stelde de bestuurder gedeeltelijk in het gelijk. Het hof
was het met de bestuurder eens dat het door hem gelopen koers- en valutarisico en het gemis aan rendement op het geïnvesteerde vermogen een waardedrukkende
effect hadden. Maar een korting van 25% was gelet op de omstandigheden wel aan de hoge kant. Het hof stelde de korting in goede justitie vast op 2% van de
beurswaarde op het uitoefenmoment. Verder oordeelde de rechter dat toepassing van het lock-up beleid niet mogelijk was, omdat de situatie van de bestuurder op
een aantal belangrijke punten verschilde van een ‘lock-up situatie’. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de man ongegrond.

(Bron: Taxence)

Als u een laptop met draadloze connectiviteit hebt, kunt u toegang krijgen tot het internet met Wi-Fi of draadloze netwerken, vaak in openbare ruimten als cafés, luchthavens, hotels en dergelijke.

Dankzij deze vier korte tips kunt u genieten van het gemak van openbare Wi-Fi terwijl uw privacy te beschermd blijft.

  • Gebruik een firewall

    Als uw computer Windows XP met SP2, Windows Vista, Windows 7 of Windows 8 gebruikt, hebt u een ingebouwde firewall die standaard is ingeschakeld. Zet deze niet uit.

    Als uw computer Windows 7 of Windows 8 gebruikt, kunt u de firewall zo instellen dat deze ongewenst bezoek blokkeert. Lees meer over de Windows 8 firewall of de Windows 7 firewall.

    Als uw computer geen Windows 8 heeft kunt u gratis Microsoft Security Essentials downloaden en installeren.

  • Verberg uw bestanden

    Als u openbare Wi-Fi gebruikt, hebt u vaak geen controle over de netwerkversleuteling.

    Controleer de privacyverklaring op de website van het netwerk om te weten te komen welk type versleuteling er wordt gebruikt. (als ze geen privacyverklaring hebben, kunt u beter geen gebruik maken van het netwerk.)

    Als u persoonlijke of financiële informatie op uw computer bewaart, overweeg dan om te investeren in een besturingssysteem, zoals Windows Vista, dat de hulpmiddelen heeft om uw informatie door versleuteling te beveiligen.

    Ga voor meer informatie naar Codeer of decodeer een map of bestand.

  • Voer geen creditcardnummers of wachtwoorden in

    Deze maatregelen bieden enige bescherming tegen toevallige hackers en identiteitsdieven die draadloze netwerken als werkterrein hebben. Maar als criminelen vastberaden genoeg zijn, vinden ze uiteindelijk een manier om elk beveiligingssysteem te omzeilen.

    Als u veilig wilt zijn, voert u bij gebruik van een openbaar draadloos netwerk, geen gevoelige informatie in zoals uw creditcardnummer of andere financiële informatie.

    Tip Tip: Als u creditcardgegevens moet invoeren terwijl u een openbaar draadloos netwerk gebruikt, zorg er dan voor dat er een pictogram van een gesloten hangslot in de rechterbenedenhoek van het browservenster staat, en zorg dat het webadres begint met https: (de “s” staat voor secure – veilig).

  • Schakel uw draadloos netwerk uit wanneer u het niet gebruikt

    Als u niet op het internet surft of geen e-mail verstuurt, maar u uw computer nog steeds gebruikt in een gebied waar er een openbaar draadloos netwerk is, schakel dan uw draadloze verbinding uit.

    Als u een externe Wi-Fi-kaart gebruikt, kunt u deze verwijderen.

    Als u een interne Wi-Fi-kaart gebruikt, klikt u rechts op de verbinding en vervolgens op Uitschakelen.

(Bron: Microsoft)