Door uitoefening opties BV ontstond a.b. en belast voordeel bij vervreemding

X was CEO van vastgoedfonds NV F en bezat begin 2002 (afgerond) 4,8% van de aandelen in NV F. Op 18 april 2002 werd een stockdividend op de aandelen uitgekeerd, evenals een stockdividend op de door X uit opties verkregen aandelen. Op dat moment had X meer dan 5% van de aandelen van NV F. Op 21 oktober 2002 droeg hij al zijn aandelen NV F voor bijna € 45 mln over aan de gezamenlijke bieders, waarna hij zijn directeursfunctie neerlegde. Na een boekenonderzoek legde de inspecteur een navorderingsaanslag IB over 2002 op naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (a.b.) van ruim € 6,6 mln. X ging in beroep. Rechtbank Gelderland stelde vast dat partijen het erover eens waren dat X op een ondeelbaar moment een a.b. had gehad, namelijk toen hij de opties uitoefende, omdat hij op dat moment juridisch en economisch eigenaar was. De Rechtbank besliste vervolgens dat X niet aannemelijk had gemaakt dat hij de optieaandelen had overgedragen aan en had gehouden voor rekening en risico van zijn ex-echtgenote. Een door de ex-echtgenote aan X afgegeven verklaring was te algemeen gesteld om die conclusie te kunnen trekken, in haar belastingaangifte over 2002 was ook geen melding gemaakt van die aandelen en er was geen speciaal depot voor haar geopend voor deze aandelen. De Rechtbank besliste dat de inspecteur terecht de correctie in box II had aangebracht.

 

Bron: FUTD