Afroommethode onjuist omdat dit tot onredelijke en willekeurig heffing leidde

BV X verleende diensten op het gebied van communicatiemanagement. A was DGA van BV X en ook de enige werknemer. De inspecteur legde na een boekenonderzoek naheffingsaanslagen loonheffingen op aan BV X over 2007, 2009 en 2010. Hij stelde het gebruikelijk loon van A op basis van de afroommethode vast op respectievelijk € 85.000 voor 2007 (correctie van € 30.209 op het brutoloon), € 95.000 voor 2009 (correctie van € 32.525) en € 95.000 voor 2010 (correctie van € 36.210). Rechtbank Den Haag vernietigde de naheffingsaanslagen. De inspecteur ging in hoger beroep. Hij stelde dat hij in jaren waarin de BV een substantiële winst behaalde, waardoor het met de toepassing van de afroommethode berekende gebruikelijk loon hoger was dan het door de BV aan haar DGA betaalde loon, het gebruikelijk loon kon belasten. Verder kon volgens de inspecteur in jaren waarin de BV verlies leed of een bescheiden winst behaalde waardoor het met toepassing van de afroommethode berekende gebruikelijke loon lager was dan het door de BV aan haar DGA uitbetaalde loon, het door de BV aangegeven en aan de DGA uitbetaalde loon als belastbaar loon aanmerken. Hof Den Haag besliste echter dat hiervoor geen steun was te vinden in de wetsgeschiedenis Als de inspecteur van jaar tot jaar mocht kiezen voor de hoogste van de twee heffingsmaatstaven dan leidde dit volgens het Hof tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever niet had beoogd en ook niet had voorzien. De inspecteur mocht volgens het Hof het gebruikelijk loon voor de jaren 2007, 2009 en 2010 niet met toepassing van de afroommethode berekenen. Het Hof verwierp ook de stelling van de inspecteur dat de arbeidsovereenkomst die A in 2014 had gesloten met een niet-gelieerde werkgever (BV Y) geen goede afspiegeling was van de verdiencapaciteit van A was. Volgens het Hof viel niet in te zien dat A bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst met BV Y op een zakelijke basis genoegen zou nemen met een lager loon dan zij, gelet op haar ervaring en het segment van de markt waarin zij werkzaam was, in redelijkheid van die werkgever had kunnen bedingen. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.

(Bron: FUTD)