X exploiteerde een chiropraxiepraktijk. Hij had in het VK een universitaire opleiding tot chiropractor afgerond. X was lid van de Nederlandse Chiropractoren Associatie en stond ingeschreven in het kwaliteitsregister van de Stichting Chiropractie Nederland. Voor het beroep van chiropractor waren geen regels gesteld bij of krachtens de Wet BIG en dat was een voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling van BTW van artikel 11, lid 1, onderdeel g, onder 1a, Wet OB. X ging in beroep en stelde dat zijn chiropractische handelingen wel moesten worden vrijgesteld van BTW, omdat chiropraxie concurreerde met fysiotherapie, wat ook was vrijgesteld van BTW. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besliste dat de kwaliteit van chiropraxiebehandelingen door X moesten worden aangemerkt als gelijkwaardig aan die van fysiotherapiebehandelingen. Het werkdomein van fysiotherapeuten en chiropractors was voor 80% hetzelfde. Patiënten werden naar X verwezen door huisartsen en fysiotherapeuten en de kosten werden (deels) vergoed via de aanvullende zorgverzekering. De omstandigheid dat sprake was van een verschil in behandeltechniek, stond er volgens de Rechtbank niet aan in de weg dat bezien vanuit de zorgontvanger sprake was van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau. X had volgens de Rechtbank daarom recht op een vrijstelling van BTW. (Wij ontvingen deze uitspraak van Witlox Van den Boomen Belastingadviseurs te Waalre, -red.)
(Bron: FUTD)